Handleiding invullen van het Bodempaspoort

advertisement
Handleiding
invullen van het
Bodempaspoort
Samen vernieuwend boeren!
Deze handleiding bevat instructies o v er d e w i j z e w aar o p h et
Bo d emp as p o o r t i n g ev u l d d i e n t t e w o r d en .
ZLTO
Onderwijsboulevard 225, 5223 DE 's-Hertogenbosch
Postbus 100, 5201 AC ’s-Hertogenbosch
www.zlto.nl
T: 073 217 30 00
E: [email protected]
1
Inhoudsopgave
Het Bodempaspoort ................................................................................................................................ 3
Invullen Bodempaspoort ......................................................................................................................... 4
1. Bodemanalyse ..................................................................................................................................... 5
Indien u geen bodemanalyse beschikbaar heeft ................................................................................ 5
ZLTO Machtigen................................................................................................................................... 6
2. Visuele waarnemingen ........................................................................................................................ 6
Hulp bij de visuele waarnemingen ...................................................................................................... 6
Bijlage 1 Handleiding uitvoeren visuele waarnemingen ......................................................................... 7
Wanneer u de visuele waarnemingen moet uitvoeren ...................................................................... 7
Benodigde materialen uitvoeren visuele waarnemingen ................................................................... 7
Graven en opboren van een profielkuil............................................................................................... 8
1. Lagenbeschrijving ............................................................................................................................ 9
1.1 Aanwezigheid verdichte lagen .................................................................................................... 16
2. Textuurovergangen ....................................................................................................................... 17
3. Bodemaggregaten ......................................................................................................................... 18
4. Bodemvlekken ............................................................................................................................... 22
5. Bodemkleur ................................................................................................................................... 23
6. Regenwormen ............................................................................................................................... 24
7. Beworteling ................................................................................................................................... 26
8. Onkruidbestand ............................................................................................................................. 30
9. Gewasstand ................................................................................................................................... 31
10. Oogstmoment.............................................................................................................................. 32
11. Plassen langer dan vijf dagen ...................................................................................................... 33
12. Drainage ...................................................................................................................................... 33
Bibliografie ............................................................................................................................................ 34
Bijlage 2 Handleiding invoeren visuele waarnemingen ........................................................................ 37
Bijlage 3 Invulformulier visuele waarnemingen .................................................................................... 41
Bijlage 4 Machtigingsformulier ............................................................................................................. 43
2
Het Bodempaspoort
Het Bodempaspoort is een instrument dat informatie over de kwaliteit van de bodem inzichtelijk
maakt. Het Bodempaspoort geeft een indicatie van de bodemkwaliteit op basis van
bodemkengetallen, het gebruik en de teelthistorie. De gegevens die worden ingevoerd in het
Bodempaspoort bestaan uit:
1. Bodemanalyse
2. Visuele waarnemingen
3. Openbare landelijke data
In tabel 1 is een overzicht van de gehele database weergegeven waar het Bodempaspoort uit bestaat
(1).
2. Visuele waarnemingen
- Zuurgraad (pH)
- Bodemaggregaten (grootte)
- Zoutgehalte (EC)
- Bodemvlekken
- CEC
- Beworteling (diepte en intensiteit)
Nutriënten
- Aanwezigheid verdichte lagen
- Micro nutriënten
- Nutriënten beschikbaarheid
- Plassen langer dan vijf dagen
- Laagdikte
- Textuurovergangen (gelaagdheid)
- Bodemkleur
- Nutriënten leverend vermogen
- Regenwormen (aantallen en soorten)
- Koolzure kalk
- Wortelkleur
- Onkruidbestand (soorten en
bedekkingsgraad)
Textuur
- Korrelgrootte verdeling (klei/silt/zand)
- Verkruimelbaarheid
- Verslemping
Fysisch/ textuur
- Nutriënten bodemvoorraad
- Gehalte C
- C/N verhouding
- Plantparasitaire nematoden: aantallen
- Plantparasitaire nematoden:
soortenrijkdom
- Bodemleven activiteit
Bodem-leven
- Gehalte OS
Gewasstand
- Bedekkingsgraad
- Aandeel oppervlakte afwijkende kleur
Organische
stof
- Bodemvocht
- Oogstmoment
Bodemleven
Gewas
- Macro nutriënten
Chemisch
1. Bodemanalyse
Fysisch/structuur
Tabel 1: Dataset Bodempaspoort.
- Drainage
Overig
3. Landelijk openbare data
Bodemclassificatie
Grondwatertrappen
Bouwplan (teelthistorie en rotatie)
Neerslaggegevens
Perceelshoogte
3
Invullen Bodempaspoort
De in te voeren gegevens van het te pachten perceel komen voort uit:
1. Bodemanalyse (uit te voeren door een laboratorium)
2. Visuele waarnemingen (uit te voeren door de boer)
3. Landelijk openbare data (automatisch ingevoerd in geografisch informatiesysteem)
Hieronder is schematisch weergegeven hoe het Bodempaspoort ingevuld kan worden. Handelingen
die u als boer zelfstandig moet ondernemen zijn GEEL gemarkeerd:
Invullen
Bodempaspoort
Bodemanalyse
(1)
Visuele
waarnemingen (2)
Landelijk
openbare data (3)
Beschikbaar
Uitvoeren visuele
waarnemingen
Wordt
automatisch
ingevoerd
Ja
Nee
ZLTO machtigen
Bodemanalyse
aanvragen
Wordt
automatisch
ingevoerd
ZLTO machtigen
Invoeren visuele
waarnemingen
Wordt
automatisch
ingevoerd
•
•
•
•
•
Bodemanalyse aanvragen(1): voor het aanvragen van de bodemanalyse wordt een uitleg
gegeven op pagina 5.
ZLTO machtigen (1): voor het machtigen van de ZLTO wordt een uitleg gegeven op pagina 6.
Visuele waarnemingen uitvoeren (2): voor het uitvoeren van de visuele waarnemingen
wordt een uitleg gegeven op pagina 6.
Visuele waarnemingen invoeren (2): voor het invoeren van de visuele waarnemingen wordt
een uitleg gegeven op pagina 6.
Landelijke openbare data (3): De landelijke openbare data zijn al opgenomen in het
Bodempaspoort.
4
1. Bodemanalyse
Een bodemanalyse bestaat uit een laboratoriumanalyse op een mengmonster van het te pachten
perceel. Bodemanalyses zijn meestal al standaard onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering.
Wanneer een bodemanalyse (niet ouder dan 4 jaar) beschikbaar is van het te pachten perceel, hoeft
u de ZLTO alleen te machtigen en wordt de analyse automatisch ingevoerd. Hoe u deze machtiging
uitvoert is te vinden onder het kopje "ZLTO Machtigen" op pagina 6.
Indien u geen bodemanalyse beschikbaar heeft
Wanneer geen bodemanalyse van het te pachten perceel beschikbaar is, kan deze worden
aangevraagd bij diverse laboratoria. De volgende analyses zijn beschikbaar en kunnen digitaal
aangevraagd worden bij bijvoorbeeld:
- Eurofins-Agro
• BemestingsWijzer
http://eurofins-agro.com/nl-nl/s?zq=bemestingswijzer
- Koch Eurolab
• Bodemanalyse pakket 2 - bodemvruchtbaarheid en bemesting
http://eurolab.nl/pdf/pakket2%20info%20en%20monsterneming.pdf
- Soiltech
• Bodembalansanalyse
http://soiltech.nl/media/PRODUCTSHEETS/Bodembalansanalyse_1405.pdf
- Roba Laboratorium
• Bodemmonsters
http://www.robagroep.nl/laboratorium/bodem
- HLB Laboratorium
• Bodemmonsters
http://www.hlbbv.nl/monsterbegeleidingsformulier1
- N-xt Soil Services
• Bodemanalyses
http://www.n-xt.com/nl/n-xt/nieuws/uniek-bodemanalyses-via-n-xt-soil-services/64
Analyse van het bodemleven zit niet standaard in een bodemanalyse. Eurofins-Agro, Koch Eurolab en
Soiltech kunnen op verzoek een uitvoerige analyse uitvoeren. Deze analyse is onder meer gericht op
bacteriën, schimmels en aaltjes (nematoden) (2).
