Begrippen inoefenen :deze oefening kan je helpen om “historische” woordenschat beter te begrijpen en gebruiken, je gebruikt de handboekjes geschiedenis (zie hoofdstukken) of je cursus bij problemen.Je kan deze oefeningen maken voor we in de klas aan een hoofdstuk beginnen of nadat we het behandelden, je kan niet genoeg basiskennis hebben, toch ?! Je opdracht bestaat erin om het donkere gedeelte van de zin door één woord te vervangen. Bij sommige hoofdstukken horen ook stilleesvraagjes, die los je uiteraard pas op na de woordenschat. Prehistorie Met Historia 1 Hoofdstuk 9 1) Van Afrikaans mensaap tot een mens die de hele aarde bevolkt en het hele heelal bereist. …………………………………………………………………………………………………. 2) Uit de homo erectus ontstond de mensensoort waarvan in 1856 de schedel gevonden werd in het dal van een Duits riviertje . ………………………………………………………………………………………………… 3) Wij behoren tot de soort van de denkende mens. ……………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 10 1) De homo habilis was een rondtrekkende voedselverzamelaar. ………………………………………………………………………………………………… 2) Er zijn perioden geweest waarin de gemiddelde temperatuur onder het vriespunt lag. …………………………………………………………………………………………………. 3) Bosjesmannen hebben veel tijd voor godsdienstige dansen. …………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 10 : stilleesvragen 1) 2) 3) 4) Waarvan leefde de Homo Habilis ?/ Wat moest hij doen om dat voedsel te verzamelen ?/ Hoe veranderden de ijstijden het menu van de Homo Erectus ?/ Wat leverden de grote dieren voor de Neanderthaler en Homo Sapiens op?/ 5) Waardoor worden de huidige natuurvolkeren bedreigd ?/ Hoofdstuk 11 1) Vuursteen is een gemakkelijk bewerkbare steensoort. ………………………………………………………………………………………………. 2) De Neanderthalers strooiden gele of rode zandsteen over hun doden. …………………………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 11: stilleesvragen 1) Waarvoor gebruikten de prehistorische mens het vuur ?/ 2) Waarvoor werd taal onder meer gebruikt ?/ 3) Geef een bewijs dat sommige mensensoorten zich vragen stelden over leven en dood./ Hoofdstuk 13 1) Nomaden werden mensen met een vaste woonplaats ……………………………………………………………………………………………… 2)In de geschiedenis spreekt men soms van een radicale ,plotselinge verandering. ………………………………………………………………………………………………. 3)De landbouw kwam voor het eerst voor op het einde van het Nieuwe Steentijdperk. ………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 13 1) Wat gebeurde er met het natuurlijk milieu nadat omstreeks 10000 v. o. t. de temperatuur steeg ?/ 2) Welke gevolgen had dat voor sommige mensen ?/ 3) Welke werktuigen werden toen uitgevonden?/ 4) Geef drie nadelen van de boerenstiel / 5) Wanneer bereikte de landbouw onze streken ?/ Hoofdstuk 14 1)Conflicten tussen arm en rijk kwamen er pas na de Neolitische Revolutie …………………………………………………………………………………………………. 2)De strijd om gelijke rechten voor de vrouw duurt nog steeds voort. ………………………………………………………………………………………………… 3)Oorlog is een typische uiting van de strijd om macht in een bepaald gebied. ………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 14 1) 2) 3) 4) 5) 6) Welke geheimzinnige kracht werd aan de vrouw toegeschreven ?/ In welk opzicht veranderde het gebruik van de ploeg de positie van de man?/ Wat was een belangrijk gevolg van de landbouw ?/ Wat verkregen de rijksten ?/ Wat werd voor boeren heel belangrijk ?/ Wat had dit als negatief gevolg ?/ Hoofdstuk 15 1)In Wéris in ons land kan je nog grote stenen rond een prehistorisch graf bewonderen. ………………………………………………………………………………………………… ……………………. 2) In Carnac in Frankrijk staan honderden rechtopstaande stenen. ………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 15 1) Noem drie belangrijke veranderingen die zich op het einde van het Neolithicum voordeden 2) Welke vroege monumenten werden in West -Europa vanaf 3000 v. o. t. opgericht ? 3) Welk besluit kan je daaruit voor de samenleving trekken ? 4) Wat werd omstreeks 3500 v. o. t. uitgevonden ? 5) Wat heeft deze uitvinding met de indeling van de geschiedenis te maken ? Hoofdstuk 20 In het bijzondere vruchtbare gebied aan de Tigris, Eufraat, Jordaan en Nijl begon vanaf ongeveer 8000 jaar v.o.t. de overschakeling van jager-verzamelaar naar landbouwer. