Leskist 6.4 De Romeinen

advertisement
Leskist 6.4
De Romeinen
Groep 6
Schatgraven
Algemene handleiding thema ‘De Romeinen’.
In alle leskisten die de methode omvat, wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de woordenschat
en aan begrijpend lezen. Van de leerkrachten die met de methode aan de slag gaan, wordt verwacht
dat ze kennis hebben van de onderstaande punten en die ook toepassen in de lessen. Uitbreiding
van de woordenschat van kinderen gebeurt niet door incidentele lessen, maar gaat de hele dag
door. Ook tijdens andere lessen is het raadzaam en nuttig de woorden die aangeboden worden
door de methode, te herhalen en in een andere context terug te laten komen (zie 1). Daarnaast is het
belangrijk dat de genoemde strategieën van begrijpend lezen (zie 2) tot de bagage van de leerkracht
behoren. Niet bij iedere les staan de strategieën expliciet benoemd; het behoort tot het vakmanschap
van de leerkracht om ze toe te passen en ze ook de kinderen ‘eigen’ te laten maken. In de derde plaats
is het model Directe Instructie (zie 3) een uiterst effectief handvat om de les vorm te geven. De lessen
zijn zo opgebouwd dat het model toepasbaar is.
1. Woordenschat / viertakt
De leskist bevat een viertal teksten. Rondom iedere tekst worden drie lessen gegeven. Een eerste les,
waarin een ervaringscontext wordt aangebracht; een tweede les waarin de tekst wordt behandeld en
een derde les waarin het geleerde wordt toegepast. Bij iedere tekst is een woordenlijst samengesteld,
met woorden die gedurende de drie lessen voortdurend de aandacht van de leerkracht en de
leerlingen vragen. Het didactische model dat ten grondslag ligt aan de methode Schatgraven is de
viertakt. De viertakt bestaat uit vier fasen:
1. Voorbewerken. In deze fase wordt de voorkennis geactiveerd en worden de leerlingen betrokken
gemaakt op het onderwerp.
2. Uitleggen. De betekenis van de woorden wordt verduidelijkt waarbij aandacht is voor de context
waarin het woord aan de orde is.
3. Consolideren. De woorden moeten ook worden ingeoefend om ze te kunnen onthouden.
4. Controleren. Ten slotte controleren we of de kinderen de woorden ook daadwerkelijk passief en
actief kunnen gebruiken.
In de lesbeschrijvingen kunt u deze vier fasen steeds terugvinden.
2. Strategieën Begrijpend lezen
Onderstaande strategieën zijn het advies van de stichting ‘Taalpilots’. Het zijn tien algemene regels
die bijna op bijna iedere tekst van toepassing zijn. Tussen haakjes staan de kerndoelen, waaronder
deze strategieën vallen. Het is aan de leerkracht om gedurende de lessenserie van twaalf lessen deze
strategieën aan de orde te laten komen.
1. Leesdoel bepalen: Waarom ga ik deze tekst lezen? (4.1.5)
2. Voorspellen: Waar zou de tekst over gaan? (4.1.5)
3. Gebruik maken van voorkennis over het onderwerp: Wat weet ik hier al van?
(4.1.5)
4. Jezelf vragen stellen tijdens het lezen: Begrijp ik het nog? Wat kan ik doen als ik
het niet begrijp? (4.1.5)
5. Visualiseren van de tekst: voorstellingen maken bij de tekst en schema’s of
woordwebben maken. (6.1.1)
6. Samenvatten van de tekst: Waar gaat de tekst over? Wat is het belangrijkste
thema? Wat is de hoofdgedachte? (6.1.1)
7. Jezelf vragen stellen na het lezen van de tekst: Ben ik te weten gekomen wat ik
wilde weten? (7.1.1)
8. Als ik de informatie uit de tekst vergelijk met andere bronnen, klopt het dan?
(7.1.2)
9. Is de informatie in de tekst betrouwbaar? (7.2.1)
10. Wat vind ik van de tekst? Wat weet ik nog niet? (7.2.2)
3
3. Model directie instructie
Fase 1
Terugblik
• Voorkennis ophalen
• Voorkennis indien nodig onderwijzen
• Leerlingen motiveren voor de komende les.
Fase 2
Presentatie
• Vertel het doel van de les. Soms is een lesoverzicht ook heel nuttig.
•Leg de lesstof uit. Stel in deze fase geen vragen, maar leg uit, doe voor en denk hardop,
gebruik voorbeelden, schema’s, enz. Gebruik kleine stapjes en houd het kort. Leg een verband
met de voorkennis. Anticipeer op moeilijkheden.
• Controleer d.m.v. korte opdrachten of de leerlingen de uitleg begrepen hebben.
Fase 3
Begeleide inoefening
• De leerlingen oefenen onder begeleiding.
• Gebruik afwisselende werkvormen.
• Zorg voor hoge succesfactor.
Fase 4
Zelfstandige verwerking
• Gebruik dezelfde stof als tijdens de inoefening.
• Laat leerlingen elkaar eventueel helpen.
• Geef snelle feedback.
Fase 5
Terugkoppeling
• Ga samen met de kinderen na wat zij deze les geleerd hebben.
4. Overige
In deze handleiding wordt regelmatig verwezen naar bijlagen. De bijlagen zijn te vinden op
teamdocumenten/schatgraven/naam thema. In de digitale versie van de handleiding staan ook de
links naar Teleblik e.d. De werkbladen zijn rechtstreeks vanuit de bijlagen te kopiëren. Tevens is het
mogelijk om per thema een werkboekje te maken.
De leskist heeft ook een eigen toetsprogramma. Voor kinderen die moeilijk leren is er een eenvoudige
toets. Bij de toetsen is vaak een lesstofoverzicht te vinden. De kinderen kunnen deze stof thuis leren.
De makers van de methode wensen de kinderen en leerkrachten een leerzame tijd toe met deze
leskist.
Expertgroep Team School met de Bijbel Bleskensgraaf
Pictogrammen
In deze handleiding wordt een aantal pictogrammen gebruikt.