Deze lijst is niet uitputtend, dit houdt in dat u de bodemanalyse ook bij een ander laboratorium uit
kan laten voeren. Dit laboratorium moet dan wel kunnen vastleggen hoe haar kwaliteit gewaarborgd
wordt door middel van een ISO-9000.
Wanneer de bodemanalyse beschikbaar is, hoeft u de ZLTO alleen te machtigen en wordt de analyse
automatisch ingevoerd. Hoe u deze machtiging uitvoert is te vinden onder het kopje "ZLTO
Machtigen" op pagina 6.
5
ZLTO Machtigen
Wanneer een bodemanalyse (niet ouder dan 4 jaar) beschikbaar is van het te pachten perceel, hoeft
u de ZLTO alleen te machtigen. Wanneer u de machtiging heeft uitgevoerd, worden de
bodemanalyseresultaten automatisch ingevoerd in het Bodempaspoort.
Met uw laboratorium kunt u contact opnemen om een machtigingsformulier in te vullen om
vervolgens de ZLTO te machtigen. Indien u bodemanalyseresultaten bij Eurofins-Agro heeft, kunt u
gebruik maken van het machtigingsformulier zoals dat in bijlage 4 van deze handleiding is
opgenomen. U kunt een scan van dit ondertekende formulier sturen naar [email protected]. ZLTO zal
vervolgens met Eurofins-Agro de machtiging verwerken.
2. Visuele waarnemingen
Visuele waarnemingen verricht u in het veld op het te pachten perceel. De gegevens van de visuele
waarnemingen kunnen, na opname in het veld, door u ingevoerd worden in het Bodempaspoort.
•
•
Hoe u de visuele waarnemingen uitvoert is beschreven bijlage 1.
Voor het invullen van de visuele waarnemingen ter plaatse is een eenvoudige en
overzichtelijk invulformulier toegevoegd in bijlage 3.
In bijlage 2 is beschreven hoe de visuele waarnemingen, na opname in het veld, digitaal ingevoerd
kunnen worden via www.bodempaspoort.nl.
Hulp bij de visuele waarnemingen
Mocht u extra informatie en hulp nodig hebben over het uitvoeren van de visuele waarnemingen,
neem dan contact op met de ZLTO.
6
Bijlage 1 Handleiding uitvoeren visuele waarnemingen
Deze handleiding geeft een eenvoudige beschrijving om zelfstandig de visuele beoordeling van het
Bodempaspoort uit te kunnen voeren. De getallen tussen haakjes in de tekst en figuren verwijzen
naar de bronvermeldingen achterin deze handleiding.
Wanneer u de visuele waarnemingen moet uitvoeren
Niet alle visuele waarnemingen dienen beoordeeld te worden op hetzelfde tijdstip van het jaar.
Hieronder is weergegeven wanneer in het jaar, welke parameter beoordeeld dient te worden.
Beoordelen vóór 15 maart
1. Lagenbeschrijving
2. Textuurovergangen
3. Bodemaggregaten
4. Bodemvlekken
5. Bodemkleur
Beoordelen in groeiseizoen
(juli)
6. Regenwormen
7. Beworteling
8. Onkruidbestand
9. Gewasstand
Beoordelen gehele jaar door
10. Oogstmoment
11. Plassen langer dan vijf dagen
12. Drainage
In de volgende paragrafen wordt per parameter een uitleg gegeven hoe deze beoordeeld wordt.
Benodigde materialen uitvoeren visuele waarnemingen
Benodigde materialen voor het uitvoeren van de visuele waarnemingen zijn:
• Een schop
• Een zakmes of schildersmes
• Een plasticzak/vuilniszak
• Een rolmaat of (zand)liniaal
• Een pen
• Een camera (mobiele telefoon waarmee foto's gemaakt kunnen worden)
• Een palenboor
• Een flesje water
• 3x invulformulier visuele waarnemingen (bijlage 3)
7
Graven en opboren van een profielkuil
Een effectieve manier om de visuele waarnemingen van het Bodempaspoort uit te voeren, is het
graven en opboren van drie profielkuilen in het perceel. Het grote voordeel van een profielkuil is dat
nagenoeg alle onderdelen van het Bodempaspoort beoordeeld kunnen worden op de bodemanalyse
na. In diepere bodemlagen rond 1,50 meter onder maaiveld kunnen verdichte bodemlagen
voorkomen zoals leemlagen. Door circa 2,00 meter diep te boren is snel te zien of zo'n diepere
verdichte bodemlaag aanwezig is (3).
Punten van aandacht bij het graven van de profielkuilen:
• Kies drie representatieve locaties voor de profielkuilen. Het is leerzaam om daarbij aan de
hand van de gewasstand een goede, gemiddelde en matige plaats uit te zoeken in het
perceel. Let op dat minimaal 10 meter uit de akkerrand gegraven wordt.
• Let op het bodemoppervlak en glooiingen in het veld en vermijd niet-representatieve
plekken.
• Vermijd rijsporen: onder rijsporen is vaak een verdichte bodem aanwezig.
Instructie (figuur 1):
1. Graaf met de schop een profielkuil van 50 x 50 cm en minimaal 50 cm diep.
2. Steek met de schop een ongestoorde kluit van de laag 0-25 cm vanaf de zijkant
van de kuil bij voorkeur rond een plant.
3. Haal de kluit goed ondersteund naar boven.
4. Leg de kluit op de vuilniszak.
5. Boor in de profielkuil met een palenboor door tot 1,50 meter onder maaiveld.
6. Maak een foto van de profielkuil, de kluit en het boorprofiel.
1
2
3
4
5
Figuur 1: Graven van een profielkuil (3).
8
1. Lagenbeschrijving
Bodemlagen zeggen veel over bodemprocessen en -historie. De diverse lagen in een bodem
verschillen in kleur, vorm, dichtheid, poriëngehalte en wortelgroei. Daar kun je iets aflezen over:
•
•
•
•
Aanvoer en omzetting van organische stof
Uitspoeling, inspoeling en homogenisatie (menging)
Oxidatie en reductie (verbinding met zuurstof of zuurstofgebrek)
Bodembewerking: type en effecten ervan
Gewasresten en wortels vormen een donkere, humusrijke laag in de bovengrond. Door
grondbewerking worden de lagen gemengd. Zo wordt de dikte van de humuslaag een indicator voor
de diepte van de grondbewerking. Als wortels in deze laag in hun groei worden belemmerd, zal dit
direct gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van voedingsstoffen (nutriënten) voor het gewas.
Bodem
De bodem is de bovenste laag van de aarde, deze is ontstaan door verwering van het oorspronkelijke
gesteente. De bodem bevat voedingsstoffen en water waarvan de planten leven. Bij het bestuderen
van de bodem wordt vaak naar het bovenste gedeelte tot maximaal 150 cm diepte gekeken. Deze
kan vaak worden onderverdeeld in een aantal lagen, ook wel horizonten genoemd. De horizonten
worden aangeduid met de letters A, E, B en C (4).
De kenmerken van deze horizonten zijn:
• A-Horizont: De humusrijke bovenlaag van de grond.
• E-Horizont: De laag waar de materialen ijzer, klei, aluminium of lutum uitspoelen. Deze
materialen worden door het infiltrerend regenwater mee naar beneden gevoerd.
