www.researchportal.be - 18 jul 2017 17:59:56 Onderzoeksprojecten (1 - 20 van 141) Zoekfilter: Classificaties: Obstetriek, gynaecologie, andrologie, voortplanting, sexualiteit Afleiden en karakterisatie van humane embryonale stamcellen (hES) met myotone dystrofie, Duchenne's musculaire dystrofie of facioscapulohumerale dystrofie en differentiatie van normale en aangetaste hES tot myocyten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Myotone dystrofie (DM1) komt voor met een frequentie van 1/8000 en wordt gekenmerkt door spieratrofie van de distale spieren, myotonie, endocriene stoornissen. Duchenne musculaire dystrofie (DMD) heeft een prevalentie van 1/4200 geboortes en wordt gekenmerkt door geleidelijke aantasting van de spieren met als gevolg dat de patiënten in hun tienerjaren in een rolstoel terechtkomen, en vroeg overlijden (gemiddeld ongeveer 17 jaar). Facioscapulohumerale musculaire dystrofie (FSHD) tenslotte is de derde meest voorkomende neuromusculaire aandoening (2/1.000.000) na DMD en DM1. De autosomaal dominante ziekte wordt gekenmerkt door progressieve zwakte en atrofie van de aangezichts-, schoudergordel- en bovenste arm spieren. (www.ncbi.nlm.nih.gov/entrez/query.fcgi?db=OMIM) Deze drie aandoeningen interesseren ons in het bijzonder omdat ze alle drie een belangrijke pathologie thv de spier veroorzaken. Aangezien transgene muizen met het DMPK gen geen fenotypische afwijkingen vertonen, en de C2C12 myoblast cultuur op dit ogenblik het enige model is voor het onderzoek van DM1 in vitro, is het niet mogelijk om de vroegere pathogenese, nl. van stamcel tot myoblast, te onderzoeken. Een muismodel voor DMD bestaat, maar er is geen murine embryonale stamcellijn met deze mutatie beschikbaar, terwijl voor FSHD geen muismodel bestaat. Bij PGD worden embryos die bekomen werden na IVF, na drie dagen cultuur onderzocht op de aanwezigheid van een genetische afwijking. Enkel embryos zonder de genetische aandoening onder beschouwing worden teruggeplaatst. Hierdoor wordt zwangerschapsafbreking na prenatale diagnose bij koppels met een risico op een kind met een genetische afwijking vermeden (Sermon et al., 2004). Aan het Departement Biologie, in de onderzoeksgroep Cellulaire Genetica (CEGE) onder leiding van prof. Luc Leyns, heeft men reeds een ruime ervaring opgedaan met de manipulatie van muis embryonale stamcellen (mES) in het algemeen en de differentiatie van deze mES naar myoblasten in het bijzonder. Deze aanpak is gebaseerd op de normale inducties die in het embryo plaatsvinden (Leyns en Kemp, 2004). In deze in vitro studie zijn signalisatie- en groeifactoren toegevoegd aan de ES cellen om de in vivo signalen na te bootsen. Zo slaagde deze groep in een eerste fase erin om verschillende types mesoderm (axiale en posterieure identiteit) te bekomen (Keller et al., 1995). De differentiatie van de mES naar myoblasten werd gevolgd door real-time reverse transcriptie PCR voor de detectie van merkers specifiek voor het mesoderm (bv. brachyury en goosecoid). Dit werk wordt verder gezet met andere groeifactoren zoals BMPs, FGFs en WNTs en ook gezuiverde eiwitten die als antagonisten fungeren, zoals FRZB, Cerberus en Noggin, en de werking van endogene groeifactoren blokkeren. Een samenwerking tussen de ORG en de CEGE is reeds gestart met een vergelijking op moleculair vlak tussen hES en mES cellen. In het bijzonder, onderzoeken we nu door real-time PCR en statistische analyse welke de beste huishoudgenen zijn die kunnen gebruikt worden om het uitdrukkingsniveau van genen te kwantificeren in mES, hES en embryos (manuscript in voorbereiding). DOEL VAN HET PROJECT Aangezien er geen dierlijke of cellulaire modellen bestaan om deze degeneratieve ziekte te bestuderen, stellen we voor om hES drager van DM1, FSHD en DMD te generen en te karakteriseren. Meer bepaald zijn onze doelen: 1. Afleiden van embryonale stamcellijnen van embryos die na PGD aangetast bleken door DMD en FSHD. 2. Differentiatie van hES, afgeleid van normale en aangetaste embryos, naar myoblasten en gedifferentieerde myocyten als model voor de behandeling van degeneratieve spierziekten. 