Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 Extra oefeningen hoofdstuk 2: Natuurlijke getallen 2.1 Natuurlijke getallen 1 Rangschik de volgende natuurlijke getallen van klein naar groot. 45 54 56 78 23 25 77 89 2 050 2 505 2 055 2 500 2 005 879 978 789 798 987 897 11 112 11 211 11 121 12 111 5 310 111 5 311 101 5 311 011 2 ……………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… Noteer, indien mogelijk, alle natuurlijke getallen die n kan voorstellen: 4<n<6 57< n < 57 4<n>8 3< n 7 34 n ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… 3 Vorm , door elk van de cijfers 2, 3, 4 en 7 éénmaal te gebruiken, alle mogelijke getallen groter dan 6 000. 4 Stel voor op de volgende getallenas : 5, 2, 9 0 1 Uitgeverij Van In 1 Pienter 1ASO 5 0 Welke natuurlijke getallen horen bij de aangeduide punten? … 1 0 0 Extra oefeningen hoofdstuk 2 … … … 10 … 3 … 0 84 … … … 15 100 Uitgeverij Van In … … … … … … 180 … … 20 105 … … … 20 16 … … … 77 86 … 75 … … 2 Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 2.2 Bewerkingen met natuurlijke getallen 6 7 Vul het juiste woord in. a) 24 + 8 =32 we noemen: 24 en 8 32 24 + 8 is een ………………………….. ………………………….. ………………………….. b) 24 - 8= 16 we noemen: 24 en 8 16 24 - 8 is een ………………………….. ………………………….. ………………………….. ………………………….. ………………………….. ………………………….. ………………………….. c) 24 . 8 =192 we noemen: 24 8 192 24 . 8 is een d ) 24 : 8 =3 we noemen: 24 ………………… of ………………… 8 ………………… of ………………… 3 ……………………………………. … Vul verder aan. a b c .............................................. a : b c .................................................. a b ..................................................... a n ............................................................... 8 Bereken a) 12 424 + 3 236 = ................................................................................. b) 35 768 + 205 343 = .............................................................................. c) 228 + 1 097 + 788 = ............................................................................. d) 89 563 – 29 715 = ............................................................................... e) 201 324 – 156 789 = ............................................................................ f) 5 001 – 2 873 = .................................................................................... g) 2097 . 25 = ........................................................................................... h) 38458:67 = .......................................................................................... i) 287 .67 = .............................................................................................. j) 3001.40 = ............................................................................................. k) 26208 :56 = .......................................................................................... l) 71788:137 = ........................................................................................ Uitgeverij Van In 3 Pienter 1ASO 9 Extra oefeningen hoofdstuk 2 Bepaal de ontbrekende cijfers. 1 _ _ _ 0 2 4 6 2 _ ___________ x _ _ _ ________ 9 9 7 7 1 4 7 6 2 4 6 _ _ _ __________ _ 8 5 3 6 _ _ _ _ 4 4 0 8 _____ _ _ | 6 8 _ _ _ 5 4 4 _____ _ _ 4 _ _ 4 _____ 0 10 a) In deze optelling staat elke letter voor een cijfer(0-9). Verschillende letters staan voor verschillende cijfers. Zoek uit welk cijfer bij welke letter hoort. Er is precies één oplossing. S A N D E R + S A S K I A N I E N K E E E E E E + E Z E E E E E E E N N N N N N S b) Een gelijkaardige oefening, maar nu zijn er meerdere oplossingen E E + E D E E E R N N N I E 11 Hoeveel uren, minuten en seconden duurt het tellen van 1 tot 1 miljoen als we per seconde één getal uitspreken? 12 Maak een magisch vierkant van 3 op 3 met de getallen 21 tot en met 29. Uitgeverij Van In 4 Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 13 Het licht heeft een snelheid van 300 000 km per seconde. Hoeveel tijd heeft het licht nodig om de afstand van de zon tot de aarde (150 000 000 km) af te leggen? 