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………… Vervolg begrippen inoefenen :op naar een nieuw tijdperk !!! Hoofdstuk 21 : Naar een stedelijke beschaving 1) In een sedentaire samenleving worden de verschillen tussen mensen groter. Geef drie oorzaken./ 2) Geef vijf voorbeelden van de technische vooruitgang in het vierde millennium v .o . t./ 3) In het derde millennium v .o .t. bekleedde de Vruchtbare Sikkel een unieke plaats in de wereld . Leg uit./ 4) Noem vier vernieuwingen die de stedelijke beschaving in de mediterrane wereld in het tweede millennium v .o .t. voortbracht/ 5) Noem zes volken die tijdens het eerste millennium in het Middellands -Zeegebied leefden./ Vervang het donkere deel van de zin : 1) Tussen 4000 en 3001 v.o.t. groeiden dorpen uit tot steden. ………………………………………………………………………………………………… 2) In de Middellandse - Zeewereld waren de Grieken ,Carthagers en de Romeinen na 1000 v.o.t. bijzonder actief. ………………………………………………………………………………………………. Begrippen : Egypte "het goddelijk geschenk van de Nijl" Vervang het donkere deel van de zin door één woord Hoofdstuk 23 1)Vanaf Kaïro vertakt de Nijl in een aantal armen. ………………………………………………………………………………………………… 2) O.a. via de Sinaï voerden de farao's een politiek van uitbreiding door verovering. ………………………………………………………………………………………………. 3) Door water meegevoerd en afgezet materiaal maakte de akkers vruchtbaar. ………………………………………………………………………………………………… 4) De Egyptenaren bouwden een systeem van dijken en kanaaltjes uit om hun velden van water te voorzien. ………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 24 1) De bewoner van het grote huis maakte heel veel indruk op de gewone Egyptenaar. …………………………………………………………………………………………………. 2)Op een ministerie werken mensen in dienst van de staat. ………………………………………………………………………………………………… 3)Sommige farao's van het Nieuwe Rijk breidden via veroveringen hun grondgebied uit. ………………………………………………………………………………………………… 4)De beschaving van het Oude Egypte eindigde omstreeks 400. ………………………………………………………………………………………………….. Hoofdstuk 25 1)In de "Tussenperiodes" was er weinig of geen wettelijk gezag. ………………………………………………………………………………………………… 2)In het leger verwacht je tucht en gehoorzaamheid aan de regels. ………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 26 1)Sommige mensen lezen alleen kranten die in één bepaalde streek verschijnen. ………………………………………………………………………………………………… 2)In het Vlaams ministerie van onderwijs houdt een uitgebreid bestuur alle gegevens bij over het onderwijs. …………………………………………………………………………………………………. 3)De topambtenaar in het Oude Egypte was het hoofd van de centrale administratie. …………………………………………………………………………………………………. 4)Vandaag kan je belastingen niet meer in producten betalen. ……………………………………………………………………………………………….. Hoofdstuk 27 1)Een economie die in grote mate draait op akkerbouw en veeteelt. ………………………………………………………………………………………………….. 2)De Egyptische samenleving was een samenleving met verschillende standen. ……………………………………………………………………………………………….. 3)De beste atleten gaan naar de Olympische Spelen. ………………………………………………………………………………………………….. 4)De farao had het alleenrecht om een bepaald product in Egypte in te voeren. ………………………………………………………………………………………………… ………………. Hoofdstuk 28 1) Wonen, voedsel en kledij zijn basisbehoeften. ………………………………………………………………………………………………… 2) Opvoeding ,verzorging en ontspanning zijn behoeften die op de tweede plaats komen. ………………………………………………………………………………………………. 3) Nogal wat mensen vinden dat een auto een uiterlijk teken is van de stand waartoe je behoort. ………………………………………………………………………………………………… 4) In het Westen wordt een huwelijk afgesloten tussen één man en één vrouw. ………………………………………………………………………………………………. Hoofdstuk 30 1)Grieken en Romeinen vereerden vele goden. …………………………………………………………………………………………………. 2)De verering van één god heet "monotheïsme". …………………………………………………………………………………………………. 3)De mestkever was in Egypte het symbool van de morgenzon. …………………………………………………………………………………………………. 4)De Egyptenaren zagen goddelijke figuren in het heelal. ………………………………………………………………………………………………. Actua : een aanrader om op een (ont)spannende wijze meer te weten over de Egyptische godsdienst is het stripverhaal van Edgar P. Jacobs "Het mysterie van de Grote piramide" (twee delen).Het is vooral een boeiend avonturenverhaal,meesterlijk getekend met het decor van de piramiden van Giza. De grote troef van de schrijver is zijn enorme kennis van de geschiedenis van Egypte. Hoofdstuk 31 1)Het beeld van de overledene moest door de nabestaanden verzorgd worden ,o. m. door spijzen. ………………………………………………………………………………………………. 2)Een lijk, dat gebalsemd werd en in linnen gewikkeld. ………………………………………………………………………………………………. 3)De lichamen van rijke lieden werden niet in een putgraf gelegd , maar in een houten of stenen kist. ………………………………………………………………………………………………… 4)Rangorde in de maatschappij. ………………………………………………………………………………………………….. 