3. Gebruik van de DM1 hES als model voor het onderzoek van de moleculaire basis van DM1. Organisaties: • Biologie • Embryologie en Menselijke Genetica Onderzoekers: • Luc LEYNS • ANDRE VAN STEIRTEGHEM • INGEBORG LIEBAERS • Ileana MATEIZEL • KAREN SERMON AKT/mTOR/p70S6K1 signaaltransductieroute in humaan epitheliaal ovariumcarcinoom. Universiteit Antwerpen Abstract: De AKTjmTORjp70S6Kl signaaltransductieroute in humaan epitheliaal ovariumcarcinoom. Het ovariumcarcinoom is onder de gynaecologische maligniteiten degene met het hoogste mortaliteitsratio. Vaak omdat patienten worden gediagnosticeerd in een laattijdig stadium. De AKT/mTOR/p70S6Kl signaal transductieroute is in een meerderheid van ovariumtumoren hyperactief en een mogelijk doelwit voor gerichte therapie. Met translationeel onderzoek probeert dit project preklinische aanwijzingen te verzamelen om aan te tonen dat mTOR inhibitie werkzaam zou zijn bij (bepaalde) patienten met ovariumcarcinoom. Met immunohistochemische kleuringen, western blot, RT PCR en cellijnexpimenten wordt de AKT/mTOR/p70S6Kl signaal transductieroute nagekeken. Een bijzonder aandachtspunt is de relatie van deze signaaltransuctieroute met VEGF-A aangedreven processen aangezien van VEGF-A reeds werd aangetoond dat het een belangrijke factor speelt bij het ovariumcarcinoom. Organisaties: • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC) Onderzoekers: • Wiebren Tjalma • Xuan Bich Trinh Androgeenacties: van basis tot klinisch onderzoeknbsp;van de aanvraag. KU Leuven Abstract: Androgenen en estrogenen zijn cruciaal voor het behoud van sexuele fucnties, ontwikkeling van voortplantingscellen en geslachtsklieren, maar zebeinvloeden ook aspecten van het musculoskeletaal systeem, vetweefsel, hematopoiesis, metabolisme, enz. Intracellulair zullen androgenen een specifieke androgeenreceptor (AR) activeren of na metabolisatie tot estrogenen de estrogeenreceptoren kunnen activeren.Wij bestuderendrie verwabte aspecten:-Sex steroiden kunnen in het bloed gebonden worden door het sex hormone binding globuline (SHBG). Wij onderzoeken derol van SHBG in de werking van de sex steroiden in preclinische modellen en endocriene aandoeningen.-Anti-androgenen worden veel gebruikt bij de behandeling van gevorderde prostaatkanker. Wij bestuderen het effect van deze in preclinische modellen van prostaatkanker die resistent geworden is tegen deze anti-androgenen.- We onderzoeken ook hoe androgenen het musculoskeletaal systeem beinvloeden, en dit met behulp van cell-specifieke inactive Organisaties: • Laboratorium Moleculaire Endocrinologie Onderzoekers: • Dirk Vanderschueren • Francis de Zegher • Frank Claessens • Brigitte Decallonne • Steven Joniau Androgeeneffecten op het musculoskeletaal systeem: studie van cel-specifieke AR knockout diermodellen. KU Leuven Abstract: Het genderverschil in spier en bot is alom gekend, maar hoe deze tot stand komen blijft grotendeels een raadsel. Met dit project wordt nagegaanhoe androgenen ingrijpen op het musculoskeletaal systeem. In muizenmodellen zal de androgeenreceptor worden uitgeschakeld in spiercellen en in verschillende celtypes uit het bot. Organisaties: • Laboratorium Moleculaire Endocrinologie Onderzoekers: • Dirk