• B-Horizont: De laag waar de bovenstaande materialen inspoelen. Het infiltrerende
regenwater laat hier de meegevoerde materialen achter (inspoeling). Stoffen raken opgelost
in de uitspoelingshorizont en slaan neer in het inspoelingshorizont (B-Horizont) ten gevolge
van een andere pH en/of redox.
• C-Horizont: Het moedermateriaal, hierop hebben de bodemvormende processen geen
invloed.
Indeling van Nederlandse bodems:
Op grond van het classificatiesysteem van de Bakker en Schelling (5) kunnen bodems in Nederland
worden ingedeeld in vijf orden. Deze indeling geschiedt op basis van de volgende kenmerken.
1.
2.
3.
4.
De aanwezigheid van een dikke laag organisch moedermateriaal in de bodem.
De aanwezigheid van een humusrijke bovenlaag.
De neerwaartse verplaatsing van ijzer, klei, aluminium en lutum door de bodem.
De afwezigheid van deze bovenstaande verschijnselen.
9
Voor het in beeld brengen van de verschillende bodemlagen wordt uitgegaan van het systeem van
De Bakker en Schelling (5). Deze bestaat uit vijf orden:
1.
2.
3.
4.
5.
Veengronden
Podzolgronden
Brikgronden
Eerdgronden
Vaaggronden
Veengronden
Veengronden bestaan uit grotendeels onverteerde plantenresten. Veenbodems hebben van nature
een hoge grondwaterstand en vaak stinken ze naar rotte eieren (door de vorming van rottingsgassen
zoals zwavel en methaan). Op veel plekken is de grondwaterstand kunstmatig verlaagd, waardoor
het veen uitdroogt, inklinkt en ten slotte verteert. Soms worden de veenlagen afgewisseld door zandof kleilagen. Het veen is dan overspoeld geraakt door rivieren of de zee, die er sediment op hebben
afgezet. Je kunt echter spreken van een veenbodem zolang de bovenste 80 centimeter van de grond
voor meer dan de helft uit veen bestaat. Om te bepalen welke lagen binnen deze bodem aanwezig
zijn, is in figuur 2 te vinden (6) (4).
Figuur 2: Lagenbeschrijving veengrond (6) (4).
10
Podzolgronden
Podzolgronden zijn minerale gronden met onder de A-horizont een uitgespoelde lichte E-horizont.
Daaronder zit een krachtig ontwikkelde B-horizont waarin de inspoeling van humus of van humus,
ijzer en aluminium overheerst (duidelijke podzol-B). Podzolgronden bestaan uit dekzand waarop
bodemprocessen gedurende lange tijd een sterke invloed hebben uitgeoefend. Regenwater heeft de
bovenste bodemlaag schoongewassen. Bestanddelen die in deze laag zaten zijn door het water
opgelost en meegevoerd, dieper de bodem in. Door de invloed van biologische en chemische
processen is het oorspronkelijke geelgekleurde dekzand omgevormd tot een geheel dat uit drie
opvallend gekleurde lagen bestaat. De mineraalarme uitspoelingslaag is grijsgekleurd, de
mineraalrijke inspoelingslaag is donkerbruin gekleurd en het oorspronkelijke dekzand is
geelgekleurd. Om te bepalen welke lagen binnen deze bodem aanwezig zijn, is in figuur 3 te vinden
(6) (4).
Figuur 3: Lagenbeschrijving podzolgrond (4) (6).
11
Brikgronden
Brikgrond is een bodemtype die gekenmerkt wordt door een krachtig ontwikkelde kleiinspoelingslaag
(B-horizont). De inspoeling van lutum of lutum en ijzer overheerst duidelijk in deze bodem (duidelijke
textuur-B ofwel briklaag). Deze briklaag is lichtbruin gekleurd. In Nederland is dit bodemtype vooral
te vinden in Zuid Limburg en ten zuidoosten van Nijmegen. Om te bepalen welke lagen binnen deze
bodem aanwezig zijn, is in figuur 4 te vinden (4) (7).
Figuur 4: Lagenbeschrijving brikgrond (4) (6).
12
Eerdgronden
Eerdgrond is een bodemtype die gekenmerkt wordt door een dikke laag humus aan de oppervlakte
(A-horizont). Deze bodem is meestal ontstaan door de mens opgebrachte mest welke inmiddels
veraard is. De eerdlaag heeft een donkerbruine tot zwarte kleur en het oorspronkelijke plantaardig
materiaal is niet meer te herkennen (dit maakt een eerdgrond anders dan een veengrond). In
Nederland is dit bodemtype vooral te vinden in het oosten en zuiden. Om te bepalen welke lagen
binnen deze bodem aanwezig zijn, is in figuur 5 te vinden (4) (8).
Figuur 5: Lagenbeschrijving eerdgrond (1=C-horizont, 2=C-horizont, 3=E-horizont, 4=A-horizont) (6) (4).
13
Vaaggronden
Vaaggrond is een bodemtype waarin nog geen bodemvormend proces heeft plaatsgevonden. In deze
bodem ontbreken een in- en uitspoelingslaag. In Nederland is dit bodemtype vooral te vinden in de
kustgebieden en rondom de grote rivieren. Deze vaaggronden worden vervolgens hieronder
onderverdeeld in rivierkleibodems en zeekleibodems.
Rivierkleibodems
Rivierklei bestaat uit kleimineralen. Dit zijn zeer kleine deeltjes (< 2 micrometer) die overblijven na
erosie van gesteenten in berggebieden, zoals de Alpen. In rivierklei komen veel mineralen voor die je
bijvoorbeeld aantreft in graniet, waar de Alpen voor een groot deel uit bestaan. Mica en smectiet zijn
voorbeelden van veelvoorkomende mineralen in rivierklei. Kleideeltjes hebben een platte vorm en
kunnen zeer dicht op elkaar stapelen. Dat geeft rivierklei zijn taaie en waterondoorlatende structuur.
Kleimineralen zijn vanwege hun elektronenconfiguratie vaak licht negatief geladen. Positieve ionen,
zoals kalium (K+) of natrium (Na+), worden aangetrokken en 'kleven' aan de kleimineralen. Ook
water wordt door de negatieve lading aangetrokken: het hecht zich als een film om de kleideeltjes.
Water werkt als smeermiddel en maakt de klei smeuïg. Natte rivierklei is dan ook soepel tot een
balletje te kneden. Om te bepalen welke lagen binnen deze bodem aanwezig zijn, is in figuur 6 te
vinden (6) (4).
Figuur 6: Lagenbeschrijving vaaggrond rivierkleibodem (4) (6).
14
Zeekleibodems
Zeeklei is compacter dan rivierklei. De kleur is meestal blauwgrijs. Soms heeft de toplaag echter een
zwarte kleur. Zeekleibodems missen meestal een opvallende gelaagdheid omdat bodemprocessen
vanwege de dichte structuur en de slechte waterdoorlatendheid niet goed op gang komen. Alleen bij
klei die langere tijd niet overspoeld is geweest zijn in de toplaag plantenwortels te zien. Natte zeeklei
ziet er egaal glad uit. Droge zeeklei heeft een brokkelig uiterlijk en bevat krimpscheuren. Vaak zijn in
de klei schelpen te zien die in de wadbodem hebben geleefd. Op de bodem van de IJsselmeerpolders
(de voormalige Zuiderzee) liggen nog talloze schelpen tussen de klei. Ook kun je in zeeklei gaten
aantreffen die gemaakt zijn door boormossels. Als je zo'n gat openmaakt kun je aan het eind van de
gang vaak nog de schelp van de boormossel aantreffen. In de toplaag van zeeklei leven grote
hoeveelheden bacteriën. Sommige zijn in staat om ijzer te reduceren. Hierdoor kleurt de zeeklei
zwart. Om te bepalen welke lagen binnen deze bodem aanwezig zijn, is in figuur 7 te vinden (6) (4).