De doelen van een hoofdstuk/les
Tips/aanvullingen
Benodigde materialen
Werk-/kopieërblad
Geschatte tijd
Leestekst
Instructie leerkracht
Bijlage
4
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Het Romeinse Rijk
Les 1.1 Context aanbrengen
Les 1.2 Tekst behandelen
Les 1.3 Tekst verwerken
7
12
17
19
Hoofdstuk 2 Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
Les 2.1 Context aanbrengen Les 2.2 Tekst behandelen Les 2.3 Tekst verwerken 21
26
32
36
Hoofdstuk 3 De Romeinen in ons land
Les 3.1 Context aanbrengen
Les 3.2 Tekst behandelen
Les 3.3 Tekst verwerken
39
44
49
53
Hoofdstuk 4 Herinneringen aan het Romeinse Rijk
Les 4.1 Context aanbrengen
Les 4.2 Tekst behandelen
Les 4.3 Tekst verwerken
57
62
66
70
Hoofdstuk 5 Toetsing
Leerblad Deel 1
Toets ‘De Romeinen’
79
80
83
5
6
1. Het Romeinse Rijk
7
Verantwoording Hoofdstuk 1 Het Romeinse Rijk
De essentie De kinderen weten het Romeinse Rijk ontstond, hoe het zich uitbreidde, hoe
het verzwakte en hoe het uiteindelijk ten onderging. Ze weten wat voor rol het
Romeinse leger en de besturing van het Romeinse Rijk hierin speelden.
Te behandelen
woorden
Themawoorden
Andere woorden
De consul
De senator
De senaat
Het legioen
De legionair
De republiek
Het keizerrijk
De centuria
De cohort
De invasie
Huidige
De mythe
Stichten
Doorwaadbaar
Vooraanstaand
Adviseren
Verzwakken
Oostelijk
Uitdrukkingen
8
Woordenschatdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
2
3
12
12
12
12.1.1
12.1.1
12.1.1
12
12.2.2
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
De kinderen passen de woorden van de woordenlijst toe in eigen
(gesproken) teksten.
De kinderen onthouden de nieuwe woorden uit de woordenlijst
door het woord te herhalen, op te schrijven en het woord op te
halen uit hun geheugen.
Begrijpend leesdoelen
Les
Nr. kerndoel Nr. indicator
Lesdoel
1
2
4
4.1.3.
3
4
4.1.3.
De kinderen kunnen gericht naar informatie zoeken en deze
terugvinden in een tekst.
De kinderen kunnen gericht naar informatie zoeken in een tekst en
deze toepassen in hun eigen (gesproken) tekst.
Taaldoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
1
1.1.1.
De kinderen luisteren naar een verhalende tekst.
2
2.1.1.
2
2
2.1.1.
3
2
2.1.3
1
1.1.1.
De kinderen kunnen informatie geven over een bepaald woord aan
een groep.
De kinderen kunnen hun opgezochte informatie duidelijk vertellen
aan een groep.
De kinderen kunnen deelnemen aan een dialoog, namelijk een
toneelstuk of interview.
De kinderen leren luisteren naar elkaars interview of toneelstuk en
verwerven informatie uit deze gesproken taal.
Zaakvakdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
52/53
52/53.2
2
52/53
52/53.2
51
51.2.2
51
52/53.2
De kinderen weten hoe het de stad Rome waarschijnlijk is ontstaan.
De kinderen weten hoe het Romeinse Rijk zich uitbreidde en welke
landen en gebieden door de Romeinen werden veroverd.
De kinderen kennen het begrip Romeinse Rijk.
De kinderen weten van wanneer tot wanneer het Romeinse Rijk
bestond.
De kinderen weten welke landen en gebieden door de Romeinen
werden veroverd en kunnen deze aanwijzen op de kaart.
De kinderen kennen het belang van een goede infrastructuur voor
het leger.
De kinderen kunnen de Romeinse tijd op een tijdbalk plaatsen en
daarbij tijd en tijdsindeling hanteren.
De kinderen weten hoe en door wie het Romeinse Rijk werd
geregeerd.
De kinderen weten hoe het leger van de Romeinen georganiseerd
was.
De kinderen weten hoe het Romeinse Rijk is ontstaan.
De kinderen weten hoe het Romeinse Rijk uiteindelijk ten onder is
gegaan.
3
H.1 Het Romeinse Rijk – 9
De Romeinen – Tekst 1 – Woordenlijst A3
Themawoorden
Andere woorden
De consul
Huidige
De senator
De mythe
De senaat
Stichten
Het legioen
Doorwaadbaar
De legionair
Vooraanstaand
De republiek
Adviseren
Het keizerrijk
Verzwakken
De centuria
Oostelijk
De cohort
De invasie
De Romeinen – Tekst 1
Woordenlijst
Themawoorden
De consul
De senator
De senaat
Het legioen
De legionair
De republiek
Het keizerrijk
De centuria
De cohort
De invasie
Andere woorden
Huidige
De mythe
Stichten
Doorwaadbaar
Vooraanstaand
Adviseren
Verzwakken
Oostelijk
11
Les 1.1 Context aanbrengen Het Romeinse Rijk
Lestijd
45 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst .
Taaldoelen
De kinderen luisteren naar een verhalende tekst.
De kinderen kunnen informatie geven over een bepaald woord aan een groep.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten hoe de stad Rome waarschijnlijk is ontstaan.
De kinderen weten hoe het Romeinse Rijk zich uitbreidde en welke landen en gebieden door de
Romeinen werden veroverd.
Materialen
A. Kaart van Europa
B. Tekst ‘Het Romeinse Rijk’
C. Mythe: ‘Romulus en Remus’
D. Woordenlijst groot
E. Kaart van het Romeinse Rijk
F. Kaart van Italië met Rome
12
Voor
10 min
A, B, C,
D, E
Tijdens
25 min
Laat de kaart van Europa zien. Vraag een leerling het
land Italië aan te wijzen. Laat de kaart van Italië zien.
Vraag een leerling de hoofdstad Rome aan te wijzen.