Vanderschueren • Peter Hespel • Frank Claessens Angiogenese en zenuwvezels in endometriose: mogelijkheden voor niet-invasieve diagnose en nieuwe medische behandeling? KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Orgaansystemen Onderzoekers: • Thomas D'Hooghe • Dirkje Peterse Beslissingen van patiënten over de bestemming van hun ingevroren embryo's. Universiteit Gent Abstract: Onderzoek naar de beslissingen van patiënten over hun ingevroren embryo's (vernietiging, donatie aan derden, donatie aan de wetenschap), bestaande uit een kwalitatieve studie op basis van diepte-interviews met patiënten, een postenquête bij patiënten voor wie minimum gedurende twee jaar embryo's werden bewaard, en een registratiestudie van de beslissingen van patiënten in het Departement Reproductieve Geneeskunde, UZ Gent. Organisaties: • Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap Onderzoekers: • Guido Pennings Biobeschikbaarheid van fyto-oestrogeen uit soja en hop Universiteit Gent Abstract: Soja-isoflavonen en hop-prenylflavonoïden zijn fyto-oestrogenen en kunnen daarom een rol spelen in de preventie of behandeling van hormoonafhankelijke aandoeningen. Na consumptie worden deze componenten ofwel onmiddellijk opgenomen in de bloedbaan ofwel eerst gemetaboliseerd door de colon microbiota. De opname, het metabolisme en de distributie in borstweefsel van deze fyto-oestrogenen en hun metabolieten zullen in vivo bestudeerd worden. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie Onderzoekers: • Denis De Keukeleire • Willy Verstraete Biobeschikbaarheid van fyto-oestrogenen uit soja en hop Universiteit Gent Abstract: Soja-isoflavonen en hop-prenylflavonoïden zijn fyto-oestrogenen en kunnen daarom een rol spelen in de preventie of behandeling van hormoonafhankelijke aandoeningen. Na consumptie worden deze componenten ofwel onmiddellijk opgenomen in de bloedbaan ofwel eerst gemetaboliseerd door de colon microbiota. De opname, het metabolisme en de distributie in borstweefsel van deze fyto-oestrogenen en hun metabolieten zullen in vivo bestudeerd worden. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie Onderzoekers: • Denis De Keukeleire • Willy Verstraete Borstkanker tijdnes de zwangerschap - stadiëring, behandeling en maternale prognose KU Leuven Abstract: SamenvattingKanker tijdens de zwangerschap komt voor in ongeveer1 op 1000 tot 2000 zwangerschappen, waarvan borstkanker het meest voorkomende type is. 10% van alle vrouwen die een borstkanker diagnose onder de leeftijd van 40 jaar krijgen, worden gediagnosticeerd tijdens de zwangerschap. In België schatten we dat er per jaar circa 50 zwangere vrouwen een borstkanker diagnose te horen krijgen. Exacte cijfers zijn echter niet gekend omdat er geen centrale registratie bestaat. Een zwangere vrouw met borstkanker behandelen wordt bemoeilijkt door de aanwezigheid vanhet ongeboren kind. Bij elke behandeling die tijdens de zwangerschap wordt gestart, moet nagedacht worden wat de consequenties zouden zijn voorde foetus. Artsen zijn vaak bang voor de zwangerschap, en overschatten de theoretische nadelige gevolgen, waardoor een noodzakelijke en soms ook levensreddende behandeling voor de zwangere vrouw niet op tijd wordt gestart. De kern van dit doctoraat is de overtuiging dat ook de zwangere vro Organisaties: • Gynaecologische Oncologie Onderzoekers: • Frédéric Amant • Sileny Han Chromosomale afwijkingen in menselijke preimplantatie embryo's en embryonale stamcellen: oorzaken, mechanismen en gevolgen voor in vitro fertilisatie en regeneratieve geneeskunde. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Verschillende studies melden dat 40 tot 70 % van de menselijke preimplantatie embryo's chromosomale abnormaliteiten vertonen (Fauser, 2008). De meeste van deze afwijkingen werden gevonden in embryo's die werden gebiopsieerd, waarna de gebiopsieerde cellen werden geanalyseerd door middel van FISH met een maximum van negen chromosomen, tijdens een IVF cyclus met preimplantatie genetische screening (PGS). PGS wordt toegepast bij IVF patiënten met een slechte prognose om IVF resultaten te verbeteren. Hoewel de aangetroffen aneuploidieën wellicht de meest belangrijke factor zijn met een invloed op de implantatie van het embryo in de uterus, is het niet duidelijk in welke mate deze abnormaliteiten een rol spelen. Ten eerste, zouden het aantal aangetroffen aneuploidieën een lagere verhouding van geïmplanteerde embryo's voorspellen na transfer, and ten tweede heeft de aanwezigheid van mosaicisme ertoe geleid dat een aantal onderzoekers vermoeden dat sommige aneuploidieën en het mosaicisme op latere stadia van het embryo worden gecorrigeerd, mogelijk door ofwel door selectieve migratie van abnormale cellen naar de trophectoderm of door apoptose. Deze factoren zouden kunnen uitleggen waarom PGS er niet in is geslaagd om het aantal zwangerschappen na IVF te verhogen, als aangetoond door onze eigen groep (Staessen et al., 2004 en 2008) en door anderen (Twisk et al., 2006). Daarentegen is er weinig geweten op het cellulair niveau over hoe deze afwijkingen ontstaan, hoe ze zichzelf corrigeren, en wat hun invloed op de ontwikkeling van het embryo is. Menselijke embryonale stamcellen (hESC) worden afgeleid uit preimplantatie embryo's, en vormen een grote belofte op het gebied van regeneratieve geneeskunde omdat ze zich kunnen ontwikkelen naar om het even welk celtype in het volwassen menselijk lichaam. De laatste jaren werd door intensief onderzoek een aantal protocollen ontwikkeld voor de differentiatie van hESC naar volwassen celtypes (vb insulineproducerende cellen, Kroon et al., 2008). Op dit ogenblik bestaat er een zekere bezorgdheid omtrent de genomische instabiliteit van hESC tijdens in vitro cultuur. Wij (Spits et al., 2008) en anderen (Baker et al., 2007) hebben aangetoond dat hESC de neiging hebben om chromosomale abnormaliteiten te ontwikkelen, zoals aneuploidieën, uitdrukking van fragiele sites en kleine duplicaties met een hotspot op 20q21.11. Deze genomische instabiliteit doet erg denken aan het gedrag van kankercellen, en veroorzaakt grote bezorgdheid omtrent het gebruik van hESC voor therapeutische doeleinden en als betrouwbaar onderzoeksmodel. Desondanks is ook hier weinig geweten over de ontstaansmechanismen van en de invloed van de cultuuromstandigheden op deze afwijkingen. Onze hypothese is dat menselijke embryo's en stamcellen een celcyclus hebben die verschillend is van somatische cellen wat betreft de checkpunten, en dat dit de gevoeligheid van deze cellen voor chromosomale afwijkingen uitlegt. De eukaryote cel vertoont vier checkpunten: het start checkpunt in de late G1 fase, het S fase checkpunt, het G2 naar M checkpunt en het spindle attachment checkpunt (SAC) gedurende de metafase naar anafase overgang. Het eerste checkpunt beslist of de cel zal starten met replicatie van de chromosomen, en zal de celdeling stoppen in G1 wanneer het DNA beschadigd is, maar ook in geval van contact inhibitie, tekort aan groeifactoren en replicatieve veroudering. Het intra-S checkpunt checkt of er beschadigd DNA aanwezig is, en of de DNA replicatie is voltooid, door vb te zoeken naar replication forks. De rol van het G2 naar M checkpunt is voornamelijk het nakijken van DNA beschadiging gebruikmakende van een pathway die sterk op het G1 checkpunt lijkt. Tenslotte gaat het SAC na of