Figuur 7: Lagenbeschrijving vaaggrond zeekleibodem (6) (4).
Instructie:
1. Noteer op het invulformulier bij parameter 1 (Lagenbeschrijving) uit welke grondsoort de
bodem bestaat.
2. Noteer vervolgens welke laagsoorten waarneembaar zijn in de profielkuil. Beschrijf de
laagsoort (horizontgetal + naam), de laagdiepte (op welke diepte deze laag begint) en de
laagdikte.
15
1.1 Aanwezigheid verdichte lagen
Een verdichte laag heeft vaak een negatief effect op de opbrengst. In (voormalige) rijsporen of op
kopakkers valt dit op door een slechte gewasbedekking of afwijkende kleur. Wanneer het gehele
perceel geen optimale structuur heeft, zoals door storende leem- en kleilagen of een
ondergeploegde verdichte grond, valt dit minder op. Een visuele bodembeoordeling kan dan meer
duidelijkheid geven. Verschillende verdichte lagen zijn te onderscheiden zoals: klei- of leemlagen van
nature aanwezig, inspoelingslagen bestaande uit ijzer, organische stof of lutum, of de ploegzool.
Organische stof of ijzer- en aluminiumverbindingen kunnen in droge zandgronden uitspoelen en
dieper in de bodem weer neerslaan. Dit manifesteert zich in een vaak gelige, oranje en soms
roodbruine laag (oerlaag), die soms verdicht en ondoordringbaar is.
In diepere bodemlagen rond 1,50 meter onder maaiveld komen vaak verdichte bodemlagen voor
zoals leemlagen. Door het plaatsen van de boring wordt inzichtelijk weergegeven of een leemlaag, of
andere diepere verdichte bodemlaag, aanwezig is.
De meest voorkomende verdichte laag is de ploegzool. De ploegzool is een verdichte laag net onder
de bouwvoor die weinig water doorlaat en moeilijk doordringbaar is voor wortels en regenwormen.
Let met name op de overgangen van boven- naar ondergrond tussen zo'n 20 en 40 cm diepte (3).
Instructie:
1. Steek een schop of zakmes langs de zijkant van de profielkuil van boven naar beneden (figuur
8). Indien een verschil in weerstand van de beweging met de spatel wordt opgemerkt is er
sprake van een verdichte laag. Visueel kunt u een verdichte laag ook herkennen aan weinig
tot geen doorworteling en poriën, nauwelijks wormgangen en eventueel scheuren (figuur 9).
2. Noteer op het invulformulier bij parameter 1 (Lagenbeschrijving) bij elke waargenomen laag
of een verdichting aanwezig is, ja of nee.
Figuur 8: Beoordeling aanwezigheid
van verdichte lagen door midden van
de spatel (3).
Figuur 9: Voorbeeld van de aanwezigheid van een verdichte laag.
De wortels in de bovenliggende laag kunnen niet doordringen in de
onderliggende laag (9).
16
2. Textuurovergangen
Na de beschrijving van de verschillende aanwezige lagen in de profielkuil en de aanwezigheid van
eventuele verdichte lagen, kunnen nu de textuurovergangen van de profielkuil beoordeeld worden.
Textuurovergangen zijn overgangen in de bodem tussen verschillende bodemlagen. Deze parameter
heeft een relatie met de lagenbeschrijving. In het Bodempaspoort worden de textuurovergangen van
de bodem beoordeeld op: weerstand, aanwezigheid poriën, wortelgroei en de overgang van
verschillende bodemlagen (3).
Instructie:
1. Gebruik tabel 2 voor het beoordelen van de textuurovergangen in de profielkuil.
2. Vul op het invulformulier bij parameter 2 (Textuurovergangen) de score in.
Tabel 2: Beoordelen textuurovergangen.
Score
Goed
Matig
Slecht
Gras- en akkerland
Geen verschil in weerstand voelbaar met de spatel. Poriën aanwezig in alle dieptes.
Goede wortelgroei. Homogene lagen die vloeiend in elkaar overgaan.
Matig verschil in weerstand voelbaar met de spatel. Poriën aanwezig in alle dieptes.
Goede wortelgroei. Verschil in kleuren tussen lagen.
Groot verschil in weerstand voelbaar met de spatel. Weinig poriën aanwezig. Slechte
wortelgroei. Verschil in kleuren tussen lagen met blauwe, grijze of bruine vlekken.
17
3. Bodemaggregaten
Samenhangende bodemdeeltjes die met organisch materiaal een stabiele structuur vormen, worden
ook wel aggregaten genoemd. De ontwikkeling van aggregaten hangt af van kitstoffen van
bodemorganismen, zoals bacteriën die allerlei stoffen uitscheiden. Die laten bodemdeeltjes
samenklonteren. Regenwormen mengen en eten grond en organisch materiaal. Dit scheiden ze weer
uit met kitstoffen. Schimmels kunnen met name na toediening van organisch materiaal lange draden
(hyphen) vormen, die als bundels door de bodem lopen en zo een verkittende werking hebben. Nog
niet verteerde wortelresten kunnen de bodemstructuur tijdelijk verstevigen. Klei en humus geven
stabiliteit aan de structuur door zogenoemde klei-humuscomplexen. De stabiliteit is hoger wanneer
de grond meer calcium en minder magnesium, kalium en natrium bevat (3).
Structuur
Voor de plant is het van belang dat voldoende vocht en lucht in de bodem aanwezig zijn en dat
voedingsstoffen goed bereikbaar zijn. De bodemstructuur speelt hierbij een belangrijke rol. Bij een
verdichte grond blijft de groei van de gewassen al snel achter. Wanneer dit alleen plaatselijk het
geval is, valt dat op. Wanneer het gehele perceel geen optimale structuur heeft valt dit vaak minder
op.
Bij de beoordeling van de bodemstructuur spelen de samengeklonterde bodemdeeltjes of
structuurelementen een belangrijke rol. Op de vorm zijn drie basistypen te onderscheiden: kruimels,
afgerond-blokkige elementen en scherp-blokkige elementen (10). In tabel 3 zijn de drie basistypen
beschreven.
Kruimels
Dit zijn losse kruimels van 0,3 tot 1 cm groot. Wortels kunnen gemakkelijk in deze kruimels en tussen
de kruimels doorgroeien. Kruimels hebben voldoende gangen en zijn altijd goed doorwortelbaar.
Afgeronde structuurelementen
Dit zijn blokjes grond van wisselende grootte, van 1 tot 10 cm groot. De zijkanten zijn niet vlak, de
hoeken zijn rond. Bij doorbreken heeft het breukvlak vaak een andere glans of kleur dan de
buitenkant. Afgeronde structuurelementen hebben voldoende gangen en zijn altijd goed
doorwortelbaar.
Scherpblokkige structuurelementen
Deze zijn hoekig en compact. De wanden zijn glad. Scherpblokkige structuurelementen zijn in het
algemeen niet doorwortelbaar. Uitzondering zijn zandgronden, die kunnen na bodembewerking goed
doorwortelbaar zijn en tijdens het groeiseizoen verdichten tot scherpblokkige elementen. Deze
elementen zijn dan toch doorwortelt.
Tabel 3: Beoordeling structuurelementen.
Type
Kruimels
Afgerond-blokkig
Scherpblokkig
Score
Zeer gunstig
Gunstig
Ongunstig. Kan wortelgroei, waterbeweging en
vertering van mest belemmeren.
18
Structuurelementen bij verschillende grondsoorten
Hieronder in figuur 10 staan foto's met respectievelijk van links naar rechts: kruimels, afgerondblokkige en scherpblokkige elementen op verschillende grondsoorten (11).
Rivierklei ooivaaggrond
Rivierklei brikgrond
Dekzand zwarte enkeerdgrond
Figuur 10: Structuurelementen van verschillende grondsoorten met respectievelijk van links naar rechts: kruimels, afgerondblokkige en scherpblokkige elementen (11).
