Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de

advertisement
 ‘Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger’ Inventarisatie van de dierenwelzijnsactiviteiten van Nederlandse gemeenten en onderzoek naar burgers onder de armoedegrens in bezit van huisdieren Mw. E.A.C. Bullens Mw. A.D. van Lieshout Mw. L. Vedder ’s-­‐Hertogenbosch, 2 juli 2012
Voorwoord Dierenwelzijn is een onderwerp dat ons na aan het hart ligt. Bijzonder blij waren wij dan ook toen we hoorden dat we een afstudeerproject mochten uitvoeren voor Stichting Mens Dier Nood (SMDN) uit Tilburg. Al tijdens het kennismakingsgesprek werd ons de noodzaak van dit onderzoek duidelijk en waren we vastberaden om door middel van ons onderzoek SMDN in hun activiteiten te ondersteunen. De gedachte dat wij, al was het een klein, verschil konden maken voor mens en dier, heeft ons tot het einde toe gemotiveerd. Een onderwerp als deze verdient maatschappelijke draagkracht en we hebben getracht dit op de lezer over te brengen. Onze grote dank gaat uit naar de gemeente Tilburg voor de aanbeveling van dit project aan Nederlandse gemeenten. Daarnaast willen wij alle meewerkende gemeenten bedanken voor hun hartelijke ontvangst en het ter beschikking stellen van de benodigde informatie. Ook bedanken wij Gerrit Poels van Stichting Broodnodig en de voedselbanken die ons hebben geholpen bij het verspreiden van de enquêtes. Graag willen we Fenna Westerduin en Jeroen Bax bedanken voor de begeleiding tijdens het proces. Ook willen wij Paul Overgaauw danken voor zijn inhoudelijke bijdrage aan kennis en ervaring. Op verschillende gebieden hebben wij dankbaar gebruik gemaakt van een aantal deskundigen. Onze dank gaat uit naar Nienke Endenburg (Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht), Judith Leenarts (Dierenkliniek De dierenarts), Mara van Dongeren (Minimax Dierendokters) en Johan de Jong (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) voor het delen van hun kennis. In het bijzonder willen we Mariëtte Laugeman, Berna Trommelen, Herman Mandemaker en Odette van Oirschot van Stichting Mens Dier Nood bedanken voor het ter beschikking stellen van deze uitdagende opdracht en de prettige samenwerking. We hopen van harte dat ons onderzoek een bijdrage levert om dierenwelzijn naar een hoger niveau te tillen en wensen jullie veel succes voor de toekomst. ’s-­‐Hertogenbosch, 2 juli 2012 Elodie Bullens Ashley van Lieshout Lesley Vedder 2 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Samenvatting Doel: Dieren hebben een positieve invloed op zowel de geestelijke als de fysieke gezondheid van de mens. Andersom hebben dieren recht op een goede verzorging en, indien nodig, geneeskundige behandeling. Deze noodzakelijke medische hulp is voor mensen met ontoereikende financiële middelen niet in alle gevallen mogelijk. De Stichting Mens Dier Nood (SMDN) zet zich in voor dergelijke huisdiereigenaren in de gemeente Tilburg. Dit rapport bevat een inventarisatie naar de omvang van het welzijnsprobleem van huisdieren bij deze groep eigenaren. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van bestaande dierenwelzijnsactiviteiten binnen Nederlandse gemeenten en de maatregelen die gemeenten kunnen nemen om het welzijn van huisdieren te bevorderen. Methode: Naast literatuuronderzoek zijn interviews afgenomen bij 9 Nederlandse gemeenten met en 4 zonder dierenwelzijnsbeleid en enquêtes verspreid onder 680 burgers boven de armoedegrens, 228 burgers onder de armoedegrens en 197 dierenartspraktijken. Resultaten Wet-­‐ en regelgeving met betrekking tot dieren en hun welzijn is op Europees, nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau uiteengezet. De rol van gemeenten ligt voornamelijk in de voorwaarden-­‐
scheppende sfeer. Om daaraan een juiste invulling te kunnen geven, is een dierenwelzijnsbeleid nodig. In Nederland beschikt 7,5% van de gemeenten over een nota dierenwelzijn. Het aantal gemeenten met een wethouder met dierenwelzijn in de portefeuille is 17%. Van de Nederlandse gemeenten heft 70% hondenbelasting. De inkomsten uit hondenbelasting verdwijnen in de algemene middelen en worden naar eigen inzicht voor verschillende doeleinden gebruikt. De Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) zou een rol moeten spelen binnen gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid, nu doen zij dat niet of nauwelijks Samenwerking met (maatschappelijke) instanties, andere gemeenten en deskundigen op het gebied van dierenwelzijn wordt noodzakelijk geacht. Er is geen direct verband tussen de inkomsten uit hondenbelasting en de bestedingen op het gebied van honden of dierenwelzijn. Van de burgers boven de armoedegrens is 80% van mening is dat iedere gemeente een dierenwelzijnsbeleid moet hebben. Ook gaf 89% aan dat de inkomsten uit hondenbelasting niet voor andere doeleinden gebruikt mogen worden. Burgers onder de armoedegrens geven een significant hoger cijfer aan de band met hun huisdier dan burgers boven de armoedegrens. Toch heeft deze groep vaker het gevoel dat zij niet de juiste verzorging kan bieden aan hun huisdier met als voornaamste reden een gebrek aan financiële middelen. Een deel van de minima geeft aan hulp te zoeken bij het gemeenteloket bij problemen met de zorg voor hun huisdier. Door overheidsinstanties en gemeenten wordt er echter nauwelijks een verband gelegd tussen minima, huisdierbezit en de gezondheid van de mens. Dierenartsen zijn van mening dat mensen met ontoereikende financiële middelen geen huisdier mogen hebben. Burgers hebben hier geen uitgesproken mening over. 3 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 2
Samenvatting .......................................................................................................................................... 3
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 6
2.
Literatuuronderzoek ....................................................................................................................... 7
2.1.
Huisdierbezit ........................................................................................................................... 7
2.1.1.
Relatie mens-­‐dier ............................................................................................................ 7
2.1.2.
Dierenwelzijn ................................................................................................................... 8
2.1.3.
Zoönosen ......................................................................................................................... 8
2.1.4.
Kosten huisdier ................................................................................................................ 8
2.2.
Armoedemonitor Nederland ................................................................................................... 9
2.2.1.
Armoede binnen de gemeente ..................................................................................... 11
2.2.2.
Huishoudens onder de armoedegrens .......................................................................... 12
2.2.3.
Bestedingspatroon ........................................................................................................ 12
2.2.4.
Vermogen ...................................................................................................................... 12
2.2.5.
Taskforce Tilburg ........................................................................................................... 13
2.3.
Dierenwelzijn binnen een wettelijk kader ............................................................................. 13
2.3.1.
Europese regelgeving .................................................................................................... 13
2.3.2.
Nationale regelgeving ................................................................................................... 13
2.3.3.
Provinciale regelgeving ................................................................................................. 14
2.3.4.
Gemeentelijke regelgeving ............................................................................................ 14
2.3.5 Gemeentelijke belastingen .................................................................................................. 15
2.4.
2.4.1.
Belang gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid .................................................................... 15
2.4.2.
Wethouder dierenwelzijn .............................................................................................. 15
2.4.3.
Dierenwelzijnsbeleid ..................................................................................................... 16
2.5.
3.
Gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid ....................................................................................... 15
Inkomsten van hondenbelasting binnen Nederlandse gemeenten ...................................... 18
2.5.1.
Verloop van hondenbelasting ....................................................................................... 18
2.5.2.
Vergelijking van tarieven ............................................................................................... 19
Materiaal en methoden ................................................................................................................ 21
3.1.
Interviews met gemeenten ................................................................................................... 21
3.1.1.
Interviews gemeenten .................................................................................................. 21
4 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 3.1.2.
Telefonische interviews met gemeenten zonder dierenwelzijnsactiviteiten ................ 21
3.1.3.
Data-­‐analyse van de interviews .................................................................................... 22
3.2.
4.
3.2.1.
Burgers boven de armoedegrens .................................................................................. 22
3.2.2.
Burgers onder de armoedegrens .................................................................................. 22
3.2.3.
Statistische bewerking .................................................................................................. 23
3.3.
Enquête dierenartsen ........................................................................................................... 24
3.4.
Extra interviews en informatie .............................................................................................. 24
Resultaten ..................................................................................................................................... 25
4.1.
5.
6.
Enquête onder burgers ......................................................................................................... 22
Interviews met gemeenten ................................................................................................... 25
4.1.1.
Dierenwelzijnsbeleid ..................................................................................................... 25
4.1.2.
Hondenbelasting ........................................................................................................... 27
4.1.3.
Armoede ........................................................................................................................ 28
4.2.
Telefonische interviews ........................................................................................................ 30
4.3.
Enquête burgers .................................................................................................................... 31
4.3.1.
Algemene informatie .................................................................................................... 31
4.3.2.
Enquête burgers boven de armoedegrens .................................................................... 32
4.3.3.
Enquête burgers onder de armoedegrens .................................................................... 33
4.3.4.
Vergelijken van enquête ............................................................................................... 34
4.4.
Enquête dierenartsen ........................................................................................................... 35
4.5.
Aanvullende informatie ......................................................................................................... 38
Discussie ........................................................................................................................................ 40
5.1.
Bespreking literatuur ............................................................................................................. 40
5.2.
Bespreking onderzoeksopzet ................................................................................................ 40
5.3.
Bespreking resultaten ........................................................................................................... 41
Conclusies & aanbevelingen ......................................................................................................... 43
6.1.
Conclusies .............................................................................................................................. 43
6.2.
Aanbevelingen ....................................................................................................................... 44
6.2.1.
Aanbevelingen voor gemeenten ................................................................................... 44
6.2.2.
Vervolgonderzoek ......................................................................................................... 47
Literatuur .............................................................................................................................................. 48
Bijlage A Literatuur Bijlage B Materiaal en methoden 5 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 1. Inleiding Alle dieren in Nederland hebben recht op goede zorg en, indien nodig, geneeskundige behandelingen. Voor mensen die het financieel moeilijk hebben, is een noodzakelijke geneeskundige behandeling van hun huisdier vaak onbereikbaar. Daarom wordt in veel gevallen noodzakelijke medische hulp te laat ingeschakeld of noodgedwongen achterwege gelaten. De positieve invloed van huisdieren op mensen is wetenschappelijk aangetoond. Een dier is, in het bijzonder voor iemand die eenzaam of ziek is, van onschatbare waarde. Schrijnende situaties op het gebied van dierenwelzijn, als gevolg van tekortschietende geneeskundige zorg bij financieel minder draagkrachtige eigenaren, worden gesignaleerd door officiële hulpverlenende instanties en dierenartsen. Om deze reden hebben Mariëtte Laugeman en Rob van Aubel van Dierenkliniek Den Herd in Tilburg in 2009 de Stichting Mens Dier Nood opgericht. De stichting helpt, uiteraard onder bepaalde voorwaarden, huisdiereigenaren wonend in de gemeente Tilburg. De hulp bestaat uit een tegemoetkoming in de kosten van noodzakelijke medische behandelingen. Om dat te realiseren, vraagt de stichting particulieren, bedrijven en organisaties om financiële ondersteuning. Binnen gemeenten zijn meerdere organisaties actief voor de minima. Voor huisdieren in deze gezinnen is door de landelijke overheid echter geen algemeen beleid vastgesteld. Het verzoek van SMDN is om te inventariseren welke beleidsmaatregelen overheidsinstanties en gemeenten kunnen nemen om dierenwelzijn in gezinnen met ontoereikende financiële middelen te verbeteren. Burgers en dierenartsen worden in dit proces betrokken om de noodzaak van beleidsmaatregelen te inventariseren en te toetsen. Om bovenstaande probleemstelling te kunnen beantwoorden, zijn de volgende doelstellingen opgesteld: • De toegevoegde waarde van huisdieren voor mensen (met ontoereikende financiële middelen) beschrijven. • Indicatie van bestaande activiteiten bij Nederlandse gemeenten gericht op dierenwelzijn. • In kaart brengen van de inkomsten gegenereerd uit hondenbelasting en de uitgaven voor het dierenwelzijnsbeleid door gemeenten. • Indicatie van het aantal huisdiereneigenaren dat zich onder de armoedegrens bevindt en de problemen die daarbij voorkomen bij de zorg voor het huisdier. • Indicatie van het bedrag dat burgers jaarlijks bereid zijn om als gemeentebelasting te betalen ter besteding aan dierenwelzijn. • Indicatie van de invloed van de overheid op de besluiten die gemeenten kunnen nemen ten aanzien van dierenwelzijn en de mogelijkheden om iets te betekenen voor huisdiereigenaren onder de armoedegrens. Dit rapport is een combinatie van een advies-­‐ en onderzoeksverslag. Om te inventariseren wat reeds over de betreffende onderwerpen bekend is, is eerst een literatuuronderzoek verricht. Deze is te vinden in hoofdstuk 2. Vervolgens worden de materiaal en methoden van dit onderzoek weergegeven. De resultaten van het onderzoek zijn te vinden in hoofdstuk 4. Hierna worden in de discussie de gevonden resultaten geanalyseerd en vergeleken met de literatuur. Tot slot wordt in de conclusie antwoord gegeven op de probleemstelling en worden aanbevelingen gegeven voor eventueel vervolgonderzoek. 6 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 2. Literatuuronderzoek In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies van het literatuuronderzoek weergegeven. Eerst wordt de relatie tussen mens en dier beschreven. Vervolgens worden gegevens over armoede in Nederland weergegeven. Als derde wordt de bestaande wet – en regelgeving met betrekking tot dieren uitgewerkt. Daarna komt gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid aan bod. Tot slot wordt het onderwerp hondenbelasting behandeld. 2.1.
Huisdierbezit In Nederland beschikt 59% van de huishoudens over één of meerdere huisdieren. In deze paragraaf wordt eerst de relatie tussen mens en dier beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op dierenwelzijn. Daarna worden ziekten besproken die overdraagbaar zijn van dieren op mensen. Tot slot worden de kosten voor de aanschaf en onderhoud van een huisdier gegeven. 2.1.1. Relatie mens-­‐dier Dieren spelen een belangrijke rol in het leven van de mens. Zo is uit onderzoek gebleken dat dieren voor hun eigenaar een hogere en constantere betrouwbaarheid bieden in het leven dan andere mensen (Dotson & Hyatt, 2008). Ze bieden een soort gelijkwaardige relatie, ze ontvangen niet alleen liefde en genegenheid maar geven dit ook aan de eigenaar. Meerdere onderzoeken tonen aan dat dieren een positief effect hebben op de fysieke en mentale gezondheid van de mens. Huisdieren geven een speciale en unieke functie aan de mens. Door te zorgen en verantwoordelijkheid te voelen voor een dier wordt ons moederlijke instinct, de zorgplicht voor kinderen, geactiveerd of verlengd (Downey & Ellis, 2008). Huisdieren vervullen drie rollen voor de mens. Als eerste biedt het dier een beschermende functie. Ten tweede als sociale functie, waardoor mensen bijvoorbeeld dankzij het uitlaten van hun hond in contact kunnen komen met vreemden. Als laatste de vervangende functie, hier wordt het dier vermenselijkt en vervangt het een ander persoon. (Dotson & Hyatt, 2008) Uit Nederlands onderzoek bleek dat 48% van de eigenaren hun huisdier als een familielid ziet, 67% een foto van hun huisdier bij zich heeft en 40% de verjaardag van hun huisdier viert. Meer dan de helft van de ondervraagden gaf aan dat zij hun huisdier voor gezelschap wordt gehouden en hen een gevoel van veiligheid geeft. (Archer, 1997) Dieren bevorderen niet alleen de mentale gezondheid van de mens, maar ook de fysieke gesteldheid. Zo verlagen honden de hartslag van hartpatiënten. Ook het kijken naar dieren kan het stressniveau van mensen verlagen. (Friedman, 2003) Meerdere studies tonen dus aan dat dieren het welzijn van de mens positief kunnen beïnvloeden. Echter, omgekeerd bevestigen die nog niet of mensen met huisdieren daadwerkelijk gezonder zijn. Uit onderzoek is gebleken dat huisdiereigenaren significant minder vaak de huisarts bezochten in vijf jaar tijd dan mensen zonder huisdieren, namelijk 0,7 keer minder (Headey & Grabka, 2007). Dieren hebben niet alleen een positieve invloed op volwassenen maar ook op kinderen. Door het hebben van huisdieren ontwikkelen kinderen een beter zelfbeeld, een sterker inlevingsgevoel voor andere dieren en mensen en verbale eigenschappen worden beter ontwikkeld. Bij jongens kunnen dieren helpen hun non-­‐verbale eigenschappen te stimuleren en te verbeteren. (Endenburg & van Lith, 2011) Kinderen met ADHD of concentratieproblemen laten meer positief gedrag zien als zij een huisdier hebben. Huisdieren kunnen kinderen ook helpen met concentreren, de betrokkenheid met leren vergroten en ze kunnen agressief gedrag verlagen. (O’Haire, 2010) 7 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 2.1.2. Dierenwelzijn Bij het houden van huisdieren is niet alleen het welzijn van de mens belangrijk, maar ook die van het dier. Het welzijn van een dier kan op twee manieren getoetst worden. Ten eerste moet het dier fysiek gezond zijn en ten tweede dient in de behoeften van het dier te worden voorzien (Dawkins, 2003). Op het eerste kan de dierenarts antwoord geven, op de tweede vraag ligt het antwoord in de gedragingen van het dier. Om te kunnen vaststellen dat een dier mentaal gezond is moet deze vrij zijn van angst, frustratie en stress (Dawkins, 2004). Stress is de grootste oorzaak van een kortere levensduur en verhoging van het aantal ziekten (Dreschel, 2010). Door stress wordt het hormoonsysteem van een dier verstoord waardoor dit invloed kan hebben op de werking van het lichaam. Het welzijn van dieren wordt normaliter getoetst aan de ‘Vijf vrijheden’ zoals opgesteld door de commissie van Brambell (Farm Animal Welfare Council, 2009). Deze vijf vrijheden zijn: • Vrij van honger, dorst of onjuiste voeding. • Vrij van thermaal en fysiek ongerief. • Vrij van pijn, verwonding of ziekte. • Vrij van angst en chronische stress. • Vrij om soorteigen gedrag te uiten. 2.1.3. Zoönosen Het houden van huisdieren wordt geassocieerd met een band die emotionele en fysieke voordelen geeft aan een mensenleven. Dieren kunnen echter niet alleen plezier en hoedanigheid bieden, maar ook allergieën veroorzaken bij de mens of drager zijn van ziekteverwekkers die de mens kunnen besmetten (zoönosen). Zoönosen zijn ziekten die van dieren over kunnen gaan op mensen. Voornamelijk kinderen, ouderen, zwangere vrouwen en mensen met een verminderd immuunsysteem lopen hierbij een groter risico (Hemsworth & Pizer, 2006). Deze ziekten worden verspreid door direct contact met het pathogeen bijvoorbeeld doordat een dier je krabt of likt, indirect contact (oraal, inademen), via vectoren (bv. Teken) of via de voeding. De meeste van deze ziekten worden veroorzaakt door bacteriën of parasieten. Voorbeelden zijn spoelwormen afkomstig van de kat of hond en Salmonella in vlees, eieren en vanuit reptielen. 2.1.4. Kosten huisdier Een eigenaar is verantwoordelijk dat het huisdier de juiste verzorging ontvangt. Om de juiste verzorging te kunnen bieden zijn producten of diensten nodig die geld kosten. De kosten om een hond of kat aan te schaffen worden in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 2.1 Gemiddelde aanschafkosten voor een hond en kat (InfoNu, 2010) Eenmalige kosten Aanschaf Benodigdheden Chippen Neutraliseren Bedrag hond Asiel: € 70 -­‐ € 120 Rasdier: € 400 -­‐ € 2.000 € 300 -­‐ € 400 Gem. € 40 Teef: € 400 -­‐ € 550 Reu: € 80 -­‐ € 150 Bedrag kat Asiel: € 35 -­‐ € 70 Rasdier: € 300 -­‐ € 600 € 125 Gem. € 38,50 Poes: € 50 Kater: € 35 Bij benodigdheden is een schatting gemaakt van de producten die nodig zijn zoals een mand, kattenbak en speeltjes. Als een dier is aangeschaft komen er jaarlijks vaste kosten terug voor het onderhoud van het dier. In tabel 2.2 worden deze kosten weergegeven. Bij het subtotaal worden vaste kosten weergegeven die voor iedereen gelden. Bij het totaal worden kosten weergegeven waar een eigenaar zelf voor kan kiezen. 8 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Tabel 2.2 Gemiddelde onderhoudskosten voor een hond en kat (InfoNu, 2010) Vaste kosten Voer Vaccinatie Ontwormen-­‐ ontvlooien Belasting Subtotaal Ziektekostenverzekering Pension (bijv. 2wk) Totaal Bedrag hond per jaar € 600 € 40 € 80 € 64 € 784 € 180 € 108 € 1.072 Bedrag kat per jaar € 360 € 35 € 80 N.V.T. € 475 € 180 € 84 € 739 In tabel 2.2 zijn geen dierenartskosten opgenomen. Dit is afhankelijk van het ras, de gezondheid en de leeftijd van het dier. Een consult voor de dierenarts is gemiddeld € 25 en hier komen de kosten voor de behandeling bovenop. Konijnen zijn in aanschaf en onderhoud goedkoop in vergelijking met honden en katten. De aanschafkosten van een konijn zijn gemiddeld € 15 en de onderhoudskosten zijn ongeveer € 5 per maand. Echter, de dierenartskosten van een konijn komen gemiddeld hoger uit dan voor een hond of een kat. (v.d. Kolk, 2012) 2.2.
