Word

advertisement
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
Extra oefeningen hoofdstuk 2: Natuurlijke getallen
2.1 Natuurlijke getallen
1
Rangschik de volgende natuurlijke getallen van klein naar groot.
45 54 56 78 23 25 77 89
2 050 2 505 2 055 2 500 2 005
879 978 789 798 987 897
11 112
11 211 11 121
12 111
5 310 111
5 311 101
5 311 011
2
………………………………………………
……………………………………………
………………………………………………
………………………………………………
………………………………………………
Noteer, indien mogelijk, alle natuurlijke getallen die n kan voorstellen:
4<n<6
57< n < 57
4<n>8
3< n  7
34  n
………………………………………………
………………………………………………
………………………………………………
………………………………………………
………………………………………………
3
Vorm , door elk van de cijfers 2, 3, 4 en 7 éénmaal te gebruiken, alle mogelijke
getallen groter dan 6 000.
4
Stel voor op de volgende getallenas : 5, 2, 9
0 1
Uitgeverij Van In
1
Pienter 1ASO
5
0
Welke natuurlijke getallen horen bij de aangeduide punten?
…
1
0
0
Extra oefeningen hoofdstuk 2
…
…
…
10
…
3
…
0
84
…
…
…
15
100
Uitgeverij Van In
…
…
…
…
…
…
180
…
…
20
105
…
…
…
20
16
…
…
…
77
86
…
75
…
…
2
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
2.2 Bewerkingen met natuurlijke getallen
6
7
Vul het juiste woord in.
a) 24 + 8 =32
we noemen: 24 en 8
32
24 + 8 is een
…………………………..
…………………………..
…………………………..
b) 24 - 8= 16
we noemen: 24 en 8
16
24 - 8 is een
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
c) 24 . 8 =192 we noemen:
24
8
192
24 . 8 is een
d ) 24 : 8 =3 we noemen:
24 ………………… of …………………
8 ………………… of …………………
3 ……………………………………. …
Vul verder aan.
a  b  c  ..............................................
a : b  c  ..................................................
a  b  .....................................................
a n  ...............................................................
8
Bereken
a) 12 424 + 3 236 = .................................................................................
b) 35 768 + 205 343 = ..............................................................................
c) 228 + 1 097 + 788 = .............................................................................
d) 89 563 – 29 715 = ...............................................................................
e) 201 324 – 156 789 = ............................................................................
f) 5 001 – 2 873 = ....................................................................................
g) 2097 . 25 = ...........................................................................................
h) 38458:67 = ..........................................................................................
i) 287 .67 = ..............................................................................................
j) 3001.40 = .............................................................................................
k) 26208 :56 = ..........................................................................................
l) 71788:137 = ........................................................................................
Uitgeverij Van In
3
Pienter 1ASO
9
Extra oefeningen hoofdstuk 2
Bepaal de ontbrekende cijfers.
1 _ _ _ 0
2 4 6
2 _
___________
x _ _ _
________
9 9 7 7
1 4 7 6
2 4 6
_ _ _
__________
_ 8 5 3 6
_ _ _ _ 4
4 0 8
_____
_ _
| 6 8
_ _ _
5 4 4
_____
_ _ 4
_ _ 4
_____
0
10 a) In deze optelling staat elke letter voor een cijfer(0-9). Verschillende letters
staan voor verschillende cijfers. Zoek uit welk cijfer bij welke letter hoort. Er
is precies één oplossing.
S A N D E R
+ S A S K I A
N I E N K E
E
E
E
E
E
+ E
Z
E
E
E
E
E
E
E
N
N
N
N
N
N
S
b) Een gelijkaardige oefening, maar nu zijn er meerdere oplossingen
E
E
+ E
D
E
E
E
R
N
N
N
I E
11
Hoeveel uren, minuten en seconden duurt het tellen van 1 tot 1 miljoen als we
per seconde één getal uitspreken?
12
Maak een magisch vierkant van 3 op 3 met de getallen 21 tot en met 29.
Uitgeverij Van In
4
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
13
Het licht heeft een snelheid van 300 000 km per seconde. Hoeveel tijd heeft
het licht nodig om de afstand van de zon tot de aarde (150 000 000 km) af te
leggen?