14 Vissersclub ‘de Lustige Lijnvissers’ organiseert een tombola. Er worden 800 loten van 3 euro verkocht. De hoofdprijs is een volledige vissersuitrusting van 1 000 euro. Iedereen krijgt ook een sticker ter waarde van 1 euro. Hoeveel winst maakt de vissersclub? 15 Lien wil een audio-rackminisysteem van 338 euro kopen. Ze heeft al 294 euro gespaard en kan elke maand 4 euro opzij leggen. Hoeveel maanden moet Lien nog wachten vooraleer zij haar droommuziekinstallatie kan aankopen ? 16 Een fruitboer wil 987 fruitbomen planten. Ze moeten in rijen van 36 bomen staan. Hoeveel volledige rijen van 36 bomen kan de boer planten? Hoeveel bomen komt de boer dan nog te kort om een rij meer te kunnen planten? 17 De vier cijfers 6, 8, 7 en 3 worden gerangschikt van groot naar klein en vormen dan een getal van vier cijfers. Daarna worden dezelfde vier cijfers van klein naar groot gerangschikt om een ander getal te verkrijgen. Wat is het verschil tussen deze beide getallen? 18 Maak de som van de volgende vier getallen. o Het eerste getal is 267. o Het tweede getal is 19 minder dan het eerste getal. o Het derde getal is driemaal het tweede getal. o Het vierde getal is de som van het tweede en derde getal. Uitgeverij Van In 5 Pienter 1ASO 19 Extra oefeningen hoofdstuk 2 Gedachten lezen Achterhaal de geboortedag, de maand en het jaar waarin iemand geboren is! Het is heel éénvoudig, ga op de volgende manier te werk. - Vraag iemand de dag waarop hij jarig is en de maand naast elkaar te zetten (vb 10 december wordt dan 1012. December is de twaalfde maand, we moeten altijd éérst de maand en dan pas de dag nemen). - Nu moet de uitkomst worden verdubbeld. - Vervolgens dient er nog 5 bijgeteld te worden. - Deze uitkomst moet worden vermenigvuldigd met 50. - Nu moet de leeftijd er nog worden bijgeteld. - Vraag nu de uitkomst en vertel de ander dan precies wanneer hij of zij jarig is en ook in welk jaar hij of zij geboren werd. Een voorbeeldje: stel dat iemand geboren werd op 26 januari 1979. 1) Met de maand en de dag wordt het eerste getal gevormd: = 126 2) Nu wordt dit getal vermenigvuldigd met 2: = 252 3) Tel er 5 bij op: = 257 4) De uitkomst wordt met 50 vermenigvuldigd: = 12850 5) Nu moet er de leeftijd (25) nog bij: = 12875 Hoe vinden we nu de dag, de maand en het jaar? Van de uitkomst trekken we eerst 250 af, = 12875 -250 _____ 12625 We kunnen nu onmiddellijk zeggen dat de persoon op 26 januari geboren is en 25 jaar is. Tel 25 van het huidige jaartal af en we kennen het geboortejaar! Uitgeverij Van In 6 Pienter 1ASO 20 Extra oefeningen hoofdstuk 2 Hoe kunnen we iemands huisnummer en leeftijd achterhalen? Ga als volgt te werk. - Laat de persoon zijn huisnummer opschrijven en dan verdubbelen. - Laat er dan nog 5 bij optellen. - Vermenigvuldig de uitkomst met 50. - Tel er nu de leeftijd bij. - Doe hierbij nog het aantal dagen van het jaar (365). - Trek van het totaal 615 af. - Maak van de uitkomst euro’s en eurocenten, door voor het voorlaatste cijfer een komma te plaatsen. De 2 laatste cijfers vormen de eurocenten. De euro’s vormen nu het huisnummer en de centen de leeftijd. Een voorbeeldje: stel dat iemand 18 jaar is, en woont op nummer 53. 1) het huisnummer wordt verdubbeld: 53 x 2 = 106 2) 5 erbij op tellen 111 3) vermenigvuldigen met 50 5550 4) nu wordt de leeftijd (18) erbij opgeteld 5568 5) vermeerderen met 365 5933 6) verminderen met 615 5318 7) we maken er nu euro en centen van 53,18 dan zien we dat de persoon op nummer 53 woont en 18 jaar is. 21 X x² 22 Vul de volgende tabel aan. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Bereken zonder rekenmachine. 480 = .............................. 261 = .............................. 5²= ................................. 23 = ................................ 