Armoedemonitor Nederland Armoede is niet eenduidig en met een brede publieke en wetenschappelijke instemming te definiëren. Om praktische redenen wordt armoede in dit rapport beperkt tot financiële armoede. Als deze langdurig aanhoudt kan dit ernstige gevolgen hebben. Er is in Nederland geen eenduidige armoedegrens aangegeven. In deze paragraaf worden daarom de grenzen zoals gehanteerd worden door het NIBUD, de voedselbank, het CBS en de bijstandsnorm beschreven. NIBUD Door het Nationaal Instituut voor BUDgetvoorlichting (NIBUD) is berekend bij welk inkomensbedrag huishoudens onder de armoedegrens vallen. In de onderstaande tabel (2.3) is weergegeven wanneer er sprake is van armoede voor verschillende huishoudentypen. Tabel 2.3 Hoogte van lage inkomensgrens van enkele huishoudentypen (netto maandbedrag in euro's, lopende prijzen) (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011) Lage inkomensgrens 2010 Alleen-­‐
staande € 940 Een paar Paar met kinderen Eenoudergezin Zonder kind(eren) € 1290 1 kind 2 kind 3 kind 1 kind 2 kind 3 kind € 1570 € 1770 € 1940 € 1250 € 1420 € 1660 Wanneer een persoon onder dit inkomensbedrag komt, wordt deze onvoldoende in staat geacht zijn/haar vaste lasten te betalen en houdt daarmee geen besteedbaar inkomen over. De voedselbank Het NIBUD hanteert de normen voor armoede zoals hierboven beschreven staat. Dit is niet de enige manier om te berekenen wanneer mensen financieel onvoldoende vermogend zijn. De voedselbank houdt een ander criterium aan en gaat niet uit van het totale inkomen, maar van besteedbaar inkomen. Dit houdt in dat de inkomsten minus de vaste lasten het bedrag is waar naar gekeken wordt. In tabel 2.4 is weergeven hoeveel het besteedbaar inkomen maximaal mag zijn, wil iemand in aanmerking komen voor een voedselpakket. (Stichting Voedselbanken Nederland, 2012) 9 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Tabel 2.4 Criteria voedselbanken (Stichting Voedselbanken Nederland, 2012) Bedragen per 1 januari 2012: Indien er aan leefgeld per maand minder overblijft dan het bedrag uit de navolgende formule, komt een gezin in aanmerking voor een voedselpakket: Minder dan: € 180 voor één volwassene plus € 60 voor elke extra volwassene (personen van 18 jaar of ouder) plus € 50 per kind (ongeacht de leeftijd maar wel jonger dan 18 jaar) Bijstandsnorm Tweemaal per jaar (1 januari en 1 juli) wordt een nieuwe bijstandsnorm vastgesteld. De bijstandsnorm betreft de inkomsten en bezittingen van een gezin. Burgers kunnen een bijstandsuitkering aanvragen bij de gemeente wanneer zij aan de volgende eisen voldoen: • Rechtmatig woonachtig zijn in Nederland. • Minimaal 18 jaar of ouder zijn. • Geen andere uitkering ontvangen. • Geen gedetineerde zijn. • Weinig eigen vermogen bezitten (gezinnen minder dan € 11.370 en alleenstaande € 5.685). In dat geval worden de inkomsten aangevuld tot de bijstandsnorm die voor de desbetreffende situatie geldt. Deze situaties met bijbehorende bedragen worden weergegeven in tabel 2.5. Voor de bijstand gelden diverse regels waardoor het mogelijk is dat het bedrag lager of hoger uitvalt. De gemeente bepaalt uiteindelijk de hoogte van de uitkering. Wettelijk is vastgelegd dat gemeenten niet meer dan 110% van de bijstandsnorm mogen uitkeren. (Rijksoverheid, 2012) Tabel 2.5 Bijstandsnormen per 1 januari 2012 (Rijksoverheid, 2012)
Bijstandsnormen (netto bedragen per 1 januari 2012) Per maand 21 tot 65 jaar Gezinnen € 1.269,60 € 66,82 € 1.336,42 Alleenstaande ouder € 888,72 € 46,77 € 935,49 Alleenstaande € 634,80 € 33,41 € 668,21 Maximale toeslag voor alleenstaande ouders en alleenstaanden van 21 tot 65 jaar € 253,92 € 13,36 € 267,28 18 tot 21 jaar Alleenstaanden € 219,36 € 11,55 € 230,91 Alleenstaande ouders € 473,28 € 24,91 € 498,19 2 personen, beiden jonger dan 21 jaar: -­‐ zonder kinderen -­‐ met kinderen € 438,73 € 692,65 € 23,09 € 36,46 € 461,82 € 729,10 2 personen, 1 jonger dan 21 jaar: -­‐ zonder kinderen -­‐ met kinderen € 854,16 € 1.108,08 € 44,96 € 58,32 € 899,12 € 1.166,40 3 of meer meerderjarige personen, van wie 2 jonger dan 21 jaar € 1.073,53 € 56,50 € 1.130,03 Vakantietoeslag Totaal 10 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Voorbeeld armoedecriterium voor een alleenstaande Zoals hierboven beschreven is, hanteren verschillende instanties allen een andere armoedegrens. Om het verschil aan te geven wordt in onderstaande tabel een voorbeeld gegeven van de verschillende normen die gehanteerd worden voor een alleenstaande. Tabel 2.6 Criterium armoede alleenstaande (2010) Instantie NIBUD CBS-­‐ basisbehoefte CBS-­‐ toereikend criterium CBS-­‐ Sociaal minimum b Bijstandsnorm a,b Voedselbank Bedrag voor alleenstaande € 940 € 910 € 1000 € 870 € 635 € 180 a besteedbaar inkomen b gegeven uit 2012 2.2.1. Armoede binnen de gemeente In alle Nederlandse gemeenten komt armoede voor. Het armoedepercentage tussen de verschillende gemeenten is afhankelijk van diverse factoren. In tabel 2.7 is te zien dat er een verband is tussen het aantal inwoners per gemeente en het percentage armoede. Wanneer het aantal inwoners toeneemt, stijgt ook het armoedepercentage in die gemeente. Gemiddeld bedraagt het armoedepercentage in grote steden 13%. Utrecht is hierop een uitzondering met een armoedepercentage van 8,6%. In grote steden is meer sprake van armoede door het grotere aantal arbeidsongeschikten, mensen met een uitkering en pensioenontvangers. Ook wonen in de grote steden meer niet-­‐westerse allochtonen. Binnen deze groep heeft bijna één op de vier personen kans onder de armoedegrens te vallen. Tabel 2.7 Huishoudens met een laag inkomen naar inwonertal per gemeente, 2009 Gemeente grootte (X 1000 inwoners) Totaal Tot 10 10-­‐20 20-­‐50 50-­‐100 100-­‐150 150-­‐250 >250 Utrecht Den Haag Rotterdam Amsterdam Aandeel huishoudens met laag inkomen (in procent) 7.7 5.6 5.3 5.5 7.1 7.6 9.0 12.9 8.6 12.0 13.7 14.3 Een aantal gemeenten zoals Haarlem en Rotterdam hebben een gemeentelijk voordeelpas speciaal voor minima. Op het moment dat de pas verstrekt wordt, is het inkomen en het vermogen van de persoon getoetst door de gemeente. Hierdoor kunnen minima met deze pas korting krijgen bij bedrijven en instellingen. Ook wordt het aanvragen van bijzondere bijstand door deze pas vereenvoudigd. Zo wordt bij het tonen van de gemeentepas bij aankoop van producten zoals een bril, contactlenzen, tandarts en medische kosten automatisch bijzondere bijstand verleend. (Gemeente Haarlem, 2012) (Gemeente Rotterdam, 2012) 11 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 2.2.2. Huishoudens onder de armoedegrens In 2010 vielen er in Nederland 529.000 huishoudens onder de armoedegrens. Het verloop van huishoudens met een laag inkomen en de bijbehorende percentages is te vinden in bijlage A1. Van de huishoudens met een laag inkomen loopt een eenoudergezin met minderjarige kinderen het grootste risico (26%) op armoede. Alleenstaande personen hebben een kans van 17% om onder de armoedegrens te komen. Een paar boven de 65 jaar heeft landelijk gezien de minste kans (1,5%) op armoede. (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011) Mensen met een laag inkomen leven vaak van de bijstand. Bijna tweederde van de huishoudens die van een uitkering rond komt, leeft onder het minimum (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011). Vaak heeft de armoede bij deze gezinnen een langdurig karakter. Dit is weergegeven in figuur 2.8. Mensen die een bijstandsuitkering of Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen krijgen minder geld binnen dan de lage inkomensgrens, zoals staat aangegeven in tabel 2.3. Figuur 2.8 Huishoudens met (langdurig*) een laag inkomen naar voornaamste inkomensbron, 2010 (in procenten) (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011) 2.2.3. Bestedingspatroon In bijlage A2 is te zien hoe het bestedingspatroon van mensen onder en boven een minimuminkomen is. Uit de tabel is af te lezen dat een alleenstaande meer geld besteedt dan er wordt ontvangen. (Besteding € 1.290 per maand en € 1.110 inkomsten bestaande uit € 940 + € 170 huurtoeslag). Als het lage inkomen langdurig aanhoudt, is deze alleenstaande genoodzaakt schulden te maken. 2.2.4. Vermogen Het gemiddelde vermogen van 72% van de minima is € 1.000 en het gemiddelde vermogen van de groep boven het minimum is € 52.000. Uit hetzelfde onderzoek is naar voren gekomen dat 60% van de huishoudens met een laag inkomen een onvoorziene uitgave van € 950 niet kan permitteren. (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011) 12 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 2.2.5. Taskforce Tilburg De gemeente Tilburg registreert ieder jaar verschillende gegevens over armoede (Armoedemonitor Tilburg 2010). Gemeente Tilburg heeft zich vanaf 2011 aangemeld bij de landelijke Benchmark armoedebeleid om gegevens uit te wisselen en ter kwaliteitsbewaking. In de genoemde rapportage staan geen gegevens op het gebied van huisdieren. 2.3.
Dierenwelzijn binnen een wettelijk kader Dierenwelzijnsbeleid is in Nederland niet ondergebracht bij één overheidsorganisatie. Er is wet-­‐ en regelgeving op verschillende niveaus vastgelegd. Om hier een goed overzicht van te krijgen zijn hieronder de Europese, nationale, provinciale en gemeentelijke regelgeving verder uitgewerkt. 2.3.1. Europese regelgeving Op Europees niveau wordt alleen aandacht besteed aan in het wild levende dieren, natuur en agrarische bedrijven. Welke dier-­‐ en plantsoorten en natuurgebieden beschermd moeten worden door de lidstaten, is vastgelegd in de Vogel-­‐ en de Habitatrichtlijnen van de Europese Unie (EU) en wordt per lidstaat in nationale wetgeving verwerkt. De beschermde gebieden moeten uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000. Er zijn binnen de EU geen regels vastgesteld voor gezelschapsdieren zoals honden en katten. Wel is bepaald dat honden, katten en fretten, die reizen binnen de Europese Unie, gevaccineerd moeten zijn en in het bezit dienen te zijn van een dierenpaspoort. De Eurogroup for Animals pleit voor Europese wet -­‐ en regelgeving voor gezelschapsdieren. Deze organisatie zet zich bijvoorbeeld in voor het welzijn van fokdieren. (EurogroupforAnimals, 2012) Om het welzijn van dieren op Europees niveau te verbeteren, heeft de Europese Commissie een nieuwe strategie voorgesteld. De komende vier jaar worden de bestaande regels beter gehandhaafd en wordt een Europese wet geformuleerd omtrent dierenwelzijn (GroenKennisnet, 2012). Deze wet zal ook de bescherming van gezelschapsdieren omvatten (EurogroupforAnimals, 2012). De nieuwe strategie bevat de volgende speerpunten: • Meer aandacht voor het beoordelen van dierenwelzijn aan de dieren zelf in plaats van de omgevingsfactoren. • Betere marketing, etikettering en communicatie moet ertoe leiden dat de consument een aankoopbeslissing op basis van de juiste informatie kan nemen. • Toenemende aandacht voor dierenwelzijn in onderwijs en opleidingen. 2.3.2. Nationale regelgeving Dierenwelzijn is in Nederland vastgelegd in de grondwet. Op nationaal niveau gelden er zowel regelingen voor gehouden, als voor in het wild levende dieren. In het wild levende dieren Voor in het wild levende dieren zijn de onderstaande wetten en regels van toepassing. • Flora-­‐ en faunawet: Deze wet is in 2002 in werking getreden en regelt de bescherming van dier-­‐ en plantensoorten, met als doel het behoud van de biodiversiteit. • Natuurbeschermingswet 1998: In deze wet is de natuurbescherming van specifieke gebieden vastgelegd. Internationale verplichtingen uit de Vogel-­‐ en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet 1998 verwerkt. • Ecologische Hoofd Structuur (EHS): De ecologische hoofdstructuur is een Nederlands netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden. De EHS zorgt, samen met het Natura 2000 netwerk, dat de biodiversiteit behoudt en versterkt wordt. 13 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Gehouden dieren Onder gehouden dieren vallen landbouwhuisdieren, hobbydieren en gezelschapsdieren. Ondanks dat de overheid aangeeft dat de verantwoording voor een dier bij diens eigenaar ligt, zijn er een aantal wetten van toepassing op gehouden dieren. Deze zijn hieronder weergegeven. • Wet Dieren Op 1 januari 2013 wordt de huidige wet-­‐ en regelgeving aangepast en vervangen door de Wet Dieren. Onder deze nieuwe wet komen regels voor de verzorging en omgang van alle dieren, die niet in de Gezondheids-­‐ en welzijnswet voor dieren (GWWD) zijn vastgelegd. De Wet Dieren bevat een zogenaamde ‘positieflijst’. Alleen dieren die op deze lijst staan mogen in Nederland gehouden worden. Ook staat in de nieuwe wet en onderlinge Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) beschreven wanneer het bijvoorbeeld toegestaan is een dier te doden. • Gezondheids-­‐ en welzijnswet voor dieren De GWWD is in 1992 in werking getreden en beschermt de gezondheid en het welzijn van gehouden dieren. In de wet staat beschreven hoe de kwaliteit van leven voor deze dieren gewaarborgd wordt. De GWWD is een kaderwet. Dit betekent dat er een mogelijkheid is, om aan de hand van AmvB’s of ministeriële regelingen, regels vast te stellen om een onderwerp nader te regelen. De raamwet vormt hiervoor de grondslag. Het uitgangspunt van de GWWD is dat er geen handelingen met gehouden dieren verricht mogen worden, tenzij in de wet vermeld staat dat het wel mag (het ‘nee-­‐tenzij’-­‐principe). Deze wet komt te vervallen zodra de Wet dieren in werking treedt. • Honden-­‐ en kattenbesluit (HKB) Het honden-­‐ en kattenbesluit is een AMvB en onderdeel van de GWWD. Het doel van dit besluit uit 1999 is om het welzijn te bevorderen van honden en katten die bedrijfsmatig worden gefokt, opgevangen, gekocht of verkocht. Om het welzijn van deze dieren te waarborgen, worden er eisen gesteld aan de huisvesting en de vakbekwaamheid van de verzorgers. 2.3.3. Provinciale regelgeving Op provinciaal niveau wordt er weinig aandacht besteed aan dierenwelzijn. Er is één beleidsstuk van toepassing op natuurbeleid, het Faunabeheerplan. Dit plan geeft inzicht in de risico’s van schade veroorzaakt door diersoorten en de maatregelen die nodig zijn om schade te voorkomen. Zowel vanuit de Flora-­‐ en Faunawet als de GWWD geldt een zorgplicht voor dieren. Dit betekent dat de provincie verplicht is om dieren te sparen bij haar werkzaamheden en om dieren de juiste zorg te geven wanneer zij hulpbehoevend zijn. (GroenKennisnet, 2012) 2.3.4. Gemeentelijke regelgeving Regelgeving en handhaving op het gebied van dierenwelzijn zijn voornamelijk vastgesteld door het Rijk. De rol van gemeenten ligt voornamelijk in de voorwaardenscheppende sfeer. Gemeenten zijn uitsluitend bevoegd aanvullende regelgeving vast te stellen om hinder en overlast voor de burger te voorkomen en te bestrijden, de volksgezondheid te bewaken en de openbare orde te handhaven. Regels hierover zijn opgenomen in de onderstaande twee kaders. • Algemene plaatselijke verordening (APV): De APV is vooral gericht op het handhaven van de openbare orde. Een APV wordt vastgesteld door de gemeenteraad en bevat bepalingen die bescherming van dieren en mensen ten doel hebben. (Schiedam, 2008) Iedere gemeente heeft toezichthouders die controleren of de APV wordt gehandhaafd, de politie is hier één van (Politie, 2011). 14 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger •
Opvangplicht: In het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd dat gevonden dieren onder de verantwoordelijkheid vallen van de gemeente. Een vinder van een zwerfdier is verplicht hiervan zo snel mogelijk aangifte te doen bij de politie, waarna het Burgerlijk Wetboek in werking treedt. De gemeente is verplicht een gevonden dier minimaal twee weken op te vangen en te verzorgen. Het gaat hierbij om alle dieren die vermoedelijk een eigenaar hebben gehad. (Mercx, 2008) 2.3.5 Gemeentelijke belastingen Gemeenten zijn niet bevoegd zelf te bepalen waar ze wel of geen belasting voor heffen. De Grondwet geeft in artikel 132 lid 6 weer: ‘De wet bepaalt welke belastingen door de besturen van provincies en gemeenten kunnen worden geheven en regelt hun financiële verhouding tot het Rijk. (Jong, 2012) Dit is omschreven in de Gemeentewet. Hierin staat onder andere welke belastingsoorten geheven mogen worden. Dit zijn onroerende zaakbelasting (OZB), baatbelasting, forensenbelasting, toeristenbelasting, parkeergeld, parkeervergunning, hondenbelasting, reclamebelasting, precariobelasting en rioolheffing. Ook staat vermeld dat gemeenten extra regels betreffende de gemeentelijke belastingen mogen vaststellen middels een APV. De gemeente kan zelf de tarieven vaststellen en bepalen waar de inkomsten voor gebruikt worden. (Overheid.nl, 2012) De totstandkoming van gemeentelijke belasting verloopt net als een wet, via een voorstel, aanpassingen en stemming door de Tweede en Eerste Kamer. Dit betekent dat bijvoorbeeld de hondenbelasting niet zomaar omgezet kan worden in een ander soort belasting. (Tweede kamer, 2012) 2.4.
Gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid Om een beter inzicht te krijgen welke beleidsmaatregelen gemeenten op dit moment treffen op het gebied van dierenwelzijn zijn de beleidsdocumenten van de Nederlandse gemeenten geraadpleegd. De beleidsdocumenten die gebruikt zijn, zijn te vinden in bijlage A3. 2.4.1. Belang gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid Veel gemeenten hebben in de APV’s een aantal zaken met betrekking tot dieren vastgelegd. Voornamelijk onderwerpen als toezicht op evenementen en overlast door dieren worden beschreven. Ook zijn er gemeenten die een apart hondenbeleid hebben. Hierin staat beschreven wat er voor honden(bezitters) in de gemeente gedaan wordt en aan welke regels zij zich dienen te houden. Echter, een compleet welzijnsbeleid voor alle diersoorten is eerder uitzondering dan regel. Dierenwelzijn is een breed begrip dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden en tot discussie kan leiden. Om als gemeente een juiste invulling te geven aan dierenwelzijn binnen de wettelijke kaders, is een duidelijk beleid nodig. Momenteel worden beslissingen met betrekking tot dieren vaak ad hoc genomen, zonder dat een vast beleidskader gevolgd wordt. 2.4.2. Wethouder dierenwelzijn Om degelijk dierenwelzijnsbeleid tot uitvoering te kunnen brengen is een wethouder op het gebied van dierenwelzijn van toegevoegde waarde. Naast een wethouder, is ook een beleidsambtenaar van grote waarde. Deze ambtenaar zorgt voor de totstandkoming van het beleid en dient als contactpersoon voor onderwerpen met betrekking tot dierenwelzijn. In Nederland beschikken momenteel 72 gemeenten over een wethouder met dierenwelzijn in hun portefeuille. Dit is 17% van alle Nederlandse gemeenten. Het onderwerp dierenwelzijn is in alle gevallen één van de onderdelen van het takenpakket van de wethouder. In onderstaande tabel is de verdeling van de wethouders over de provincies weergegeven. 15 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Tabel 2.9 Aantal wethouders verdeeld per provincie Provincie Aantal wethouders Aantal gemeenten Gemeenten met wethouders (%) Noord-­‐Brabant 12 67 18% Limburg 4 33 12% Zeeland 0 13 0% Friesland 1 27 4% Drenthe 1 12 8% Gelderland 5 56 9% Overijssel 3 25 12% Groningen 1 23 4% Noord-­‐Holland 23 55 42% Zuid-­‐Holland 17 72 24% Utrecht 5 26 19% Flevoland 0 6 0% Totaal 72 415 17% 2.4.3. Dierenwelzijnsbeleid In Nederland beschikt 7% van de gemeenten over een dierenwelzijnsbeleid. In tabel 2.10 is de verdeling te zien van de nota’s dierenwelzijn over de provincies. Tabel 2.10 Overzicht van het aantal nota’s per provincie Provincie Aantal nota's Aantal gemeenten Gemeenten met nota (%) Noord-­‐Brabant 3 67 4,5% Limburg 1 33 3% Zeeland 0 13 0% Friesland 0 27 0% Drenthe 1 12 8% Gelderland 2 56 4% Overijssel 2 25 8% Groningen 1 23 4% Noord-­‐Holland 8 55 14,5% Zuid-­‐Holland 10 72 14% Utrecht 3 26 11,5% Flevoland 0 6 0% Totaal 31 415 7% De inhoud van dierenwelzijnsbeleid wordt vaak opgedeeld in verschillende diergroepen, namelijk productiedieren, hobbydieren, gezelschapsdieren en in het wild levende dieren. Vervolgens worden regels omtrent dieren uitgewerkt op zowel landelijk als regionaal niveau. Veel beleidsstukken blijven beperkt tot de beschrijving van de wettelijke taken van gemeenten en hoe deze worden uitgevoerd. In deze paragraaf wordt een korte samenvatting gegeven van de relevante onderwerpen die aan bod komen in de beleidstukken. Ook wordt een overzicht weergegeven van de kosten met betrekking tot het dierenwelzijnsbeleid. 16 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Opvang zwerfdieren Gevonden dieren vallen volgens het Burgerlijk Wetboek (boek 5, art. 8 lid 3) onder de verantwoording van de gemeente. Dit betekent dat iedere gemeente verplicht is zwerfhonden en katten, die vermoedelijk een eigenaar hebben gehad, op te vangen. Deze opvangplicht geldt twee weken in deze periode heeft de eigenaar de gelegenheid het dier terug te halen, anders is de gemeente bevoegd het dier aan een ander te verkopen, mee te geven of het dier te laten euthanaseren. Het bewaren en verzorgen van de dieren wordt uitbesteed aan lokale dierenasielen. De gemeente betaalt hiervoor een vergoeding, die los staat van eventuele andere subsidies. Hier is geen standaard bedrag voor vastgelegd, iedere gemeente bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Hondenbeleid Overlast van hondenpoep is één van de grootste ergernissen op straat (Hogeschool HAS Den Bosch, 2011). De meeste gemeenten hebben dan ook een beleid ontwikkeld voor dit probleem. Er worden bijvoorbeeld hondenuitlaatstroken aangelegd en speciale vuilnisbakken bestemd voor hondenpoep geplaatst. Ook wordt in de APV vastgelegd waar hondeneigenaren zich aan dienen te houden. De handhaving van deze APV’s wordt uitgevoerd door Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA’s) en/of toezichthouders. Minima Slechts één gemeente heeft in het dierenwelzijnsbeleid huisdiereigenaren met een minimum inkomen opgenomen. In het beleid wordt de Minimax dierendokter in Rotterdam beschreven. Deze dierenkliniek is bestemd voor eigenaren van dieren met een inkomen op bijstandsniveau. Gebruik van dieren voor vermaak De meningen over het gebruik van dieren voor vermaak lopen uiteen, er zijn felle voor – en tegenstanders. De rol van gemeenten staat hierbij onder druk, omdat burgers de verantwoording hiervoor bij de gemeenten leggen. Aan de andere kant zijn gemeenten niet bevoegd om maatregelen te treffen, omdat deze niet in strijd mag zijn met de Europese en landelijke wetgeving. De GWWD bepaalt dat de mogelijkheden om dieren bij evenementen beperkt zijn. Daarnaast is er voor het houden van dergelijke evenementen altijd een vergunning vereist op grond van de APV. Echter, een gemeente is niet bevoegd een evenement te weigeren op grond van dierenwelzijn. De behoefte om een eigen beleid of regels in de vorm van een verordening te mogen voeren is bij veel gemeenten aanwezig. Kosten dierenwelzijnsbeleid In onderstaande tabel (2.11) is een overzicht te vinden van de kosten zoals deze opgenomen zijn in de nota dierenwelzijn. Het overzicht is beperkt tot 15 gemeenten, omdat de overige gemeenten geen concrete kosten hebben opgenomen in het beleidsdocument. Zoals te zien in de tabel zijn de jaarlijkse uitgaven aan dierenwelzijn uiteenlopend, de bedragen variëren van € 14.200 tot € 540.474. Het bedrag dat gemiddeld wordt besteed aan dierenwelzijn is € 116.947. Een uitgebreid overzicht van de uitgaven zoals beschreven in de nota’s is te vinden in bijlage A4. 17 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Tabel 2.11 Kosten van nota dierenwelzijn in enkele gemeenten Plaatsnaam Jaartal nota Totale kosten nota dierenwelzijn (per jaar) Alphen aan den Rijn 2007 € 150.000 Brummen 2007 € 18.237 Bodegraven-­‐Reeuwijk 2012 € 44.356 Capelle aan den IJssel 2012 € 30.000 Castricum 2010 € 25.496 Den Helder 2011 € 140.286 Emmen 2007 € 105.000 Heerhugowaard 2010 € 54.000 Huizen 2009 € 53.100 Ijsselstein 2008 € 17.791 Spijkenisse 2011 € 396.270 Tilburg 2012 € 540.474 Zaanstad 2010 € 85.000 Zuidhorn 2009 € 14.200 Zwolle 2008 Gemiddeld 2.5.
€ 80.000 € 116.947 Inkomsten van hondenbelasting binnen Nederlandse gemeenten Hondenbelasting is een middel dat sinds de Middeleeuwen wordt gebruikt. In die tijd gebruikte men honden onder andere voor het vervoer van goederen. Dit werd met name gedaan door de arme mensen, de rijke mensen beschikten over paarden. De hondenbelasting was, naast het genereren van inkomsten een middel om minder hondenkarren op straat te hebben en de verspreiding van hondgerelateerde ziekten, zoals bijvoorbeeld hondsdolheid, tegen te gaan. Tot op de dag van vandaag wordt er door gemeenten hondenbelasting geheven. Als eerste wordt het verloop van de hondenbelasting gegeven. Daarna volgt een overzicht van de tarieven die in Nederland geheven worden aan hondenbelasting. (RoerdalJournaal, 2009) 2.5.1. Verloop van hondenbelasting Zoals beschreven in paragraaf 2.3.5. is de gemeente vrij te bepalen of de gemeenten hondenbelasting heft en welke tarieven de gemeente hier aan toekent. Uit onderzoek blijkt dat drie op de tien gemeenten geen hondenbelasting heft. De tarieven voor hondenbelasting variëren tussen de gemeenten. Minimaal wordt er € 25 en maximaal € 117 per hond per jaar geheven. De inkomsten uit hondenbelasting mogen gemeenten vrij besteden. Gemiddeld wordt 60% van de hondenbelasting weer besteed aan het gemeentelijk hondenbeleid. (nu.nl, 2012) In 2010 heeft de Partij voor de Dieren van de gemeente Den Haag een motie ingediend om onderzoek te doen naar de hondenbelasting. De motie heeft geen meerderheid behaald en is daarom niet uitgevoerd. De redenen achter deze motie waren onder andere dat de belasting inefficiënt is en er onder de belastingbetaler geen draagvlak is. Dit leidt ertoe dat de belasting vaak ontdoken wordt. (Partij voor de Dieren, 2010) Uit onderzoek is naar voren gekomen dat wanneer het tarief van de hondenbelasting met € 10 stijgt, 1,4% van de hondeneigenaren zich afmelden, terwijl de overlast daalt met 1%. Dit wijst op 18 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger belastingontduiking. In 2003 is gebleken dat door het heffen van hondenbelasting in 90% van de gemeenten de overlast van hondenpoep is toegenomen omdat eigenaren automatisch veronderstellen dat de gemeente dan ook zorg draagt voor het opruimen ervan. (Vollaard & Koning, 2005) In de laatste jaren is het tarief voor hondenbelasting gestegen. Landelijk zijn de inkomsten opgelopen van € 43 miljoen in 2001 naar € 58 miljoen in 2011 (bijlage A5) (Centraal bureau voor de statistiek, 2011) Dit betekent dat de Nederlandse burger gemiddeld 4,1% meer betaalt aan hondenbelasting (Rijksuniversiteit Groningen, 2012). Het aantal gemeenten dat hondenbelasting heft is in tien jaar tijd gedaald van 385 naar 296. In de tabel is te zien dat in ‘(zeer) sterk stedelijke gemeenten’ vaker hondenbelasting wordt geheven dan in ‘niet stedelijke gemeenten’(bijlage A6). Daarnaast zijn de gemeenten die hondenbelasting heffen meer geconcentreerd in het westen van Nederland. In de provincies Groningen en Friesland wordt bij ongeveer één op de drie gemeenten hondenbelasting geheven. In Drenthe is slechts één gemeente die hondenbelasting heft. In de provincies Zuid-­‐Holland, Zeeland en Utrecht heffen de meeste gemeenten hondenbelasting, dit is rond de 90% (zie bijlage A7). (Centraal bureau voor de statistiek, 2011) Er blijkt een positieve correlatie te bestaan tussen bevolkingsdichtheid en de hoogte van het belastingstarief. Hoe hoger de bevolkingsdichtheid van een stad is, hoe hoger de tarieven van de hondenbelasting zijn (zie figuur 2.12). Het heffen van belasting doet de overlast van hondenpoep toenemen met 4%. (Vollaard & Koning, 2005) Figuur 2.12 Hoogte tarief hondenbelasting t.o.v. bevolkingsdichtheid (Vollaard & Koning, 2005) 2.5.2. Vergelijking van tarieven Gemeenten zijn vrij om de tarieven van hondenbelasting te bepalen. Dit betekent ook dat ze vrij zijn om de eerste, tweede en volgende honden een ander tarief toe te kennen. Om een compleet overzicht te krijgen van de inkomsten uit hondenbelasting is van iedere gemeente het tarief van hondenbelasting geïnventariseerd in 2011 en 2012 voor de eerste hond. Voor de tweede en derde hond zijn alleen bedragen uit 2012 gebruikt. Uit deze gegevens komt naar voren dat 70% van de Nederlandse gemeenten hondenbelasting heft. In de provincies Utrecht (92%), Zeeland(92%) en Zuid-­‐Holland(89%) heffen procentueel de meeste gemeenten hondenbelasting (bijlage A8). 19 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger In de onderstaande figuren zijn twee boxplotten weergeven. Hierin is de spreiding van de gemeentelijke hondenbelastingtarieven per provincie te zien. De spreiding van het tarief voor de eerste hond is groter dan de spreiding van de tarieven voor de som van de eerste drie honden. In figuur 2.13 is te zien dat er in de provincies Noord-­‐Holland en Zuid-­‐Holland de meeste spreiding in tarieven aanwezig is op basis van één hond. Op basis van de eerste drie honden heeft de provincie Limburg de meeste spreiding. De provincie Drenthe heeft geen spreiding vanwege het feit dat maar één gemeente hondenbelasting heft. Friesland heeft de minste spreiding tussen de tarieven van de gemeenten. Figuur 2.13 Boxplotten spreiding tarief hondenbelasting 2012 Tabel 2.14 verandering honden belastingstarief 2012 ten opzichte van 2011 Geen verandering Gestegen Gedaald Totaal Aantal gemeenten 34 243 15 292 Percentage 12% 83% 5% 100% Zoals te zien in tabel 2.14 is in 83% van de gemeenten met hondenbelasting het tarief in 2012 gestegen ten opzichte van 2011. De top tien gemeenten met procentueel meest gestegen en gedaalde tarieven staat vermeld in bijlage A9. In de gemeente Nederweert is het tarief het meest gestegen, namelijk verdubbeld. De gemeente Weststellingerwerf heeft de hondenbelasting afgeschaft, waardoor in de tabel een sterke daling te zien is. In 228 van de 292 gemeenten is het bedrag voor de derde hond hoger dan voor de eerste hond. Voor één, twee en drie honden zijn de tien gemeenten met hoogste en laagste hondenbelasting uitgezocht. De gemeenten zijn te vinden in tabel A10 en A11 uit de bijlage. Uit de gegevens blijkt dat wanneer men één of twee hond(en) houdt, deze het duurste uit zijn in gemeente Rotterdam en het goedkoopst in gemeente Opmeer. Wanneer men drie honden houdt is men het duurste uit in gemeente Heerlen en het goedkoopste in gemeente Zundert. 20 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 3. Materiaal en methoden Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zijn naast het verrichtte literatuuronderzoek interviews afgenomen en enquêtes verspreid. De interviews zijn afgenomen bij Nederlandse gemeenten. De enquêtes zijn onder drie verschillende groepen verspreid, namelijk mensen boven de armoedegrens, burgers die leven onder het minimum inkomen en dierenartsen. De doelgroepen zijn in verschillende paragraven toegelicht. Als eerste volgt de toelichting over de interviews. Vervolgens worden de verschillende enquêtes besproken. 3.1.
Interviews met gemeenten De interviews zijn afgenomen bij negen gemeenten. Er is gekozen voor gemeenten die een wethouder met dierenwelzijn in de portefeuille hebben, in het bezit zijn van een dierenwelzijnsbeleid of beide. Gemeenten die dierenwelzijn niet op de agenda hebben staan zijn niet benaderd, omdat daar geen vast aanspreekpunt op dit gebied aanwezig is. Wel is er met veertien van deze gemeenten telefonisch contact opgenomen, om te peilen hoe het onderwerp dierenwelzijn zich binnen de gemeente verhoudt. 3.1.1. Interviews gemeenten Om een representatief beeld te vormen zijn de gemeenten geselecteerd op de volgende punten: • De grootte van de gemeente gebaseerd op het aantal inwoners. • Het heffen van hondenbelasting. • De aanwezigheid van een wethouder dierenwelzijn. • De aanwezigheid van een nota dierenwelzijn. De grootte van de gemeenten is onderverdeeld in drie groepen. Deze omvatten het aantal inwoners van de gemeenten, zoals weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1 Aanduiding grootte van de gemeenten Aantal inwoners < 30.000 30.000-­‐75.000 >75.000 Benaming van grootte Klein Midden Groot Het overzicht van de geselecteerde gemeenten is te vinden in bijlage B1. Om de anonimiteit te garanderen worden ze aangeduid met een Romeins cijfer. De gesprekken hebben allen plaatsgevonden in het gemeentehuis en zijn afgenomen door twee of drie projectleden, waarbij één persoon notuleerde en één persoon het gesprek leidde. Indien een derde projectlid aanwezig was, stelde deze aanvullende vragen. Bij de gemeenten is een afspraak gemaakt met een beleidsambtenaar of wethouder met dierenwelzijn in de portefeuille of met beide personen. De gebruikte vragenlijst is te vinden in bijlage B2. Voor iedere gemeente is de vragenlijst voorafgaand aan het gesprek toegestuurd ter voorbereiding. 3.1.2. Telefonische interviews met gemeenten zonder dierenwelzijnsactiviteiten In totaal zijn dertien gemeenten telefonisch benaderd voor een interview. Dit zijn de gemeenten zonder een nota dierenwelzijn en wethouder met dierenwelzijn in de portefeuille. Middels de gesprekken is geïnventariseerd hoe het politiek klimaat omtrent dierenwelzijn binnen de gemeenten is. 21 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 3.1.3. Data-­‐analyse van de interviews De uit de interviews verkregen informatie is verwerkt tot notulen, die vervolgens met elkaar zijn vergeleken. De verschillende onderdelen zijn uitgewerkt in een overzichtelijke tabel. 3.2.