Hang de woordenlijst en de kaart van het Romeinse
Rijk op het bord. Vertel heel beknopt wat over de
uitbreiding van het Romeinse Rijk. Gebruik tekst 1
voor informatie en de kaart van het Romeinse Rijk om
dingen aan te wijzen. Laat in ieder geval de woorden
uit de woordenlijst terugkomen en wijs ze aan op de
woordenlijst. Hierdoor worden de woorden binnen
de context voorbereid. Benadruk aan het eind dat het
allemaal in Rome is begonnen…
Leg uit dat over het ontstaan van de stad Rome een
mythe bestaat. Herhaal wat het woord mythe betekent.
Vertel de mythe over Romulus en Remus. Gebruik
tijdens de vertelling in ieder geval op een duidelijke
manier de volgende woorden uit de woordenlijst:
huidige, mythe, stichten, doorwaadbaar.
C
Na
10 min
Laat het spel ‘verboden woord’ spelen. Een van de
leerlingen neemt een woord uit de woordenlijst in
gedachten. Dit woord legt de leerling uit in een zin
zonder het bewuste woord te noemen. Wie raadt het
woord het eerst?
D
Tips/aanvullingen
Hang de ‘woordenlijst groot’ ergens op in de klas. De kinderen kunnen de woorden zien en de
woorden kunnen terugkomen in verschillende contexten.
H.1 Het Romeinse Rijk – 13
De Romeinen – les 1.1 – A.
Kaart van Europa
14
De Romeinen – Tekst 1
Het Romeinse Rijk.
Zo’n tweeduizend jaar geleden veroverden de
Romeinen grote delen van Europa en Noord-Afrika.
Ook een stuk van ons land werd door hen veroverd.
Maar wie waren deze Romeinen eigenlijk, en waar
kwamen ze vandaan?
De Romeinen zijn genoemd naar de stad Rome.
Dat is de huidige hoofdstad van Italië. Volgens een
mythe werd Rome in 753 voor Christus gesticht door
Romulus. Romulus en zijn tweelingbroer Remus
waren de kleinkinderen van koning Numitor. Koning
Numitor was koning van de plaats Alba Longa. Hun
moeder heette Rhea Silvia. De tweeling werd door
de broer en vijand van koning Numitor in de rivier
de Tiber gegooid. De jongens spoelden aan land en
werden gered door een wolvin. Deze wolvin zoogde
de jongens tot ze werden gevonden door een herder,
Faustulus. Toen de jongens volwassen waren, stichtten
zij een stad. Romulus doodde zijn broer en noemde de
stad naar zichzelf.
Hoe Rome werkelijk is ontstaan, weten we niet zo
goed. Waarschijnlijk stichtten mensen uit Longa Alba
het dorpje Rome, bij een doorwaadbare plaats in de
Tiber en op een kruispunt van belangrijke wegen.
In het begin werd Rome door verschillende koningen
geregeerd. Later, in 509 voor Christus, werd het
een republiek. In de republiek werden de Romeinen
niet langer geregeerd door koningen, maar door
twee consuls. Die consuls werden jaarlijks gekozen
uit vooraanstaande burgers. De consuls werden
geadviseerd door de senatoren. De senatoren
namen alle beslissingen voor Rome, en ook de
legeraanvoerders werden uit de senatoren gekozen.
Als lid van de senaat had je dus heel veel macht.
De republiek hield bijna vijfhonderd jaar stand, en
Rome werd de hoofdstad van een groot wereldrijk.
De Romeinen gingen namelijk ontzettend vaak op het
oorlogspad en veroverden steeds meer grondgebied.
Heel bekend is de strijd van Rome tegen Carthago.
Carthago ligt in Noord-Afrika, in het huidige Tunesië.
Generaal Hannibal van Carthago ging in 218 voor
Christus met zijn leger naar Italië om te vechten tegen
de Romeinen. In zijn leger bevonden zich ook vijftig
oorlogsolifanten. Hannibal trok via Spanje en Frankrijk
over de besneeuwde en ijzige Alpen naar Italië waar hij
de ene na de andere overwinning behaalde.
Hij trok echter niet op naar Rome. De Romeinen
trokken vervolgens met
een groot leger naar
Afrika en versloegen
daar het leger van
Hannibal. Carthago
werd veroverd en later
door de Romeinen
helemaal verwoest.
De Romeinen
veroverden steeds
meer grondgebied, tot
zij ten slotte de heersers waren over grote delen van
Europa en Noord-Afrika. Rond 30 na Christus hoorden
bijna alle landen rondom de Middellandse Zee bij het
Romeinse Rijk.
Het Romeinse Rijk was toen trouwens geen republiek
meer, maar een keizerrijk. In de eerste eeuw voor
Christus waren er namelijk veel legergeneraals die met
elkaar vochten om de macht. Uiteindelijk bleef er maar
één legergeneraal over. Hij werd de eerste keizer van
Rome en gaf zichzelf de naam Augustus. De Romeinse
keizers hadden ontzettend veel macht!
De Romeinen hadden natuurlijk een goed leger nodig.
15
Het Romeinse leger bestond uit twee delen: de
legioenen en de hulptroepen.
Een legioen bestond uit 4800 legionairs. Een legionair
was een voetsoldaat. Tijdens een mars moest hij zware
ladingen wapens, werktuigen en voorraden dragen.
Soms moest hij wel dertig kilometer op een dag
marcheren, dus een legionair had een zwaar leven.
verzwakt door invasies van Germaanse stammen. Het
Rijk werd daarom in het West-Romeinse Rijk en het
Oost-Romeinse Rijk verdeeld.
In het jaar 410 na Christus werd Rome veroverd en
geplunderd door een Germaanse koning. Het OostRomeinse Rijk bleef veel langer bestaan. Pas in 1453
stierf de laatste oostelijke keizer.
Nog steeds is in heel veel landen de invloed van de
Romeinen te merken.
Als een legionair niet hoefde te vechten of trainen,
moest hij helpen met het bouwen van bijvoorbeeld
een fort of met het aanleggen van een weg. Wegen
waren
natuurlijk belangrijk voor het leger, maar ook voor de
handel.
Een legioen was verdeeld in groepen van tachtig man,
een centuria. Zes centuriën bij elkaar noemen we een
cohort. Hoeveel cohorten vormden dan met elkaar
een legioen?