Instructie:
1. Laat de uitgestoken kluit (25x25x25cm) 3 keer vallen vanuit ongeveer 1 meter hoogte op de
plasticzak.
2. Sorteer de aggregaten op de plasticzak zoals in figuur 11 (pagina 20): de grootste aggregaten
bovenaan en daaronder de kleinere, enz.
3. Vergelijk het resultaat met figuur 12 (pagina 20) en tabel 4 (pagina 21).
4. Vul op het invulformulier bij parameter 3 (Bodemaggregaten) de score in.
19
Figuur 11: Sorteren bodemaggregaten met respectievelijk van links naar rechts: goed, matig, slecht (3).
Figuur 12: Beoordeling bodemaggregaten. Links goede, kleine bodemaggregaten met veel kruimels en rechts
slechte, grote aggregaten met scherpblokkige elementen (12).
20
Tabel 4: Beoordelen bodemaggregaten.
Score
Goed
Matig
Slecht
Gras- en akkerland
In deze grond zijn alle voorwaarden voor een goede groei aanwezig. Meer dan 50%
bestaat uit kruimels en scherpblokkige elementen komen hier niet voor. Fijne aggregaten
zonder grote kluiten. Veel poriën en geen harde laag.
Naast kruimels komen hier ook afgerond-blokkige en scherpblokkige elementen voor.
Zowel fijne aggregaten als grote kluiten. Weinig poriën en een matig ontwikkelde harde
laag. Dit tref je in de meeste gronden aan.
Hier overheersen scherpblokkige elementen. Voornamelijk grote kluiten. Poriën zijn niet
aanwezig en de aanwezigheid van een harde laag is goed zichtbaar.
21
4. Bodemvlekken
Vlekken geven inzicht in de reductie (roest, zuurstofgebrek) en oxidatie (vergrijzing, verbinding met
zuurstof) van metalen in de bodem.
Een spel van uitgesproken kleuren in de grond is een sterke aanwijzig dat iets schort aan de
waterhuishouding en de structuur. Roestvlekken duiden op ijzerverbindingen en fluctuerende
grondwaterstanden. Dit kan een indicator zijn voor de hoogte van het water in de (winter)perioden.
Vind je een blauwgrijze kleur in de grond, dan wijst dit op ijzerverbindingen (ferro) in zuurstofloze
(anaerobe) omstandigheden. Een slechte doorluchting belemmert wortelgroei of maakt deze
onmogelijk en remt de afbraak van mest en gewasresten. Dergelijke lagen wijzen op een ondiepe
grondwaterstand (13).
Instructie:
1. Vergelijk de profielkuil met figuur 13 en 14 om te bepalen óf vlekken aanwezig zijn, en zo ja
welke.
2. Noteer op het invulformulier bij parameter 4 (Bodemvlekken) welke bodemvlekken
waarneembaar zijn in de profielkuil (geen, roestvlekken of gley vlekken).
Figuur 13: Bruine roestvlekken (14).
Figuur 14: Blauwgrijzige gley vlekken (14).
22
5. Bodemkleur
De kleur van de bodem wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door organische stof en
ijzerverbindingen. In een goede bodem gaan homogeen gekleurde lagen vloeiend in elkaar over. Een
bruine of zwarte bouwvoor gaat over in een ondergrond met een vrij neutrale tot lichtwarme kleur.
Deze kleur is weinig uitgesproken: bruinig, gelig, of grijzig. Er zitten hooguit wat vage vlekjes in. Een
goede grond is egaal van kleur. Voor de beoordeling kan gebruik worden gemaakt van een
kleurenkaart (15).
Instructie:
1. Vergelijk de bodemkleur met de kleurenkaart van figuur 15.
2. Noteer eerst het getal van de "value" en daarna het getal van de "chroma". Notatie is
bijvoorbeeld 5/4.
3. Noteer op het invulformulier bij parameter 5 (Bodemkleur) de bodemkleur.
Figuur 15: Kleurenkaart voor het beoordelen van de bodemkleur (15).
23
6. Regenwormen
Een deel van het bodemleven is direct zichtbaar, een deel niet. De uitwerking van het bodemleven is
wel goed te zien. Tekenen van een goede activiteit van het bodemleven zijn:
- Een goede doorworteling van de grond.
- Het goed aan elkaar kitten van bodemdeeltjes tot kruimels.
- Een goede omzetting van mest en plantenresten.
- De aanwezigheid van gangen waar lucht en wortels doorheen kunnen.
Het best zichtbaar zijn de regenwormen (tabel 5). Er zijn 3 soorten regenwormen te onderscheiden.
De strooiselbewoners (rood) verteren vers materiaal en zijn actief in de eerste 20 cm van de bodem.
De bodembewoners (grauw) werken aan de bodemstructuur en zijn in de eerste 40 cm van de
bodem aanwezig. De pendelaars (rood/roze) maken de ondergrond toegankelijk voor lucht en
wortels. Tevens bevorderen de pendelaars de waterafvoer en zijn actief tot wel 300 cm in de bodem
(3).
Tabel 5: Overzicht meest voorkomende regenwormsoorten in de bodem (10).
Kleur
Bodembewoners
Grauw
Beweeglijkheid Diepte Voedsel
(cm)
Snel
0-20
Plantenresten
en organische
mest
Zwak
0-40
Organische stof
Pendelaar
Rood/roze
Matig
Strooiselbewoners Rood
0-300
Plantenresten
Hoofdfunctie
Beluchting
Vertering organisch
materiaal
Structuurverbetering
Het aantal wormen varieert door het jaar heen. In de nazomer en de herfst zijn ze het talrijkst.
Verder is het vochtgehalte van belang. Een lange droge periode vertraagt de ontwikkeling van
wormen.
Instructie:
1. Zoek de wormen in de uitgegraven kluit van 25x25x25 cm. Zoek ook in de profielkuil of daar
Pendelaars voorkomen.
2. Vergelijk de gevonden regenwormen met de referentiebeelden van figuur 16 en bepaal
hoeveel soorten voorkomen in de kluit.
3. Bepaal het aantal regenwormen die voorkomen in de kluit.
4. Gebruik tabel 6 om de score te bepalen.
5. Noteer aantal, soorten en score regenwormen op het invulformulier bij parameter 6
(Regenwormen).
Tabel 6: Beoordeling regenwormen in een kluit van 25x25x25 cm (3).
Score
Goed
Matig
Akkerland
> 3 aantal
3 soorten
2-3 aantal
3 soorten
Grasland
> 6 aantal
3 soorten
3-6 aantal
2 soorten
24
Slecht
Strooiselbewoner
<2 aantal
1 soort
Bodembewoner
<3 aantal
1 soort
Pendelaar
25
Figuur 16: De drie meest voorkomende regenwormen in de bodem (16).
7. Beworteling
Voldoende lucht, vocht en voedingstoffen zijn de basis voor een goede beworteling. Daarnaast moet
de grond ook voldoende los zijn. Als aan bovenstaande voorwaarde niet wordt voldaan ontstaan
afwijkende wortelstelsels. Voor het vaststellen van afwijkende wortelstelsels, moet eerst
onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende type wortelstelsels. Zo vallen aardappelen en
grassen onder vlakwortelende gewassen. Onder dieper wortelende gewassen worden bijvoorbeeld
bieten en granen verstaan. Diep wortelende gewassen zijn bijvoorbeeld luzerne en koolzaad.
De beoordeling van de beworteling is erg afhankelijk van het gewas. Daarom wordt voor de meest
voorkomende gewassen een toelichting gegeven. Zo hebben granen over het algemeen een
intensiever wortelstelsel dan bijvoorbeeld suikerbieten, die naar een verdikte penwortel uitgroeien.
