Hendrik Geeraert rol toebedeeld van operationele basis, en nationaal reduit of toevluchtsoord voor het veldleger en de politieke instellingen. In Antwerpen zouden Frankrijk en Groot-Brittannië als garanten van de Belgische neutraliteit moeten ter hulp komen. Inundatie Inundatie is de overstroming van de ijzer. Half oktober 1914 kwam Geeraert in contact met het Belgisch geniedetachement de Sapeurs-Mariniers dat de sluizen in Nieuwpoort bewaakte. Om het bedreigde bruggenhoofd van Lombardsijde te beschermen beval de legerleiding op 21 oktober de polder van Nieuwdamme onder water te zetten. Hierbij werden de genisten geholpen door Geeraert. Op 29 oktober besloot het opperbevel toch het "Plan" van Cogge uit te voeren: de overlaat van de Noordvaart in de Ganzepoot in Nieuwpoort te openen. Hierbij leverde Geeraert zijn assistentie. Na dit succes bleef de 51-jarige de ganse oorlog bij de compagnie die de sluizen bediende. Op het einde van de oorlog wordt hij ziek. Op zijn sterfbed werd hij tot ridder benoemd in de Leopoldsorde. Hij werd onder massale belangstelling ten grave gedragen. In de jaren 50 werd zijn portret gebruikt op het bankbiljet van duizend Belgische franken. Op 25 augustus en op 9 september deed het Belgisch leger uitvallen vanuit Antwerpen op de flank van de Duitse oprukkende legers. Deze werden door de Britten en de Fransen gestopt op de Marne . Na de Slag aan de Marne (6-9 september) trokken de Duitsers zich terug tot achter de Aisne. Het Schlieffenplan was op dat moment mislukt. Wanneer de hoofdweerstandstelling moest opgegeven worden en het duidelijk was geworden dat België niet op eigen kracht en evenmin met de bescheiden Britse en Franse hulp Antwerpen kon houden moesten strategische keuzes gemaakt worden. Jinke en Britt (1mwb) Val van Antwerpen Op 10 oktober 1914 gaf de vestingstad Antwerpen zich over aan het Duitse leger met de val van Antwerpen lag de weg naar het Waasland open. Weldra zou Beveren de aanwezigheid van Duitse soldaten en officieren aan den lijve ondervinden … Zoals voorzien in het Belgisch defensieconcept was het veldleger al strijdend teruggetrokken naar Antwerpen. De versterkte stad Antwerpen of vesting Antwerpen was de Ward Van Kerchove 2mwa Kyan Van Bogaert 2mwb Oorlogskrant Broederschool Stekene Kindsoldaten zelfs jonger dan 14 jaar! In WOI waren er te weinig soldaten, ze zochten nieuwe soldaten. Ze hadden al de focus op kindsoldaten omdat ze makkelijk manipuleerbaar, snel en behendig waren. Ze hingen affiches op om mannen aan te trekken. Voor vele kinderen leek het interessant. Ze verkleedden zich om er 18 jaar uit te zien. Vele kinderen zijn gestorven in de oorlog omdat, ze het niet meer aankonden. Het leven voor een kindsoldaat was te hard voor hen! De kans op overleven was zeer klein! Er zijn 2 miljoen kindsoldaten gestorven, maar er waren ook gevolgen voor als ze het wel hadden overleefd zoals: trauma’s, concentratieproblemen en nog veel meer. Het kon ook dat de kinderen hun familie niet meer terug vonden. De jongste soldaat waar we informatie over hebben is John Condron. Hij was net nog geen 14 jaar. Thibaut Van Geystelen 2mea, Jelle Van Bogget 2bema De eerste gasaanval Gisteren op 22 april 1915 is er in Tielt, een gemoedelijke stad in West-Vlaanderen, de eerste gasaanval gepleegd door de Duitse militairen. We hebben veel informatie gekregen van Karel Vandervelden. Hij vertelde dat in Boezinge-Langemark de loopgraven helemaal onder groenachtig-bruin gas stonden. Tegen 17.00 uur hield het Duitse geschut op en werd het weer stil. Meneer Vandervelden vernam ook via morsecode dat de Duitsers hoog waarschijnlijk volgende week nog een aanval zouden plegen. 