Elk legioen had ook nog andere mensen in dienst,
zoals dokters en bakkers.
Behalve de legioenen waren er ook de hulptroepen.
De hulptroepen waren
soldaten die geen Romeinse burgers waren. Zij
vochten met wapens uit hun
eigen land en werden heel slecht betaald. Vaak waren
zij boogschutter of ruiter.
In de vierde eeuw na Christus werd het Romeinse Rijk
16
Les 1.2 Tekst behandelen Het Romeinse Rijk
Lestijd
45 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
Begrijpend leesdoelen
De kinderen kunnen gericht naar informatie zoeken en deze terugvinden in een tekst.
Taaldoelen
De kinderen kunnen hun opgezochte informatie duidelijk vertellen aan een groep.
Zaakvakdoelen
De kinderen kennen het begrip Romeinse Rijk.
De kinderen weten van wanneer tot wanneer het Romeinse Rijk bestond.
De kinderen weten welke landen en gebieden door de Romeinen werden veroverd en kunnen deze
aanwijzen op de kaart.
De kinderen kennen het belang van een goede infrastructuur voor het leger.
De kinderen kunnen de Romeinse tijd op een tijdbalk plaatsen en daarbij tijd en tijdsindeling hanteren.
Materialen
A.Kladblaadje
B. Tekst ‘Het Romeinse Rijk’
C. Woordenlijst groot
D. http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060508_hetouderome02
E. Kaart van het Romeinse Rijk (zie bijlage A van les 1.1.)
H.1 Het Romeinse Rijk – 17
Voor
10 min
A, B
Tijdens
30 min
B, E
Na
5 min
Vertel dat de Romeinen natuurlijk een goed leger nodig
hadden om zoveel gebieden te veroveren. Leg uit dat
het Romeinse leger daarom in verschillende groepen
was verdeeld: legioenen, centuria en cohorten.
Laat de kinderen de volgende som op een kladblaadje
uitrekenen: Hoeveel cohorten zijn er in een legioen?
Schrijf de volgende informatie op het bord om de som
op te lossen:
Een legioen had 4800 legionairs (voetsoldaten).
Een cohort zijn zes centuriën bij elkaar.
Een centuria had 80 legionairs (voetsoldaten).
Lees de tekst.
Geef de opdracht om alle onbekende woorden te
onderstrepen.
Leg na afloop van het lezen de onbekende woorden uit.
Besteed hierbij aandacht aan de drie uitjes: uitbeelden,
uitleggen en uitbreiden.
Laat de tekst nogmaals hardop lezen door kinderen
beurten te geven. Geef de opdracht om de zinnen te
onderstrepen waar antwoord wordt gegeven op de
vraag van wanneer tot wanneer het Romeinse Rijk
bestond. Laat een kind de opgezochte informatie
duidelijk uitleggen aan de groep en laat het antwoord in
een tijdsbalk op het bord tekenen.
Geef de opdracht om in de tekst op te zoeken welke
delen van de wereld door de Romeinen werden
veroverd.
Laat opnieuw een kind de opgezochte informatie
duidelijk uitleggen aan de groep en laat de gebieden
aanwijzen op de kaart in de tekst of op de kaart van het
Romeinse Rijk uit les 1.1.
Laat het filmpje zien. Geef de volgende luisteropdracht
mee en bespreek die na het filmpje: Waarom waren
goede wegen voor de Romeinen belangrijk?
De kinderen omschrijven de functie van goede wegen
op hun kladblaadje en delen hun informatie met de
groep.
A, D
Tips/aanvullingen
18
Les 1.3 Tekst verwerken Het Romeinse Rijk
Lestijd
60 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen passen de woorden van de woordenlijst toe in eigen (gesproken) teksten.
De kinderen onthouden de nieuwe woorden uit de woordenlijst door het woord te herhalen, op te
schrijven en het woord op te halen uit hun geheugen.
Begrijpend leesdoelen
De kinderen kunnen gericht naar informatie zoeken in een tekst en deze toepassen in hun eigen
(gesproken) tekst.
Taaldoelen
De kinderen kunnen deelnemen aan een dialoog, namelijk een toneelstuk of interview.
De kinderen leren luisteren naar elkaars interview of toneelstuk en verwerven informatie uit deze
gesproken taal.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten hoe en door wie het Romeinse Rijk werd geregeerd.
De kinderen weten hoe het leger van de Romeinen georganiseerd was.
De kinderen weten hoe het Romeinse Rijk is ontstaan.
De kinderen weten hoe het Romeinse Rijk uiteindelijk ten onder is gegaan.
Materialen
A. Gelinieerd papier
B. Tekst ‘Het Romeinse Rijk’
C. Woordenlijst groot
H.1 Het Romeinse Rijk – 19
Voor
5 min
Wijs een woord aan op de woordenlijst. Laat de
kinderen dat woord omschrijven in een grammaticaal
juiste zin.
C
Tijdens
35 min
A, B
Na
20 min
A
Leg de opdracht aan de kinderen uit. De kinderen
bereiden in tweetallen een interview of een toneelstuk
voor. Leg goed uit wat een interview en toneelstuk is,
bedenk eventueel eerst een aantal vragen samen of
maak samen een beginstukje van een toneelstuk. Laat
de informatie uit de tekst halen.
Kinderen die dit fijn vinden, mogen hun tekst op een
blaadje schrijven. Dit hoeft niet, houd hierbij rekening
met de verschillen tussen de kinderen. Benadruk bij de
uitleg dat de kinderen de woorden van de woordenlijst,
die achter hun onderwerp staan, moeten toepassen.
Op die manier is er aandacht voor het consolideren van
de woorden. Ze mogen er 25 minuten over doen en
kunnen kiezen uit de volgende vier onderwerpen:
1. De regering van de Romeinen: consul, senator,
senaat, republiek, keizerrijk, vooraanstaande,
adviseren.
2. Het leger van de Romeinen: legioen, legionair,
centuria, cohort.
3. Het ontstaan van het Romeinse Rijk: huidige,
mythe, stichten, doorwaadbaar.
4. De ondergang van het Romeinse Rijk: verzwakken,
oostelijk, invasie.