14
Vissersclub ‘de Lustige Lijnvissers’ organiseert een tombola.
Er worden 800 loten van 3 euro verkocht.
De hoofdprijs is een volledige vissersuitrusting van 1 000 euro.
Iedereen krijgt ook een sticker ter waarde van 1 euro.
Hoeveel winst maakt de vissersclub?
15
Lien wil een audio-rackminisysteem van 338 euro kopen.
Ze heeft al 294 euro gespaard en kan elke maand 4 euro opzij leggen.
Hoeveel maanden moet Lien nog wachten vooraleer zij haar
droommuziekinstallatie kan aankopen ?
16
Een fruitboer wil 987 fruitbomen planten. Ze moeten in rijen van 36 bomen
staan. Hoeveel volledige rijen van 36 bomen kan de boer planten? Hoeveel
bomen komt de boer dan nog te kort om een rij meer te kunnen planten?
17
De vier cijfers 6, 8, 7 en 3 worden gerangschikt van groot naar klein en
vormen dan een getal van vier cijfers. Daarna worden dezelfde vier cijfers van
klein naar groot gerangschikt om een ander getal te verkrijgen. Wat is het
verschil tussen deze beide getallen?
18
Maak de som van de volgende vier getallen.
o Het eerste getal is 267.
o Het tweede getal is 19 minder dan het eerste getal.
o Het derde getal is driemaal het tweede getal.
o Het vierde getal is de som van het tweede en derde getal.
Uitgeverij Van In
5
Pienter 1ASO
19
Extra oefeningen hoofdstuk 2
Gedachten lezen
Achterhaal de geboortedag, de maand en het jaar waarin iemand geboren is!
Het is heel éénvoudig, ga op de volgende manier te werk.
- Vraag iemand de dag waarop hij jarig is en de maand naast elkaar te
zetten (vb 10 december wordt dan 1012. December is de twaalfde maand,
we moeten altijd éérst de maand en dan pas de dag nemen).
- Nu moet de uitkomst worden verdubbeld.
- Vervolgens dient er nog 5 bijgeteld te worden.
- Deze uitkomst moet worden vermenigvuldigd met 50.
- Nu moet de leeftijd er nog worden bijgeteld.
- Vraag nu de uitkomst en vertel de ander dan precies wanneer hij of zij jarig
is en ook in welk jaar hij of zij geboren werd.
Een voorbeeldje: stel dat iemand geboren werd op 26 januari 1979.
1) Met de maand en de dag wordt het eerste getal gevormd:
= 126
2) Nu wordt dit getal vermenigvuldigd met 2:
= 252
3) Tel er 5 bij op:
= 257
4) De uitkomst wordt met 50 vermenigvuldigd:
= 12850
5) Nu moet er de leeftijd (25) nog bij:
= 12875
Hoe vinden we nu de dag, de maand en het jaar?
Van de uitkomst trekken we eerst 250 af,
= 12875
-250
_____
12625
We kunnen nu onmiddellijk zeggen dat de persoon op 26 januari
geboren is en 25 jaar is. Tel 25 van het huidige jaartal af en
we kennen het geboortejaar!
Uitgeverij Van In
6
Pienter 1ASO
20
Extra oefeningen hoofdstuk 2
Hoe kunnen we iemands huisnummer en leeftijd achterhalen? Ga als volgt te
werk.
- Laat de persoon zijn huisnummer opschrijven en dan verdubbelen.
- Laat er dan nog 5 bij optellen.
- Vermenigvuldig de uitkomst met 50.
- Tel er nu de leeftijd bij.
- Doe hierbij nog het aantal dagen van het jaar (365).
- Trek van het totaal 615 af.
- Maak van de uitkomst euro’s en eurocenten, door voor het voorlaatste
cijfer een komma te plaatsen. De 2 laatste cijfers vormen de eurocenten.
De euro’s vormen nu het huisnummer en de centen de leeftijd.
Een voorbeeldje: stel dat iemand 18 jaar is, en woont op nummer 53.
