verhaal In dienst van het geloof Trajectum, 754 Ze zeggen dat het begonnen is toen Liudger Bonifatius ontmoette. Hij was twaalf jaar. Op die bewuste dag stond hij aan de kant van het water. Het was druk. Mensen verdrongen zich langs de oever. Oude mensen, jonge mensen. Allemaal keken ze naar de boot die langzaam dichterbij kwam. De boot met Bonifatius, die overal heen reisde om het christendom te preken. Daarom werd hij nu als een held ingehaald. Liudger dringt zich tussen de menigte door naar voren. Hij wil Bonifatius van dichtbij zien, zijn stem horen, zijn mantel aanraken. De boot ligt nu naast de steiger. Een man helpt Bonifatius met uitstappen. De prediker kijkt naar de menigte, naar de mannen en vrouwen, naar de kinderen. Hij loopt naar Liudger en legt een hand op zijn hoofd. De prediker heeft hem aangeraakt! Dan loopt Bonifatius verder tussen de rijen met mensen die de grote prediker van dichtbij willen zien, willen aanraken, willen horen. Het is een bijzondere man, een doorzetter, niet bang voor de gevaren die het prediken met zich meebrengt. Diezelfde avond luistert Liudger naar de verhalen van Bonifatius. De ouders van Liudger hebben de prediker uitgenodigd om bij hen thuis te overnachten. Bonifatius vertelt over de mensen uit het noorden. De Friezen hebben verschillende goden, zegt Bonifatius. Ze brengen offers en vereren heilige bomen. In de winter steken ze fakkels aan om de zon terug te laten komen. Ze hebben hem, Bonifatius, jaren geleden verjaagd. Hij had hen verteld dat er maar één God was. Dat de zoon van die God, Jezus Christus, op aarde was gekomen, was gestorven en weer uit de dood was opgestaan. Dat ze voortaan Hem CANON: WILLIBRORD moesten aanbidden in plaats van hun oude goden. Dat ze geen vuren meer aan moesten steken voor de zon. Maar de Friezen vertrouwden alleen hun eigen goden. Waarom zouden ze een nieuwe god vereren? Hadden hun voorouders niet eeuwenlang vertrouwd op Forssete, Nehallen, Thialf? Hadden die goden niet eeuwenlang gezorgd voor de vruchten aan de bomen en het bloeiende gewas op de akkers? De Friezen wilden de god van Bonifatius niet. Ze hadden de kerken die Bonifatius had gebouwd in brand gestoken. Ze hadden er weer hun eigen altaren neergezet en Bonifatius het land uitgejaagd. En nu? Nu gaat Bonifatius weer terug naar het noorden. Liudger heeft de volgende dag afscheid van hem genomen. Bonifatius was blij met de woorden van Liudger, die zei dat hij later ook prediker wilde worden. Het liefst zou Liudger nu meereizen, samen met Bonifatius naar het land van de Friezen. Maar Bonifatius zegt dat hij nog te jong is. Hij moet eerst studeren. Bovendien is het erg gevaarlijk. Te gevaarlijk voor een jongen van twaalf. In de buurt van Dokkum, 754 Ze zeggen dat hij met een bijl in zijn hand naar een bos ging. Bonifatius. Dat De trek • verhaal: In dienst van het geloof • pagina hij voor een heilige boom bleef staan en zijn bijl in het hout kliefde. Dat zijn volgelingen daarop ook hun bijlen in het hout hakten. Maar de boom gaf zich niet zomaar over. Of waren het de goden van de Friezen die de boom beschermden? Was het soms een strijd tussen de goden van de Friezen en de god van Bonifatius? Ze zeggen dat de boom pas boog na zeven lange uren. Dat de goden van de Friezen het lieten donderen en bliksemen toen de stam doormidden brak. Ze zeggen dat kort daarna een groep Friezen uit wraak het kamp van Bonifatius bestormde. De volgelingen van Bonifatius wilden zich verzetten. Maar de prediker zei dat ze dat niet moesten doen. Ze moesten niet bang zijn voor de dood. Integendeel, ze moesten blij zijn om voor Jezus te mogen sterven. Na hun dood zouden ze voor eeuwig bij God in de hemel zijn. Opnieuw