Laat een aantal kinderen in tweetallen hun interview of
toneelstuk presenteren. Let goed op of de kinderen de
woorden van de woordenlijst gebruiken en toepassen.
Laat de luisterende kinderen de terugkomende
woorden uit de woordenlijst tijdens de presentatie
opschrijven. Controleer welke kinderen de woorden
al kennen. Herhaal als het nodig is de betekenis van
woorden die nog niet goed genoeg worden beheerst.
Tips/aanvullingen
20
2. Het dagelijks leven in het
Romeinse Rijk
21
Verantwoording Hoofdstuk 2
Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
De essentie De kinderen weten hoe het dagelijks leven in het Romeinse Rijk eruitzag m.b.t
verschillende aspecten zoals: kleding, rijk en arm, maaltijden, eetgewoonten,
indeling in standen, schoolgang, geloof en indeling van de stad.
Te behandelen
woorden
Themawoorden
Andere woorden
Uitdrukkingen
Het forum
De tuniek
De toga
Het amfitheater
De arena
De gladiator
De burger
Volwaardig
Openbaar
Verlopen
Bereiden
Het ingrediënt
Importeren
Opleiden
De gerst
De linzen
De olijfolie
Het maanzaad
Een beeld krijgen
Woordenschatdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
2
12
12
12.1.1
12.1.1
12
12.2.1
12
12.1.1
12
12.2.2
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst en kunnen
een goede zin maken met de woorden.
De kinderen kunnen woordbetekenissen afleiden door het
gebruiken van contextinformatie en/of illustraties uit de tekst.
De kinderen kunnen de woorden van de woordenlijst toepassen in
eigen werkbladen.
De kinderen onthouden de woorden van de woordenlijst door de
woorden op te schrijven en te herhalen.
3
Begrijpend leesdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
2
4
4.1.3
4
4.1.5
De kinderen kunnen gericht naar informatie zoeken in een
informatieve tekst.
De kinderen kunnen een alinea samenvatten.
3
22
Taaldoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
1
1.1.1.
2
3
2
8
2.1.1.
8.2.3
8
8.2.4
5
5.1.1
De kinderen leren informatie te verwerven uit gesproken taal door
te luisteren naar een verhalend/ informatieve tekst.
De kinderen kunnen hun antwoorden vertellen aan een groep.
De kinderen leren informatie te ordenen op hun werkblad met
aandacht voor verzorgen van de tekst m.b.t. beeldende elementen.
De kinderen leren informatie te ordenen op hun werkblad met
aandacht voor verzorgen van de tekst m.b.t. handschrift.
De kinderen kunnen (stukjes) informatieve en instructieve tekst op
hun werkblad schrijven en toepassen.
Zaakvakdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
52/53
52/53.2
2
52/53
52/53.2
3
52/53
52/53.2
De kinderen weten hoe mannen en vrouwen in het Romeinse Rijk
gekleed gingen.
De kinderen kunnen enkele verschillen tussen rijk en arm binnen
het Romeinse Rijk benoemen.
De kinderen kunnen iets vertellen over de Romeinse maaltijden en
de ingrediënten die ze bij hun maaltijden gebruikten.
De kinderen weten wat een forum is en wat daar gebeurt.
De kinderen weten hoe niet-burgers toch Romeinse burgers
konden worden en hoe de inwoners in het Romeinse Rijk verdeeld
waren.
De kinderen weten iets te vertellen over de schoolgang van
Romeinse kinderen.
De kinderen weten wat zich afspeelde in het amfitheater en welke
rol de christenen hierin speelden.
De kinderen weten hoe een Romeinse stad was ingedeeld en hoe
het eruitzag van bovenaf.
De kinderen weten dat de Romeinen veel tempels hadden , dat ze
geloofden in vele goden en godinnen en dat de keizer als een god
werd vereerd.
H.2 Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk – 23
De Romeinen – Tekst 2 – Woordenlijst A3
Themawoorden
Andere woorden
Het forum
De burger
De tuniek
Volwaardig
De toga
Openbaar
Het amfitheater
Verlopen
De arena
Bereiden
De gladiator
Het ingrediënt
Importeren
Opleiden
De gerst
De linzen
De olijfolie
Het maanzaad
Uitdrukkingen
Een beeld krijgen
De Romeinen – Tekst 2
Woordenlijst
Themawoorden
Het forum
De tuniek
De toga
Het amfitheater
De arena
De gladiator
Andere woorden
De burger
Volwaardig
Openbaar
Verlopen
Bereiden
Het ingrediënt
Importeren
Opleiden
De gerst
De linzen
De olijfolie
Het maanzaad
Uitdrukkingen
Een beeld krijgen
25
Les 2.1 Context aanbrengen
Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
Lestijd
60 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
Taaldoelen
De kinderen leren informatie te verwerven uit gesproken taal door te luisteren naar een verhalend/
informatieve tekst.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten hoe mannen en vrouwen in het Romeinse Rijk gekleed gingen.
De kinderen kunnen enkele verschillen tussen rijk en arm binnen het Romeinse Rijk benoemen.
De kinderen kunnen iets vertellen over de Romeinse maaltijden en de ingrediënten die ze bij hun
maaltijden gebruikten.
Materialen
A. Woordenlijst groot
B.Toga
C.Lauwerkrans
D. Romeinse broche
E. Tekst ‘Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk’
F. http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030623_romeinen02
G. Peren (niet in de leskist)
H. Uitlegblad ‘Hoe maak ik een Romeinse broche of lauwerkrans?’
I. Materialen voor de Romeinse broche of lauwerkrans, te vinden op het uitlegblad.
J. Mal groot en klein voor Romeinse broche
K. Werkblad woordenlijst
26
Voor
15 min
A, B, C,
D, E, F, K
Tijdens
35 min
C, D, H,
I, J
Na
10 min
A, G, E, K
Start het filmpje. Doe intussen (evt. op de gang voor het
verrassingseffect) de tuniek, lauwerkrans en de broche
om. Stap na het filmpje de klas binnen en speel een
burger uit het Romeinse Rijk na.