alle centromeren correct gehecht zijn aan de mitotische spoelfiguur. De verschillend checkpunten staan onder controle van grote proteïne complexen en cascades voor activatie, inductie en gecontroleerde degradatie. In de meeste cellen zal arrest door langdurige checkpunt activatie leiden tot apoptose. Daarentegen werd gerapporteerd dat embryonale stamcellen (ESC) van de meeste species in staat zijn om deze apoptose te vermijden door het checkpunt te negeren (Syljuasen, 2007), door het checkpunt los te koppelen, of door een inactief checkpunt. G1 checkpunt ontkoppeling werd gevonden in ESC van de resusaap (Fluckiger et al., 2006), de muis (Aladjem et al., 1998) en de mens (Qin et al., 2007). Het G2 checkpunt is nog niet in detail bestudeerd in stamcellen, hoewel de resultaten van Chuykin et al. (2008) in de muis suggereren dat het detectie systeem voor beschadigd DNA actief is in deze cellen. Het SAC is actief in mESC, maar er werd aangetoond dat de cellen in staat zijn om aan arrest te ontsnappen en apoptose te vermijden (Mantel et al., 2007). Het lijkt er op dat alle checkpunten volledig actief worden en dus ook in staat zijn om apoptose te induceren wanneer stamcellen gaan differentiëren. Daartegenover staat dat de cel cyclus controle in menselijke preimplantatie embryo's grotendeels onbekend terrein is. Het frequente voorkomen van aneuploidieën in menselijke embryo's lijkt er op te wijzen dat embryo's geen SAC hebben of dat ze checkpunt adaptatie ondergaan. HESC worden afgeleid van de kiemknop van preimplantatie embryo's, en worden dikwijls beschreven als een goed model voor het onderzoek naar vroege menselijke ontwikkeling. Onze hypothese is dat de drie celcyclus checkpunten inactief zijn gedurende vroege menselijke preimplantatie ontwikkeling, mogelijk enkel gedurende de klievingstadia, of misschien enkel vóór de activatie van het embryonaal genoom op het vier-tot-achtcellig stadium (Caufmann et al., 2006). Het SAC zou het eerste volledig functionele checkpunt zijn (mogelijk in de late klievingstadia of in het blastocyststadium, waardoor zelfcorrectie in blastocysten zou kunnen worden uitgelegd) en de twee andere checkpunten zouden later in de ontwikkeling geactiveerd worden naargelang de differentiatie van de cellen en in analogie met hESC, waar men weet dat minstens één checkpunt (het G1) volledig functioneel is in gedifferentieerde maar niet in ongedifferentieerde cellen. De doelen van dit project zijn: * Een vergelijkende studie maken van de sleutelelementen van de celcyclus in menselijke preimplantatie embryo's en menselijke embryonale stamcellen, om zo het nut van hESC als model voor vroege menselijke ontwikkeling te evalueren. * De belangrijke chromosomale instabiliteit van hESC verklaren en zo cultuurcondities aanpassen om chromosomale afwijkingen te minimaliseren. * De hoge frequentie aan aneuploidieën in menselijke embryo's uitleggen, het mechanisme van ontstaan van deze afwijkingen en van de zelfcorrectie ontrafelen, en het belang van hun aanwezigheid evalueren, en eventueel een betrouwbare en snelle screening tool ontwikkelen om PGS te vervangen. Organisaties: • Hematologie • Embryologie en Menselijke Genetica Onderzoekers: • Kurt JACOBS • Hilde VAN DE VELDE • INGEBORG LIEBAERS • KAREN SERMON • CLAUDIA SPITS Conditie-afhankelijke zang expressie en partnerkeuze in kanaries (Serinus canaria). Universiteit Antwerpen Abstract: De theorie van seksuele selectie voorspelt dat de expressie van kenmerken die door dit type selectie zijn geëvolueerd, een eerlijke indicatie zijn van de kwaliteit van het individu. Vrouwen selecteren op basis van deze kenmerken de beste partner. Kwaliteit is een resultaat