Enquête onder burgers Tijdens dit onderzoek zijn de meningen van de Nederlandse burger onderzocht om inzichtelijk te krijgen wat dieren betekenen voor mensen en hoe gedacht wordt over bepaalde onderwerpen. Er zijn twee groepen onderscheiden en er is gewerkt met twee verschillende enquêtes. Het verschil tussen deze groepen is de sociaaleconomische klasse, namelijk burgers boven en onder de armoedegrens. De enquêtes worden hieronder respectievelijk toegelicht. 3.2.1. Burgers boven de armoedegrens Met burgers boven de armoedegrens worden mensen bedoeld die meer dan het minimum inkomen ontvangen. Bij de verspreiding van de enquêtes is ervan uitgegaan dat deze personen in het bezit zijn van een computer met internet. Om de enquête snel onder een groot publiek te verspreiden, is gekozen voor een digitale enquête. De enquête is met behulp van het programma Google Documenten ontwikkeld. Het programma slaat alle antwoorden automatisch op. De vragenlijst bevat voornamelijk gesloten vragen, waardoor de verwerking vereenvoudigd is. Er is een mogelijkheid tot het verplicht maken van bepaalde vragen, waardoor de enquêtes gedeeltelijk of in zijn geheel ingevuld dient te zijn voordat deze wordt teruggezonden. De vragenlijst is te vinden in bijlage B3. Een deel van de vragen uit deze enquête behoort toe aan het onderzoek ‘Dierenwelzijn & armoede hoeft geen probleem te zijn’, deze vragen zijn in de bijlage cursief gedrukt. Het gaat hier om de vragen die het onderwerp huisdierenverzekering bevatten. Steekproefgrootte Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen, is een betrouwbaarheid vastgesteld. In de onderstaande tabel wordt de daarbij behorende steekproefgrootte weergegeven. Er is gestreefd naar een betrouwbaarheid van 99%. Tabel 3.2 Steekproefgrootte van de modale inwoner Benaming Populatiegrootte Foutmarge Spreiding Aantal met betrouwbaarheid 95% Aantal met betrouwbaarheid 99% Aantal 14.400.000 5% 50% 385 664 De enquête is via verschillende kanalen verspreid, onder andere via de sociale netwerksites Facebook en LinkedIn. Ook is de link geplaatst op diverse websites van vrienden en kennissen van de projectleden. Daarnaast is de enquête digitaal verspreid binnen het eigen netwerk van de projectleden. 3.2.2. Burgers onder de armoedegrens Mensen onder de armoedegrens leven vaak van een AOW of bijstandsuitkering. Gemeenten mogen gegevens over inwoners niet vrijgeven. Het is onmogelijk om te achterhalen welke personen zich onder de armoedegrens bevinden. In dit onderzoek is er vanuit gegaan dat deze groep mensen veel minder vaak de beschikking heeft over een computer met internet. Om deze reden is ervoor gekozen om een schriftelijke enquête af te nemen. In bijlage B4 is de vragenlijst te vinden. 22 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Steekproefgrootte Om de kwaliteit van het onderzoek te garanderen is ook binnen deze groep de steekproefgrootte bepaald. Deze is gelijk aan de steekproefgrootte zoals weergegeven in tabel 3.2. Er is wel een verschil in populatiegrootte, 1.6 miljoen personen bevinden zich onder de armoedegrens. De enquête is voornamelijk verspreid onder voedselbanken. In tabel 3.3 is weergegeven waar en hoeveel enquêtes verspreid zijn in Nederland. Tabel 3.3 verspreiding enquêtes onder mensen onder de armoedegrens Plaats Aantal Voedselbank Best 10 Voedselbank Wijchen 56 Minimax 50 UWV 25 Voedselbank Valkenswaard 75 Gerrit Poels (BroodNodig) 20 Voedselbank Den Bosch 150 Voedselbank Gorinchem 75 Voedselbank Papendrecht 105 Voedselbank Oud-­‐Beijerland 100 Voedselbank Schoonhoven 100 Voedselbank IJsselstein Totaal 50 816 De ingevulde enquêtes zijn door de instanties geretourneerd via de post. Het responspercentage is 28%.Na ontvangst van de enquêtes zijn deze gedigitaliseerd in en op dezelfde manier verwerkt als de enquêtes voor de burgers boven de armoedegrens. 3.2.3. Statistische bewerking De resultaten zijn verwerkt met behulp van het statistisch programma SPSS Statistics 17.0. De enquêtes voor personen boven en onder de armoedegrens bevatten een aantal dezelfde vragen, die onderling vergeleken worden. Hierbij is gekeken of de antwoorden significant verschillend van elkaar zijn. De volgende onderzoeksvragen zijn daarvoor gebruikt: • Is er een significant verschil voor het cijfer voor de band met het huisdier? • Is er een significant verschil in het aantal huisdieren? • Is er een significant verschil tussen de mate waarin men ooit het gevoel heeft gehad niet de juiste verzorging van het huisdier te kunnen garanderen? • Zijn burgers op de hoogte van de gevaren van zoönosen? • Welke waarde heeft een huisdier voor de mens? De vragen die verschillend waren zijn getest aan de hand van de volgende onderzoeksvragen: • Zijn burgers het eens met het feit dat er hondenbelasting geheven wordt? • Is de burger bereid te betalen om dierenwelzijn op gemeentelijk niveau te verbeteren? • Hoe denkt de burger over een huisdierenverzekering? • Kunnen mensen onder de armoedegrens onvoorziene uitgaven doen voor hun huisdier? • Schakelen mensen onder de armoedegrens hulp in van instanties? • Waar denken zij deze hulp te kunnen vinden? 23 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Welke statistieken zijn toegepast is afhankelijk van de vraagstelling en mogelijkheid met de antwoorden. De antwoorden op de vragen worden eerst in percentages of gemiddelden weergegeven en daaruit worden statistische toetsen afgenomen. De onderstaande toetsen zijn genomen: • Chi-­‐ kwadraattoets (X2) om de waargenomen verdeling te toetsen aan de verwachte verdeling. • Mann-­‐ Withney toets om twee gemiddelden van twee onafhankelijke groepen te vergelijken. • Gepaarde T-­‐toets om te toetsen of de gemiddelden gelijk zijn aan elkaar. 3.3.
Enquête dierenartsen Naast de enquête onder de burgers zijn er ook enquêtes verspreid onder dierenartspraktijken voor gezelschapsdieren. Deze doelgroep is ondervraagd om een vollediger beeld te kunnen vormen van het probleem rondom noodzakelijke medische hulp bij huisdieren van eigenaren met ontoereikende financiële middelen. Voordat de enquête definitief is opgesteld, zijn bij twee praktijken proefinterviews gehouden om de vragen juist te formuleren. Ook voor de dierenartspraktijken is een digitale enquête gemaakt met Google Documents. De vragenlijst is te vinden in bijlage B5. In Nederland zijn 804 gezelschapsdierenartsenpraktijken en 318 gemengde praktijken. Dit levert een populatiegrootte van 1124 praktijken (Hogeschool HAS Den Bosch, 2011). In tabel 3.4 is de betrouwbaarheid weergegeven. Tabel 3.4 Steekproefgrootte van de dierenartspraktijken Benaming Populatiegrootte Foutmarge Spreiding Aantal met betrouwbaarheid 95% Aantal met betrouwbaarheid 99% Aantal 1124 5% 50% 287 418 De dierenartsen zijn benaderd via de telefoon of per e-­‐mail. De e-­‐mailadressen zijn verkregen uit het Diergeneeskundig Jaarboek uit 2010. De praktijken waarvan geen e-­‐mailadres bekend is, zijn telefonisch benaderd voor deelname aan het onderzoek. In totaal zijn ruim 850 praktijken benaderd voor medewerking aan het onderzoek. Het responspercentage is 23%. Indien dierenartsen naar aanleiding van de enquête nog aanvullende informatie of opmerkingen hadden, is dit per e-­‐mail of telefonisch doorgegeven. Deze extra informatie is anoniem meegenomen bij de resultaten en/of discussie. Statistische bewerking De resultaten zijn verwerkt met behulp van het statistische programma SPSS statistics 17.0. Er is getest of dierenartspraktijken problemen ondervinden met huisdiereigenaren die de rekening niet kunnen betalen. 3.4.
Extra interviews en informatie Naast het houden van interviews met gemeenten is er ook mondeling, telefonisch en digitaal contact geweest met deskundigen op het gebied van huisdierenzorg of met een maatschappelijke functie. Deze gegevens zijn verzameld en als aanvulling bij de verschillende hoofdstukken geplaatst. 24 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 4. Resultaten In het hoofdstuk materiaal en methoden is het belang van de interviews en enquêtes beschreven. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Eerst worden de opmerkelijke punten uit de interviews met de gemeenten uitgewerkt. Vervolgens worden de antwoorden van de enquêtes voor mensen boven en onder de armoedegrens gerapporteerd. Daarna worden de resultaten weergegeven die zijn verkregen uit de enquête onder dierenartsen. Tot slot wordt aanvullende informatie gegeven afkomstig van externe deskundigen. 4.1.
Interviews met gemeenten Het belang van de interviews is om meer informatie te verkrijgen over het gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid, hondenbelasting en armoede in de gemeenten en de mogelijkheden voor gemeenten om minima met huisdieren te ondersteunen. In deze paragraaf worden de resultaten besproken die zijn verkregen uit persoonlijke gesprekken met tien gemeenten. Als eerste komt het dierenwelzijnsbeleid aan bod. Vervolgens wordt ingegaan op de inkomsten uit hondenbelasting en waar dit aan besteed wordt. Daarna wordt armoede onder huisdierbezitters binnen de gemeenten beschreven. Tot slot wordt de informatie verkregen uit telefonische interviews weergegeven. 4.1.1. Dierenwelzijnsbeleid De beleidsstukken van de bezochte gemeenten zijn om verschillende redenen en op diverse manieren tot stand gekomen. Ook de inhoud van de beleidsstukken is verschillend. In onderstaande tabel wordt de nota per gemeente getoetst aan een aantal factoren. Hierbij zijn per factor de volgende waarderingen gegeven: zeer oneens (-­‐-­‐), oneens (-­‐), neutraal ( ), eens (+), zeer eens (++). Meer informatie over het dierenwelzijnsbeleid binnen de negen gemeenten is te vinden in bijlage C1. Tabel 4.1 Factoren gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid Gemeente Druk van politieke partijen binnen gemeenteraad heeft invloed gehad op de totstandkoming van het beleid De druk van de landelijke Dierenbescherming heeft een invloed gehad op de totstandkoming van het beleid De VNG moet een rol spelen binnen gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid De overheid belemmert gemeenten in het uitvoeren van dierenwelzijnsbeleid De overheid moet gemeenten stimuleren een dierenwelzijnsbeleid te formuleren Het politiek klimaat binnen de gemeente omtrent dierenwelzijn is gunstig De gemeente ziet mogelijkheid tot ondersteuning van huisdierbezitters onder de armoedegrens De formulering en de uitvoering van het beleid heeft de gemeente extra geld gekost Samenwerking met andere organisaties t.b.v. dierenwelzijn heeft meerwaarde I -­‐-­‐ II + III ++ IV V + + VI VII VIII IX Totaal + -­‐ + -­‐ +3 -­‐ + -­‐ -­‐ ++ -­‐ + 0 + + -­‐-­‐ + ++ -­‐ ++ +4 -­‐ -­‐ + + + +1 -­‐ -­‐-­‐ + -­‐ -­‐3 + +1 -­‐ -­‐ -­‐ + ++ 0 ++ -­‐-­‐ + -­‐ 0 + + -­‐ ++ + + + + +7 25 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Druk van politieke partijen De druk van één of meerdere politieke partijen binnen de gemeenteraad kan ervoor zorgen dat een gemeente een dierenwelzijnsbeleid formuleert. In tabel 4.1 is te zien dat in zes van de negen gemeenten de druk van politieke partijen groot is. Daarentegen zijn er drie gemeenten die aangeven dat de gemeenteraad zelf een aanzet heeft gegeven voor het schrijven van een nota dierenwelzijn. Druk van de landelijke Dierenbescherming De landelijke Dierenbescherming heeft diverse campagnes gehouden om gemeenten te overtuigen een dierenwelzijnsbeleid te formuleren en een wethouder dierenwelzijn aan te stellen. De gemeenten zijn gevraagd of de druk van de Dierenbescherming er (mede) toe heeft geleid dat er een nota dierenwelzijn tot stand is gekomen. Drie van de tien gemeenten geeft aan dat de druk van de Dierenbescherming een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het beleidsstuk, terwijl dit voor vier van de gemeenten geen invloed heeft gehad. Twee gemeenten hebben wel van de campagne´s van de Dierenbescherming vernomen, maar geven aan dat dit geen reden was om een dierenwelzijnsbeleid te maken. Rol van de VNG Op de website van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) staan een aantal voorbeelden van beleidsnota’s dierenwelzijn. Ook is op deze website een onderzoek van Sociaal-­‐Geografisch en Bestuurskundig Onderzoek (SGBO) naar gemeentelijk beleid en dierenwelzijn gepubliceerd. (Vereniging van Nederlandse gemeenten, 2009) Uit tabel 4.1 is af te lezen dat vijf van de negen gemeenten vindt dat de VNG een prominentere rol moet spelen in gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. Twee van de gemeenten meent dat dit geen taak is van de VNG. Belemmering overheid gemeentelijk beleid Drie gemeenten zijn van mening dat de wet-­‐ en regelgeving, zoals deze door de overheid is vastgelegd, gemeenten belemmert in het uitvoeren van een dierenwelzijnsbeleid. Als voorbeelden hiervan worden het onvermogen van het verbieden van circussen met wilde dieren en evenementen met dieren genoemd. Twee van de negen gemeenten vindt dat ze in de uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid niet belemmerd worden door de overheid. De overige vier gemeenten zijn neutraal in dit standpunt. Rol van de landelijke overheid Eén gemeente is van mening dat gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid door de landelijke overheid gestimuleerd dient te worden. Drie gemeenten zijn het hiermee oneens. Een argument hiervoor is dat er vanuit de gemeente zelf behoefte moet zijn aan een dergelijk beleid en dat het afdwingen hiervan de gedachtegang van de gemeenten niet verandert. Politiek klimaat Zoals in tabel 4.1 wordt vermeld, antwoordt geen enkele gemeente dat het politiek klimaat met betrekking tot dierenwelzijn ongunstig is. Er is één gemeente die aangeeft dat het politiek klimaat omtrent dit onderwerp gunstig is, en de overige acht gemeenten zijn neutraal. Als reden hiervoor wordt gegeven dat het klimaat uiteenlopend is. Er zijn partijen waar dierenwelzijn geïntegreerd is, maar er zijn ook politieke partijen die het onderwerp geen prioriteit geven. Welke partijen dit zijn is per gemeenteraad verschillend. 26 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Minima met huisdieren Drie van de negen gemeenten zien als gemeente geen mogelijkheid ondersteuning te bieden aan huisdierbezitters onder de armoedegrens. Er zijn twee gemeenten die aangeven dat ze iets kunnen betekenen voor deze mensen. Één gemeente heeft huisdierbezit opgenomen in de bijzondere bijstand en de andere gemeente ziet hier een mogelijkheid toe. De overige gemeenten zijn ‘neutraal’, wat betekent dat ze geen mogelijkheid zien om als gemeente huisdierbezitters onder de armoedegrens te ondersteunen. Extra kosten Op de vraag of de formulering en uitvoering van het beleid de gemeente extra geld heeft gekost, antwoordden twee gemeenten bevestigend. Twee andere gemeenten antwoordden dat het financieel niets extra heeft gekost. Samenwerking andere organisaties Het merendeel (63%) van de gemeenten geeft aan dat samenwerking met andere organisaties ten behoeven van dierenwelzijn meerwaarde heeft. Eén gemeente ziet hier geen meerwaarde in en één gemeente is neutraal. 4.1.2. Hondenbelasting Eerder is beschreven dat gemeenten vrij zijn om hondenbelasting te heffen en de inkomsten ervan te besteden.m De hondenbelasting is een oude baat-­‐ of bronbelasting. Vaak wordt de belasting gebruikt om een gat in de begroting te dichten en wordt daarom soms als melkkoe gezien. Gemeenten zonder hondenbelasting geven aan dat zij de hondenbelasting niet nodig hebben als extra inkomsten of dat de gemeente geen hondenbelasting meer heft, maar de onroerend zaakbelasting verhoogt om het gat te dichten. De inkomsten uit hondenbelasting gaan naar de algemene middelen. Er is geen direct verband tussen de inkomsten uit hondenbelasting en de bestedingen op het gebied van honden-­‐ of dierenwelzijnsbeleid. Een aantal gemeenten geeft aan dat ze de hondenbelasting wel (gedeeltelijk) gebruiken voor bestedingen op het gebied van hondenbeleid of dierenwelzijn. Een gemeente kiest bewust om de activiteiten op het gebied van honden niet te melden om een discussie met inwoners te vermijden. Een uitgebreid overzicht van de verkregen informatie is te vinden in bijlageC1. Gemeentelijke activiteiten met betrekking tot honden Vijf van de negen gemeenten geven aan dat ze losloopgebieden creëren voor honden. Hiermee worden plekken bedoeld waar de hond los kan lopen. Afhankelijk van de gemeente geldt hier wel of geen opruimplicht van hondenpoep. Ook het aanleggen van uitlaatplaatsen wordt door zes van de negen gemeenten gedaan. Dit zijn plekken waar de hond aan de lijn uitgelaten kan worden. Vaak zijn dit kleine stukken gras bij een woonwijk. Ook heeft één van de gemeenten aangegeven dat er geen behoefte is aan uitlaatplaatsen of losloopgebieden, omdat inwoners van de gemeente zich binnen 100 meter afstand in het buitengebied bevinden.Bij de losloopgebieden en uitlaatplaatsen worden door zes van de negen gemeenten poepbakken geplaatst. Dit zijn prullenbakken met de mogelijkheid om poepzakjes te pakken en weg te gooien. Ook doen twee gemeenten aan informatie voorziening. Dit gebeurt door middel van een folder, spandoeken in de gemeenten of landkaarten met daarop hondenuitlaatroutes. Twee van de gemeenten geven aan dat ze de uitlaatplekken en losloopgebieden onderhouden, bijvoorbeeld met behulp van hondenpoepzuiger. In een aantal gemeenten wordt toezicht gehouden op dat de eigenaren de hondenpoep opruimen. 27 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Vaststellen van het tarief Er is niet veel verschil tussen de beweegredenen van gemeenten bij het vaststellen van het tarief voor hondenbelasting. De gemeenten geven over het algemeen aan dat ze het tarief van het voorgaande jaar nemen en deze aanpassen met behulp van indexering of inflatiecorrectie. Sommige gemeenten nemen ook de extra uitgaven aan het dierenasiel of stijgende kosten van handhaving, heffingen en invorderingen en stijging van de kosten voor handhaving en beheer groen en recreatie mee tijdens het vaststellen van het tarief. Eén gemeente heeft aangegeven hoe de inning van belasting verloopt. De invorderingsambtenaar is verantwoordelijk voor het innen van de belastingen. De inwoners krijgen als eerst de aanslag binnen, als hier niet op gereageerd wordt krijgt de burger een herinnering. Bij geen gehoor krijgt men een aanmaning en als een reactie uitblijft, volgt een dwangbevel van de deurwaarder. Handhaving Een aantal gemeenten geven aan dat een externe instantie controleert of de inwoners een hond hebben. Het bureau Legitiem is hier een van. Dit bureau gaat langs een vastgesteld aantal adressen in de gemeente en geeft aan of er één of meerdere hond(en) aanwezig is. Het is niet mogelijk om ieder jaar alle adressen te controleren. Het verschilt per gemeente hoeveel adressen gecontroleerd worden. Kwijtschelding hondenbelasting Er is een mogelijkheid voor gemeenten om hondenbelasting kwijt te schelden. Bij de overige gemeenten is dit onderwerp tijdens de interviews niet ter sprake gekomen. Het verschilt per gemeente of het mogelijk is de hondenbelasting kwijt te schelden. In gemeente V wordt € 21.000 per jaar kwijt gescholden aan hondenbelasting. De gemeente kan niet aangeven om hoeveel hondenbezitters het hier gaat. Omzetten hondenbelasting In het literatuuronderzoek is beschreven dat het niet mogelijk is om een gemeentelijke belasting door de gemeente zelf om te zetten in een andere soort belasting. Dit moet door de Tweede en Eerste Kamer beslist worden. Eén gemeente geeft aan dat ze dit geen goed idee vindt, omdat dit negatief klinkt. Net zoals de hondenbelasting geen belasting is waarbij ‘de vervuiler betaalt’, wil de gemeente niet dat dierenwelzijn een negatieve lading krijgt. De gemeente zou dan eerder de onroerend zaakbelasting laten stijgen en de uitgaven daaruit financieren. 