Deel het werkblad met de woorden van de woordenlijst
uit. Laat de kinderen een kruisje zetten achter een
woord dat ze horen. Vertel het een en ander over de
kleding van mannen en vrouwen in het Romeinse Rijk.
Gebruik hiervoor de tekst. Laat het verschil tussen arm
en rijk naar voren komen. Gebruik zo veel mogelijk
woorden uit de woordenlijst. Op deze manier worden
de woorden binnen de context voorbereid.
Laat de kinderen de Romeinse broche en de
lauwerkrans uit de leskist zien. De kinderen mogen
nu zelf kiezen of ze een Romeinse broche of een
lauwerkrans na gaan maken. Leg uit hoe de kinderen
het moeten doen (gebruik eventueel het uitlegblad van
de bijlage) en deel de materialen uit. Voor de broche
kunnen de kinderen de twee mallen uit de leskist
gebruiken. Ze krijgen dertig minuten de tijd.
Laat de kinderen het werkblad met de woorden van de
woordenlijst erbij pakken. Laat ze opnieuw een kruisje
zetten achter een woord dat ze horen. Laat de kinderen
hun lauwerkrans of broche omdoen en speel een
Romeinse maaltijd na. Vertel dat rijke Romeinen ook
voedsel kochten dat geïmporteerd was uit andere delen
van de wereld, zoals peren uit Syrië. Geef alle kinderen
een stukje peer. Vertel wat over Romeinse maaltijden
en gebruik in ieder geval de volgende woorden uit
de woordenlijst: burger, bereiden, ingrediënten,
importeren, gerst, linzen, olijfolie en maanzaad. Zo
worden de woorden binnen de context voorbereid.
Tips/aanvullingen
Hang de ‘woordenlijst groot’ ergens op in de klas. De kinderen kunnen de woorden zien en de
woorden kunnen terugkomen in verschillende contexten.
Wanneer de kinderen hun broche of lauwerkrans nog niet afhebben kunnen ze dit heel goed afmaken
onder werken met weektaken of zelfstandig werken.
H.2 Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk – 27
De Romeinen – Tekst 2
Het dagelijks leven in het
Romeinse Rijk.
Wil je een beeld krijgen van het dagelijkse leven in het
Romeinse rijk? Lees dan deze tekst maar eens goed!
De inwoners van het Romeinse Rijk waren verdeeld
in standen. Mensen die volwaardig lid waren van het
Rijk, waren burger. Er waren belangrijke en minder
belangrijke burgers.
Een deel van de Romeinse bevolking was christen.
Een aantal Romeinse keizers, zoals Nero, moest
niets van christenen hebben. Tijdens de regering van
deze keizers werden zij vaak wreed vervolgd en zelfs
gedood.
Veel mensen in het Romeinse Rijk waren arm. Zij
woonden vaak in een soort flatgebouw, waar ze één of
twee kamers huurden.
De rijken hadden veel grotere huizen, vaak met een
tuin en met veel kamers rondom een binnenplaats.
Romeinse mannen, vrouwen en kinderen droegen een
tuniek, gemaakt van wol of
linnen, met een ceintuur rond hun middel. Zowel
rijke als arme Romeinen droegen zo’n tuniek. Slaven
en niet-burgers droegen een eenvoudige tuniek;
mannelijke burgers moesten in het openbaar over hun
tuniek een toga dragen. Rijke
vrouwen hadden over hun tuniek nog prachtige
kleding van bijvoorbeeld felgekleurde Chinese zijde.
Daarnaast was er een groep met niet-burgers. Zij
konden vaak wel burger worden, door bijvoorbeeld
jarenlang in de hulptroepen te vechten.
Slaven waren het bezit van andere mensen. Zij werden
op de markt gekocht en verkocht.
Veel Romeinen woonden in grote steden. Deze steden
waren vaak dicht bij een rivier of zee gebouwd.
Als je een luchtfoto ziet van een Romeinse stad, zie
je een ruitjespatroon: huizenblokken die verdeeld
werden door rechte straten. In de smalle straten
was het een drukte van belang: overal was het
geschreeuw te horen van winkeliers, en het geratel van
karrenwielen.
In het centrum van de stad lag het forum. Dat was een
groot plein waarop markt werd gehouden en mensen
elkaar ontmoetten. Ook waren er veel tempels in de
stad te vinden. De meeste Romeinen geloofden in vele
goden en godinnen, die ze in deze tempels konden
vereren. Ook de keizer werd als een god vereerd.
Je merkt wel dat het leven in het Romeinse Rijk er heel
anders aan toeging dan bij ons. Ook de maaltijden
verliepen nogal anders. Arme mensen woonden vaak
in kleine, houten kamers. Zij durfden niet te koken uit
angst voor brandgevaar, en kochten hun voedsel op
straat. Rijke Romeinen hadden wel een eigen keuken
en lieten hun slaven de maaltijden bereiden. Om te
bakken en te roosteren gebruikte men stenen ovens.
Ingrediënten die vaak gebruikt werden, waren tarwe,
gerst, bonen, linzen, olijfolie, wijn en azijn. Suiker
kende men nog niet. Om gerechten zoet te maken
gebruikte men honing.
Rijke Romeinen kochten ook voedsel dat geïmporteerd
was uit andere delen van de wereld, zoals peren uit
Syrië.
Tijdens een feestje aten Romeinen vaak relmuizen.
Deze muizen werden eerst lekker vetgemest en daarna
klaargemaakt voor de maaltijd. Ze werden gegeten
met maanzaad en honing.
Misschien vraag je je af of Romeinse kinderen ook naar
school gingen. Bij ons gaan alle kinderen naar school,
maar in het Romeinse Rijk gingen arme kinderen niet
naar school. Zij moesten al op heel jonge leeftijd hun
ouders helpen bij het werk.
Rijke kinderen kregen vaak thuis les, en gingen daarna
soms op hun elfde naar school.
28
In sommige landen kun je nog grote amfitheaters
vinden, die door de Romeinen zijn gebouwd. De
grootste die zij ooit hebben gemaakt is het Colosseum
in Rome. Daar konden wel 50.000 mensen in!