1) het huisnummer wordt verdubbeld:
53 x 2 = 106
2) 5 erbij op tellen
111
3) vermenigvuldigen met 50
5550
4) nu wordt de leeftijd (18) erbij opgeteld
5568
5) vermeerderen met 365
5933
6) verminderen met 615
5318
7) we maken er nu euro en centen van
53,18
dan zien we dat de persoon op nummer 53 woont en 18 jaar is.
21
X
x²
22
Vul de volgende tabel aan.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Bereken zonder rekenmachine.
480 = ..............................
261 = ..............................
5²= .................................
23 = ................................
34 = ................................
05 = ...............................
18 = ...............................
122 = .............................
33 = ...............................
24 = ...............................
105 = ..............................
4561 = ............................
13² = ..............................
43 = ................................
14 = ................................
144 = ...........................
169 = ...........................
9 = ..............................
36 = .............................
81 = .............................
0 = ..............................
1 = ...............................
64 = ............................
100 = ...........................
23
Bereken uit het hoofd.
Uitgeverij Van In
7
Pienter 1ASO
24
Extra oefeningen hoofdstuk 2
Bereken met de rekenmachine.
25² = ...............................
95 = ...............................
58² = .............................
1296 = ..........................
56644 = .......................
12321 = .......................
343 = ..............................
55² = .............................
82² = .............................
2916 = .........................
324 = ...........................
5625 = .........................
680 = ..............................
75 = ...............................
27³ = .............................
361 = ...........................
21609 = .......................
184
= ..............................
576 = ...........................
124
= .............................
443556 = .....................
25
Zoek in het rooster en schrijf de getallen over.
Kleur dan alle getallen die we gebruikt hebben!
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
i)
387 . 4
= ………………
22²
= ………………
89²
= ………………
70 009 – 35 162
= ………………
56 . 47
= ………………
124 ²
= ………………
59 . 77
= ……………….
12³
= ………………
56²
= ………………
0
34850
2
16789
7308
3
17899
34725
15376
622
4
26
17
4084
5
7821
233
7921
485
7236
385
8933
95021
368
34856
1208
2647
1629
77
133
14
5089
4024
5555
j)
k)
l)
m)
n)
o)
p)
q)
134689 = .....................
86
= ...............................
160801 = ......................
124 . 85
14³
680
603 . 12
7 308 1
12 . 5 . 62
68 . 17
96²
369
1001 38226 4508 1728
1157
59
2758 15300 7240
7
8897 2936 60213 10540
5339
533
896
6688 1156
9
34847 2832
203
1548
4543 3296
17
79
1675
5524
887
468
4568
785
484
6789 12047
64
36
6033 3136 8052 4523 9804
11
4053 1155 9926 8107
22
337
8521 91071 91507
= ………………
= ………………
= ………………
= ………………
= ………………
= ………………
= ………………
= ………………
9216
75
57
2502
2632
2836
5674
6089
8152
924
2861
1
12
3720
96
123
277
1544 3480
2744 7309
823
7928
5489 15340
6421
474
991
139
201
3200
8797
78
Voer de volgende vermenigvuldigingen uit en vergelijk de resultaten.
142 857
. 1
= …………………………………
. 2
= …………………………………
. 3
= …………………………………
. 4
= …………………………………
. 5
= …………………………………
. 6
= …………………………………
. 7
= …………………………………
Uitgeverij Van In
8
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
27
Vul in met < , > of =
a)
b)
c)
2³ ...... 3²
71 …… 17
80 …… 06
f)
g)
h)
d)
e)
80 …… 240
12² …… 6³
i)
j)
105 …… 510
271 …… 3³
169 …… 24
1² …… 123
18³ …… 37²
2.3 Eigenschappen van de bewerkingen
28
Vul de gebruikte eigenschap in.
eigenschap
3.8=8.3
…………………………………………………………………
2 + (3 + 4) = (2 + 3) + 4
…………………………………………………………………
6+0=0+6
…………………………………………………………………
5+3=3+5
…………………………………………………………………
2 . (3 + 4) = 2 . 3 + 2 . 4
…………………………………………………………………
3.1=1.3
…………………………………………………………………
(2 . 3) . 4 = 2 . (3 . 4)
…………………………………………………………………
(5 + 3) . 2 = 5 . 2 + 3 . 2
…………………………………………………………………
3 + (4 + 5) = (4 + 5) + 3
…………………………………………………………………
(4 + 5) . 3 = (5 + 4) . 3
…………………………………………………………………
29
De aftrekking in de verzameling van de natuurlijke getallen is niet commutatief.