4.1.3. Armoede In deze paragraaf wordt de grootte van het armoedeprobleem binnen de gemeenten genoemd. Niet alle gemeenten waren in staat een antwoord te formuleren op deze vragen. Gemeente I Zeven procent van de inwoners van deze gemeente valt onder de bijstandsnorm. De gemeente werkt veel samen met maatschappelijke organisaties. Op het moment dat een beleid geformuleerd wordt, gaat dit voor advies naar de maatschappelijk organisaties. De gemeente heeft geen budget voor huisdiereigenaren onder de armoedegrens. Gemeente II In deze gemeente heeft 5,6 procent van de huishoudens een laag inkomen (CBS, 2009). Er worden geen regelingen getroffen voor huisdierbezitters onder de armoedegrens en de beleidsambtenaar ziet hier geen mogelijkheden toe. 28 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Gemeente III In deze gemeente leven 1.800 tot 2.000 mensen in de bijstand. Er wordt niets gedaan voor huisdiereigenaren onder de armoedegrens. Gemeente IV In deze gemeente krijgen 150 huishoudens een bijstandsuitkering. Hiervan zitten 50 personen langdurig en 100 korter dan één jaar in de bijstand. De beleidsambtenaar geeft aan dat er relatief weinig mensen bijstand krijgen in deze gemeente, omdat er veel koopwoningen en weinig sociale huurwoningen zijn. Bij de aanvraag van een uitkering wordt niet vastgelegd of mensen een huisdier bezitten. Het huisdier is niet opgenomen in de bijzondere bijstand. Gemeente V Binnen deze gemeente wordt gesproken over de armoedegrens bij een jaarlijks huisinkomen van € 23.400. In 2010 bevond zich 28% van de huishoudens onder deze grens. Hiervan gaf 10% aan moeilijk rond te komen. De gemeente registreert niet structureel gegevens van deze mensen, maar wel wordt er steekproefsgewijs een enquête afgenomen onder de inwoners. Hierdoor wordt een representatief beeld gevormd van de inwoners. De gemeente helpt hondeneigenaren onder de armoedegrens door het kwijtschelden van de hondenbelasting. Dit geldt voor één hond per huishouden. Het verplichten van een huisdierverzekering is juridisch niet haalbaar, omdat er geen duidelijk onderscheid gemaakt kan worden tussen mensen boven en onder de armoedegrens. Dit betekent dat het verplicht zou moeten worden voor alle huisdiereigenaren. De meningen zijn erg verdeeld over dit onderwerp omdat de verzekering niet alle behandelingen vergoedt. Het is voor de gemeente onmogelijk een uitspraak te doen over de aantallen en soorten dieren die een persoon mag bezitten, ook al bevindt de persoon zich onder de armoedegrens. De gemeente heeft voornamelijk een informerende en stimulerende rol. De mogelijkheid om dieren op te nemen in de bijzondere bijstand is nog niet bekeken. Volgens de beleidsambtenaar van de gemeente zou dit wel een goede manier zijn om mensen onder de armoedegrens te ondersteunen. Gemeente VI In de gemeente leeft vijf tot tien procent van de inwoners onder de armoedegrens. Volgens de beleidsambtenaar dierenwelzijn van de gemeente is het onmogelijk om een financiële regeling te treffen voor huisdiereigenaren. De woningbouwvereniging kijkt wel naar problemen gerelateerd aan huisdieren en indien nodig wordt de gemeente hiervan op de hoogte gebracht. Gemeente VII In de gemeente leven circa 600 mensen van een bijstandsuitkering. Er is wel de mogelijkheid tot het aanvragen van bijzondere bijstand, maar hierin zijn huisdieren niet opgenomen. De wethouder geeft aan dat het onduidelijk is of de bijzondere bijstand ooit voor een eigenaar met problemen met huisdieren is toegepast. Het is niet mogelijk om als gemeente te bepalen hoeveel huisdieren iemand mag bezitten. Alleen de schuldhulpverlening heeft de mogelijkheid om te bepalen of en hoeveel huisdieren iemand mag hebben. Gemeente VIII De beleidsambtenaar van de gemeente geeft aan dat op het moment dat mensen een bijstandsuitkering aanvragen er vaak een onderliggend probleem is. Eén van de taken van ambtenaren is om middels een huisbezoek te bekijken hoe de thuissituatie is. Het is lastig te beoordelen hoe het de kinderen in een dergelijk gezin vergaat en het welzijn van huisdieren toetsen wordt als nog moeilijker beschouwd. De gemeente kan mensen onder de armoedegrens bijstaan door het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen. Gemeenten kunnen er zelf voor kiezen welke belasting kwijt gescholden 29 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger kunnen worden. Om in aanmerking te komen voor kwijtschelding moet iemand maandelijks minder dan 105% van het bijstandsminimum binnen krijgen. Als burger krijgt men een langdurige toeslag wanneer diegene langer dan vijf jaar een bijstandsuitkering ontvangt. Hierbij ontvangt men nog € 300 extra van de gemeente. In deze gemeente bestaat de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor een huisdier. Het probleem hierbij is dat hulpverleners en burgers niet op de hoogte zijn van de bijzondere bijstand. Het moet standaard op de lijst komen bij de maatschappelijk werkers. Bij het zorgloket wordt bekeken of mensen een bepaald item nodig hebben en waarvoor. In de afgelopen periode zijn al diverse veranderingen geweest. Voorheen gelden bijvoorbeeld een computer en koelkast als luxeproduct, momenteel worden deze ook meegenomen in de bijzondere bijstand. Bij de bijzondere bijstand wordt gecontroleerd waar het geld heen gaat en daarom dient iedere aanvraag individueel te verlopen. In sommige gevallen betaalt te gemeente ook direct aan de leverancier van een product of dienst. Het is niet mogelijk om een overzicht te krijgen van de overige uitgaven, behalve bij bewindvoering. Het is mogelijk dat mensen met de bijzondere bijstand frauderen, maar het is moeilijk om dit op te sporen. De opbrengsten van de controle zijn niet te vergelijken met de tijd en moeite dat het controleren kost. In deze gemeente is er geen budget beschikbaar voor huisdierbezitters onder de armoedegrens, wel voor minima in het algemeen. Het idee voor een huisdierverzekering voor minima gefinancierd door de gemeente, dient afkomstig te zijn van een beleidsmedewerker. De beleidsmedewerker kaart dit vervolgens aan bij de wethouder en deze moet naar de gemeenteraad voor goedkeuring. Of dit wel of niet wordt uitgevoerd is afhankelijk van het beschikbaar budget en het politieke klimaat. Gemeente IX Het armoedepercentage bijdraagt in deze gemeente circa acht procent. Op de overige vragen kon de beleidsambtenaar geen antwoord geven. 4.2.
Telefonische interviews In totaal zijn 13 gemeenten zonder dierenwelzijnsbeleid en/of wethouder dierenwelzijn telefonisch benaderd. Met vier gemeenten heeft een gesprek plaatsgevonden. Bij de overige negen gemeenten was niemand met dierenwelzijn in het takenpakket. De gesprekken worden hieronder kort beschreven. Gemeente A Deze gemeente heeft een beleidsmedewerker dierenwelzijn die ook kunst en cultuur in zijn takenpakket heeft. Er is geen dierenwelzijnsbeleid, dit is nooit ter sprake gekomen in de gemeenteraad. Volgens de beleidsmedewerker is het verstandig om dierenwelzijnsbeleid regionaal op te pakken. Hij meent dat er vanuit de meeste gemeenten onvoldoende tijd en budget beschikbaar is om actief bezig te zijn met dierenwelzijn. Als een groep gemeenten uit dezelfde regio haar krachten bundelt, kan er op regionaal niveau één contactpersoon worden aangewezen. De rol van de VNG ligt volgens hem voornamelijk in het helder formuleren van de mogelijkheden die een gemeente heeft ten aanzien van dierenwelzijn. Circusdieren zijn een voorbeeld van een probleem waar iedere gemeente mee te maken kan krijgen. Iedere gemeente zoekt dit individueel uit, terwijl zij deze informatie ook gezamenlijk kunnen krijgen. In deze gemeente worden de volgende zaken wel aangepakt op het gebied van dierenwelzijn: • De opvang van zwerfhonden-­‐ en katten wordt gefaciliteerd door het dierenasiel. • Kinderboerderij, waarbij de nadruk ligt op de educatieve kant. De gemeente kan voornamelijk nog een rol spelen binnen de volgende zaken: • Informatievoorziening richting haar inwoners. • Communicatieve rol tussen maatschappelijke organisaties, gemeenten en dierenartsen. • Advisering bij het afsluiten van een huisdierenverzekering. 30 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger •
•
Huisdieren opnemen in de bijzondere bijstand. Symposia waarbij kennis tussen gemeente uitgewisseld wordt. Gemeente B In deze gemeente is geen dierenwelzijnsbeleid en geen wethouder met dierenwelzijn in zijn portefeuille. De aanwezige kinderboerderij is wel een veelbesproken item binnen de gemeente. Momenteel is de kinderboerderij namelijk bezig met het verkrijgen van een keurmerk van de Stichting Kinderboerderij Nederland (SKBN). Gemeente C Op de gemeentelijke website van de gemeente staat niet vermeld dat er een wethouder dierenwelzijn en een dierenwelzijnsbeleid is. Echter, na een gesprek met een beleidsambtenaar van de gemeente bleek de gemeente wel een wethouder en een dierenwelzijnsbeleid te hebben. Dit beleid is een oude notitie, welke geactualiseerd dient te worden. Hierin is vastgelegd welke subsidieregelingen er getroffen zijn met onder andere de dierenambulance, het dierenasiel en de vergoeding voor de vrijwilligers van de kinderboerderij. Door de bezuinigingen kampt de gemeente met een personeelstekort. Hierdoor heeft dierenwelzijn momenteel geen prioriteit. In de gemeente is geen koppeling aanwezig tussen minima en huisdierenbezit. Gemeente D In deze gemeente is geen wethouder dierenwelzijn actief en er is geen dierenwelzijnsbeleid. Als op dit gebied vragen komen, wordt er ad hoc een ambtenaar aangewezen om dit probleem aan te pakken. Gemeente D is met haar 21.000 inwoners een kleine gemeente en een beleid ten aanzien van dierenwelzijn wordt niet noodzakelijk geacht. Het heeft geen toegevoegde waarde. Indien er zich problemen voordoen met minima, dienen deze op individueel niveau bekeken te worden. De rol van de VNG in dit geheel wordt als onduidelijk ervaren. 4.3.
Enquête burgers In de eerste paragraaf wordt algemene informatie gegeven over de respondenten. Vervolgens worden de resultaten toegelicht van de enquête onder niet-­‐minima. Als derde volgen de resultaten van de enquête van mensen die onder het minimum leven. Als laatste wordt een vergelijking gemaakt tussen deze twee verschillende groepen. In bijlage C zijn de tabellen weergegeven die afkomstig zijn van SPSS. 4.3.1. Algemene informatie Boven de armoedegrens hebben in totaal 680 respondenten gereageerd. Het aantal respondenten onder de armoedegrens bedroeg 228. Het is niet mogelijk te achterhalen wat het responspercentage is van de enquêtes die zijn verspreid bij mensen boven de armoedegrens. Het responspercentage van de burgers onder de armoedegrens is 34%. In tabel 4.3 wordt nadere informatie van de respondenten weergegeven. Tabel 4.3 Aantal respondenten en geslacht Burgers Niet-­‐minima Minima Man Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal Niet ingevuld Totaal Aantal 209 471 680 64 162 226 2 228 Percentage 31 69 100 28 71 99 1 100 31 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Zoals in bijlage C2 te zien is, heeft ruim 50% van de respondenten een leeftijd tussen de 30 en 50 jaar. De grootste groep (51%) van de respondenten boven de armoedegrens is gehuwd. Bij de respondenten onder de armoedegrens is 54% alleenstaand. De burgerlijke staat van de respondenten is weergegeven in bijlage C3. Van de modale burger bezit 83% een huisdier en 77% van de minima geeft aan een huisdier te bezitten. In bijlage C4 is tevens een inventarisatie gemaakt van de diersoorten en het aantal dieren dat de burgers bezitten. Mensen boven de armoedegrens bezitten gemiddeld meer huisdieren dan mensen onder de armoedegrens (gepaarde t-­‐test P<0.01)(bijlage C5 enC6). 4.3.2. Enquête burgers boven de armoedegrens Aan de burgers boven de armoedegrens zijn een aantal vragen gesteld, die niet zijn gesteld aan minima. De onderwerpen van deze vragen zijn hondenbelasting en gemeentelijk dierenwelzijns-­‐
beleid. In bijlage B3 is de volledige vragenlijst te vinden, het gaat om de vragen 11 tot en met 18 en vraag 24. De antwoorden op deze vragen staan vermeld in tabel 4.4. Tabel 4.4 antwoorden uit de enquête van de burger boven de armoedegrens (N=680) Nr. 11 12 13 14 15 16 17 18 24a Vraag Eens dat HB geheven wordt Besteding van HB juist uitgevoerd Mag HB gebruikt worden voor andere doeleinden Gemeenten moeten een dwb hebben Bereidheid te betalen voor dwb Wie betalen aan dwb HB vervangen met dwb Bereid te betalen voor dwb Minima mogen geen huisdier hebben Antwoorden Ja 53% Ja 6% Ja 11% Ja 80% Ja 60% Huisdiereigenaren 37,5% Ja 62% € 0 € 1-­‐10 20% 23% Zeer oneens Oneens 19% 14% Nee 47% Nee 47% Weet ik niet 47% Nee 89% € 11-­‐24 21% Neutraal 27% Nee 20% Nee 40% Gehele bevolking 62,5% Nee 38% € 25-­‐49 € 50-­‐74 >€ 75 20% 10% 5% Eens Zeer eens 20% 20% HB= hondenbelasting; DWB= dierenwelzijnsbeleid Het bedrag dat burgers bereid zijn te betalen wordt weergegeven in figuur 4.5. Figuur 4.5 Bedrag dat burger bereid is te betalen aan dierenwelzijn 32 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger De antwoorden uit tabel 4.4 zijn statistisch aan elkaar getoetst. Hieruit blijkt dat de mensen die aangeven dat ze het goed vinden dat hondenbelasting geheven wordt, het ook goed vinden dat hondenbelasting voor andere doeleinden gebruikt mag worden (bijlage C7, Chi-­‐kwadraat (X2) P=0.000). De burgers die antwoordden dat ze het goed vinden dat hondenbelasting geheven wordt, hebben vaker het idee dat gemeenten dit op een juiste manier besteden dan mensen die tegen het heffen van hondenbelasting zijn. Mensen die vinden dat hondenbelasting niet geheven mag worden, antwoorden vaak dat zij niet weten of hondenbelasting op de juiste manier besteed wordt (bijlage C8, X2 p=0.000). Vrouwen geven significant vaker aan dat zij behoefte hebben aan een dierenwelzijnsbeleid dan mannen (bijlage C9, X2 p=0.001). Huisdiereigenaren zijn hiervoor eerder bereid te betalen dan niet huisdiereigenaren (bijlage 10, X2 p=0.002). Het bedrag dat burgers bereid zijn te betalen is gemiddeld € 2. Een overzicht van de bedragen is te vinden in tabel 4.5. Huisdiereigenaren geven ook aan dat de gehele bevolking hiervoor moet betalen, terwijl niet huisdiereigenaren vinden dat huisdiereigenaren moeten betalen (bijlage C11, X2 p=0.000). Hondeneigenaren geven vaker aan dat zij hondenbelasting willen vervangen voor dierenwelzijnsbelasting dan niet hondenbezitters (bijlage C12, X2 p=0.001). 4.3.3. Enquête burgers onder de armoedegrens Aan de burgers onder de armoedegrens zijn specifiek vragen gesteld over de zorg voor hun huisdier (bijlage B4 vraag 10 tot en met 15 en vraag 17). De antwoorden op deze vragen worden in tabel 4.6. weergegeven. Tabel 4.6 antwoorden uit de enquête van minima Nr. 10a 10b 11a 11b 12a 12b 13 14 15 Vraag Besteding aan dier Sparen voor huisdier Bedrag dat gespaard wordt Houdt u geld over Bedrag dat overblijft Kennis van hulpinstanties Waar hulp zoeken Hulp inschakelen N 168 174 175 57 225 110 213 199 183 Antwoord <€ 10 € 10-­‐19 14% 31% Antwoorden staan in tabel 4.6 Ja 25% <€ 5 € 5-­‐9 47% 26% € 20-­‐29 26% Nee 75% € 10-­‐19 14% Ja 26% <€ 25 € 25-­‐49 51% 16% Ja 22% Antwoorden staan in tabel 4.7 Nee 74% € 50-­‐99 25% Nee 78% Ja 61% Nee 39% >€ 30 29% >€ 20 12% >€ 100 8% De meerderheid (54%) geeft aan meer dan € 20 aan het huisdier te besteden. Dit bedrag wordt voornamelijk besteed aan voeding en preventieve gezondheidszorg (tabel 4.7). Driekwart van de ondervraagden geeft aan niet te sparen voor het huisdier. Van de personen die sparen voor het huisdier, spaart 74% minder dan € 10 per maand. Een kwart van de respondenten geeft aan geld over te houden aan het einde van de maand. De helft van deze personen houdt minder dan € 25 over. Driekwart van de ondervraagden geeft aan niet op de hoogte te zijn van het bestaan van instanties die ondersteuning kunnen bieden bij de zorg voor het huisdier. In tabel 4.7 is te zien waar personen die wel op de hoogte zijn van hulpinstanties, deze hulp denken te vinden. Het merendeel (61%) geeft aan dat ze hulp zouden vragen aan een desbetreffende instantie. Vrouwen geven eerder aan dat zij hulp zullen gaan vragen bij instanties dan mannen (bijlage C13, X2 p=0.001). 33 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Tabel 4.7 antwoorden van de respondenten uit vraag 10b (N=174) 10b Waaraan besteedt u het geld voor uw huisdier? Voeding Verzorgingsproducten Jaarlijkse vaccinatie Verblijfskosten zoals pension Andere producten of diensten Medicijnen voor langdurig gebruik Medicijnen voor acute problemen Medische ingrepen Preventie maatregelen zoals ontwormings-­‐ en ontvlooiingsmiddelen Totaal Aantal 170 50 44 3 18 16 24 10 68 174 Percentage 98% 29% 25% 2% 10% 9% 14% 6% 39% 100,0% Tabel 4.8 antwoorden van de respondenten uit vraag 14 (N=199) Antwoord Internet Krant Telefoonboek Gemeenteloket Uw maatschappelijke hulpverlener Anders Weet ik niet Totaal Aantal 147 23 30 23 33 17 14 199 Percentage 74% 12% 15% 12% 17% 9% 7% 100,0% 4.3.4. Vergelijken van enquête Aan de burgers boven en onder de armoedegrens zijn een aantal dezelfde vragen gesteld zodat deze met elkaar vergeleken kunnen worden. In deze paragraaf worden de verschillen en overeenkomsten tussen deze twee groepen besproken. In tabel 4.9 worden de verschillende antwoorden van de burgers boven en onder de armoedegrens weergegeven. De eerste cijfers (nr. ↑) in de eerste kolom geven de vragen uit de enquête van niet-­‐minima weer, deze vragen staan in bijlage B3. Het tweede cijfer (nr. ↓) in deze kolom geeft de vraag uit de enquête van minima weer, deze zijn te vinden in bijlage B4. In de tweede kolom is het onderwerp van de vragen af te lezen. In de derde kolom wordt eerst het antwoord van de burger boven de armoedegrens gegeven met daaronder het antwoord van minima, met bijbehorende aantal respondenten (N-­‐waarde). 34 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Tabel 4.9 Vergelijking van antwoorden van de twee groepen Nr.↑*nr.↓ 7*7 Onderwer
p Gebruik dier 8*8 Cijfer band 9a*9a Ooit het gevoel van onjuiste verzorging gehad De reden hiervoor 9b*9b 19*16 Hebben huisdiervz 22*18 Aantal dieren vz 23*19 Kosten vz 25*20 zoönosen Burger N Antwoord Niet-­‐minima 555 Minima 173 Niet-­‐minima 559 Minima 172 Niet-­‐minima 560 Minima 174 Gezelschap Volwaardig gezinslid 68% 24% 64% 28% Gemiddelde cijfer 8,61 8,91 Ja 23% 58% Niet-­‐minima 129 Minima Niet-­‐minima 680 Minima177 Niet-­‐minima 82 Minima 8 Niet-­‐minima 73 Minima 7 Niet-­‐minima 680 Minima211 Gebrek tijd Gebrek Gebrek kennis Anders financiën 43% 13% 22,5% 6% 8% 83% 4% 5% Ja Nee Wist niet af van bestaan 12% 80% 8% 4,5% 92% 3% Gemiddeld aantal dieren 1,57 1,25 Gemiddeld bedrag per dier € 20,83 € 20,23 Waar Onwaar Weet ik niet 67 % 13% 20% 48% 18% 34% Imago 0% 2% Functionele hulp 3% 2% Anders 5% 5% Nee 77% 42% VZ= verzekering Minima geven een hoger cijfer aan de band met hun huisdier dan burgers boven de armoedegrens (bijlage C16, t-­‐test p=0.027). Er is geen significant verschil tussen het aantal dieren en de diersoort. Mensen onder de armoedegrens geven vaker aan het gevoel te hebben gehad dat zij niet de juiste verzorging konden bieden aan hun huisdier (bijlage C18, X2 p=0.000). Mensen onder de armoedegrens geven een gebrek aan financiële middelen aan als voornaamste reden. Niet-­‐minima noemen hierbij vaak een gebrek aan tijd als reden (bijlage C19, X2 p=0.000). Mensen boven de armoedegrens geven significant vaker aan dat huisdieren ziektes kunnen overbrengen op mensen dan minima. Burgers onder de armoedegrens geven vaker aan dat ze niet weten of dieren ziektes over kunnen brengen op mensen dan niet-­‐minima(bijlage C20, Mann-­‐ Whitney test p=0.000). Mensen boven de armoedegrens(12%) hebben vaker hun huisdier verzekerd dan minima (4,5%). De reden die minima hier voornamelijk voor geven is een gebrek aan financiële middelen (79%). Mensen boven de armoedegrens geven vaker aan dat ze niet op de hoogte zijn van het bestaan van een huisdierenverzekering ten opzichte van minima (bijlage C21, X2 p=0.001). 4.4.
