Wet op het Hoge Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) De WHW bevat enige bepalingen die speciaal van belang zijn voor studenten met een handicap of chronische ziekte die studeren in het WO. Achtereenvolgens worden besproken in: par. 2.2.1: recht op aanpassing tentamens; art. 7.13 par. 2.2.2: recht op afstudeersteun; art. 7.51 par. 2.2.3: algemene rechten van de student; art. 7.34 par. 2.2.4: toezicht op gelijke behandeling; art. 9.32 2.2.1 recht op aanpassing tentamens Art. 7.13: Onderwijs- en examenregeling 1. Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling aangeboden opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling vast. 2. In de onderwijs- en examenregeling worden, onverminderd het overigens in deze wet terzake bepaalde, ten minste geregeld: […] c. de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven, d. waar nodig, de inrichting van praktische oefeningen […] m. de wijze waarop lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten redelijkerwijs in de gelegenheid worden gesteld de tentamens af te leggen; Toelichting: • De verplichting tot het doen van aanpassingen is in de wet nog beperkt tot de tentamens en niet tot het onderwijs zelf. In feite loopt de wet achter t.o.v. van de rechten die zijn vastgelegd in de WGB h/cz (zie par. 1.3) • In een notitie aan de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Rutte aangekondigd ervoor zorg te willen dragen dat “in de voorgenomen nieuwe wet op het Hoger Onderwijs en Onderzoek (WHOO) binnen het kader van de uitgangspunten waarbij ondermeeer deregulering en versterking van de rechtspositie van de student belangrijk zijn, de positie van de student met een functiebeperking in overeenstemming met de strekking van de WGB h/cz wordt gewaarborgd. (Plan van aanpak, 11 juli 2005; http://www.minocw.nl/brief2k/2005/doc/28161a.pdf • Dit wetsartikel is door de TU Delft overgenomen in de modellen voor de O.E.R.en voor de Bopleidingen en de M-opleidingen. (Zie verder paragraaf 3.1.) Commentaar: • Het aanbieden van alternatieve vormen van toetsing (of van vervangende studieonderdelen) kan worden belemmerd wanneer een Examencommissie strikt vast wil houden aan hetgeen op grond van lid c. is geformuleerd t.a.v. noodzakelijke kennis, inzicht en vaardigheden. Met name op het gebied van de vaardigheden kunnen zich in geval van een handicap problemen voordoen. Als bijv. de eis is geformuleerd, dat de afgestudeerde goed in een team moet kunnen functioneren, dan zal een student met autisme hier moeilijk aan kunnen voldoen. 2.2.2 afstudeersteun Art. 7.51: Financiële ondersteuning studenten (afstudeerfonds) 1. Het instellingsbestuur van een universiteit of hogeschool treft voorzieningen ter financiële ondersteuning van de studenten aanzien van wie zich ieder van de volgende feiten voordoet: a. de student is aan de desbetreffende instelling ingeschreven voor een opleiding waarvan hij het afsluitend examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd, b. de student geniet of heeft in verband met het volgen van de opleiding bedoeld onder a, dan wel het volgen van dezelfde opleiding aan een andere instelling, studiefinanciering op de voet van de artikelen 15 tot en met 16a van de Wet op de studiefinanciering dan wel op de voet van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000 genoten, c. in de periode waarin met het oog op het volgen van een opleiding aan een instelling als bedoeld in de bijlage van deze wet onder a tot en met g studiefinanciering op de voet van de artikelen 15 tot en met 16a van de Wet studiefinanciering dan wel op grond van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000 werd genoten, doen zich een of meer, in het tweede lid genoemde bijzondere omstandigheden voor of hebben deze zich voorgedaan, en d. de in onderdeel c bedoelde bijzondere omstandigheden hebben tot studievertraging geleid of zullen dat naar verwachting doen. 2. De bijzondere omstandigheden van de student die bij de toepassing van het eerste lid in aanmerking worden genomen zijn: a. Ziekte of zwangerschap; b. Lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornissen; […] 3. Het instellingsbestuur deelt de student schriftelijk de beslissing op de aanvraag om toekenning van financiële ondersteuning zo spoedig mogelijk mede, nadat de student een bijzondere omstandigheid heeft aangemeld. DE financiële ondersteuning wordt de student zo spoedig mogelijk ter beschiking gesteld of op een ander, door de student te bepalen tijdstip. 4. De omvang van de financiële ondersteuning is gelijk op de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou kunnen maken of zou hebben mogen maken. 5. Bij de vaststelling van de tijdsduur van de financiële ondersteuning wordt het verband tussen de bijzondere omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, en de onderwijsprogrammering in aanmerking genomen. Het instellingsbestuur kan aan de beschikbaarstelling van de voorziening de voorwaarde verbinden dat de student feitelijk studerende is. […] 6. […] De student die een opleiding aan een andere instelling als bedoeld in de bijlage van deze wet onder a tot en met g heeft gevolgd, en op grond van dit artikel een eerder toegekende aanspraak op financiële ondersteuning heeft of zou hebben gehad, indien hij daarom zou hebben verzocht, heeft met in achtneming van de eerste volzin, aansprak op financiële ondersteuning als ware die opleiding genoten aan de instelling waaraan de student is ingeschreven. 7. […] Toelichting: Dit wetsartikel is door de TU Delft uitgewerkt in de Regeling Afstudeersteun Studenten 2005, die in juli 2005 is vastgesteld door het CvB. (Zie paragraaf 3.3.) 2.2.3 Rechten van een student Artikel 7.34: Rechten inschrijving als student 1. De inschrijving als student geeft het recht: […] d. gebruik te maken van andere ten behoeve van de studenten getroffen voorzieningen, daaronder begrepen, behoudens wat de Open Universiteit betreft, de diensten van een studentendecaan, en e. op studiebegeleiding; het instellingsbestuur besteedt daarbij bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname aan het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid. Commentaar: • Het recht op de diensten van een studentendecaan geldt voor alle studenten. De TU Delft kent meer functionarissen en instanties die direct of indirect betrokken zijn bij de begeleiding van studenten. Deze zijn beschreven in paragraaf 3.4. • De TU Delft beschouwt studenten met een functiebeperking als een minderheid die bijzondere zorg verdient ondermeer op het terrein van de studiebegeleiding net zoals de groepen die wel expliciet zijn genoemd in artikel 7.34, lid 1. 2.2.4 Gelijke behandeling Art. 9.32: Algemene bevoegdheden en taken universiteitsraad en raadsleden […] 4. De raad waakt voorts in de universiteit in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen. […] Toelichting: Het waken tegen discriminatie, het bevorderen van gelijke behandeling van mannen en vrouwen binnen de universiteit en het inschakelen van gehandicapten en allochtonen zijn eveneens taken de universiteitsraad. Deze bepaling is daarom onderdeel van het Reglement voor de Studentenraad van de TU Delft (zie het Studentenstatuut, bijlage 4, art. 4.1.lid 2.). De studentenraad zou ook de bevoegdheid hebben om bij de Commissie Gelijke Behandeling een verzoek in te dienen om te onderzoeken of er binnen de universiteit ongeoorloofd onderscheid is gemaakt als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), etc.