Toon dat aan met de getallen 15 en 7.
30
De aftrekking in N is niet associatief. Toon dat aan met behulp van de getallen
16, 8 en 4.
Uitgeverij Van In
9
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
2.4 hoofdrekenen
31
Werk uit met de distributieve eigenschap :
5.(3+7)
= ...........................................................................................................
3 . ( 18 + 5 ) = ...........................................................................................................
6 . ( 23 + 8 ) = ...........................................................................................................
3.(a+2)
= ...........................................................................................................
( c + 4 ) . 23 = ...........................................................................................................
12 . ( d + 7 ) = ...........................................................................................................
9.(5+f)
32
Gebruik de associatieve en commutatieve eigenschap om de volgende
berekeningen eenvoudiger te maken.
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
i)
j)
k)
l)
m)
n)
33
= ...........................................................................................................
50 + 37 + 23
=
27 + 38 + 23
=
18 + 67 + 12 + 33 =
37 + 25 + 43 + 15 =
123 + 589 + 311 + 477
5 . 21 .2
=
25 . 6 . 4 . 2
=
8 . 56 . 125
=
4 . 5 . 100 . 3
=
4 . 2 . 6 . 125
=
16. 7 . 25
=
16 . 75
=
32 . 125 . 2
=
24 . 8 . 25
=
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
= ..........................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
.............................................................................
Splits een factor in een som. Gebruik dan de distributieve eigenschap.
Voorbeeld: 54 . 11 = 54. (10 + 1) = 54 . 10 + 54 . 1 = 540 + 54 = 594.
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
i)
j)
42 . 111
45 . 11
8 . 98
201 . 7
253 . 4
127 . 8
87 . 21
11 . 55
202. 16
125 . 11
Uitgeverij Van In
=
=
=
=
=
=
=
=
=
=
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
10
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
2.5 Volgorde van de bewerkingen
34
Bereken. Let op de volgorde van de bewerkingen.
a) 24 : 4 – 3 = ......................................................................................................
b) ( 18 + 9 ) : 3 + 5 = ...........................................................................................
c) ( 27 + 5 ) : ( 4 + 4 ) = ......................................................................................
d)
e)
f)
g)
h)
i)
36 . 7 + 5 = .................................................................................................
( 5 + 3 ) ² = .....................................................................................................
9 . 9 + 9 : 9 – 9 = ............................................................................................
( 24 : 6 ) 2 – 6 = ..............................................................................................
4² . 5² + 10² = ..................................................................................................
6 ( 19 – 8 ) = ..................................................................................................
j) 3 + 5 . 49 . 4² = ...........................................................................................
k) ( 5 + 2 . 3 ) ² - ( 12 – 8 : 4 ) ² = ........................................................................
l) 9 – 9 : 9 + 9 . 9 = ............................................................................................
35
Bereken.
a)  ( 2 + 3 . 3 – 5 ) : 2  .  3 . ( 23 – 12 )  =
.............................................................................................................................
b)  ( 88 : 8 ) + 1  .  ( 72 . 2 ) : 12  - 144 =
.............................................................................................................................
c) 12 – 9 : 3 . 2 + 9 =
.............................................................................................................................
d) 45 : (5 + 5) + 9 . 2 : (18 : 3) + 3 + (2 . 3) =
.............................................................................................................................
e) 6² + 5 . 60 : 5 – 15 : 5 =
.............................................................................................................................
f) 56 :  21 : ( 39 : 13 ) + 1  . 2 : 7 =
.............................................................................................................................
g) ( 56 : 8 . 7 + 8 – 7 + 8 . 7 – 6 ) : 20 =
.............................................................................................................................
h) 5 . 2 . 3 . 2 + 5 + 6 . 2 =
.............................................................................................................................
i) ( 2 + 3 ) . 5 – 6 + 9 . 2 =
.............................................................................................................................
j) 12² : 4 . 2 – 5² + 3³ : 9 =
.............................................................................................................................