van omgevingsconditie, genetische conditie, of een combinatie van beide. Tot nog toe is het effect van genetische conditie en een mogelijke interactie tussen genetische en omgevingsconditie op de expressie van seksueel geselecteerde kenmerken vrijwel onbekend. In deze studie wordt de genetische conditie in een zangvogel (Serinus canaria) door middel van inteelt gemanipuleerd, om het effect van genetische conditie op de expressie van zang, een seksueel geselecteerd kenmerk, en partnerkeuze te onderzoeken. Organisaties: • Ethologie Onderzoekers: • Marcel Eens • Wendt Müller • Raïssa Anna De Boer Cryopreservatie en transplantatie van testiculaire kiemcellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: I Inleiding De behandelingsmogelijkheden voor kwaadaardige aandoeningen, in casu chemotherapie, laten heden hoge overlevingskansen toe. Hierdoor is er ook een toenemende belangstelling voor de levenskwaliteit na genezing. Mannelijke onvruchtbaarheid is een frekwente complicatie na chemotherapie. Ten gevolge een depletie van de testiculaire kiemcellen (spermatogonia) zal de spermatogenese verdwijnen en vaak niet meer hernemen, zelfs op langere termijn. Bij volwassen mannen kan men deze onvruchtbaarheid omzeilen door het cryopreserveren van mature spermatozoa verkregen na masturbatie. Voor de puberteit is cryopreservatie echter onmogelijk daar de spermatogenese nog niet startte. Recent werd een diermodel beschreven waarbij spermatogonia geïsoleerd werden uit de testismassa van prepubertaire muizen en nadien getransplanteerd werden bij immunocompatibele volwassen muizen met zaadbuisjes zonder spermatogenetische cellen. Deze recipiënt muizen, zijnde steriele mutanten of muizen behandeld met chemotherapie, bleken nadien een spermatogenese te vertonen vanaf de getransplanteerde kiemcellen en waren zelfs in staat zich in-vivo voort te planten. Deze transplantatie experimenten konden ook uitgevoerd worden met ingevroren-ontdooide kiemcellen. Deze techiek opent nieuwe perspectieven voor het behoud van de vruchtbaarheid van prepubertaire jongens welke een intensieve kankertherapie dienen te ondergaan. Verder onderzoek is echter noodzakelijk vooraleer deze techniek een mogelijke humane toepassing zou kunnen krijgen. De beschreven methodologie beoogde het instellen van een spermatogenese die conceptie in-vivo mogelijk maakte. Hiertoe werden de lege zaadbuisjes van de recipienten maximaal gevuld met kiemcellen. Omdat bij eventuele humane toepassing minder kiemcellen voorhanden zijn, is de beschreven methodologie alsdusdanig niet bruikbaar voor een humaan model. Echter voor een eventuele klinische toepassing kan een partiële spermatogenese volstaan, gezien door middel van ver gevorderde technieken van geassisteerde voortplanting, in casu intracytoplasmatische sperma injectie, ook gebruik kan gemaakt worden van testiculaire spermatzoa zelfs in geval van focale spermatogenese. Er dient verder onderzocht te worden of eventueel contaminerende maligne cellen gescheiden kunnen worden van de stamcellen. Daarom kan ook gedacht worden aan homologe of zelfs xenologe (gebruik makend van SCID muizen) transplantatie van testisweefsel fragmenten. II. Doelstellingen van het onderzoeksprotocol 1. Uitwerking van een aangepast protocol voor de isolatie van maximale hoeveelheden kiemcellen uit testiculair weefsel in een muizenmodel. 2. Uitwerking van een aangepast invriesprotocol om een maximale overleving te bekomen van de kiemcellen in een muizenmodel. 3. Evaluatie van de minimale hoeveelheid kiemcellen noodzakelijk om spermatogenese te induceren na transplantatie in een muizenmodel. 