klonken luide slagen. Nu echter werd geen boom geraakt, maar het lichaam van Bonifatius. Samen met zijn volgelingen werd hij vermoord. Gestorven voor zijn geloof. Tenminste, dat zeggen sommigen. Anderen zeggen dat het gewoon rovers waren die Bonifatius vermoordden, belust op de vaten met miswijn die de prediker op zijn schepen meevoerde. En nu? Nu loopt Liudger bedroefd langs het water. Hij denkt aan Bonifatius die nog niet zo lang geleden hier aan wal kwam. Die bij hem thuis vertelde over zijn leven als prediker. Over de noodzaak om anderen te vertellen over het leven van Jezus. Meer dan ooit is Liudger vastbesloten om het pad van Bonifatius te volgen. Hij wil later ook naar het noorden. Niet om de moord op Bonifatius te wreken, maar om net als Bonifatius te vertellen over het andere geloof. Daarvoor zal hij echter eerst ouder moeten worden. Ouder dan de twaalf jaar die hij nu is. Keulen, 777 Ze zeggen dat Liudger twaalf jaar studeerde. Eerst in Utrecht en daarna in Engeland, waar hij in een klooster woonde en les kreeg van een oude priester. Vaak spraken ze samen over het werk dat Liudger later wilde gaan doen en waar hij erg naar uitkeek. ‘Ik wil dat je er goed over nadenkt,’ zei de oude priester. ‘Je bent enthousiast, je wilt het voorbeeld van Bonifatius volgen die sinds zijn dood als een held wordt vereerd. Maar Bonifatius preekte niet om een held te worden. Hij wilde de mensen vertellen over het leven van Jezus.’ ‘Maar dat wil ik ook,’ zegt Liudger. ‘Ik wil de mensen duidelijk maken dat ...’ ‘Rustig, rustig,’ zegt de oude priester, ‘ik weet wat je wilt. Maar zo eenvoudig is dat niet. Je moet goed beseffen dat veel mensen gehecht zijn aan hun eigen goden. Goden die groot en sterk zijn en het leven van alledag bepalen. Als jij hen vertelt dat ze in een god moeten geloven die zich gevangen heeft laten nemen, zich heeft laten geselen en die zich zelfs aan een kruis heeft laten nagelen, zullen ze dat vreemd vinden. Is dat wel een sterke god? Kun je ze dat duidelijk maken?’ Liudger is stil. Hij beseft nu dat lezen en studeren over Jezus iets anders is dan over hem prediken. ‘Je mag de mensen nooit dwingen,’ zegt de oude priester, ‘je moet ze overtuigen. Neem ze hun oude gebruiken niet af. Laat ze in de winter hun vuren aansteken, niet voor de terugkeer van de zon, maar voor Jezus die op aarde is gekomen als het licht van de wereld.’ De oude priester kijkt Liudger aan. ‘Zo wilde Bonifatius het,’ zegt hij. ‘En zo moet jij het ook doen. Je kunt het. Ik heb alle vertrouwen in je.’ En nu? Nu knielt Liudger voor het altaar in de dom van Keulen. Hij wordt tot priester gewijd. Eindelijk is zijn droom uitgekomen. Nu mag hij niet alleen preken over Jezus, maar ook mensen dopen. De trek • verhaal: In dienst van het geloof • pagina Want dat is zijn grote wens: zoveel mogelijk mensen dopen als teken van het geloof in Jezus. Hij bidt tot God dat hij hem kracht mag geven. Dezelfde kracht die Bonifatius had. Bonifatius die nu al weer achttien jaar dood is, maar nog steeds voortleeft in de gedachten van Liudger. Verden, 785 Ze zeggen dat hij levendige ogen heeft. Dat zijn neus groter is dan normaal. Karel de Grote, de koning van de Franken. Hij heeft een hoge stem die niet past bij zijn grote lichaam. Hij houdt van muziek en oude verhalen. Niemand weet precies waarom ze hem Karel de Grote noemen. Omdat hij verschillende volken heeft onderworpen? Omdat hij ervoor zorgde dat die volken zich bekeerden tot het geloof in Jezus? Omdat zijn rijk zich uitstrekt van het zuiden naar het noorden, net als vroeger het Romeinse Rijk? Ze zeggen dat hij oorlogen voert voor de vrede. Hij wil alle volken samenbrengen in één rijk. Eén rijk met één godsdienst, dat