De Romeinen kwamen graag kijken naar de bloederige
gevechten die in de arena plaatsvonden. Men liet wilde
dieren tegen elkaar vechten, maar er vochten ook
gladiatoren. Dit waren meestal slaven of misdadigers
die waren opgeleid om te vechten. Gladiatoren
moesten ook vaak tegen elkaar vechten.
Verder zijn er veel christenen in de arena door wilde
dieren gedood. Hun ‘misdaad’ was dat zij geloofden
in de Heere Jezus. Veel Romeinse burgers vonden
het prachtig om te zien hoe mensen door wilde
dieren werden verscheurd… Zo zie je dat er in het
Romeinse Rijk ook veel verschrikkelijke gebeurtenissen
plaatsvonden.
29
De Romeinen – les 2.1 – H.
Uitlegblad: Hoe maak ik een Romeinse broche of lauwerkrans?
Romeinse broche
Romeinse lauwerkrans
30
De Romeinen – les 2.1 – K.
Werkblad woordenlijst
Werkblad woordenlijst
Naam:………………………………………..
Zet een kruisje achter de woorden die je hoort:
Themawoorden
forum
tuniek
toga
amfitheater
arena
gladiator
Overige woorden
burger
volwaardig
openbaar
verlopen
bereiden
ingrediënten
importeren
opleiden
gerst
linzen
olijfolie
maanzaad
Uitdrukking
Een beeld krijgen
31
Les 2.2 Tekst behandelen
Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
Lestijd
45 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst en kunnen een goede zin maken met de
woorden.
De kinderen kunnen woordbetekenissen afleiden door het gebruiken van contextinformatie en/of
illustraties uit de tekst.
Begrijpend leesdoelen
De kinderen kunnen gericht naar informatie zoeken in een informatieve tekst.
De kinderen kunnen een alinea samenvatten.
Taaldoelen
De kinderen kunnen hun antwoorden vertellen aan een groep.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten wat een forum is en wat daar gebeurt.
De kinderen weten hoe niet-burgers toch Romeinse burgers konden worden en hoe de inwoners in
het Romeinse Rijk verdeeld waren.
De kinderen weten iets te vertellen over de schoolgang van Romeinse kinderen.
De kinderen weten wat zich afspeelde in het amfitheater en welke rol christenen hierin speelden.
Materialen
A. Tekst: Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
B. Woordenlijst groot
C. Werkblad ‘Winkelstad’
D. Werkblad ‘Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk.’
32
Voor
5 min
Vraag aan de kinderen of ze weten wat het forum is.
Laat hierna het werkblad ‘winkelstad’ op het bord zien
en laat de kinderen ontdekken welke spullen er in de
winkels rondom het forum worden verkocht.
C
Tijdens
35 min
A, D
Na
5 min
Leg uit dat de kinderen door de tekst een beeld zullen
krijgen (uitdrukking van de woordenlijst!) van het
dagelijks leven in het Romeinse Rijk. Geef 10 minuten
de tijd om de tekst in tweetallen te lezen, moeilijke
woorden te onderstrepen en achter de betekenis van
deze moeilijke woorden te komen. De woorden waar
de kinderen niet uitkomen worden hierna klassikaal
besproken. Zo wordt aandacht besteed aan het
semantiseren van de woorden.
Laat de tekst nog een keer klassikaal lezen door
beurten te geven. Geef de opdracht om in alinea 3 de
belangrijkste woorden te onderstrepen (Beginzin alinea
3: Veel romeinen woonden..) Laat de kinderen hierna
alinea 3 in enkele zinnen samenvatten.
Als laatste maken de kinderen het werkblad ‘Het
dagelijks leven in het Romeinse Rijk.’
Laat de kinderen met een woord uit de woordenlijst
een goede zin maken. Vergeet ook de uitdrukking niet!
Laat merken dat vooral de zinnen die de betekenis van
de woorden duidelijk maken van goede kwaliteit zijn.
C
Tips/aanvullingen
H.2 Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk – 33
De Romeinen – les 2.2 – C.
Werkblad ‘Winkelstad’
34
De Romeinen – les 2.2 – D.
Werkblad ‘Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk’
Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
Naam:…………………………………….
Vraag
Antwoord
Hoe kunnen niet-burgers toch Romeinse
burgers worden?
Hoe waren de inwoners in het Romeinse Rijk
verdeeld?
Wat weet je over het naar school gaan van
Romeinse kinderen?
Wat gebeurde er met sommige christenen in
het Romeinse Rijk?
Wat gebeurde er in het amfitheater?
35
Les 2.3 Tekst verwerken
Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
Lestijd
75 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen kunnen de woorden van de woordenlijst toepassen in eigen werkbladen.
De kinderen onthouden de woorden van de woordenlijst door de woorden op te schrijven en te
herhalen.
Taaldoelen
De kinderen leren informatie ordenen op hun werkblad met aandacht voor verzorgen van de tekst
m.b.t. beeldende elementen.
De kinderen leren informatie ordenen op hun werkblad met aandacht voor verzorgen van de tekst
m.b.t. handschrift.
De kinderen kunnen (stukjes) informatieve en instructieve tekst op hun werkblad schrijven en
toepassen.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten hoe een Romeinse stad was ingedeeld en hoe het eruit zag van bovenaf.
De kinderen weten dat de Romeinen veel tempels hadden , dat ze geloofden in vele goden en
godinnen en dat de Keizer als een god werd vereerd.
Materialen
A. Woordenlijst groot
B. Tekst: Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk
C. Het Romeinen Doeboek
D. Wit A4 papier
E. Zelfgemaakte werkbladen
36
Voor
5 min
Noem een woord uit de woordenlijst. Laat de kinderen
zo snel mogelijk woorden noemen die bij dat woord
horen. Voor elk goedgenoemde woord krijgen ze een
punt.
A
Tijdens
40 min
A, B, C, D
Na
30 min
E
Leg uit dat de kinderen zelf een werkblad over de
tekst gaan ontwerpen. De kinderen mogen zelf weten
of ze een werkblad maken over heel de tekst of dat
ze bijvoorbeeld één alinea uitdiepen. Ze mogen het
alleen of samen doen. De kinderen moeten minstens
6 woorden uit de woordenlijst terug laten komen in
hun werkblad. Op deze manier is er aandacht voor
het consolideren van de woorden uit de woordenlijst.