34 = ................................ 05 = ............................... 18 = ............................... 122 = ............................. 33 = ............................... 24 = ............................... 105 = .............................. 4561 = ............................ 13² = .............................. 43 = ................................ 14 = ................................ 144 = ........................... 169 = ........................... 9 = .............................. 36 = ............................. 81 = ............................. 0 = .............................. 1 = ............................... 64 = ............................ 100 = ........................... 23 Bereken uit het hoofd. Uitgeverij Van In 7 Pienter 1ASO 24 Extra oefeningen hoofdstuk 2 Bereken met de rekenmachine. 25² = ............................... 95 = ............................... 58² = ............................. 1296 = .......................... 56644 = ....................... 12321 = ....................... 343 = .............................. 55² = ............................. 82² = ............................. 2916 = ......................... 324 = ........................... 5625 = ......................... 680 = .............................. 75 = ............................... 27³ = ............................. 361 = ........................... 21609 = ....................... 184 = .............................. 576 = ........................... 124 = ............................. 443556 = ..................... 25 Zoek in het rooster en schrijf de getallen over. Kleur dan alle getallen die we gebruikt hebben! a) b) c) d) e) f) g) h) i) 387 . 4 = ……………… 22² = ……………… 89² = ……………… 70 009 – 35 162 = ……………… 56 . 47 = ……………… 124 ² = ……………… 59 . 77 = ………………. 12³ = ……………… 56² = ……………… 0 34850 2 16789 7308 3 17899 34725 15376 622 4 26 17 4084 5 7821 233 7921 485 7236 385 8933 95021 368 34856 1208 2647 1629 77 133 14 5089 4024 5555 j) k) l) m) n) o) p) q) 134689 = ..................... 86 = ............................... 160801 = ...................... 124 . 85 14³ 680 603 . 12 7 308 1 12 . 5 . 62 68 . 17 96² 369 1001 38226 4508 1728 1157 59 2758 15300 7240 7 8897 2936 60213 10540 5339 533 896 6688 1156 9 34847 2832 203 1548 4543 3296 17 79 1675 5524 887 468 4568 785 484 6789 12047 64 36 6033 3136 8052 4523 9804 11 4053 1155 9926 8107 22 337 8521 91071 91507 = ……………… = ……………… = ……………… = ……………… = ……………… = ……………… = ……………… = ……………… 9216 75 57 2502 2632 2836 5674 6089 8152 924 2861 1 12 3720 96 123 277 1544 3480 2744 7309 823 7928 5489 15340 6421 474 991 139 201 3200 8797 78 Voer de volgende vermenigvuldigingen uit en vergelijk de resultaten. 142 857 . 1 = ………………………………… . 2 = ………………………………… . 3 = ………………………………… . 4 = ………………………………… . 5 = ………………………………… . 6 = ………………………………… . 7 = ………………………………… Uitgeverij Van In 8 Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 27 Vul in met < , > of = a) b) c) 2³ ...... 3² 71 …… 17 80 …… 06 f) g) h) d) e) 80 …… 240 12² …… 6³ i) j) 105 …… 510 271 …… 3³ 169 …… 24 1² …… 123 18³ …… 37² 2.3 Eigenschappen van de bewerkingen 28 Vul de gebruikte eigenschap in. eigenschap 3.8=8.3 ………………………………………………………………… 2 + (3 + 4) = (2 + 3) + 4 ………………………………………………………………… 6+0=0+6 ………………………………………………………………… 5+3=3+5 ………………………………………………………………… 2 . (3 + 4) = 2 . 3 + 2 . 4 ………………………………………………………………… 3.1=1.3 ………………………………………………………………… (2 . 3) . 4 = 2 . (3 . 4) ………………………………………………………………… (5 + 3) . 2 = 5 . 2 + 3 . 2 ………………………………………………………………… 3 + (4 + 5) = (4 + 5) + 3 ………………………………………………………………… (4 + 5) . 3 = (5 + 4) . 3 ………………………………………………………………… 29 De aftrekking in de verzameling van de natuurlijke getallen is niet commutatief. Toon dat aan met de getallen 15 en 7. 30 De aftrekking in N is niet associatief. Toon dat aan met behulp van de getallen 16, 8 en 4. Uitgeverij Van In 9 Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 2.4 hoofdrekenen 31 Werk uit met de distributieve eigenschap : 5.