Boeddhisme - KU Leuven

advertisement
Boeddhisme
Overtuigingen
De dood van het fysieke lichaam is zeker maar slechts een deel van een voortdurend proces
van reïncarnatie totdat men de verlichting bereikt. Er wordt gedacht dat na de dood de
overledene een transformatie ondergaat waarin zij de dood ontdekken en zich klaarmaken
voor hun volgende incarnatie (als die er is).
Volgens traditie moet er moeite gedaan worden, als een persoon stervende is, om diens geest
te richten op de Boeddhistische geschriften of om hem/haar de namen van Boeddha -zoals
Phra Arahant- te laten opzeggen. De naam kan gefluisterd worden in het oor indien de
persoon al ver weg is. Soms worden er vier lettergrepen -ci, re, ru, en ni- op een stuk papier
geschreven en in de mond van de stervende gelegd. De lettergrepen worden beschouwd als
het hart van Abhidharma en representeren resp. het hart, mentale concepten, vorm en
Nibbana. Men hoopt dat als de laatste gedachten van de desbetreffende gericht zijn op
Boeddha en de voorschriften, dat de vrucht van deze verdienstelijke daad gunstig zal zijn voor
de overledene in diens nieuwe bestaan. In een dorp, op het moment van sterven, kunnen de
verwanten luid klagen, zowel om hun verdriet te uiten als om de buren te waarschuwen die
komen om te helpen.
Begrafenisgebruiken
In vroege tijden, en vandaag gebruikelijk, cremeren Boeddhisten de lichamen van de doden.
De eerste zeven dagen na een dood zijn het meest belangrijk voor de laatste en begrafenis
gebeden.
De vroege Boeddhisten volgden de Indiase gebruiken om het lichaam na de dood te
verbranden. Het lichaam van Boeddha zelf was gecremeerd en dit was het voorbeeld van veel
Boeddhisten, zelfs in het Westen. Wanneer iemand stervende is in een Boeddhistisch huis,
komen monniken langs om hem of haar gerust te stellen door verzen op te zeggen, zoals bijv.:
"Zelfs de prachtige koninklijke rijtuigen slijten, en zo ook dit lichaam slijt. Maar de
lessen van goedheid worden niet ouder, en zo maakt Goedheid dit bekent aan de
goeden."
Na het overlijden vindt er een bad-ceremonie plaats waarin verwanten en vrienden water
gieten over het hoofd van de overledene. Het lichaam wordt dan geplaatst in een kist en
omringd met kransen, kaarsen en wierook. Indien mogelijk wordt ernaast een foto van de
persoon gelegd, en gekleurde lichten opgehangen boven de kist. Soms wordt de crematie een
week uitgesteld om verwanten die van ver moeten komen de gelegenheid te geven om
aanwezig te zijn, of om speciale eer aan de dode te bewijzen.
Na het overlijden, als de overledene klaar gemaakt voor het crematie vuur, blijven de
monniken reciteren om de goede energie van de overledene los te maken van diens
verdwijnende persoonlijkheid.
De monniken komen met de familie naar de crematie. De familie en al hun vrienden geven
voedsel en kaarsen aan de monniken. Hiermee wordt welwillendheid geschapen, en men
denkt dat deze welwillendheid de nog achtergebleven geest van de dode persoon helpt.
Op de dag van de crematie speelt er een orkest en wordt er alle mogelijke moeite gedaan om
het verdriet, eenzaamheid en angst voor geesten te verdrijven door muziek en het samenzijn.
Voordat de processie begint, beginnen de monniken een dienst te reciteren in het huis en gaan
vervolgens de kist voor langs de trap van het huis die soms bedekt is met bananenbladeren.
Men vindt het nodig dat het lichaam niet op de gebruikelijke wijze het huis verlaat maar door
1
een gat in de vloer of muur; vandaar dat de trappen bedekt zijn met bananenbladeren om het
'ongebruikelijk' te maken.
Een man met een witte banier op een lange stok gaat vaak voorop bij een processie naar de
plek van crematie. Hij wordt gevolgd door oudere mannen die bloemen in zilveren schalen
dragen en daarna door een groep van acht tot tien monniken die voor de kist lopen en het
lange brede lint -de bhusa yong- vasthouden. Vaak herhaalt één van de monniken delen van
de Abhidharma tijdens de tocht.
De kist wordt gedragen of ligt op een begrafeniswagen getrokken door een grote groep
vrienden en verwanten die voelen dat ze een laatste dienst bewijzen en bezig zijn met een
verdienstelijke daad.
Rouwrituelen
Wekelijks worden er gebeden opgezegd gedurende een 49 dagen durende begrafenisperiode.
Tijdens deze periode wordt gedacht dat de gebeden van de rouwenden de overledene helpen
tijdens diens transformatie na de dood, en zijn geest zullen doen ontwaken voor de ware aard
van de dood.
In Tibet wordt de stervensdag als zeer belangrijk gezien. Men gelooft dat zo gauw als een
lichaam gestorven is, de persoonlijkheid in een trance gaat gedurende de volgende vier dagen.
Tijdens deze periode weet de desbetreffende persoon niet dat hij of zij gestorven is. Deze
periode wordt de Eerste Bardo genoemd en de Lamas -monniken- zeggen speciale verzen op
die de overledene kunnen bereiken.
Aan het einde van deze vier dagen begint de overledene een helder schijnend licht te zien. Als
de straling van het Heldere Licht hen niet afschrikt en ze het kunnen verwelkomen, zal de
persoon niet herboren worden. Maar de meeste vluchten ervoor weg waarna het Licht weer
vervaagt.
Dan wordt de persoon er zich bewust van dat de dood heeft plaatsgevonden. Op dit moment
begint de Tweede Bardo. De persoon ziet alles wat ze ooit hebben gedaan of gedacht langs
komen. Terwijl ze toekijken voelen ze zich alsof ze een lichaam bezitten; maar wanneer ze
zich realiseren dat dit niet het geval is, beginnen ze er naar te verlangen om weer een te
bezitten. Dan komt de Derde Bardo, dat de toestand is van het zoeken naar een nieuwe
geboorte. Alle voorgaande gedachten en daden brengen de persoon er toe om nieuwe ouders
uit te zoeken die hem of haar diens nieuwe lichaam zullen geven.
2
Download