Enquête dierenartsen Eerst worden algemene gegevens over de ondervraagde dierenartsen gegeven. Vervolgens wordt ingegaan op onbetaalde rekeningen en de invloed hiervan op de praktijk. Daarna wordt de 35 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger verwaarlozing van dieren besproken. Tot slot wordt de mening van dierenartsen omtrent huisdierbezitters met ontoereikende financiële middelen vergeleken met de mening van burgers. Algemene gegevens Het aantal respondenten van deze enquête is 197, een responspercentage van 23%. Een meerderheid (56%) is vrouw en het merendeel (54%) van de respondenten is tussen de 41 en 60 jaar oud. Tabel 4.10 Algemene gegevens dierenartsen Nr. Vraag 1 Geslacht N 194 2 Leeftijd 3 Aantal dierenartsen 4 Klanten *1000 195 196 196 Antwoord Man Vrouw 44% 56% 20-­‐30 31-­‐40 12% 25% 1 2 22% 25% 0-­‐2 2-­‐4 17% 34% 41-­‐50 23% 3 18% 4-­‐6 27% 51-­‐60 32% 4 14% 6-­‐8 12% 60-­‐65 7% 5 4% >8 10% >65 2% >6 16% Onbetaalde rekeningen en de invloed hiervan op de praktijk Bijna een derde van de dierenartsen maakt meer dan 21 keer per jaar mee dat eigenaren onvoorziene medische kosten niet kunnen betalen. Ruim drie kwart van de dierenartsen geeft aan niet te controleren of eigenaren daadwerkelijk financiële tekortkomingen hebben. De vervolgactie van dierenartsen is in 45% van de gevallen klantafhankelijk en 55% geeft aan dat dit dierafhankelijk is. Bijna de helft van de dierenartsen (45%) geeft aan dat onbetaalde rekeningen een invloed hebben op de praktijkvoering. Tabel 4.11 Deel 2 dierenarts: Invloed en controle op onbetaalde rekeningen 5 Medische hulp niet kunnen betalen 6 Voor behandeling 7 Na behandeling 8 Controle op financiële tekortkoming 9 Dier of klant afhankelijk 11a Invloed van onbetaalde rekening 196 197 197 197 0-­‐5 6-­‐10 11-­‐15 18% 25% 16% Antwoorden staan in tabel 4.13 Antwoorden staan in tabel 4.14 Ja Nee 23% 77% 16-­‐20 11% >21 30% Klant 45% Geen invloed 17% Invloed 22% Veel invloed 21% Zeer veel invloed 3% Dier 55% Matige invloed 37% Mishandeling en verwaarlozing van dieren De meeste dierenartsen (77%) geven aan één tot vijf keer per jaar mishandeling of verwaarlozing van dieren tegen te komen op de praktijk. In dat geval geven alle dierenartsen aan het dier te behandelen. Een meerderheid (52%) van de dierenartsen meldt dit bij een instantie. Het vaakst gebeurt dit bij de dierenbescherming (tabel 4.14). Tabel 4.12 Deel 3 dierenartsen: verwaarlozing en mishandelen van huisdieren 12a Mishandeling en verwaarlozing 12b Wat te doen hierbij Behandelen en melden 12c Waar melden 197 197 197 Nee 13% Wel/Niet 48% Ja, 1-­‐5 77% wel/Wel 52% Ja, 6-­‐10 7% Niet/Niet 0% Ja, 11-­‐15 1,5% Niet/Wel 0% Ja, >16 2% Antwoorden staan in tabel 4.15 36 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Er is een significant verband tussen het aantal klanten en de frequentie dat deze onvoorziene medische kosten niet kunnen betalen (bijlage C22, Correlatie p=0.000). Dit verband is niet zichtbaar bij het aantal klanten en het aantal verwaarloosde of mishandelde dieren die dierenartsen opmerken. Op de antwoorden van vraag wat een dierenarts doet voorafgaand achteraf aan een behandeling en waar een dierenarts melding doet van verwaarlozing of mishandeling van dieren (6, 7 en 12c) zijn meerdere antwoorden mogelijk. Deze antwoorden zijn weergegeven in de onderstaande tabellen (4.13, 4.14 en 4.15). Tabel 4.13 antwoorden van de respondenten op vraag 6 (N=196) 6. Wat doet u indien u, voorafgaand aan een behandeling, vermoedt dat de eigenaar van het dier de rekening niet kan betalen? Het dier behandelen zonder de kosten te verhalen bij de eigenaar Het dier behandelen en bij overige instanties/ maatschappelijke organisaties de kosten declareren Het dier niet behandelen De eigenaar doorsturen naar een andere dierenarts De eigenaar doorsturen naar betrokken hulpgevende instanties Korting geven aan de eigenaar Een afbetalingsregeling Anders Totaal Aantal Percentage 25 49 13% 25% 45 4 37 49 171 36 196 23% 2% 19% 25% 87% 18% 100% Tabel 4.14 antwoorden van de respondenten uit vraag 7 (N=196) 7. Wat is uw handelswijze als achteraf blijkt dat de kosten van een medische behandeling niet betaald kunnen worden Eerst alles doen om geld te ontvangen; indien de rekening nog niet betaald wordt, kwijtschelden Een afbetaalregeling Korting geven aan de eigenaar Kwijtschelden zonder verdere vervolgacties De eigenaar in vervolg niet meer helpen De kosten declareren bij een instantie Anders Totaal Aantal Percentage 101 52% 158 14 11 94 27 37 196 81% 7% 6% 48% 14% 19% 100% Tabel 4.15 antwoorden van de respondenten uit vraag 12C (N=197) 12c, Indien u een geval van mishandeling of verwaarlozing vermoedt, waar meldt u dit? Dierenpolitie 144 AID Dierenbescherming Politie Gemeente LID Niet melden Anders Totaal Aantal Percentage 12 13 20 89 22 1 8 27 32 224 5% 6% 9% 40% 10% 0% 4% 12% 14% 100% 37 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Huisdierbezitters onder de armoedegrens De antwoorden op de vraag aan dierenartsen en burgers boven de armoedegrens ‘Mensen met ontoereikende financiële middelen mogen geen huisdier hebben’ staan weergegeven in figuur 4.2 en 4.3. Dierenartsen zijn het voor het merendeel eens met de stelling dat mensen met ontoereikende financiële middelen geen huisdier mogen hebben. Burgers hebben hier geen uitgesproken mening over (bijlage C23, Mann-­‐Whitney U-­‐test p=0.000). Figuur 4.2 Antwoorden stelling burger 4.5.
Figuur 4.3 Antwoorden stelling dierenartsen Aanvullende informatie Om een volledig beeld te krijgen van de gevolgen van huisdieren (voor mensen met ontoereikende financiële middelen) zijn interviews afgenomen met Nienke Endenburg van Universiteit Utrecht en Mara van Dongeren van Minimax Dierendokters. Dieren hebben een positieve invloed op mensen door het geven van sociale steun. Ook stimuleren dieren het geven van sociale steun aan andere mensen. Als mensen minder sociale steun krijgen is hun kans op een verlaagde weerstand hoger, waardoor zij vatbaarder voor ziekten kunnen worden. Bij sterfte van het huisdier vertonen eigenaren, net als bij overleden mensen, een rouwverwerkingsproces. Dit kan versterkt worden bij mensen met ontoereikende financiële middelen als ze voor de keuze komen om het dier te laten euthanaseren vanwege een behandeling die zij niet meer kunnen bekostigen. Uit de gesprekken komt naar voren dat er geen stereotiepe van mensen met ontoereikende financiële middelen is aan te geven. Dit kan variëren van minder sociaal tot hoog opgeleiden en van jong tot oud. Sommige mensen zijn in de bijstand gekomen doordat ze lijden aan psychologische aandoening, één vorm hiervan is het zogenaamde animal hording. De mensen willen graag voor dieren zorgen en daardoor wordt al hun tijd hieraan besteed. De kans is dan groot dat ze daardoor hun baan kwijt raken en in financiële problemen raken. Ze komen uit alle lagen van de bevolking en ze zijn er van overtuigd dat alleen zij de juiste verzorging kunnen bieden aan het dier, waardoor ze hier onmogelijk afstand van kunnen doen. De band tussen eigenaar en huisdier heeft invloed op de kwaliteit van de verzorging die het huisdier krijgt. Het is belangrijk dat mensen de verantwoordelijkheid nemen voor hun huisdier. Dit gebeurt onder andere door de eigenaar zelf een vergoeding te laten betalen voor alle kosten. Nienke 38 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Endenburg gaf aan dat zij het daarom geen goed plan vindt als voeding of behandelingen gratis verstrekt worden aan minima. Het is wel belangrijk om eigenaren met onvoldoende financiële middelen te informeren over het aantal en het soort dieren dat verantwoord is om te houden. Tien katten en een grote hond eten en kosten nou eenmaal meer dan één kat en één kleine hond. Een andere factor is het ras van het dier. Bepaalde rassen zijn drager van erfelijke aandoeningen, waardoor er een grote kans is op hoge dierenartskosten. Een ander punt waar eigenaren over geïnformeerd moeten worden zijn zoönosen. Soms wordt de ernst van een zoönose te veel benadrukt, waardoor huisdierbezit als negatief ervaren wordt. Indien de juiste voorzorgsmaatregelen genomen worden, zoals vaccineren, ontwormen en vlooien-­‐ en tekenbestrijding in combinatie met het betrachten van voldoende hygiëne, is de kans op het oplopen een zoönose zeer klein. In het gesprek met Minimax Dierendokters kwam naar voren dat het vaccineren, vlooien-­‐ en tekenbestrijding en ontwormen niet vaker gebeurt dan in regulieren dierenklinieken. Het aantal baarmoederontstekingen is bij Minimax Dierendokters aanzienlijk hoger dan bij reguliere klinieken. Dit betreft vaak oudere teven die op jonge leeftijd niet gesteriliseerd zijn, door een gebrek aan financiële middelen. De gemeente Wageningen geeft een vergoeding aan mensen in de bijstand om dieren te laten neutraliseren. Daarmee worden de uiteindelijke kosten veel lager en wordt eventueel lijden van het dier aan een baarmoederontsteking of melkkliertumoren op oudere leeftijd voorkomen. Er is niet veel animo voor minima klinieken. Van de regulieren dierenartsen geeft 11% wel aan dat ze dit een goed concept vinden. Endenburg denkt dat dit komt doordat de dierenartsen het oneerlijke concurrentie vinden, dat de klanten geen keuzevrijheid meer hebben en de klanten bestempeld worden als minima wanneer ze naar een dergelijke kliniek gaan. 39 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 5. Discussie In dit hoofdstuk worden de gevonden resultaten uit literatuur kritisch bekeken. Vervolgens wordt de onderzoeksopzet geanalyseerd, om iets te kunnen zeggen over de betrouwbaarheid van het onderzoek. Tenslotte worden de gevonden resultaten vergeleken met literatuur. 5.1.
Bespreking literatuur Om armoede en de zogenaamde armoedegrens te definiëren is gezocht naar één aanduiding. Echter, er is in Nederland geen eenduidige armoedegrens aangegeven. Het CBS spreekt van een minimaal bedrag dat een persoon nodig heeft om rond te kunnen komen. Gemeenten hanteren een bijstandsnorm en voedselbanken gebruiken het besteedbaar inkomen als indicator. De informatie over het aantal nota’s en wethouders dierenwelzijn is verkregen via gemeentelijke websites. Het is mogelijk dat er meer wethouders en beleidsdocumenten zijn, die niet op de website staan gemeld. Toch is er een opvallend groot verschil tussen het percentage nota’s (7%) en wethouders dierenwelzijn (17%). Dit betekent dat 10% van de Nederlandse gemeenten wel een wethouder heeft, maar geen beleid op papier heeft staan. Indien deze gemeenten wel een nota dierenwelzijn formuleren, wat voor de hand liggend is aangezien er een wethouder dierenwelzijn actief is, worden andere gemeenten eerder gestimuleerd dierenwelzijn op te nemen in het gemeentelijk beleid. Als een gemeente aangeeft te beschikken over een wethouder met dierenwelzijn in het takenpakket, zegt dit niets over de invulling van deze taak qua tijd of inhoud. Er is een groot verschil tussen de verschillende gemeenten wat betreft de kosten voor de uitvoering van dierenwelzijnsbeleid. Dit is afhankelijk van de grootte van de gemeente, het jaar waarin de begroting is vastgesteld en de activiteiten die in het beleid zijn opgenomen. De bedragen uit de nota zijn gebaseerd op begrotingen, de werkelijke besteding kan in de praktijk anders uitvallen. In sommige gemeenten is er wel een beleidsdocument aanwezig, maar zijn er vanwege de economische crisis onvoldoende financiële middelen beschikbaar om de actiepunten uit te voeren. Het aantal gemeenten dat hondenbelasting heft is de afgelopen tien jaar gedaald, terwijl de totale inkomsten uit hondenbelasting in Nederland zijn gestegen. Dit betekent dat het tarief aan hondenbelasting in de gemeenten is gestegen. Een andere verklaring is dat er veel gemeenten heringedeeld en opgeheven zijn in die periode, waardoor Nederland 90 gemeenten minder telt. (Centraal Bureau voor de statistiek, 2001) 5.2.
Bespreking onderzoeksopzet Voorafgaand aan het onderzoek was het de bedoeling om zowel gemeenten met als zonder een wethouder dierenwelzijn te interviewen. Echter, tijdens de contacten met de gemeenten zonder een wethouder of dierenwelzijnsbeleid, bleek men niet bereid te zijn tot medewerking aan dit onderzoek. Daarom is gekozen alleen gemeenten te benaderen waarbij het onderwerp dierenwelzijn is ondergebracht bij een wethouder. Om te achterhalen waarom er in de overige gemeenten geen aandacht wordt besteed aan dierenwelzijn, is er telefonisch contact opgenomen met dertien gemeenten en heeft er met vier gemeenten een gesprek plaatsgevonden. Deze resultaten kunnen daarom meer als een indicatie beschouwd worden. Zoals te zien is in het hoofdstuk resultaten bezit 77% van de minima en 83% van de burgers boven de armoedegrens een huisdier. Dit betekent dat, volgens de resultaten van dit onderzoek, iedere inwoner van Nederland 0,86 hond bezit. Echter, het landelijk gemiddelde is 0,09 hond per huishouden (bijlage D2). Het aantal gehouden katten, konijnen en knaagdieren komt ook hoger uit dan het landelijke gemiddelde (Hogeschool HAS Den Bosch, 2011). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat huisdierbezitters eerder bereid waren medewerking te verlenen aan dit onderzoek. Een andere reden kan zijn omdat de enquête verspreid is via de eigen netwerken van de projectleden, die voornamelijk liggen binnen de diersector. 40 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Voor de burgers onder de armoedegrens is ook een andere verklaring mogelijk. In de brief ter begeleiding van de enquête werd vermeld dat het doel van het onderzoek ‘het ondersteunen van huisdierbezitters met ontoereikende financiële middelen is’. Het kan zijn dat dit voor de respondenten met een huisdier een extra motivatie was om de enquête in te vullen, omdat zij de indruk hadden hierdoor mogelijk hulp te kunnen krijgen. De enquêtes voor de dierenartsen zijn verzonden naar dierenartsenpraktijken. Het is niet duidelijk of de enquête is ingevuld door dierenartsen of paraveterinairen. Het verschil in functie binnen de praktijk heeft mogelijk invloed op de antwoorden. Aan de dierenartsenpraktijken is niet gevraagd of de praktijk zich in de stad of in een dorp bevind. In de stad is het armoedepercentage gewoonlijk hoger dan in een dorp, wat de resultaten mogelijk beïnvloed heeft. 5.3.