2 27 april 2015 Op dit moment zijn onze soldaten druk bezig met zoveel mogelijk gasmaskers bijeen te rapen tegen de volgende aanslag. Hoeveel slachtoffers er gisteren gevallen zijn, weten we nog niet. Dat onderzoek loopt nog door. -Maud Vercauteren, Malaïka Stevens en Fien Buys Ieperboog begin 1916 Begin 1916 ontstond de Ieperboog, een zeer belangrijke frontlinie. Het was ook een uitstulping in het Westerse front rond de stad Ieper. Bij de Ieperboog onderging Adolf Hitler zijn eerste vuurdoop, bij de Ieperboog werden in februari 1916 de eerste mijnen gebruikt, in april 1915 de eerste gasaanvallen gedaan en werden in juli 1916 de eerste vlammenwerpers gebruikt. Aangezien Poperinge en Veurne samen achter de Ieperboog lagen en hierdoor steeds onbezet bleven, was het ideaal om een hospitaal op te richten in de stad Poperinge zelf. Hopen slachtoffers zorgden ervoor dat er vlug een kerkhof ontstond naast dit hospitaal. Deze plaats kennen we nu als de Lijssenthoek begraafplaats. Toch hebben meer dan 100.000 gesneuvelden geen graf door het tekort van tijd. Jonas Peirsman & Joren Maes 2MWb Oorlogskrant Broederschool Stekene 27 april 2015 School in de oorlog Voedselnood tijdens WO1 Naar school gaan in de oorlog is niet makkelijk. Toch proberen veel kinderen er naar toe te gaan. Tijdens WO1 was graan het belangrijkste voedselbestanddeel. Al snel heerste er voedselschaarste Vluchten Veel ouders vonden naar school gaan te gevaarlijk. Vele leerkrachten stelden zich vrijwilliger of vluchten voor de oorlog. Tijdens de oorlog waren er ook veel kinderen op de vlucht. In het buiteland zoals in La Rochelle in Frankrijk werden Vlaamse scholen opgericht waar de kinderen in hun moedertaal les konden volgen. Voor de kinderen die het dan toch in eigen land probeerden, waren er behulpzame onderwijzers, dokters, nonnen… Weg met de wet De kinderen die thuisbleven, moesten een handje helpen in het huishouden. Net voor de oorlog werd leerplicht ingevoerd, maar bij vele kinderen thuis werd die wet even aan de kant geschoven. Duitsers in scholen Duitsers gebruikten scholen om de nacht door te brengen. Ze gebruikten lessenaars als brandhout, boeken en schriften werden op de grond gegooid. Om die reden gaan de lessen van de kinderen door in privégebouwen, op zolders, cafés, winkels, barakken en in fabrieken. Er werd lesgegeven over vele verschillende locaties. Wanneer scholen heropend, waren er soms delen van de school bezet voor de inkwartiering (onderdak bieden) van Duitse soldaten. De oorlog was geen pretje ook voor de kinderen niet! Jana en Marijke in de bezette gebieden. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was ons land slecht voorbereid. Voor heel wat grondstoffen en landbouwproducten was België al decennialang afhankelijk van import. De oorlog kwam evenmin onverwacht. Toch kwamen concrete maatregelen om voedseltekorten te vermijden te laat. In de steden en dorpskernen was de voedselnood het hoogst. Arbeiders hadden zelden tuinen en waren niet in staat om zelf groenten te kweken. Het Werk van den Akker, sinds 1896 de koepelorganisatie voor de Belgische volkstuinen, stimuleerde samen met de Landbouwsectie de bevolking om moestuinen aan te leggen. Alle beschikbare terreinen, of ze nu in handen waren van particulieren, de staat of de gemeente, werden omgevormd tot hoogproductieve tuinbouwgrond. Groenten, fruit en vooral aardappelen waren de voornaamste teelten. Als meststof werd meestal stadsbeer of mest van huisdieren gebruikt. Bermen, onverkochte bouwgrond, opgeruimde storten, omgespitte stadsparken… werkelijk alle lapjes grond werden mettertijd benut voor de landbouw. Senne en Sam 2MWB 3 Oorlogskrant Broederschool Stekene 27 april 2015 De deserteurs van WO 1 Vele mensen renden weg van het slagveld door aanleiding van de gruwelijke gebeurtenissen. Hierdoor werden ze veroordeeld wegens desertie. 87805, dat is het aantal deserteurs van de Eerste Wereldoorlog. Hier van werden 37557 veroordeeld. De oorlog laat zijn sporen na. Bij sommige soldaten zat de schrik er zo in dat zij niet meer naar de frontlinie durfden. Van de psychische ziekte shellshock was toen nog geen sprake. Tijdens een proces werden psychische problemen nooit als oorzaak van hun angst gezien. Nee, er was maar één verklaring: deze soldaten waren déserteurs pur sang. En voor zulke lafaards bestond maar één straf: la mort par les armes. De vonnissen werden meestal zo snel uitgevoerd, dat er geen mogelijkheid meer was om in beroep te gaan. Nadat de opperbevelhebber het doodvonnis bekrachtigd had, werd alles in gereedheid gebracht om indien mogelijk het verdict uit te voeren binnen een redelijke termijn van drie à vier dagen. De veroordeelde werd echter niet geïnformeerd hierover tot hij de dag voor de executie overgebracht werd naar een gevangenis in de onmiddellijke buurt van de executieplaats. Op verzoek kon de soldaat bijstand krijgen van een geestelijke van zijn