Voor de melkveehouderij zijn de gewassen maïs en grasland uitgewerkt. Verder vindt u hieronder
een toelichting voor de gewassen aardappelen, uien en granen.
• Maïs
Maïs vormt slechts één kiemwortel. Spoedig daarna
verschijnen aan de onderste stengelknopen de
eerste kroonwortels. De later gevormde
kroonwortels aan de hogere stengelknopen zijn
voornamelijk verantwoordelijk voor een stevige
verankering in de grond. Daarnaast zijn de
kroonwortels essentieel bij de opname van vocht én
nutriënten. Het sterke wortelstelsel van maïs
wortelt ongeveer één meter diep. figuur 17 geeft
een goed ontwikkeld wortelstelsel weer (17).
Figuur 17: Wortelgroei maïsplant (17).
• Grasland
Grassen hebben over het algemeen een zeer uitgebreid wortelstelsel. De wortelontwikkeling is
afhankelijk van de soort. Voorbeelden van soorten met een geringe wortelhoeveelheid (gewicht) zijn:
fioringras, ruwbeemdgras, timotheegras en veldbeemdgras. Voorbeelden van soorten met een
hogere wortelhoeveelheid zijn: kamgras, beemdlangbloem, engels raaigras en roodzwenkgras. Bij
alle deze soorten is de wortelontwikkeling in het voorjaar het geringst met de wortelontwikkeling in
het gehele seizoen. Bij kamgras, engels raaigras, beemdlangbloem en roodzwenkgras is deze wortel
26
ontwikkeling in het voorjaar sneller dan bij fioringras, ruwbeemdgras, veldbeemdgras, timotheegras,
en kropaar.
Figuur 18
geeft een
goed
ontwikkeld
wortelstelsel weer van meerjarig grasland (18).
Figuur 18: Goed wortelstelsel meerjarig grasland.
• Aardappelen
Uit de okselknoppen van de ondergrondse
delen van de stengels en stolonen ontstaan
bijwortels. Alleen een plantje dat uit zaad
opgroeit, heeft ook een hoofdwortel. In de
gangbare teelten is dat logischerwijs niet
van toepassing. Het wortelstelsel van de
aardappelplant is relatief zwak ontwikkeld.
Verder kan het worden omschreven als een
draderig wortelstelsel. Vaak is de
bewortelingsdiepte beperkt tot 40 à 50 cm.
27
De bewortelingsdiepte wordt sterk beperkt door storende lagen of scherpe overgangen in het
profiel. Wanneer die lagen en overgangen er niet zijn, kan de aardappel tot tenminste een meter
diep wortelen. Figuur 19 geeft een weergave van een uitstekend ontwikkeld wortelstelsel (19).
Figuur 19: Schematische weergave wortelgroei aardappel (20).
• Uien
De beworteling van de ui kan worden omschreven als oppervlakkig en schaars. Toch weet de ui een
sterk wortelstelsel te ontwikkelen. Het duurt redelijk lang voordat de ui goede, diepe wortels heeft.
Pas na 3,5 maand zitten de wortels diep in de grond. De ui is daarnaast gevoelig voor verdichting. Na
kieming vormt de ui een primaire wortel. Binnen een korte tijd worden bijwortels gevormd,
kenmerkend is dat ze niet vertakken en geen wortelharen hebben. Uit onderzoek is gebleken dat
90% van de wortels zich tot 18 cm diep bevinden (21).
Figuur 20: Goed ontwikkeld wortelstelsel uien (22).
• Granen
Tarwe behoort tot de monocotylen of
éénzaadlobbigen. De plant beschikt over een
uitgebreid wortelstelsel en vormt één of meerdere
stengels of halmen, waarop zich een aar met
bloeiwijzen ontwikkelt. De wortels zijn sterk
vertakt en bij een goede bodemtoestand kunnen
de wortels van wintertarwe gemakkelijk diepten
tot ca 1½ m bereiken. Hoge
indringingsweerstanden beperken de lengtegroei.
Dit geldt met name bij aanwezigheid van dichte en
storende lagen (ploegzool). Op zandgronden met
een humusloze ondergrond is de beworteling
beperkt tot de humeuze bovenlagen.
Verdichtingen in de grond beperken of
belemmeren de beworteling en de aanvoer van
28
zuurstof en heeft een negatieve invloed op groei en gewasopbrengst. De grondbewerking zal moeten
resulteren in een goed doorluchte bodem, die naast zuurstof ook veel water kan bergen (23). Figuur
20 geeft een goed ontwikkelde tarweplant weer.
Figuur 20:Wortelgroei tarweplant. (24)
• Suikerbieten
Suikerbieten zijn een tweejarige plant. In het eerste jaar bevindt de plant zich nog in de vegetatieve
fase waarbij alle energie wordt gebruikt voor de opbouw van het wortelstelsel en de opbouw van het
bladapparaat. Vervolgens vormt de plant een verdikte penwortel. In deze penwortel wordt een groot
deel van de droge stof opgeslagen in de vorm van suiker. De penwortel groeit gedurende het seizoen
verder uit waarmee deze steeds rijker wordt aan suiker. In de figuur 21 vindt u een schematische
weergave van de ontwikkeling van het wortelstelsel in verschillende stadia (25).
Figuur 21: Wortelgroei suikerbieten (26)
Tabel 7 geeft een indicatie van de optimale bewortelingsdiepte per gewas.
Tabel 7: Optimale bewortelingsdiepte per gewas (27).
Gewas
Grasland
Snijmaïs
Aardappelen
Suikerbieten
Uien
Graan
Optimale bewortelingsdiepte (cm)
40
90
40
90
30
90
Instructie:
1. Meet in de profielkuil én het boorprofiel met een rolmaat de diepte van de beworteling. Let
daarbij niet op een enkele wortel die iets dieper zit. Om de wortels beter zichtbaar te maken
kunt u de wortels in de profielkuil afspoelen door wat water langs de profielwant te laten
stromen.
2. Vul op het invulformulier bij parameter 7 (Beworteling) de bewortelingsdiepte in.
29
Wortelkleur
De wortelkleur geeft een beeld over de gezondheid van het gewas. Een gezond gewas heeft witte
wortels. Hierbij gelden enkele uitzonderingen, zoals de wortelkleur van peen (oranje). Bruin- of
zwartkleuring van de wortels geeft een indicatie van de hoeveelheid zuurstof in de bodem (28).
Instructie:
3. Beoordeel de wortelkleur van het gewas in de profielkuil.
4. Noteer op het invulformulier bij parameter 7 (Beworteling) de wortelkleur van het gewas.
8. Onkruidbestand
Het onkruidbestand zegt veel over de bemestingstoestand en de bodemgesteldheid. In het westen
komen andere onkruiden voor op percelen dan in het oosten. Logisch, want de ene plant gedijt goed
op klei, waar de ander een zanderige of humeuzere grond prefereert. Wortelonkruiden zijn vooral te
vinden op de klei, terwijl op zandgronden meer zaadonkruiden voorkomen (29).
In de grond bevinden zich ontelbare zaden van onkruiden. Bij een gezonde bodem blijven deze zaden
in rust, maar zodra omstandigheden uit balans raken, prikkelt dat bepaalde zaden om tot
ontwikkeling te komen. Welke zaden zich ontwikkelen, geeft informatie over de bodem. Ieder
onkruid geeft zijn eigen informatie (29).
In veel verschillende onkruidboekjes en apps zijn voorkomende onkruiden op akker- en grasland
beschreven, zoals de onkruidboekjes van Misset of de apps van BASF. Er zijn enkele algemene
stelregels. Zo komen kweek en klein kruiskruid beide voor als het beschikbare calcium te laag is.
Kweek gedijt echter op een hoog fosfaat, terwijl kruiskruid groeit op gronden waar weinig
opneembaar fosfaat aanwezig is. Muur groeit met name op plaatsen waar veel organisch materiaal
aanwezig is. Hoe hoger de bemestingstoestand van de bodem, des te explosiever groeit de muur.