(3+7) = ........................................................................................................... 3 . ( 18 + 5 ) = ........................................................................................................... 6 . ( 23 + 8 ) = ........................................................................................................... 3.(a+2) = ........................................................................................................... ( c + 4 ) . 23 = ........................................................................................................... 12 . ( d + 7 ) = ........................................................................................................... 9.(5+f) 32 Gebruik de associatieve en commutatieve eigenschap om de volgende berekeningen eenvoudiger te maken. a) b) c) d) e) f) g) h) i) j) k) l) m) n) 33 = ........................................................................................................... 50 + 37 + 23 = 27 + 38 + 23 = 18 + 67 + 12 + 33 = 37 + 25 + 43 + 15 = 123 + 589 + 311 + 477 5 . 21 .2 = 25 . 6 . 4 . 2 = 8 . 56 . 125 = 4 . 5 . 100 . 3 = 4 . 2 . 6 . 125 = 16. 7 . 25 = 16 . 75 = 32 . 125 . 2 = 24 . 8 . 25 = ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. = .......................................................................... ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. Splits een factor in een som. Gebruik dan de distributieve eigenschap. Voorbeeld: 54 . 11 = 54. (10 + 1) = 54 . 10 + 54 . 1 = 540 + 54 = 594. a) b) c) d) e) f) g) h) i) j) 42 . 111 45 . 11 8 . 98 201 . 7 253 . 4 127 . 8 87 . 21 11 . 55 202. 16 125 . 11 Uitgeverij Van In = = = = = = = = = = ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... 10 Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 2.5 Volgorde van de bewerkingen 34 Bereken. Let op de volgorde van de bewerkingen. a) 24 : 4 – 3 = ...................................................................................................... b) ( 18 + 9 ) : 3 + 5 = ........................................................................................... c) ( 27 + 5 ) : ( 4 + 4 ) = ...................................................................................... d) e) f) g) h) i) 36 . 7 + 5 = ................................................................................................. ( 5 + 3 ) ² = ..................................................................................................... 9 . 9 + 9 : 9 – 9 = ............................................................................................ ( 24 : 6 ) 2 – 6 = .............................................................................................. 4² . 5² + 10² = .................................................................................................. 6 ( 19 – 8 ) = .................................................................................................. j) 3 + 5 . 49 . 4² = ........................................................................................... k) ( 5 + 2 . 3 ) ² - ( 12 – 8 : 4 ) ² = ........................................................................ l) 9 – 9 : 9 + 9 . 9 = ............................................................................................ 35 Bereken. a) ( 2 + 3 . 3 – 5 ) : 2 . 3 . ( 23 – 12 ) = ............................................................................................................................. b) ( 88 : 8 ) + 1 . ( 72 . 2 ) : 12 - 144 = ............................................................................................................................. c) 12 – 9 : 3 . 2 + 9 = ............................................................................................................................. d) 45 : (5 + 5) + 9 . 