geloofsovertuiging. Niet zelden gebeurde het dat de veroordeelde grote hoeveelheden alcohol kreeg zodat hij nauwelijks bewust was van wat er met hem te gebeuren stond. Het executiedetachement bestond uit militairen van de eenheid waartoe de veroordeelde behoorde. Meestal werden een tiental soldaten aangewezen samen met één officier om het vonnis te voltrekken. De officier zorgde ervoor dat minstens één geweer met blanke munitie werd geladen, zodat niemand precies wist wie echt geschoten én gedood had. De officier beschikte over een geladen 4 revolver die hij desnoods moest gebruiken om het genadeschot te geven. Den Doodendraad De dodendraad was een elektrische versperring aan de grens tussen België en Nederland tijdens WO I. Het was de grens tussen oorlog en vrede. Het was geen banale improvisatie of een experiment. Het aanwenden van dit wapen steunde op militair-wetenschappelijk onderzoek en op technische ervaring te velde. De dodendraad werd opgericht van het Zwin in Knokke tot de voorsteden van Aken. De grens tussen Knokke en het Drielandenpunt is bijna 450 kilometer lang. Om deze afstand wat in te korten, kwamen grote stukken Belgische grond achter de dodendraad te liggen. De vaak gebruikte benaming “niemandsland” is misleidend omdat dit van het binnenland afgesneden gebied door de Duitsers werd bezet als er bewoning was. De inwoners zaten dan opgesloten tussen de dodendraad en de rijksgrens, die door het Nederlandse leger met prikkeldraad was afgesloten. Mooie voorbeelden hiervan zijn de drie “bulten” in het noorden van de Antwerpse Kempen (Essen, Nieuwmoer en Wildert; Meer, Meerle, MeerselDreef en een deel van Minderhout; Poppel, Weelde en Ravels). De bewaking van de 54 kilometer lange rijksgrens met Baarle-Nassau werd met de plaatsing van de dodendraad herleid tot 15,5 kilometer. Oorlogskrant Broederschool Stekene 27 april 2015 was begraafplaats de grootste Britse begraafplaats in België geworden; door bijzettingen werd Tyne Cot Cemetery later nog groter. Na de oorlog werden 24 Britse veldgraven overgebracht uit de omgeving van Poperinge. Lijssenthoek Military Cemetery is een Britse militaire In 1981 voegde men nog 17 graven toe afkomstig van het begraafplaats met gesneuvelden uit de Eerste kerkhof van Sint-Denijs. Wereldoorlog, gelegen in de Belgische stad Poperinge. De begraafplaats werd ontworpen door Reginald Blomfield, Honderdduizenden Belgen ontvluchten met Arthur Hutton als uitvoerend architect en wordt onderhouden door de Commonwealth War Graves Duitse opmars Commission. Het is na Tyne Cot Cemetery de grootste Officieel was Britse begraafplaats in de Westhoek en telt meer dan België net als 10.700 graven verspreid over 35 perken op een Nederland oppervlakte van ongeveer 4 ha. De begraafplaats is neutraal tijdens ommuurd en heeft een poortgebouw met twee de oorlog. In zijgebouwen. Kort voorbij de ingang staat de Stone of 1904 was het Remembrance. Het Cross of Sacrifice staat in de oostelijke nieuws al uitgelekt dat de Duitsers desondanks het plan hoek. hadden door België naar Frankrijk te trekken. Hierop waren voorzorgsmaatregelen getroffen, waaronder het invoeren van de dienstplicht. Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen, zonder formele oorlogsverklaring. Al meteen na de inval kwam de vluchtelingenstroom richting Nederland op gang. De eerste dag al kwamen er 52 Belgische soldaten naar Nederland. Lijssenthoek De geschiedenis In 2012 werd een nieuw bezoekerscentrum ingehuldigd. Door middel van beelden, teksten en media wordt de geschiedenis van de begraafplaats geschetst en voor elke dag van het jaar wordt het verhaal van minstens één slachtoffer verteld. De plaats lag tijdens de oorlog op een belangrijke verbindingslijn tussen de basis van de geallieerden en het front van de Ieperboog. Hier lag onder meer een hoeve van Remi Quaghebeur, door de Engelsen Remi Farm genoemd. Door zijn dichte, maar toch nog veilige ligging van het front werden hier voorzieningen ingericht voor het verzorgen van gewonden. De Franse 15ième Hopital d'Evacuation gebruikte de plaats het eerst als begraafplaats. Vanaf juni 1915 richtten de Britten hier een veldhospitaal (Casualty Clearing Stations of C.C.S.) in; later in de oorlog werden dit er vier met een bezetting tot 4000 bedden. In het voorjaar van 1918 