Breedbladige planten gedijen goed bij een laag fosfaatgehalte en veel kali. Grassen doen het goed als
er te weinig calcium is en relatief veel magnesium. Onkruiden met penwortels hebben in de natuur
de functie om calcium op te halen uit een verdicht perceel (29).
Instructie:
1. Maak met behulp van figuur 22 een inschatting van het aandeel oppervlakte met onkruid op
uw perceel.
2. Noteer op het invulformulier bij parameter 8 (Onkruidbestand) het percentage oppervlakte
met onkruiden op het perceel.
3. Ga na welk type onkruiden voorkomen op uw perceel.
4. Noteer op het invulformulier bij parameter 8 (Onkruidbestand) de voorkomende onkruiden
op het perceel.
Figuur 22: Percentagekaart aandeel oppervlakte onkruid (3).
30
9. Gewasstand
Gewasstand is een belangrijk onderdeel van het functioneren van de bodem. Met de gewastand
wordt visueel waargenomen hoe de gewasbedekking en kleur is en of verschillen waarneembaar zijn
binnen één perceel (3).
Instructie:
1. Maak met behulp van figuur 23 een inschatting van de veldbedekking van het gewas.
2. Noteer op het invulformulier bij parameter 9 (Gewasstand) het geschatte percentage van de
veldbedekking.
31
3. Maak met behulp van figuur 24 een inschatting van het percentage gewas met een
afwijkende kleur.
4. Noteer op het invulformulier bij parameter 9 (Gewasstand) het geschatte oppervlakte gewas
met een afwijkende kleur.
Figuur 24: Percentagekaart afwijkende kleur (3).
10. Oogstmoment
Het oogstmoment is een belangrijk onderdeel van het functioneren van de bodem. Bij het
oogstmoment wordt de zaai/plantdatum en oogstdatum ingevuld. Voor grasland wordt de datum
van de 1e grassnede en het aantal grassneden per jaar genoteerd.
32
Instructie:
1. Noteer op het invulformulier bij parameter 10 (Oogstmoment) de zaai/plantdatum en de
oogstdatum.
2. Indien grasland: noteer op het invulformulier bij parameter 10 (Oogstmoment) de datum van
de 1e grassnede en het aantal grassneden per jaar.
11. Plassen langer dan vijf dagen
Het is waardevol om te weten waar op de locatie regelmatig plassen blijven staan. Plassen op het
land kunnen meerdere oorzaken hebben. Verdichting en structuurschade zijn de meest voornaamste
oorzaken zijn van plasvorming.
Instructie:
1. Stel vast hoeveel plassen langer dan vijf dagen te vinden zijn op het perceel. Beoordeel dit
gedurende het hele jaar. Met name in het voorjaar en najaar is de kans het grootst dat
plassen blijven staan op de percelen. De spuitsporen worden niet meegerekend bij de
beoordeling.
2. Noteer op het invulformulier bij parameter 11 (Plassen langer dan vijf dagen) of plassen
langer dan vijf dagen aanwezig zijn. Zo ja, noteer het aantal plassen langer dan vijf.
12. Drainage
Drainage of ontwatering is het afvoeren van water uit de bodem over en door de grond, met als
gevolg het verlagen van het grondwaterpeil. Hierbij kan het water worden afgevoerd via drains,
kleine sloten of greppels. Via deze waterafvoermiddelen stroomt het water naar grotere
watergangen, die de functie van afwatering hebben. De ontwatering kan alleen goed werken als de
afwatering ook goed is. Daarom is drainage een belangrijke onderdeel van het functioneren van de
bodem.
Instructie:
1. Stel vast of op het perceel drainage aanwezig is ja of nee.
2. Noteer op het invulformulier bij parameter 12 (Drainage) wat voor soort drainage aanwezig
is (geen, regulier of peil gestuurd).
3. Noteer op het invulformulier bij parameter 12 (Drainage) de leeftijd van de aanwezige
drainage.
33
Bibliografie
1. Vernout, Robin en Rombout, Sjoerd. Bodempaspoort. 's-Hertogenbosch : ZLTO, 2016.
2. Agro, Eurofins. Eurofins Agro bemmestingswijzer bouwland. Eurofins. [Online] NB. [Citaat van: 19
10 2016.] http://eurofins-agro.com/nl-nl/product/bemesting/bemestingswijzer-bouwland.
3. Boerenverstand & partners. Handleiding bepaling MijnBodemConditie. Utrecht : sn, 2013.
4. Schreurs. Geologische begrippen. classy.be. [Online]
http://jpschreurs.classy.be/aardrijkskunde/geo21.html.
5. Bakker, H. de enJ. Schelling. Systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. Wageningen :
PUDOC Wageningen, 1989.
6. Jaime van Trikt, Hansjorg Ahrens. Bodems. geologievannederland.nl. [Online]
http://www.geologievannederland.nl/ondergrond/bodems.
7. Brikgronden. maps.bodemdata.nl. [Online]
http://maps.bodemdata.nl/bodemdatanl/bginfo/info.jsp?conceptid=168.
8. Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid. ivngooi.nl. [Online]
http://www.ivngooi.nl/ggis/wnp_0017/data.htm.
34
9. Nutrinorm. Beoordeling van verdichte lagen. Nutrinor. [Online] NB. [Citaat van: 28 10 2016.]
http://www.nutrinorm.nl/nl-nl/bodem/beoordelen-van-de-bodem/beoordeling-van-storende-lagen.
10. Chris Koopmans, Jan Bokhorst, Coen ter Berg, Nick van Eekeren. Bodemsignalen. Driebergen :
Louis Bolk Instituut, 2007.
11. Bokhorst, Jan. Bodemstructuur. goedbodembeheer.nl. [Online]
http://goedbodembeheer.nl/bodem/graaf-een-kuil/121-bodemstructuur.
12. Shepherd, Graham. Bodemstructuur. kuleuven.be. [Online]
http://aow.kuleuven.be/geografie/gebruikersinstrument_nkg/apps/app_structuur.html?print=1.
13. Cate, J. A. M. ten. A. F. van Holst, H. Kleijer en J. Stolp,. Bodemdata. Handleiding bodem
geografisch onderzoek. [Online] 1995. [Citaat van: 11 11 2016.]
http://maps.bodemdata.nl/bodemdatanl/bginfo/info.jsp?conceptid=57.
14. Bodemdata. Bodemdata/info. Maps.Bodemdata. [Online] NB. [Citaat van: 6 12 2016.]
http://maps.bodemdata.nl/bodemdatanl/bginfo/info.jsp?conceptid=159.
15. The Munsell Color System. dba.med.sc.edu. [Online]
http://dba.med.sc.edu/price/irf/Adobe_tg/models/munsell.html.
16. Bokhorst, Jan. Regenwormen. Goed Bodembeheer. [Online] NB. [Citaat van: 2 11 2016.]
http://goedbodembeheer.nl/bodem/graaf-een-kuil/122-regenwormen.
17. WUR, eDepot. Handboek snijmais. WUR. [Online] 2013. [Citaat van: 25 11 2016.]
http://edepot.wur.nl/293693.
18. Bolk, Louis. Hoe diep worteld grasland. Driebergen : Vlugschriften Louis Bolk Instituut, 2002.
19. Teelthandleiding consumptieaardappelen. KennisAkker. [Online] 2006. [Citaat van: 25 11 2016.]
http://www.kennisakker.nl/book/export/html/148.
20. Landbouw Geografie. Groei van planten. Geografie van Nederland. [Online] NB. [Citaat van: 6 12
2016.]
http://landbouwgeografie.magix.net/website/afbeelding_groei_van_planten.143.html#afbeelding%2
0groei%20van%20planten.