Bespreking resultaten Wanneer gesproken wordt over huisdierbezitters onder de armoedegrens, wekt dit soms een stereotiepe beeld op van grote honden en/of een groot aantal katten. Dit onderzoek wijst echter uit dat minima gemiddeld minder huisdieren bezitten dan mensen boven de armoedegrens. Van het bedrag dat minima besteden aan het huisdier, gaat 30% op aan preventieve maatregelen zoals vlooienbestrijding en ontworming. Slechts 25% van de respondenten geeft aan geld te besteden aan vaccinaties. Dit betekent dat een groot deel van de huisdierbezitters onder de armoedegrens geen preventieve maatregelen treft om de gezondheid van het dier en de mensen eromheen te beschermen. Bij deze percentages zijn ook andere diersoorten dan honden en katten meegenomen, terwijl hier nauwelijks mogelijkheden zijn tot vaccinaties en andere preventieve maatregelen. Om toch iets over deze percentages te kunnen zeggen is een vergelijking met mensen boven de armoedegrens noodzakelijk. Deze vraag is echter niet gesteld aan mensen boven de armoedegrens, waardoor het niet mogelijk is een betrouwbare conclusie te geven over de percentages. Wanneer mensen ontoereikende financiële middelen hebben, mogen dieren hier niet onder lijden. Als men genoodzaakt is om het huisdier te laten euthanaseren, omdat de kosten van medische hulp niet gedragen kunnen worden, heeft dit grote invloed op de psychische gesteldheid van de eigenaar. Deze moeten de verzorging krijgen die zij verdienen. Wanneer eigenaren voor het dilemma komen te staan wanneer hun dier ziek is en hun de medicatie of operatie niet kunnen betalen en zij euthanasie moeten laten uitvoeren, heeft dit grote invloed op hun psychische welbevinden. De eigenaar kan hier een schuldgevoel aan over houden en in een depressie terecht komen (Endenburg N. , 2012). Van de minima geeft 58% aan ooit het gevoel te hebben gehad dat ze niet de juiste verzorging konden bieden aan hun huisdier. Het grootste deel van de respondenten (83%) geeft een gebrek aan financiële middelen als reden hiervoor. Dit betekent dat 48% van de problemen met de verzorging van een huisdier en de daarmee eventueel gepaard gaande psychische problemen bij de eigenaar voorkomen kunnen worden door het geven van financiële ondersteuning. Het welzijn van een dier zou in zo’n geval dus kunnen worden gewaarborgd door het ter beschikking stellen van financiële hulp. Uit de resultaten blijkt dat in alle geïnterviewde gemeenten het politiek klimaat ten opzichte van dierenwelzijn gunstig is. Dit gegeven is beïnvloed door de selectie van gemeenten. In de selectie zijn geen gemeenten opgenomen die geen wethouder dierenwelzijn en/of dierenwelzijnsbeleid hebben. Slechts 7,5% van de Nederlandse gemeenten beschikt over een nota dierenwelzijn, terwijl 80% van de burgers aangeeft dit belangrijk te vinden. Burgers geven ook aan bereid te zijn om extra te betalen om dierenwelzijn te verbeteren. Het bedrag dat ze gemiddeld willen betalen is € 2 per maand. Dit is jaarlijks € 24 per burger. Van een gemiddelde gemeente met 40.000 inwoners, is 75% belastingbetaler. Hierdoor komen de totale inkomsten op € 720.000 per jaar, terwijl de uitvoering van een dierenwelzijnsbeleid gemiddeld € 116.947 per jaar kost. Van de Nederlandse gemeenten heft 70% hondenbelasting. De meningen van burgers omtrent het al dan niet heffen van hondenbelasting zijn verdeeld, terwijl 95% van de burgers geen idee heeft wat er met de inkomsten uit de hondenbelasting gebeurt. 41 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Hondenbelasting is geen doelbelasting, wat betekent dat de inkomsten naar de algemene middelen gaan. Dit terwijl bijna 90% van de burgers aangeeft dat de hondenbelasting niet gebruikt mag worden voor andere doeleinden. Hieruit blijkt dat de burger niet op de hoogte is van wat er met de hondenbelasting wordt gedaan. Van de gemeenten die hondenbelasting heffen, heeft het grootste deel een oplopend tarief. Dit houdt in dat het tarief stijgt naarmate er meer honden worden gehouden. Gemeenten willen op deze manier mensen demotiveren om meerdere honden te nemen. De tien gemeenten met het hoogste en het laagste tarief aan hondenbelasting zijn geselecteerd. Van deze gemeenten is bekeken of ze beschikken over een dierenwelzijnsbeleid en of er wel of geen wethouder dierenwelzijn actief is. De chi-­‐kwadraat is uitgevoerd om te constateren dat er een significant verband is tussen de hoogte van het tarief aan hondenbelasting en de zorg voor dierenwelzijn binnen de gemeenten (zie bijlage D1). Gemeenten met een hoog tarief aan hondenbelasting blijken vaker een dierenwelzijnsbeleid en wethouder dierenwelzijn te hebben dan gemeenten met een laag tarief aan hondenbelasting. Hiermee wordt de indruk gewekt dat een deel van de inkomsten uit de hondenbelasting ook daadwerkelijk aan de honden en/of dierenwelzijn besteed wordt. In dat geval ontbreekt echter de communicatie hierover naar de burger en profileert een gemeente zich onvoldoende naar zijn inwoners toe op dit zo belangrijk geachte gebied. Dierenartsen geven aan dat onbetaalde rekeningen een zekere invloed hebben op de praktijk. Een groot deel is van mening dat mensen met ontoereikende financiële middelen geen huisdier mogen hebben, terwijl burgers hierover geen uitgesproken mening hebben. Het verschil tussen deze twee groepen wordt mogelijk veroorzaakt door de invloed van onbetaalde rekeningen op de praktijk. Burgers boven de armoedegrens worden niet geconfronteerd met de financiële gevolgen van onbetaalde rekeningen, waardoor hun mening hierover anders is. 42 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 6. Conclusies & aanbevelingen In dit rapport is een inventarisatie gemaakt welke beleidsmaatregelen overheidsinstanties en gemeenten kunnen nemen om dierenwelzijn in gezinnen met ontoereikende financiële middelen te verbeteren. In dit hoofdstuk worden eerst de conclusies van het onderzoek uitgewerkt. Vervolgens worden de aanbevelingen gegeven. 6.1.
Conclusies In deze paragraaf wordt eerst antwoord gegeven op de verschillende doelstellingen. Vervolgens wordt de eindconclusie van het onderzoek beschreven. De toegevoegde waarde van huisdieren voor mensen (met ontoereikende financiële middelen) Huisdieren zijn voor minima belangrijker dan voor burgers boven de armoedegrens. Minima hebben een sterkere band met hun huisdier en geven hiervoor gemiddeld het cijfer 8,9 tegenover mensen boven de armoedegrens een 8,6. Ook geven minima vaker aan dat het huisdier wordt beschouwd als volwaardig gezinslid (28% resp. 24%). De inkomsten uit hondenbelasting en de uitgaven voor dierenwelzijnsbeleid door gemeenten Van de Nederlandse gemeenten heft 70% hondenbelasting. Omdat dit een bronbelasting is kan niet aangegeven worden welk deel hiervan daadwerkelijk wordt besteed aan honden of dierenwelzijn. Het hondenbelastingtarief is hoger indien de gemeente een wethouder en/of nota dierenwelzijn heeft. De kosten voor een dierenwelzijnsbeleid bedragen gemiddeld € 117.000 en omvatten zowel de verplichte opvang van (zwerf)dieren als de kosten voor de actiepunten die in het beleidsdocument worden beschreven. De invloed van de overheid op dierenwelzijnsbesluiten van gemeenten en de mogelijkheden om iets te betekenen voor huisdiereigenaren onder de armoedegrens Iedere gemeente is verplicht om (zwerf)dieren gedurende twee weken op te vangen. Dit wordt uitbesteed aan plaatselijke dierenasielen, waar gemeenten een door hun zelf vastgesteld bedrag voor betalen. Hierdoor zijn er landelijk veel verschillen in de verstrekte vergoedingen. De landelijke overheid zou hiervoor een vast bedrag kunnen vaststellen. Daarnaast zou in plaats van hondenbelasting een gemeentelijke dierenwelzijnsbelasting ingevoerd kunnen worden dat alleen besteed wordt aan dieren(welzijn). Hiervoor is een wetswijziging nodigk. Bestaande activiteiten bij Nederlandse gemeenten gericht op dierenwelzijn
Gemeenten kunnen zelf besluiten om aanvullend beleid te formuleren met betrekking tot dierenwelzijn. Dit biedt voordelen zoals overzicht en structuur terwijl alle betrokkenen weten wat er van hen verwacht wordt. Een dergelijk beleidsdocument kan regelmatig geëvalueerd worden. Op dit moment heeft 17% van de Nederlandse gemeenten een wethouder met dierenwelzijn in de portefeuille en 7% een dierenwelzijnsbeleid (voornamelijk betreffende de wettelijke opvangplicht). Het aantal huisdiereneigenaren dat zich onder de armoedegrens bevindt en de problemen die voorkomen bij de zorg voor het huisdier Van de Nederlandse huishoudens valt 7.7% onder de minima. In dit onderzoek geeft 77% hiervan aan één of meerdere huisdieren te bezitten (gemiddeld twee huisdieren per huishouden). Van de respondenten heeft 48% het gevoel dat ze, door gebrek aan financiële middelen, niet de juiste verzorging kan bieden aan hun huisdier(en). Indien dit leidt afstand of zelfs onnodige euthanasie van huisdieren, kan dit ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens. Dierenartsen ondervinden hinder in de vorm van onbetaalde rekeningen. Zij geven vaker dan burgers boven de 43 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger armoedegrens aan, dat mensen met ontoereikende financiële middelen geen huisdier mogen hebben. Het bedrag dat burgers jaarlijks bereid zijn om als gemeentebelasting voor dierenwelzijn te betalen Van de burgers boven de armoedegrens geeft 80% aan, dat gemeenten een dierenwelzijnsbeleid moeten formuleren en de meerderheid is bereid hier gemiddeld € 2 per jaar voor te betalen. 6.2.
Aanbevelingen 6.2.1. Aanbevelingen voor gemeenten Uit de conclusies van dit rapport zijn verschillende aanbevelingen voor gemeenten gekomen. Deze worden hieronder nader toegelicht. Dierenwelzijnsbeleid/wethouder Dierenwelzijn en het hebben van gemeentelijk beleid wordt door de burger als belangrijk beschouwd. Iedere gemeente zou daarom een dierenwelzijnbeleid moeten formuleren en een wethouder met dierenwelzijn in de portefeuille hebben. Bij voorkeur met volksgezondheid in de portefeuille waardoor de koppeling tussen welzijn voor mens en dier eenvoudiger gelegd kan worden. Een nota dierenwelzijn biedt structuur en actiepunten in de nota kunnen door de gemeenteraad getoetst worden terwijl alle betrokkenen door schriftelijke vastlegging weten wat er van hen verwacht wordt. Het beleidsdocument kan geëvalueerd worden en de betreffende verantwoordelijke aangesproken worden. Regelingen voor minima met huisdieren dienen in de nota opgenomen te worden. Zo kan bijvoorbeeld het verstrekken van onder andere bijzondere bijstand in gevallen van onvoorziene noodzakelijke medische kosten met betrekking tot het huisdier beschreven worden. De Nederlandse bevolking is bereid om voor dierenwelzijn te betalen. De mogelijkheden om dit geld te innen, zoals via honden-­‐, dierenwelzijns-­‐ of de onroerend zaakbelasting, kunnen verder uitgezocht te worden. Aanspreekpunt dierenwelzijn Minima denken hulp met betrekking tot de (medische) verzorging voor hun huisdier te kunnen vinden bij het gemeenteloket. Iedere gemeente moet daarom één centraal aanspreekpunt voor dierenwelzijn faciliteren. Op het moment dat er bij het zorgloket gesignaleerd wordt dat er problemen zijn met betrekking tot het huisdier, kan hierbij een contactpersoon voor dierenwelzijn betrokken worden. Ook als er vragen zijn over dierenwelzijn vanuit de samenleving of organisaties, dienen deze beantwoord te worden door een persoon die kennis van zaken heeft over dit onderwerp en die geautoriseerd is om een voortrekkersrol te vervullen bij voorkeur in samenwerking met (maatschappelijk) organisaties. Stimuleren van maatschappelijke organisaties met betrekking tot dierenwelzijn Het is belangrijk dat maatschappelijke organisaties zich bewust worden van de positieve invloed van dieren op de gezondheid van de mens. Maatschappelijk werkers kunnen tijdens huisbezoeken het bestedingspatroon van eigenaren met weinig financiële middelen bekijken. Dit gebeurt momenteel nog niet of nauwelijks. Het is belangrijk dat maatschappelijke organisaties signaleren dat er een huisdier is, waarvoor maandelijks een bepaald bedrag gereserveerd dient te worden, inclusief voor onvoorziene medische behandelingen of dierenverzekering. Ook dient bij de organisaties en gemeenten bekend te zijn welke hulpinstanties er ingeschakeld kunnen worden wanneer er een acuut medisch probleem optreedt. Wanneer dit tijdig gebeurt, wordt de kans op afstaan van een dier naar een dierenasiel verkleind. Dit werkt kostenbesparend voor de plaatselijke asielen en uiteindelijk ook voor de gemeenten. De rol van maatschappelijke organisaties in de gemeente Tilburg is uitvoerig 44 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger beschreven in het rapport ‘Dierenwelzijn & Armoede hoeft geen probleem te zijn’ van Ilse de Bar en Vera Voogt. Prominentere rol Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Dierenwelzijn is bij de VNG geen actueel onderwerp. Gemeenten met een nota dierenwelzijn vinden dat de VNG een prominentere rol moet spelen bij het stimuleren en uniformeren van gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. Gemeenten kunnen gezamenlijk de VNG opdracht geven om het onderwerp op te pakken. Als de VNG een format van een nota opstelt, wordt het voor andere gemeenten eenvoudiger om een dierenwelzijnsbeleid te formuleren en kan uniformiteit op hoofdzaken nagestreefd worden. De VNG kan, indien nodig, van hieruit lobbyen bij de landelijke overheid om belemmeringen met betrekking tot gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid te verhelpen. De geïnterviewde gemeenten geven aan dat de landelijke wet-­‐ en regelgeving beperkingen geeft om zelf een dierenwelzijnsbeleid te formuleren. Een vervolgonderzoek kan meer informatie verschaffen over de beperkingen en mogelijkheden voor gemeenten bij het formuleren van een beleid. Chippen Als dieren gechipt zijn is het eenvoudiger om de eigenaar op te sporen, waardoor de dieren minder lang opgevangen hoeven te worden. Enkele gemeenten geven aan dat het investeren in chipacties voor huisdieren eenvoudig terugverdiend wordt. Een vervolgonderzoek naar de kosten van een chipactie en de financiële besparing op de verplichte opvang van zwerfdieren kan zinvol zijn. Subsidiëren van particuliere initiatieven om dierenwelzijn te verbeteren Particulieren hebben veelal goede initiatieven met betrekking tot maatschappelijke problemen zoals dierenwelzijn. Een voorbeeld van een stichting die zich bezig houdt met dierenwelzijn is Stichting Mens Dier Nood in Tilburg. Gemeenten kunnen dergelijke particuliere initiatieven stimuleren door subsidies te verlenen. Dit in het belang van zowel burgers onder de armoedegrens als hun huisdieren. Ook gemeenten hebben hier voordeel van. Zo blijkt uit buitenlands onderzoek dat huisdiereigenaren minder vaak naar de huisarts gaan dan niet-­‐huisdierbezitters. Het is interessant om dit onderzoek ook in Nederland uit te voeren, bijvoorbeeld via de zorgverzekeraars. Informatievoorziening Veel huisdiereigenaren zijn onvoldoende op de hoogte van de financiële consequenties die het houden van een huisdier met zich mee brengt. Het gaat hierbij niet alleen om de aanschafkosten, maar ook om vaste lasten zoals voeding, vaccinaties, ontwormingen en vlooienbestrijding. Daarnaast kan een onverwachte medische behandeling nodig zijn. Gemeenten kunnen burgers informeren over deze kosten om het aantal impulsaankopen te verminderen, het aantal afstandsdieren te verkleinen en te stimuleren dat er bewuster met huisdieren wordt omgegaan. Ook kan informatie verstrekt worden over de verschillende kosten per diersoort. Het is belangrijk dat dit ook naar maatschappelijke organisaties gecommuniceerd wordt, zodat zij minima hierbij kunnen ondersteunen. Andere onderwerpen waar informatie over gegeven kan worden zijn zoönosen. Minima zijn onvoldoende op de hoogte van het feit dat ziekten over kunnen gaan van dier op mens. Ook ontbreekt er kennis over de mogelijkheden van een huisdierenverzekering en over instanties die kunnen helpen bij de verzorging van het huisdier. Het is belangrijk dat geadviseerd wordt om één vaste dierenarts te kiezen die op de hoogte is van de situatie van de klant, zodat samen naar een oplossing gezocht kan worden. De informatie kan verstrekt worden via folders voor minima, lespakketten voor de basisschool en het de gemeentelijke website waarop verwezen kan worden naar deskundige organisaties op het gebied van huisdierbezit, zoals de dierenbescherming en het Landelijk Informatie Centrum 45 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger gezelschapsdieren (LICG, www.licg.nl). Een voorbeeld van lespakketten voor kinderen zijn de dierenwelzijnslessen van Groen Kennisnet [http.dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl]. Dierenmonitor Om een beter inzicht te krijgen over huisdierbezitters in de gemeente is het belangrijk om gegevens te registreren, in bijvoorbeeld een dierenmonitor. Hierin kan informatie vastgelegd worden over huisdierbezitters in de gemeente waardoor voorlichting doelgerichter verspreid kan worden. Een jaarlijkse enquête onder de doelgroep kan informatie geven over het onderwerp. Het is aan te bevelen om een vragenlijst bij een steekproef van huisdierbezitters te verspreiden om een verschil aan te kunnen tonen tussen mensen met een hoog en laag inkomen. Neutralisatieprogramma Gemeenten kunnen, samen met de Dierenbescherming, acties subsidiëren waarbij huisdiereigenaren tegen gereduceerd tarief het huisdier bij de dierenarts kunnen laten neutraliseren (castreren). Het neutraliseren van een dier voorkomt niet alleen onnodige (zwerf)nakomelingen, maar kan ook een aantal gezondheidsproblemen (bv. baarmoederontsteking) met bijbehorende kosten op oudere leeftijd voorkomen. Huisdierbezitters met bijzondere bijstand Onvoorziene uitgaven met betrekking tot huisdieren kunnen worden opgenomen in de bijzondere bijstand. De gemeente Tilburg heeft dit reeds doorgevoerd. Dit geeft minima de kans op een vergoeding voor noodzakelijke en preventieve medische hulp voor hun huisdier. Hierdoor wordt het welzijn van het dier gewaarborgd, wat ook de gezondheid van de eigenaar ten goede komt. In een vervolgonderzoek kunnen de financiële gevolgen van een bijzondere bijstand voor dieren voor gemeenten verder uitgezocht te worden. Gemeentepas In verschillende gemeenten krijgen minima de beschikking over een gemeentepas. Deze kan gebruikt worden bij de dierenarts (of andere instanties) als bewijs dat de eigenaar weinig financiële middelen heeft en er eventueel een betalingsregeling nodig is. Door samenwerking tussen gemeenten en dierenartsen kan door middel van gemaakte afspraken een aantal behandelingen vergoed worden door de gemeenten. Hierdoor kan direct via deze pas bijzondere bijstand worden verleend. Om dit te kunnen realiseren dient medische zorg voor huisdieren opgenomen te zijn in de bijzondere bijstand. Kwijtschelding hondenbelasting Voor gemeenten is het mogelijk om hondenbelasting kwijt te schelden. Het is belangrijk dat dit niet voor alle honden gebeurt, omdat dat weer kan stimuleren om meer dieren te nemen. Het is verstandig om voor minima bijvoorbeeld voor de eerste of de eerste twee honden de hondenbelasting kwijt te schelden, zodat het niet onmogelijk wordt om een hond te bezitten. 