5)Farao's zijn vooral bekend door hun kolossale grafmonumenten. ………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 33 1)Het beeldhouwwerk is gedeeltelijk in de muur uitgehakt. …………………………………………………………………………………………………. 2)Het beeld bezit toverkracht. …………………………………………………………………………………………………. 3)Het is een waarheidsgetrouw beeld. …………………………………………………………………………………………………. 4)Egyptische beelden vallen op door hun strakke ,onveranderlijke vormen. …………………………………………………………………………………………………. 5)Overal op de pylonen van het Nieuwe Rijk zien wij de grote macht van de farao's uitgebeeld. …………………………………………………………………………………………………. Hoofdstuk 32: iets anders nu Maak een goede zin met volgende woorden, de zin moet wel duidelijk weergeven dat je het woord begrijpt ! 1)monumentaal :/……………………………………………………………………………….. 2)geometrisch:/…………………………………………………………………………………. 3)onveranderlijk:/………………………………………………………………………………. 4)pylon:/……………………………………………………………………………………….. 5)tempeleconomie:/……………………………………………………………………………. Met Historia 2 :dit kan je zowel in het eerste als in het tweede jaar proberen oplossen ! In het tweede moet je immers het Romeinse Rijk veroveren maar ook de bestaande culturen kennen die geromaniseerd worden dus… Hoofdstuk 5: 1) Spanje ,Zuid-Italië en Griekenland zijn landen met hete, lange zomers en korte meestal vochtige winters. ………………………………………………………………………………………………… 2)Deze drie landen worden langs verschillende zijden door zeeën omgeven. ………………………………………………………………………………………………… 3)Aardrijkskundige factoren als bergen en zee verhinderden lange tijd de eenmaking van Griekenland. ………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 6 Geef voor elk begrip een synoniem : 1)graf in de vorm van een bijenkorf / 2)reuzenmuren/ 3)oud- Griekse woonkamer/ 4)doolhof/ Hoofdstuk 14 Geef de juiste naam voor : 1)verhalen waarin goden en de eerste mensen een rol speelden/ 2)het hoofd van een patricische familie/ 3)de raad der oudsten/ 4)de oudste Romeinse adel of aristocratie/ 5)het gewone volk in Rome/ Hoofdstuk 23 : schrijf met andere woorden 1)De Grieken geloofden in vele goden …………………………………………… 2)De Olympische Spelen waren een gebeurtenis waarbij alle Griekse steden betrokken waren. …………………………………………………………………………………….. 3)De strijd om de ereplaatsen speelde een hoofdrol in de poleis. …………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 30 Kies uit : hiërarchie - magistraat – vetorecht 1)In de veiligheidsraad van de VN hebben enkele landen ……………………., waardoor ze beslissingen van de meerderheid kunnen blokkeren. 2)In het leger is een duidelijke …………………, van generaal tot soldaat. 3)De ……………………….. vond dat de minister zijn boekje te buiten was gegaan. Hoofdstuk 31 Noteer de betekenis van de volgende drie begrippen en maak er een zin mee waaruit blijkt dat je de betekenis begrijpt Galliërs Burgerrecht Hoofdstuk 36 deel 2: zeg met andere woorden 1)Het Parthenon valt op door zijn sobere en stijlvolle versieringen. ……………………………………………………………………… 2)Die figuur is levensecht afgebeeld. ……………………………………………………………………… 3)De grote piramide van Cheops is een enorm monument. ……………………………………………………………………… Hoofdstuk 40 : vul passende termen in : Kies uit : imperator, staatsgreep, triumviraat, burgeroorlog Het tweede …………………………… bestond uit Marcus Antonius, Lepidus en Octavianus. Ze pleegden een ……………………….. De senaat werd een weerloos instrument in hun handen. Antonius en Octavianus schakelden de derde man uit en verdeelden het Romeinse Rijk onder elkaar : Octavianus behield het Westen, terwijl Antonius het Oosten voor zijn rekening nam.Toen Antonius het deel van het imperium overmaakte aan de kinderen die hij uit het huwelijk met Cleopatra had, verklaarde Octavianus hem tot staatsvijand. De laatste …………………………… eindigde met de nederlaag van Antonius in de zeeslag bij Actium in 31 v.o.t. Daarna bleef Octavianus als alleenheerser en als enige ………………………….. over. Hoofdstuk 45 : schrijf achter elke omschrijving het juiste begrip 1)Lijfwacht van de keizer / 2)Oppergezag over alle legers/ 3)Militaire opperbevelhebber en alleenheerser in Rome / 4)Enige en officiële religie/ 5)Oorlog tussen bevolkingsgroepen binnen eenzelfde land/ Hoofdstuk 48 : vervang de onderstreepte omschrijving door één woord 1)De uitgestrekte landbouwbedrijven voorzagen in alle behoeften van hun bewoners …………………………………………………. 2)Handwerkslieden zoals schoenmakers en smeden kon je ook in de steden vinden. ……………………………………………………………… 3)Bij een tekort aan levensnoodzakelijk producten leden heel wat Romeinen honger; …………………………………………………….…