21. Teelthandleiding zaaiuien. WUR. [Online] 2013. [Citaat van: 25 11 2016.]
http://edepot.wur.nl/119907.
22. Zwanepol, S. Beworteling uien. Proefstation van de akkerbouw en de groenteteelt in de
vollegrond, Lelystad : sn.
23. H. Bosch. Teelt van Wintertarwe. Leleystad : Proefstation voor de akkerbouw en groenteteelt,
1987.
24. Haenen, J.A.H. Teelt van wintertarwe. Lelystad : Proefstation voor de akkerbouw en Groenteteelt
in de vollegrond, 1987.
35
25. IRS. Groei en ontwikkeling van de Suikerbiet. IRS. [Online] 1 2011. [Citaat van: 25 11 2016.]
https://www.irs.nl/ipm/teelthandleiding/7.1-groei-en-ontwikkeling-van-de-suikerbiet.
26. Kutschera, L. Groei en ontwikkeling van de suikerbiet. IRS, Bergen op Zoom : sn.
27. Nutrinorm. Beoordeling van beworteling. Nutrinorm. [Online] NB. [Citaat van: 22 11 2016.]
http://www.nutrinorm.nl/nl-nl/bodem/beoordelen-van-de-bodem/beoordeling-van-beworteling.
28. Robben, Jan. Beoordeling beworteling. [interv.] Ruud Janssens. 6 12 2016.
29. HortiNova en GroeiBalans. Onkruid zegt veel over de bodem. http://www.novacropcontrol.nl.
[Online] 2013. http://www.novacropcontrol.nl/nl/nieuws/13/05-11-2013-onkruid-zegt-veel-over-debodem.
30. Roller, Johnny te. Handleiding bodempaspoort.nl. Wageningen, Utrecht, Nederland : sn, 23 12
2016.
31. Eurofins Agro. Machtigingsformulier. Wageningen, Utrecht, Nederland : sn, 2016.
32. Communicatiedienst van Chambre d’agriculture de région du Nord-Pas de Calais. Bodem kit laat
uw bodem spreken! 2012.
33. Chris Koopmans, Marleen Zanen, Coen ter Berg. Bodemscan zand- en dalgrond. Driebergen :
Louis Bolk Instituut, 2015.
34. Bokhorst, Jan. Bodems vruchtbaar maken. Driebergen : sn, 2015.
35. Wikipedia. Bodemclassificatie. wikipedia.org. [Online]
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bodemclassificatie.
36. Eerdgronden. maps.bodemdata.nl. [Online]
http://maps.bodemdata.nl/bodemdatanl/bginfo/info.jsp?conceptid=44.
37. Roestvlekken. maps.bodemdata.nl. [Online]
http://maps.bodemdata.nl/bodemdatanl/bginfo/info.jsp?conceptid=133.
38. Reductievlekken. maps.bodemdata.nl. [Online]
http://maps.bodemdata.nl/bodemdatanl/bginfo/info.jsp?conceptid=128.
39. Bokhorst, Jan. Regenwormen. goedbodembeheer.nl. [Online]
http://goedbodembeheer.nl/bodem/graaf-een-kuil/122-regenwormen.
40. KWS. KWS Maismanager. KWS, NB : sn.
41. Aviko. Aviko Corporate. Aviko, Steenderen : sn.
42. IRS. Groei en intwikkeling van de suikerbiet. IRS, Bergen op Zoom : sn.
43. Lelystad, PPO. Teelthandleidng wintertarwe. PPO, Lelystad : sn.
44. bodembeheer, Goed. Stikstof en koolstof. Goed Boedembeheer, Wageningen : sn.
36
45. Wijnhoven, Kostense, Elzebroek. Afbeeldingen van planten voor het practicum gewassenkennis.
Wageningen : WUR, NB.
Bijlage 2 Handleiding invoeren visuele waarnemingen
1. Opstartscherm www.bodempaspoort.nl (30)
37
Bij het opstarten worden alle percelen getoond die in het Bodempaspoort database aanwezig zijn.
Dat zijn de percelen van de provincie Noord-Brabant. Aan de linkerkant staan de (achtergrond)lagen
weergegeven die beschikbaar zijn en aan/uit gezet kunnen worden.
2. Selecteren van een perceel
Een perceel wordt geselecteerd door erop te klikken. Rechts worden de algemene kenmerken van
het perceel getoond en in principe ook de Bodemanalyse gegevens. In de afbeelding hierboven zijn
dummy waarden weergegeven.
3. Inloggen
38
Om in te loggen wordt rechtsboven op de button "Login" geklikt. Voornaam is zowel de username als
password. Na het inloggen zijn de percelen die de boer als eigendom of in pacht heeft met een
onderscheidende kleur zichtbaar t.o.v. de overige percelen.
4. Aanpassen gegevens eigen percelen
Van de eigen percelen kunnen de visuele kenmerken ingevoerd en aangepast worden. Door
linksboven op de tab "Editor" te klikken wordt een lijst zichtbaar met de eigen percelen. Door een
perceel te selecteren en vervolgens de tab "Visuele Kenmerken" te selecteren worden de visuele
kenmerken van het geselecteerde perceel getoond.
5. Aanpassen visuele kenmerken
39
Door links een (set van) visuele kenmerken te selecteren wordt rechts een overzicht getoond van alle
kenmerken. Hier kunnen deze kenmerken ingevuld en/of aangepast worden. Wanneer nog geen set
van visuele kenmerken beschikbaar is, kan met de button "Voeg toe" een set toegevoegd worden.
Om vervolgens de gegevens op te slaan wordt op de button "Submit" geklikt.
40
Bijlage 3 Invulformulier visuele waarnemingen
Tabel 8: Invulformulier visuele waarnemingen.
Parameter
Subparameter
Beschrijving
Eenheid
Beschrijving grondsoort
Beschrijving laag 1
Verdichting aanwezig:
Diepte
cm
Dikte
cm
Beschrijving laag 2
Verdichting aanwezig:
Diepte
cm
Dikte
cm
Beschrijving laag 3
Verdichting aanwezig:
Diepte
cm
Dikte
cm
Beschrijving laag 4
Verdichting aanwezig:
Diepte
cm
Dikte
cm
2. Textuurovergangen
Beoordeling textuurovergangen
score
3. Bodemaggregaten
Beoordeling bodemaggregaten
score
4. Bodemvlekken
Beschrijving bodemvlekken
5. Bodemkleur
Beschrijving bodemkleur
1. Lagenbeschrijving
41
Vervolg Tabel 8: Invulformulier visuele waarnemingen.
Parameter
Subparameter
Aantallen
6. Regenwormen
7. Beworteling
Beschrijving
Eenheid
aantal
Soorten
Beoordeling regenwormen
score
Diepte
cm
Beoordeling beworteling
score
Beschrijving wortelkleur
8. Onkruidbestand
Bedekkingsgraad
%
Beschrijving voorkomende onkruiden
9. Gewasstand
Bedekkingsgraad
%
Bedekkingsgraad afwijkende kleur
%
Zaai/plant datum
10. Oogstmoment
Oogstdatum
Datum 1e grassnede
11. Plassen langer dan vijf dagen
12. Drainage
Grassnedens
aantal
Aantallen
aantal
Beschrijving drainage
Leeftijd drainage
jaren
42
Bijlage 4 Machtigingsformulier
Opgavekaart voor toestemming kopieverzending
klantnummer:
bedrijf:
straat:
huisnr.:
woonplaats:
postcode:
Bovenstaand bedrijf geeft toestemming tot kopieverzending van analyseresultaten van de
aangekruiste vormen van onderzoek:
bemesting:
datum:
gewas:
N-mineraal:
bodemgezondheid:
handtekening:
klantnummer:
firmanaam
waar kopie
naar toe
gaat:
(31)
43
Download