Uitgeverij Van In
11
Pienter 1ASO
36
Zet, indien nodig, haakjes op de juiste plaats.
a)
b)
c)
d)
e)
37
Extra oefeningen hoofdstuk 2
4 + 8 . 5 = 60
5 . 26 – 10 . 2 = 160
63 + 3 . 9 = 90
7 + 8 . 10 = 150
640–480 +60 = 100
Hoe bereiken we de 100?
-
Kies de juiste bewerkingstekens +, -, . of : en plaats ze tussen de cijfers.
De cijfers moeten in hun ‘natuurlijke’ volgorde blijven staan, nl: 1, 2, 3, 4, 5,
6, 7, 8 en 9.
We mogen haakjes gebruiken.
We mogen 2 of meer cijfers na elkaar schrijven als getal (vb 123 – 45 – 67
+ 8 …).
Een voorbeeldje;
100 = 1 + (2 x 3) + (4 x 5) - 6 + 7 + (8 x 9)
Vind de andere mogelijkheden (er zijn nog vele oplossingen)!
38
Vul aan met de passende bewerkingstekens en indien nodig ook met haakjes.
100 …… 50 …… 10 = 12
30 …… 2 …… 15 = 45
100 …… 50 …… 10 = 5
600 …… 150 …… 20 = 470
10 …… 10 …… 10 …… 10 = 9
Uitgeverij Van In
20 …… 64 …… 16 = 16
36 …… 12 …… 6 = 8
12 …… 4 …… 3 = 1
84 …… 7 …… 11 = 7
4 …… 5 …… 6 = 54
12
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
2.6 lettervormen
39
Schrijf als een lettervorm.
a) De som van twee getallen a en b
b) Het verschil van twee getallen a en b
c) Een getal a vermeerderd met 7
d) Het quotiënt van twee getallen x en y
e) 8 minder dan een getal z
f) 3 minder dan een getal y
g) Het zevende deel van een getal p
h) Het drievoud van een getal m
i) De helft van een getal
j) De som van een getal en vijf
k) 5 minder dan de helft van een getal
l) Het drievoud van een getal, verminderd met 5
m) Het dubbel van een getal, vermeerderd met 7
n) 8 meer dan het vijfvoud van een getal
o) De som van twee opéénvolgende getallen
p) Het product van twee getallen
q) Het zevenvoud van een getal
r) Drie minder dan het achtvoud van een getal
s) Het dubbel van twee opeenvolgende getallen
t) Zes meer dan de som van drie opeenvolgende getallen
40
Vereenvoudig en/of verbeter de volgende uitdrukkingen :
a4c4b
b.a
q.3
Uitgeverij Van In
acdb
3.4.a
a.b+1
a.4
20.a
4.a.q.2
2.c.3.a
d.b.c
a2b
13
Pienter 1ASO
41
Bereken de getalwaarde van de volgende lettervormen.
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
i)
j)
k)
l)
m)
n)
o)
p)
q)
r)
s)
t)
u)
42
Extra oefeningen hoofdstuk 2
5m + 3p = ....................................................
8d - 4e = ......................................................
14a - 6b + 12c = ..........................................
a . b = ..........................................................
a . c + 2 b = .................................................
a² + b² = ......................................................
ab + c² = ......................................................
5a – 3b + c² = ..............................................
a ( b² - c ) = .................................................
a ( b² + c ) = ................................................
a+b = ........................................................
( a + b ) ( a – b ) = .......................................
( a + bc ) ² + a = ..........................................
( a + b ) ² - bc + a = .....................................
6a² - ( 5b² - 4c ) = ........................................
a + bc² + c³ - b². ( 6b + a ) = .....................
2 . ( 4x + 3y² ) + 7xy = .................................
4x² - 5x + y = ...............................................
( 3x² + 2y ) . z = ...........................................
(7xyz + 4xy – 3yz ) . 5x³ = ...........................