trok men de veldhospitalen een tijdje terug en werden deze vervangen door een Britse en Franse veldambulance, omdat men vreesde dat de ze tijdens het Duitse lenteoffensief te dicht bij het front zouden komen te liggen. Daarna keerden de veldhospitalen nog terug. Tegen het einde van de oorlog 5 Militaire vluchtelingen Volgens de Vredesconferentie van Den Haag van 18 oktober 1907 moest Nederland als neutraal land in een tijd van oorlog alle militairen die naar het land vluchtten ontwapenen en interneren. De eerste soldaten werden ondergebracht in Alkmaar in een leegstaande kazerne. Later werden ook kazernes in Amersfoort, Harderwijk, Groningen en Oldebroek voor internering van gevluchte militairen gebruikt. De Belgische burgervluchtelingen die naar Nederland kwamen werden zo goed mogelijk ondergebracht op verschillende locaties in het land. Al op 12 oktober 1914 begon de Belgische regering met Duitsland te onderhandelen over de terugkeer van de burgers. Nederland hield zich afzijdig in deze onderhandelingen. Vanaf november 1914 konden de meeste burgers echter alweer huiswaarts keren. In mei 1915 waren er nog 105.000 burgervluchtelingen in Nederland; een aantal dat de rest van de oorlog ongeveer constant bleef. Oorlogskrant Broederschool Stekene 27 april 2015 Nelly Spindler enige vrouw begraven Nelly Spindler is de enige vrouw die gesneuveld en begraven is aan de Ieperboog. Ze werd in 1891 in Wakefield geboren als dochter van een plaatselijke politie-inspecteur. Ze neemt dienst bij Queen Alexandra’s Imperial Military Nursing Service en gaat werken in de veldhospital van het westelijke front. Ze is gespecialiseerd in de behandeling van buikwonden. Op 21 augustus slaat rond 11 uur een granaat in bij de tent waar Nelly aan het werken was. De hoofdzuster probeert haar te helpen, maar het is te laat. Op 22 augustus krijgt Nellie een plechtige begraafplaats op lijstenhoek Military Cemetry. Zij is 1 van de 2 Britse vrouwelijke oorlogsslachtoffers die in België begraven ligt. Mare en Stéphanie Onderwijs tijdens WOI Naar school gaan was tijdens de Eerste Wereldoorlog niet zo gemakkelijk. Veel kinderen bleven thuis en als ze toch naar school gingen was het heel beperkt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond het onderwijs op een laag pitje. Veel leerkrachten waren namelijk me hun familie gevlucht. Interimleerkrachten en kloosterzusters werden ingezet om het ontbrekend onderwijzend personeel te vervangen. Daarnaast werden ook veel schoolgebouwen opgeëist door de Duitsers. Door het tekort aan klaslokalen moesten de scholen noodgedwongen uitwijken naar alternatieve locaties zoals cafés, winkels en barakken. Met de oorlog was het voor leerlingen gevaarlijk om naar school te gaan; veel kinderen moeten noodgedwongen thuis blijven. Soms kregen ze thuis les van een behulpzame onderwijzer of dokter. Tijdens de oorlog werd het onderwijs soms hervat op initiatief van de scholen zelf, of op aandringen van de Duitsers. De bezetter deed dat vooral uit eigenbelang: kinderen die zich op straat begaven, liepen de soldaten enkel voor de voeten. 6 Wanneer scholen heropenden waren er soms delen van de school bezet voor de inkwartiering van Duitse soldaten. Dit had als gevolg dat er reglementen moesten gemaakt worden: er werd slechts enkele uren per dag les gegeven, en was er geen speeltijd. De kinderen kregen als compensatie veel huiswerk mee. De nacht van Walburg Tijdens de eerste wereldoorlog verbleven de vorsten in het kasteel van Walburg. Hij sprak met zijn legertop. Ze kregen de namen koning-soldaat en koninginverpleegster. Tijdens WO I na de inname van Antwerpen kwamen koning Albert I, koningin Elisabeth en de generale staf onverwacht in Sint-Niklaas aan. Het vorstenpaar verblijft bij de burgemeester van Naemen in het Walburgkasteel. Ze vertrekken de volgende dag al vroeg naar Zelzate per auto. Om 16.00u riep de koning zijn legertop samen. Ze waren een heel uur aan het bespreken in de zaal van het stadhuis. Daarna hadden ze nog een overleg met het college in het kabinet van de burgemeester. Het vertrek van het koningspaar en de Belgische militairen zorgt voor een vluchtenstroom naar Nederland, maar dat het koningspaar zich niet gewonnen gaf terwijl de regering naar Le Havre in Frankrijk vluchtte werd wel geapprecieerd.