4. Evaluatie van de recupereerbaarheid van testiculaire zaadcellen vanuit de testis van getransplanteerde recipiënten met oog op geassisteerde voortplanting in een muizenmodel. 5. Evaluatie of de spermatozoa of spermatiden gewonnen vanaf getransplanteerde kiemcellen succesvol kunnen gebruikt worden voor geassisteerde reproduktie in een muizenmodel. 6. Evaluatie van de veiligheid door de op deze manier bekomen embryos en zo mogelijk zwangerschappen te evalueren morfologisch en genetisch. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica • Gynecologie - Urologie Onderzoekers: • HERMAN TOURNAYE • PAUL DEVROEY Data analyse van de studie "Psychosexual development of patients with disorders of sex development (DSD)" Universiteit Gent Abstract: Aangeboren aandoeningen van de geslachtsontwikkeling brengen een verscheidenheid aan medische (inclusief chirurgische) en psychosociale uitdagingen met zich mee. Het langetermijn psychoseksueel functioneren en de levenskwaliteit van volwassen patiënten wordt onderzocht en een analyse van het klinisch beleid en alternatieve strategieën wordt uitgevoerd om het psychoseksueel en -sociaal comfort van deze patiënten te vergroten. Organisaties: • Vakgroep Uro-gynaecologie Onderzoekers: • Martine Cools Data-gestuurde modellering van de impact van vervroegde, grootschalige HIV behandeling in Zuid-Afrika Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt bij te dragen tot de preventie van HIV in Zuid-Afrika via HIV behandeling. De belangrijkste doelstellingen omvatten: karakterisatie van leeftijdsverschillen tussen partners en overlappende relaties; ontwikkeling van een epidemiologisch model om de relatiedynamieken en de impact van vervroegde, grootschalige behandeling op HIV incidentie te simuleren; opleiding van Master?s en doctoraatsstudenten, en de introductie van een cursus biostatistiek. Organisaties: • Vakgroep Uro-gynaecologie Onderzoekers: • Wim Delva Data-gestuurde modellering van de impact van vervroegde, grootschalige HIV behandeling voor de incidentie van HIV in Zuidelijk Afrika Universiteit Gent Abstract: Dit project hanteert zowel statistische als wiskundige modellen om HIV transmissie en interventies ter behandeling van HIV te modelleren in complexe seksuele netwerken. Het betreft een samenwerking tussen onderzoekers van ICRH en de onderzoeksgroep Statistiek aan de vakgroep Toegepaste Wiskunde en Computerwetenschappen, beide aan de Universiteit Gent, Censtat aan de Universiteit Hasselt, en SACEMA aan de Universiteit van Stellenbosch. Organisaties: • Vakgroep Uro-gynaecologie Onderzoekers: • Marleen Temmerman De directe gevolgen van vehoogde vrije verzurenconcentraties in het bloed op de viabiliteit van ovariële follikels en de ontwikkelingscompetenties van de eicel: diermodel. Universiteit Antwerpen Abstract: Heel wat epidemiologische studies hebben overtuigend aangetoond dat metabole veranderingen in het lichaam, geassocieerd met de wereldwijd toenemende incidentie van van obesitas, metabool syndroom of diabetes mellitus type II, nefaste gevolgen kunnen hebben op de vruchtbaarheid bij de mens. De gevolgen van met obesitas en diabetes geassocieerde hyperglycemie op de eicel- en embryokwaliteit werd reeds uitvoerig bestudeerd bij muizen en ratten. In dit onderzoeksvoorstel ligt de nadruk echter op een ander kenmerk van deze metabole aandoeningen: de hoge vrije vetzuren concentraties in het bloed. De interesse van de humane geassisteerde reproductiewereld in een bovien model dat gebruikt wordt om de effecten van verhoogde vrije vetzuren concentraties op de eicelontwikkelingscompetentie, granulosacelviabiliteit en ¿functie en de onderlinge mechanismen hiervan na te gaan , zet ons aan tot verder onderzoek. Organisaties: • Veterinaire fysiologie en biochemie Onderzoekers: • Peter Bols • Veerle Van Hoeck De directe gevolgen van verhoogde serum vrije vetzurenconcentraties op de viabiliteit van ovariële follikels en de ontwikkelingscompetentie van de eicel: diermodel. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit projectvoorstel zal worden onderzocht in welke mate hoge concentraties aan vrije vetzuren in het bloed, die heel typisch voorkomen bij onder meer obesitas en diabetes type II, doordringen tot in het follikelvocht en op die manier de eicel en de follikel direct beïnvloeden. De gevolgen hiervan voor het energie- en lipidenmetabolisme van het cumulus oocyte complex en voor de ontwikkelingscompetentie van de eicel, zullen worden bestudeerd. Heel specifiek wordt verder op zoek gegaan naar de mogelijke overdraagbare effecten op de kwaliteit van het resulterend preïmplantatie embryo. Op basis van recente, toonaangevende resultaten in het boviene fertiliteitsonderzoek kunnen we stellen dat het voorliggend onderzoeksvoorstel in belangrijke mate zal bijdragen tot de opheldering van de pathogenese van gedaalde fertiliteit bij vrouwen met voornoemde metabole aandoeningen. Organisaties: • Veterinaire fysiologie en biochemie Onderzoekers: • Peter Bols • Jo Leroy • Veerle Van Hoeck De etiologie van het aromatase inhibitor-geïnduceerde musculoskeletaal syndroom in borstkankerpatiënten KU Leuven Abstract: De derde generatie aromatase inhibitoren (AI) worden in toenemende matevoorgeschreven in de behandeling van hormoon receptor positieve borstkanker bij postmenopauzale vrouwen. Deze geneesmiddelen inhiberen het aromatase enzyme en induceren zo een uitgesproken reductie van de reeds lagepostmenopauzale oestrogeenniveaus. Helaas ervaart tot de helft van dezepatiënten ernstige gewrichtsklachten, ook het AI-geïnduceerd musculoskeletaal syndroom (AIMSS) genoemd. Dat syndroom omvat naast gewrichtspijn ook (ochtend)stijfheid, spierpijn en het carpal tunnel syndroom. AIMSS heeft een negatieve invloed op de levenskwaliteit en therapietrouw van depatiënten en resulteert uiteindelijk in vroegtijdige behandelingsbeëindiging in 1 op 5 patiënten. In deze doctoraatsstudie rapporteerden 74% van de AI gebruiksters nieuwe of verslechterde spier- en gewrichtsklachtenten opzichte van 37% in de tamoxifen groep. Dit vertaalde zich in een meer uitgesproken grijpkrachtsverlies in patiënten met AI-geïnduceerde Organisaties: • Gynaecologische Oncologie Onderzoekers: • Johan Verhaeghe • Dirk Vanderschueren • Patrick Neven • Anneleen Lintermans De gevolgen van verhoogde vrije vetzurenconcentraties in het folliculair micromilieu op de folliculogenese en op de metabole, genetische en epigenetische eigenschappen van de eicel en het preimplantatie embryo. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Veterinaire fysiologie en biochemie Onderzoekers: • Jo Leroy De gevolgen van verhoogde vrije vetzuur concentraties in het micromilieu van eicel en zygote op metabole, genetische en epigenetische kwaliteitsparameters van het preïmplantatie-embryo. Universiteit Antwerpen Abstract: Een verstoord maternaal metabolisme kan de vruchtbaarheid van de moeder en de gezondheid van de nakomeling beïnvloeden. Pas nu erkent met het grote belang van de vroege ontwikkelingsfases in de pathogenese van de subfertiliteit. In dit project willen we op metabool en (epi)genetisch niveau onderzoeken wat de gevolgen zijn van langdurig verhoogde vrije vetzuur concentraties in het bloed van de moeder op de folliculogenese, de eicelontwikkelingscompetentie en de embryokwaliteit. Organisaties: • Veterinaire fysiologie en biochemie Onderzoekers: • Dries Knapen • Peter Bols • Jo Leroy