2 : (18 : 3) + 3 + (2 . 3) = ............................................................................................................................. e) 6² + 5 . 60 : 5 – 15 : 5 = ............................................................................................................................. f) 56 : 21 : ( 39 : 13 ) + 1 . 2 : 7 = ............................................................................................................................. g) ( 56 : 8 . 7 + 8 – 7 + 8 . 7 – 6 ) : 20 = ............................................................................................................................. h) 5 . 2 . 3 . 2 + 5 + 6 . 2 = ............................................................................................................................. i) ( 2 + 3 ) . 5 – 6 + 9 . 2 = ............................................................................................................................. j) 12² : 4 . 2 – 5² + 3³ : 9 = ............................................................................................................................. Uitgeverij Van In 11 Pienter 1ASO 36 Zet, indien nodig, haakjes op de juiste plaats. a) b) c) d) e) 37 Extra oefeningen hoofdstuk 2 4 + 8 . 5 = 60 5 . 26 – 10 . 2 = 160 63 + 3 . 9 = 90 7 + 8 . 10 = 150 640–480 +60 = 100 Hoe bereiken we de 100? - Kies de juiste bewerkingstekens +, -, . of : en plaats ze tussen de cijfers. De cijfers moeten in hun ‘natuurlijke’ volgorde blijven staan, nl: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9. We mogen haakjes gebruiken. We mogen 2 of meer cijfers na elkaar schrijven als getal (vb 123 – 45 – 67 + 8 …). Een voorbeeldje; 100 = 1 + (2 x 3) + (4 x 5) - 6 + 7 + (8 x 9) Vind de andere mogelijkheden (er zijn nog vele oplossingen)! 38 Vul aan met de passende bewerkingstekens en indien nodig ook met haakjes. 100 …… 50 …… 10 = 12 30 …… 2 …… 15 = 45 100 …… 50 …… 10 = 5 600 …… 150 …… 20 = 470 10 …… 10 …… 10 …… 10 = 9 Uitgeverij Van In 20 …… 64 …… 16 = 16 36 …… 12 …… 6 = 8 12 …… 4 …… 3 = 1 84 …… 7 …… 11 = 7 4 …… 5 …… 6 = 54 12 Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 2.6 lettervormen 39 Schrijf als een lettervorm. a) De som van twee getallen a en b b) Het verschil van twee getallen a en b c) Een getal a vermeerderd met 7 d) Het quotiënt van twee getallen x en y e) 8 minder dan een getal z f) 3 minder dan een getal y g) Het zevende deel van een getal p h) Het drievoud van een getal m i) De helft van een getal j) De som van een getal en vijf k) 5 minder dan de helft van een getal l) Het drievoud van een getal, verminderd met 5 m) Het dubbel van een getal, vermeerderd met 7 n) 8 meer dan het vijfvoud van een getal o) De som van twee opéénvolgende getallen p) Het product van twee getallen q) Het zevenvoud van een getal r) Drie minder dan het achtvoud van een getal s) Het dubbel van twee opeenvolgende getallen t) Zes meer dan de som van drie opeenvolgende getallen 40 Vereenvoudig en/of verbeter de volgende uitdrukkingen : a4c4b b.a q.3 Uitgeverij Van In acdb 3.4.a a.b+1 a.4 20.a 4.a.q.2 2.c.3.a d.b.c a2b 13 Pienter 1ASO 41 Bereken de getalwaarde van de volgende lettervormen. a) b) c) d) e) f) g) h) i) j) k) l) m) n) o) p) q) r) s) t) u) 42 Extra oefeningen hoofdstuk 2 5m + 3p = .................................................... 8d - 4e = ...................................................... 14a - 6b + 12c = .......................................... a . b = .......................................................... a . c + 2 b = ................................................. a² + b² = ...................................................... ab + c² = ...................................................... 5a – 3b + c² = .............................................. a ( b² - c ) = ................................................. a ( b² + c ) = ................................................ a+b = ........................................................ ( a + b ) ( a – b ) = ....................................... ( a + bc ) ² + a = .......................................... ( a + b ) ² - bc + a = ..................................... 6a² - ( 5b² - 4c ) = ........................................ a + bc² + c³ - b². ( 6b + a ) = ..................... 2 . ( 4x + 3y² ) + 7xy = ................................. 4x² - 5x + y = ............................................... ( 3x² + 2y ) . z = ........................................... (7xyz + 4xy – 3yz ) . 5x³ = ........................... Voor m = 5 en p = 2 Voor d = 4 en e = 8 Voor a = 5 en b = 0 en c = 1 Voor a = 6 en b = 7 Voor a = 6 en b = 7 en c = 8 Voor a = 7 en b = 8 Voor a = 5, b = 2 en c = 1 Voor a = 3, b = 2 en c = 1 Voor a = 4, b = 3 en c = 0 Voor a = 4, b = 0 en c = 1 Voor a = 9 en b = 16 Voor a = 47 en b = 13 Voor a = 3, b = 2 en c = 1 Voor a = 5, b = 6 en c = 7 Voor a = 9, b = 6 en c = 3 Voor a = 9, b = 0 en c = 4 Voor x = 5 en y = 4 Voor x = 2 en y = 5 Voor x = 3, y = 4 en z = 2 Voor x = 1, y = 2 en z = 3 2a+3b+c 0 = .............................................. Voor a = 1 en b = 2 en c = 17 Zoek de juiste waarde van de letter x. a) 3x = 24 b) 15x=45 c) 15 = 6 + x d) 7x = 28 x e) = 12 6 f) 5 = x – 4 g) 82 = 2x h) 4x = 16 i) 63 = 3x x j) = 28 7 2.7 schatten 43 Los de volgende oefeningen op. Schat telkens eerst het resultaat. a) b) c) d) 44 1 497 + 177 2 805 - 317 403 . 59 2232 : 31 Op de ring rond Brussel staat een file van 4 km. Als de ring over drie rijstroken beschikt, schat dan hoeveel auto’s er staan aan te schuiven Uitgeverij Van In 14 Pienter 1ASO Extra oefeningen hoofdstuk 2 45 Een boek telt 824 636 letters. Elke bladzijde telt 38 regels van 46 letters elk. Schat hoeveel bladzijden het boek telt! Bereken nadien het juiste resultaat. 46 Omcirkel de waarde die het best het resultaat van de gegeven oefening benadert. A B C D 47 1 41 . 19 19² 812 : 9 234 + 368 600 300 90 550 700 400 95 600 800 500 100 650 Wie kan het getallenraadsel invullen? 2 7 3 4 8 5 6 9 10 11 12 13 14 15 17 20 18 21 19 22 25 16 23 24 26 27 30 Uitgeverij Van In 28 29 31 32 15 Pienter 1ASO 1. 3. 4. 7. 9. 10. 11. 12. 14. 15. 16. 17. 20. 22. 25. 26. 27. 29. 30. 32. horizontaal Het getal XV Het kleinste getal van 3 cijfers. Hoe lang is de weg met 15 bomen als de bomen 8m uit elkaar staan? (in m) De som van 76 en het drievoud van 2900. Het jaar dat Neil Armstrong de eerste stap op de maan zette. Het kleinste getal van 4 cijfers. Na hoeveel dagen krijgen we een nieuwe maan? Het jaar dat WOII eindigde. Het aantal dagen in een schrikkeljaar. Het aantal bollen van het Atomium Het aantal buurlanden van België De helft van 20340 MDCLXXVII in het tiendeligtalstelsel Het jaar wanneer de 21ste eeuw begon Een palindroomgetal De oppervlakte van België in km² Het product van 7 en de tweede macht van 5. Het nummer dat bij James Bond hoort. De afstand tussen de maan en de aarde in km De lengte van een Olympisch zwembad in m. Uitgeverij Van In Extra oefeningen hoofdstuk 2 1. 2. 3. 4. 5. 6. 8. 9. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 23. 24. 25. 26. 28. 31. verticaal 10 5 2 800 0 Het verschil van 669 en 99 Een landmijl in m De vierkantswortel van 361 Het jaar dat Simon Stevin gestorven is. Negen meer dan het kwadraat van 17. Het viervoud van 1754 Het aantal spelers van een voetbalploeg. De hoogte van de Mont Blanc De lichaamstemperatuur van een mens 300 2 2 25 7 Aantal jaren tussen 2 Olympische spelen Het quotiënt van 6647 en 391 Het getal met slechts één deler. Het aantal secondes in 2 uur Het jaar waarin WO I eindigde in België De kaprekarconstante 2 in het binairtalstelsel Het jaar dat België onafhankelijk werd Het aantal keer dat de aarde rond de zon draait per jaar. Afstand van de Belgische kust naar de Ardennen Het aantal staten in de VS Het kleinste natuurlijk getal. 2 4 16