46 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 6.2.2. Vervolgonderzoek Zowel op het gebied van huisdierbezit van minima als gemeentelijk beleid worden de volgende vervolgonderzoeken geadviseerd. Minima • Er wordt in Nederland geen eenduidige norm gehanteerd voor armoede. Dit is wel nodig om gegevens te kunnen vergelijken. Een vervolgonderzoek kan uitsluitsel geven of het mogelijk is om één norm in te voeren en waar dan de grens komt te liggen. • Een tekort aan financiële middelen is vaak een reden waardoor minima niet de juiste zorg aan hun huisdier kunnen geven. Het is niet bekend hoe vaak deze problemen met medische zorg zich voordoen en welke invloed dit heeft op het welzijn van het dier. Een vervolgonderzoek zou hier uitsluitsel over kunnen geven. • Dit onderzoek is voornamelijk gericht op de invalshoek vanuit de minima en het feit dat deze niet altijd de juiste verzorging voor hun huisdieren kunnen bieden. Of en in welke mate dit daadwerkelijk invloed heeft op het dier is niet bekend. Een vervolgonderzoek naar het welzijn van dieren in gezinnen met onvoldoende financiële middelen kan hier uitsluitsel over geven. Gemeentelijk beleid • Op dit moment is er weinig bekend over het bestedingspatroon van minima met huisdieren. Indien gegevens hierover beschikbaar zijn, kan dit gemeenten helpen om passende hulp te geven aan minima. Een vervolgonderzoek kan hiervoor waardevol zijn. • Een aantal gemeenten heeft aangegeven dat het opstellen van een dierenwelzijnsnota nauwelijks extra kosten met zich meebrengt. Een onderzoek naar de tijd en kosten om een dergelijk beleid te formuleren kan belangrijk zijn voor gemeenten. • Om een goede vergelijking te maken tussen de inkomsten uit hondenbelasting en de uitgaven aan dierenwelzijn is meer informatie nodig. De vergelijking is niet gemakkelijk te maken, omdat de kosten verspreid zijn over diverse afdelingen binnen de gemeenten. Nader onderzoek kan meer inzicht geven in de inkomsten en uitgaven van gemeenten. • Om gemeenten zonder dierenwelzijnsbeleid te motiveren meer hieraan te doen is het noodzakelijk om de achterliggende beweegredenen te kennen. Een onderzoek hiernaar kan informatie opleveren waarmee gemeenten gemotiveerd kunnen worden om meer te doen aan dierenwelzijn. 47 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Literatuur Archer, J. (1997). Why Do People Love Their Pets? Evolution and Human Behavior(19), 237-­‐259. Centraal Bureau voor de statistiek. (2001). Gemeentelijke indeling 2001. Opgeroepen op Juni 11, 2012, van http://www.cbs.nl/nl-­‐NL/menu/methode/classificaties/overzicht/gemeentelijke-­‐
indeling/2001/default.htm Centraal bureau voor de statistiek. (2011, maart 30). Opgeroepen op 18 April, 2012, van http://www.cbs.nl/nl-­‐NL/menu/themas/overheid-­‐
politiek/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-­‐3359-­‐wm.htm Dawkins, M. S. (2003). Behaviour as a tool in the assessment of animal welfare. Zoology(106), 383-­‐
387. Dawkins, M. S. (2004). Using behaviour to assas animal welfare. Animal welfare(13), S3-­‐7. Dotson, M. J., & Hyatt, E. M. (2008). Understanding dog–human companionship. Journal of Business Research(61), 457–466. Downey, H. a., & Ellis, S. (2008). Tails of animal attraction: Incorporating the feline into the family. Journal of Business Research(61), 434–441. Dreschel, N. A. (2010). The effects of fear and anxiety on health and lifespan in pet dogs. Applied Animal Behaviour Science(125), 157-­‐162. Kolk, F. v. (2012, Juni 2). Veterinair. Endenburg, N. (2012, 5 14). Endenburg, N., & van Lith, H. A. (2011). The influence of animals on the development of children. The Veterinary Journal(109), 208-­‐214. EurogroupforAnimals. (2012). Dogs and cats in the european union. Opgeroepen op 5 18, 2012, van http://eurogroupforanimals.org/files/policies/downloads/107/dogs_and_cats_public.pdf Farm Animal Welfare Council. (2009). Farm animal welfare in Great Britain: past, present and future. Farm Animal Council. Friedman, E. (2003). Relation between pet ownership and heart rate variability in patients with healed Myocardial Infarcts. The American Journal of Cardiology(91), 718-­‐720. Gemeente Haarlem. (2012). Opgeroepen op Juni 25, 2012, van Voordelen Haarlempas: http://www.haarlem.nl/index.php?id=305 Gemeente Rotterdam. (2012). Opgeroepen op juni 25, 2012, van Rotterdam: http://www.rotterdam.nl/product:rotterdampas_ GroenKennisnet. (2012). Opgeroepen op mei 18, 2012, van GroenKennisnet: http://www.groenkennisnet.nl/Pages/Dierenbescherming-­‐en-­‐LTO-­‐voor-­‐beter-­‐dierenwelzijn-­‐in-­‐
Europa.aspx Headey, B., & Grabka, M. M. (2007). Pets and human health in Germany and Australia:National longitudinal results. Social Indicators Research(80), 297–311. Hemsworth, S., & Pizer, B. (2006). Pet ownership in immunocompromised children—A review of the literature and survey of existing guidelines. European Journal of Oncology Nursing(10), 117-­‐127. Hogeschool HAS Den Bosch. (2011). Feiten & Cijfers Gezeldschapsdierensector 2011. Has KennisTransfer. InfoNu. (2010). Retrieved 6 25, 2012, from Dier en Natuur: http://dier-­‐en-­‐
natuur.infonu.nl/huisdieren/48834-­‐wat-­‐kost-­‐een-­‐kat-­‐of-­‐een-­‐hond.html Jong, J. d. (2012, Mei 10). 48 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Mercx, L. (2008). Dierenwelzijnsbeleid -­‐ Gemeente Huizen 2009-­‐2012. nu.nl. (2012). Meerderheid gemeenten heeft last van hondenpoep. Opgeroepen op 4 25, 2012, van http://www.nu.nl/binnenland/2718667/meerderheid-­‐gemeenten-­‐heeft-­‐last-­‐van-­‐
hondenpoep.html O’Haire, M. (2010). Companion animals and human health: Benefits, challenges, and the road ahead. Journal of Veterinary Behavior(5), 226-­‐234. Overheid.nl. (2012). Wet-­‐ en regelgeving. Opgeroepen op Mei 10, 2012, van http://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/Aanhef/geldigheidsdatum_15-­‐06-­‐2012 Partij voor de Dieren. (2010). Opgeroepen op 5 10, 2012, van http://denhaag.partijvoordedieren.nl/gemeentefractie/moties/i/970 Politie. (2011). Politie.nl. Opgeroepen op 3 20, 2012, van www.politie.nl/vraagbaak/watiseenalgemeneplaatselijkeverordeningapv.aspx Rijksoverheid. (2012). Wat zijn de netto bijstandsbedragen voor mensen van 18 tot 65 jaar? Opgeroepen op juni 11, 2012, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bijstand/vraag-­‐en-­‐
antwoord/wat-­‐zijn-­‐de-­‐netto-­‐bijstandsbedragen-­‐voor-­‐mensen-­‐van-­‐18-­‐tot-­‐65-­‐jaar.html Rijksuniversiteit Groningen. (2012, maart 30). Woonlasten stijgen minder dan inflatie, Ozb meer verhoogd dan afgesproken. Opgehaald van Dit is een persbericht.. RoerdalJournaal. (2009). Discussie: wel of niet hondenbelasting en hoe is het allemaal ontstaan. Retrieved Juni 26, 2012, from http://www.roerdaljournaal.nl/discussie-­‐wel-­‐of-­‐niet-­‐
hondenbelasting-­‐en-­‐hoe-­‐is-­‐het-­‐allemaal-­‐ontstaan-­‐waarom-­‐geen-­‐katten-­‐en-­‐paardenbelasting-­‐
bijv/ Schiedam, G. (2008). Nota dierenwelzijn 2008. Serpell, J. A. (1996). In the Company of Animals: A study of human-­‐animal relationships. Cambridge University Press. Sociaal en Cultureel Planbureau. (2011). Armoedesignalement. Den Haag. Stichting Voedselbanken Nederland. (2012). Creteria. Opgeroepen op juni 11, 2012, van http://www.voedselbankennederland.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=72&
Itemid=81 Tweede kamer. (2012). Van Wetsvoorstel tot Wet. Retrieved Mei 2012, 2012, from http://www.tweedekamer.nl/hoe_werkt_het/van_wetsvoorstel_tot_wet/stap_2/index.jsp Vereniging van Nederlandse gemeenten . (2009). Databank Praktijkvoorbeelden: van en voor gemeenten. Retrieved 5 31, 2012, from http://praktijkvoorbeelden.vng.nl/databank/recht/dierenwelzijn-­‐en-­‐
%E2%80%93overlast/beleidsnota-­‐dierenwelzijn.aspx?kws=dierenwelzijn Vollaard, B. A., & Koning, P. W. (2005). Meer hondenontlasting door hondenbelasting. Openbare financiën, pp. 296-­‐297. 49 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Bijlage literatuur (A) A1: Tabel: Huishoudens met een inkomen onder de lage-­‐inkomensgrens, 2000-­‐2012 (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011) Jaartal 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009b 2010b 2011c 2012c Huishoudens totaal X 1000 6399 6480 6539 6545 6573 6615 6704 6768 6843 6897 6896 6929 6927 Wo. met laag inkomen Wo. met langdurig laag inkomen X 1000 754 627 596 641 618 652 593 515 515 531 529 561 588 X 1000 309 252 227 224 207 209 209 196 172 163 164 % 11.8 9.7 9.1 9.8 9.4 9.9 8.8 7.6 7.5 7.7 7.7 8.1 8.5 % 5.4 4.4 3.9 3.8 3.5 3.5 3.3 2.8 2.6 2.6 2.4 b voorlopige cijfers c raming A2: Tabel: Bestedingspatroon per maand van huishoudens naar inkomenspositie, in procenten (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011) Besteding totaal Voeding Kleding schoeisel Woonlasten, onderhoud woning, tuin Verwarming, verlichting Inventaris Hygiëne, geneeskunde, verzorging Verkeer en vervoer Ontwikkeling en ontspanning Overige besteding Huishoudens totaal Laag Boven gem. inkomen € 1840 € 2740 15 16 6 6 29 23 Alleenstaanden Laag Boven inkomen gem. € 1290 € 1800 12 14 5 5 35 30 Meerpersoons-­‐ huishoudens Laag Boven gem. inkomen € 2430 € 3170 16 16 6 6 25 22 8 6 9 7 8 6 4 7 5 8 5 6 5 7 4 8 5 8 14 13 17 15 13 11 15 13 15 14 17 16 4 4 4 4 4 4 50 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger A3: Bronnenlijst: beleidsdocumenten Alphen aan den Rijn, 2007. Beleidsnota dierenwelzijn. Bodegraven-­‐Reeuwijk, 2010. Beleidsnota dierenwelzijn 2010-­‐2015. Brummen, 2007. Kadernotitie dierenwelzijn. Brunssum, 2007.Nota dierenwelzijn. Capelle aan den IJssel, 2012 .Nota dierenwelzijn 2012-­‐2015. Castricum, 2011 .Beleidsnota Dierenwelzijn. Delft, 2010 .Nota Dierenwelzijn Delft. Den Haag, 2011 .Nota dierenwelzijn Den Haag. Den Helder, 2010 .Nota dierenwelzijn. Eindhoven, 2011 .Katernota Integraal Dierenwelzijn Eindhoven. Emmen, 2007 .Notitie zorg voor dieren. Dienst gebied. Heerhugowaard, 2009 .Dierenwelzijn. Huizen, 2008 .Dierenwelzijnsbeleid – gemeente Huizen 2009-­‐2012. L. Mercx. IJsselstein, 2008 .Nota dierenwelzijn. Leiden, 2011 .Concept Nota Dierenwelzijn. Ridderkerk, 2009 .Nota Dierenwelzijn Ridderkerk. Roosendaal, 2003 .Visie en beleid dierenhouderij. Rotterdam, 2010 .Startnotitie: Naar een Nota Dierenwelzijn voor Rotterdam. Schiedam, 2008 .Nota Dierenwelzijn 2008. Soest, 2011 .Nota dierenwelzijn Soest. Spijkenisse, 2011 .Beleidsnotitie Dierenwelzijn. Tilburg, 2012 .Startnotitie dierenwelzijn. Uitgeest, 2010 .Nota Dierenwelzijn. Utrecht, 1998 .Dierenrijk Utrecht. Jo Jansen. Velsen, 2012 .Kadernota dierenwelzijn. Vlaardingen, 2011 .Dierenwelzijn “een kwestie van beschaving”. Wormerland, 2012 .Nota Dierenwelzijn Wormerland. Zaanstad, 2009 .Dierenwelzijn – beleidsnota en maatregelen. A.Straatemans; R.A. van den Heuvel. Zwolle, 2008 .Nota dierenwelzijnsbeleid. Werkgroep dierenwelzijn. 51 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger A4: Tabel: Kosten dierenwelzijnsbeleid Plaatsnaam Jaartal Onderdelen Alphen aan den Rijn Brummen 2007 Nota dierenwelzijn Bodegraven-­‐
Reeuwijk Capelle aan den Ijssel Castricum 2012 Den Helder 2011 Kinderboerderij Dierenbescherming 2007 Opvang dieren Jachtopziener bij dode of gewonde dieren Dierenasielen Werkgroepen Bijdrage chippen 2012 Opvangkosten 2010 Dierenambulance Destructie dode dieren Stichting Dierentehuis Knaagdierencentrum Waarderingsbijdrage stichting ’t Dierenduintje Opvang zwerfdieren Subsidie asielen Vogelasiel Subsidie wijkteams Ongediertebestrijding Educatie vrijwilligers Dierenwelzijnseducatie Emmen 2007 Chipactie Heerhugowaard 2010 Huizen 2009 Opvang en vervoer dieren Ijsselstein 2008 Spijkenisse 2011 Tilburg 2012 Opvang dieren Vervoer verkeersslachtoffers Dierenwelzijn Communicatie dierenwelzijn Kinderboerderij Opvang zwerfdieren Rijpickerwaard Dierenbescherming IJsselsteinse bijenvereniging Kinderboerderij Streekdierentehuis + dierenambulance Plaagdierbestrijding Hondenpoepbeleid Dierenasiel + dierenambulance Schudden ganzeneieren en nestbeheer Kosten per Totale kosten nota onderdeel dierenwelzijn € 40.000 € 150.000 € 90.000 € 20.000 € 16.137 € 18.237 € 2.100 € 34.865 € 44.365 € 8.000 € 1.500 € 25.000 € 30.000 € 5.000 € 9.097 € 25.496 € 12.127 € 2.772 € 1.500 € 7.522 € 140.286 € 115.414 € 2.000 € 669 € 5.681 € 3.000 € 6.000 € 2.000 € 105.000 € 13.000 € 5.000 € 85.000 € 54.000 € 16.350 € 53.100 € 17.750 € 19.000 € 11.485 € 17.791 € 6.006 € 300 € 194.049 € 396.270 € 46.106 € 6.149 € 149.966 € 511.474 € 540.474 € 7.000 52 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger Zaanstad Zuidhorn 2010 2009 Zwerfkattenbeheer Dierenwelzijn Subsidies maatschappelijke ondersteuning Afvalstoffenheffing Opvang en vervoer (zwerf)dieren Subsidie dierenweides Natuur -­‐ en milieueducatie Ongediertebestrijding Destructie kadavers Zwolle 2008 Opvang van andere dieren dan alleen honden en katten Verbetering samenwerking tussen dierenasiel en dierenambulance Inzet van een dierenarts bij ondragelijk lijden € 5.000 Extra toezicht dierenweides € 10.000 € 22.000 € 30.000 € 85.000 € 50.000 € 5.000 € 6.500 € 14.200 € 1.400 € 4.500 € 100 € 1.700 Zwerfkattenproject € 15.000 € 80.000 € 10.000 € 5.000 € 10.000 € 5.000 Communicatie € 10.000 Ondersteuning particuliere initiatieven Ambtelijke capaciteit € 5.000 € 20.000 A5: Figuur: Landelijke opbrengst hondenbelasting 53 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger A6: Figuur: Hondenbelasting naar stedelijkheid, 2011 A7: Figuur: Hondenbelasting naar provincie, 2011 54 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger A8: Tabel: Hondenbelasting per provincie Provincie * Belasting Provincie
Belasting Nee Ja Drenthe 11 1 Totaal 12 91,7% 8,3% 100,0% Friesland 18 9 27 66,7% 33,3% 100,0% Flevoland 1 5 6 16,7% 83,3% 100,0% Gelderland 14 42 56 25,0% 75,0% 100,0% Groningen 16 7 23 69,6% 30,4% 100,0% Noord-­‐Brabant 28 39 67 41,8% 58,2% 100,0% Noord-­‐Holland 15 40 55 27,3% 72,7% 100,0% Utrecht 2 25 27 7,4% 92,6% 100,0% Overijssel 4 21 25 16,0% 84,0% 100,0% Limburg 5 28 33 15,2% 84,8% 100,0% Zeeland 1 12 13 7,7% 92,3% 100,0% Zuid-­‐Holland 8 65 73 11,0% 89,0% 100,0% Totaal 123 294 417 29,5% 70,5% 100,0% 55 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger A9: Tabel: Percentage gestegen kosten hondenbelasting 2011 Tien gemeente hoogste % 1 Nederweert % stijging 2012 t.o.v. 2011 100%
Tien gemeenten laagste % Weststellingerwerf % stijging 2012 t.o.v. 2011 -­‐100% 2 Gemert-­‐Bakel 67%
Opmeer -­‐59% 3 Heerenveen 39%
Ridderkerk -­‐32% 4 Castricum 33%
Arnhem -­‐30% 5 Zuidplas 30%
Onderbanken -­‐29% 6 Hardenberg 27%
Oude IJsselstreek -­‐25% 7 Tilburg 26%
Veldhoven -­‐19% 8 Laren 22%
Drimmelen -­‐8% 9 Bunschoten 20%
Oudewater -­‐7% 10 Middelharnis 18%
Abcoude -­‐4% A10: Tabel: Tien gemeenten met hoogste hondenbelasting 2012 Één hond Twee honden Drie honden 1 Rotterdam Rotterdam Heerlen 2 Schiedam Hendrik-­‐Ido-­‐Ambacht Goedereede 3 Noordwijk Den Haag Den Haag 4 Den Haag Noordwijk Noordwijk 5 Hendrik-­‐Ido-­‐Ambacht Heerlen Rotterdam 6 Albrandse Waard Albrandse Waard Zeist 7 Gorinchem Goedereede Haarlem 8 Tilburg De Bilt Hendrik-­‐Ido-­‐Ambacht 9 Amsterdam Breda Schoonhoven Gorinchem Aalten 10 Vlist A11: Tabel: Tien gemeenten met laagste hondenbelasting 2012 Een hond Twee honden Drie honden 1 Opmeer Opmeer Zundert 2 Koggenland Zundert Opmeer 3 Zundert Vaals Vaals 4 Oude IJsselstreek Noordenveld Menterwolde 5 Noordenveld Oude IJsselstreek Oude IJsselstreek 6 Baarle-­‐Nassau Baarle-­‐Nassau Oostzaan 7 Ridderkerk Menterwolde Hardenberg 8 Vaals Oostzaan Baarle-­‐Nassau 9 Staphorst Ridderkerk Deventer Deventer Noordenveld 10 Menterwolde 56 Zorg voor dierenwelzijn komt ten goede aan de burger 
Download