geeft rust en orde. Iedereen moet christen worden. Alsof geloof een handig soort lijm is om alle volken bij elkaar te houden. Hij trok op naar het land van de Saksen om ze met geweld te bekeren. Maar de Saksen waren niet bang voor de grote veroveraar. Ze vochten tot de laatste man. Ze wilden hun vrijheid behouden en hun eigen goden kunnen vereren. Maar Karel is een man die niemand spaart. Het zwaard is voor hem een heilig wapen. Na een bloedige strijd heeft hij ze allemaal afgeslacht. Alle 4500 Saksische soldaten die zich in de slag bij Verden overgaven, uitgeput en moe van het strijden. Karel heeft bepaald dat niemand nog langer tot andere goden mag bidden. Iedereen die een kerk van de christenen vernielt of verbrandt, zal daar met zijn leven voor moeten boeten. En nu? Nu heeft Liudger van Karel de opdracht gekregen om alle Saksen te bekeren. Hij gruwt bij het horen van de verhalen. Hij weet dat ze waar zijn. Hij kent de koning van de Franken. Maar Liudger wil het anders doen dan Karel. Hij wil te werk gaan op de manier van Bonifatius. Niet met geweld, maar met woorden. Zullen de Saksen naar hem luisteren? Zal hun leider Widukind naar hem luisteren? Want zolang een leider niet van geloof verandert, zal het volk zich nooit laten bekeren. Helwerd, 787 Ze zeggen dat hij vroeger kon zien. De blinde zanger Bernlef. Dat hij vroeger prachtige liederen zong over de voorouders en hun krijgstochten. Maar sinds Bernlef zich tot het geloof in Jezus bekeerde, is het licht uit zijn ogen verdwenen. Niemand begreep het, ook Bernlef niet. Was hij verbitterd, kwaad, radeloos, wat normaal zou zijn? Integendeel. Bernlef zag het als een teken dat hij genoeg had gezien. Hij hoefde slechts nog te zingen. Geen heldenverhalen over vroeger, maar verhalen uit de bijbel. Verhalen over de profeten, het Joodse volk en de wonderen van Jezus. Ademloos luisterden de mensen als Bernlef zong over de blinde die langs de kant van de weg zat. Toen hij hoorde dat Jezus voorbijkwam, riep hij hem. De omstanders zeiden dat hij zijn mond moest houden. Maar Jezus liet de blinde bij zich brengen en vroeg wat hij wilde. Ik wil weer zien, zei de blinde. En Jezus zei: ‘Zie, uw geloof heeft u gered.’ Bij deze laatste woorden werden de mensen stil en keken naar Bernlef. Op zijn mond was een glimlach verschenen. En nu? Nu staat de blinde zanger Bernlef voor Liudger en vraagt of hij hem de zegen wil geven. Liudger legt een hand op het hoofd van Bernlef. Met zijn andere De trek • verhaal: In dienst van het geloof • pagina hand slaat hij een kruis. Hij vraagt of Bernlef de hand kan zien. ‘Natuurlijk niet,’ zegt Bernlef, ‘ ik ben blind.’ Liudger vraagt voor de tweede keer of hij de hand kan zien. Dan lijkt het alsof het langzaam weer licht wordt in de ogen van Bernlef. Hij ziet de omtrek van een hand, de vage kleuren van de bomen, de lijnen van de huizen in de verte. Langzaam wordt alles weer helder. Bernlef kan weer zien. ‘Kijk hoe alles veranderd is,’ zegt Liudger. ‘Naast de plaatsen waar vroeger heilige bomen stonden, staan nu kerken voor Christus. Blijf zingen over dit land. Volg mij naar het oosten, naar het land waar de Saksen wonen. Naar het land van Widukind.’ Buddenfeld, 792 Ze zeggen dat hij verstandig en dapper is. Widukind, de leider van de Saksen. Zijn onderdanen vertrouwen hem. Hij houdt van zijn volk. Widukind betekent ‘kind met de witte haren’. Ze zeggen dat op een dag het lievelingspaard van Widukind verdwenen was. Gestolen door zijn paardenknecht Buddo die christen was. Widukind liet de jongen stenigen, zoals de wet van de Saksische goden dat voorschreef. Steen na steen belandde op het lichaam van Buddo, terwijl iedereen hem spottend toeriep: ‘Waar is die god van jou? Waarom komt hij je niet bevrijden?’ Widukind keek toe hoe het lichaam van Buddo verminkt werd en zielloos ineenzakte. Op dat moment stapte een man op Widukind af en ging voor hem staan. Hij keek de leider van de Saksen aan en zei: ‘Ik ben een priester van de christenen. Waarom spot u met mijn God? Bent u niet bang voor zijn boosheid?’ Verontwaardigd keek Widukind naar de man die de moed had hem zo aan te spreken. ‘Waarom heeft uw god de jongen dan niet gered?’ zei Widukind. ‘Geef mij het lichaam,’ zei de priester, ‘en ik zal u zijn kracht laten zien.’ Hij tilde het dode lichaam van de jongen op en legde het in een tent. Hij waste het bloed weg, kuste het hoofd en maakte een teken van het kruis. Terwijl zijn gezicht wit wegtrok, zag Widukind hoe de jongen zijn kleur terug kreeg, opstond en naar buiten liep. Op dat moment klonk gehinnik van een paard. Het paard van Widukind stond rustig onder de bomen. De priester verdween, ze zeggen dat het Liudger was. Ze zeggen ook dat Widukind tien dagen lang niets heeft gezegd en zich daarna heeft laten dopen. En nu? Nu luistert Liudger naar Widukind. Hij bewondert de leider van de Saksen. Omdat hij zich heeft bekeerd? Liudger weet het niet. Wat hij wel weet, is dat Widukind van zijn volk houdt. Heeft Widukind zich daarom laten dopen, in de wetenschap dat zijn onderdanen hem zullen volgen? Heeft hij op deze manier geprobeerd zijn volk te sparen voor een afslachting door Karel de Grote? Liudger luistert naar Widukind. Als alle gebruiken verboden worden, zegt Widukind, zullen de Saksen weer in opstand komen. Ze zullen de kruisen stukslaan en de kerken verbranden. En dan zal Karel weer toeslaan en zullen nieuwe slachtingen plaatsvinden. Laat de Saksen hun vuren stoken in de winter. Laat hen geloven in de kracht van het licht dat leven geeft. Laat hun heilige bomen niet omhakken. Bouw de kerken naast de heilige bomen. Liudger kijkt naar de man met de witte haren. Hij denkt aan de woorden van de Engelse priester. Die had gelijk. Zoals ook Widukind gelijk heeft. Je moet het volk niet alles afnemen. Werden, 809 Ze zeggen dat hij de wilde ganzen heeft verdreven. Liudger, die als bisschop door het land van de Saksen trok. Hij luisterde naar een boer die klaagde over de ganzen die zijn gewas opaten. ‘Sluit een paar ganzen op,’ had Liudger gezegd, ‘en je zult er geen last meer van hebben.’ De trek • verhaal: In dienst van het geloof • pagina Hij ging naar het hok van de ganzen en sprak met de dieren. Sindsdien bleef het graan elk jaar gespaard. De ganzen kwamen nog wel, maar gingen ook weer weg. Als dank schonk de boer een groot stuk land aan het klooster dat Liudger enkele jaren geleden heeft gebouwd. Een klooster waar Liudger samen met andere monniken woont en waar hij na elke reis het liefst terugkeert. Liudger, de bisschop van Münster, die op zijn oude leeftijd bekend en geliefd is. Die nu zelf veel volgelingen heeft. Net als Bonifatius, meer dan vijftig jaar geleden. En nu? Nu is Liudger dood. Als kind zag hij Bonifatius in Trajectum aan wal komen. Hij volgde hem later naar het noorden en ging naar het land van de Saksen. Hij bekeerde hen en stierf als hun bisschop. Ze hebben hem begraven achter het altaar van de kloosterkerk in Werden. Ze zeggen dat de goden van de Friezen en de Saksen nog één keer terugkwamen als wilde ganzen en dat Liudger ze toen voorgoed uit het land heeft verdreven. Maar wie zal zeggen of het waar is? Want mensen, mensen zeggen zoveel. © Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen Auteurs: Ben Verschuren en Sjef Schmiermann Drunen, DELUBAS Educatieve Uitgeverij, 1999 ISBN: 978-90-5300-039-7 De trek • verhaal: In dienst van het geloof • pagina