Voor m = 5 en p = 2
Voor d = 4 en e = 8
Voor a = 5 en b = 0 en c = 1
Voor a = 6 en b = 7
Voor a = 6 en b = 7 en c = 8
Voor a = 7 en b = 8
Voor a = 5, b = 2 en c = 1
Voor a = 3, b = 2 en c = 1
Voor a = 4, b = 3 en c = 0
Voor a = 4, b = 0 en c = 1
Voor a = 9 en b = 16
Voor a = 47 en b = 13
Voor a = 3, b = 2 en c = 1
Voor a = 5, b = 6 en c = 7
Voor a = 9, b = 6 en c = 3
Voor a = 9, b = 0 en c = 4
Voor x = 5 en y = 4
Voor x = 2 en y = 5
Voor x = 3, y = 4 en z = 2
Voor x = 1, y = 2 en z = 3
2a+3b+c 0 = .............................................. Voor a = 1 en b = 2 en c = 17
Zoek de juiste waarde van de letter x.
a) 3x = 24
b) 15x=45
c) 15 = 6 + x
d) 7x = 28
x
e) = 12
6
f) 5 = x – 4
g) 82 = 2x
h) 4x = 16
i) 63 = 3x
x
j)
= 28
7
2.7 schatten
43
Los de volgende oefeningen op. Schat telkens eerst het resultaat.
a)
b)
c)
d)
44
1 497 + 177
2 805 - 317
403 . 59
2232 : 31
Op de ring rond Brussel staat een file van 4 km. Als de ring over drie
rijstroken beschikt, schat dan hoeveel auto’s er staan aan te schuiven
Uitgeverij Van In
14
Pienter 1ASO
Extra oefeningen hoofdstuk 2
45
Een boek telt 824 636 letters. Elke bladzijde telt 38 regels van 46 letters elk.
Schat hoeveel bladzijden het boek telt! Bereken nadien het juiste resultaat.
46
Omcirkel de waarde die het best het resultaat van de gegeven oefening
benadert.
A
B
C
D
47
1
41 . 19
19²
812 : 9
234 + 368
600
300
90
550
700
400
95
600
800
500
100
650
Wie kan het getallenraadsel invullen?
2
7
3
4
8
5
6
9
10
11
12
13
14
15
17
20
18
21
19
22
25
16
23
24
26
27
30
Uitgeverij Van In
28
29
31
32
15
Pienter 1ASO
1.
3.
4.
7.
9.
10.
11.
12.
14.
15.
16.
17.
20.
22.
25.
26.
27.
29.
30.
32.
horizontaal
Het getal XV
Het kleinste getal van 3 cijfers.
Hoe lang is de weg met 15 bomen
als de bomen 8m uit elkaar staan?
(in m)
De som van 76 en het drievoud van
2900.
Het jaar dat Neil Armstrong de
eerste stap op de maan zette.
Het kleinste getal van 4 cijfers.
Na hoeveel dagen krijgen we een
nieuwe maan?
Het jaar dat WOII eindigde.
Het aantal dagen in een
schrikkeljaar.
Het aantal bollen van het Atomium
Het aantal buurlanden van België
De helft van 20340
MDCLXXVII in het tiendeligtalstelsel
Het jaar wanneer de 21ste eeuw
begon
Een palindroomgetal
De oppervlakte van België in km²
Het product van 7 en de tweede
macht van 5.
Het nummer dat bij James Bond
hoort.
De afstand tussen de maan en de
aarde in km
De lengte van een Olympisch
zwembad in m.
Uitgeverij Van In
Extra oefeningen hoofdstuk 2
1.
2.
3.
4.
5.
6.
8.
9.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
23.
24.
25.
26.
28.
31.
verticaal
10  5  2  800 0
Het verschil van 669 en 99
Een landmijl in m
De vierkantswortel van 361
Het jaar dat Simon Stevin gestorven
is.
Negen meer dan het kwadraat van 17.
Het viervoud van 1754
Het aantal spelers van een
voetbalploeg.
De hoogte van de Mont Blanc
De lichaamstemperatuur van een
mens
300 2  2  25  7
Aantal jaren tussen 2 Olympische
spelen
Het quotiënt van 6647 en 391
Het getal met slechts één deler.
Het aantal secondes in 2 uur
Het jaar waarin WO I eindigde in
België
De kaprekarconstante
2 in het binairtalstelsel
Het jaar dat België onafhankelijk
werd
Het aantal keer dat de aarde rond de
zon draait per jaar.
Afstand van de Belgische kust naar
de Ardennen
Het aantal staten in de VS
Het kleinste natuurlijk getal.
2
4
16
Download