Houd rekening met verschillende leerstijlen en niveaus
. Sommige kinderen zullen puzzels of plaatjes maken,
terwijl andere kinderen liever een stuk tekst met
vragen maken. Laat aan kinderen die het lastig vinden
een aantal voorbeelden van werkbladen zien uit ‘Het
Romeinen Doeboek’ uit de leskist.
Laat een aantal kinderen hun werkblad kort
presenteren. Wees alert op het gebruik van de woorden
van de woordenlijst en controleer welke kinderen
de woorden al kennen. Laat de kinderen hierna een
werkblad kiezen en maken.
Stel aan het eind van de les de volgende vragen:
Hoe ziet een Romeinse stad er uit van bovenaf?
Wat kun je vertellen over het geloof van de Romeinen?
Tips/aanvullingen
Deze les kun je goed in twee stukken knippen. Je hebt dan iets meer speling met de tijd.
Les 1: De uitleg en het ontwerpen van het werkblad.
Les 2: De presentatie en het maken van elkaars werkblad.
H.2 Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk – 37
38
3. De Romeinen in ons land
39
Verantwoording Hoofdstuk 3
De Romeinen in ons land
De essentie De kinderen weten wat er verstaan wordt onder ‘De Romeinse Limes’ in ons
land. Ook weten ze van de confrontatie tussen de Romeinse en Germaanse
cultuur en kennen ze enkele belangrijke gewoonten en gebruiken van de
Germaanse cultuur.
Te behandelen
woorden
Themawoorden
Andere woorden
De Bataven
De Friezen
De Germanen
Het castellum
De prehistorie
De terp
De oppergod
De Romeinse Limes
Het ambacht
Zich vestigen
Trouw
Gastvrij
Intern
Stichten
Onbeschaafd
De vloed
Diverse
Plunderen
De aanvoerder
Uitdrukkingen
Woordenschatdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
12
12
12.1.1
12.2.1
2
3
12
12
12.1.1
12.2.2
12
12.2.1
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
De kinderen leren strategieën gebruiken voor het begrijpen van
onbekende woorden door woordbetekenissen af te leiden uit een
filmpje.
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
De kinderen kunnen nieuwe woorden uit de woordenlijst
onthouden door woorden te herhalen, op te schrijven en woorden
op te halen uit het geheugen.
De kinderen kunnen woordbetekenissen afleiden door hulp te
vragen aan een ander bij het werkblad.
Begrijpend leesdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
4
4.1.1
2
4
4.1.3
4
4.1.5
De kinderen kunnen informatie halen uit het beeldmateriaal van
een filmpje.
De kinderen leren gericht naar informatie zoeken in een
informatieve tekst.
De kinderen kunnen hun leesdoel bepalen en leren de structuur
van een tekst benutten door een tekst te verdelen in alinea’s.
3
Taaldoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
1
1.1.1.
2
3
6
2
6.1.3
2.1.1
De kinderen leren informatie te verwerven uit gesproken taal door
te luisteren naar de verhalende en informatieve tekst van een
filmpje.
De kinderen kunnen feiten van meningen onderscheiden.
De kinderen kunnen hun antwoorden delen in de groep.
40
Zaakvakdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
52/53
52/53.2
2
52/53
52/53.2
52/53
52/53.2
52/53
52/53.3
52/53
52/53.2
De kinderen weten waar en wanneer de Bataven in ons land
leefden en woonden.
De kinderen weten hoe de relatie was tussen de Bataven en de
Romeinen.
De kinderen weten wat de Bataafse Opstand inhield en kennen
hierin de rol van Julius Civilis.
De kinderen leren de functie van een castellum en weten wat een
castellum is.
De kinderen kennen het belang van goede infrastructuur voor
leger, ambacht en handel.
De kinderen weten van de confrontatie tussen de Romeinse en
Germaanse cultuur en wat de mening van de Romeinen over de
Germanen was.
De kinderen weten hoe het Germaanse volk in aanraking kwam
met het christendom en hoe het christendom zich onder hen
verspreidde.
De kinderen weten wat er verstaan wordt onder ‘De Romeinse
Limes’.
De kinderen kennen een aantal belangrijke gewoonten en
gebruiken uit de Germaanse cultuur, waaronder het bouwen van
terpen en de vele Germaanse goden.
3
H.3 De Romeinen in ons land – 41
De Romeinen – Tekst 3 – Woordenlijst A3
Themawoorden
Andere woorden
De Bataven
Zich vestigen
De Friezen
Trouw
De Germanen
Gastvrij
Het castellum
Intern
De prehistorie
Stichten
De terp
Onbeschaafd
De oppergod
De vloed
De Romeinse Limes
Diverse
Het ambacht
Plunderen
De aanvoerder
De Romeinen – Tekst 3
Woordenlijst
Themawoorden
De Bataven
De Friezen
De Germanen
Het castellum
De prehistorie
De terp
De oppergod
De Romeinse Limes
Het ambacht
Andere woorden
Zich vestigen
Trouw
Gastvrij
Intern
Stichten
Onbeschaafd
De vloed
Diverse
Plunderen
De aanvoerder
43
Les 3.1 Context aanbrengen De Romeinen in ons land
Lestijd
45 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
Begrijpend leesdoelen
De kinderen kunnen informatie halen uit het beeldmateriaal van een filmpje.
Taaldoelen
De kinderen leren informatie te verwerven uit gesproken taal door te luisteren naar de verhalende en
informatieve tekst van een filmpje.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten waar en wanneer de Bataven in ons land leefden en woonden.
De kinderen weten hoe de relatie was tussen de Bataven en de Romeinen.
De kinderen weten wat de Bataafse Opstand inhield en kennen hierin de rol van Julius Civilis.
De kinderen leren de functie van een castellum en weten wat een castellum is.
Materialen
A. Woordenlijst groot
B.Filmpje: http://teleblik.nl/media/5421951
C. Kijkwijzer filmpje
D. Plaat: Julius Civilis; De Bataafse opstand
44
Voor
5 min
Laat de plaat van de Bataafse Opstand zien. Vraag de
kinderen kort wat ze zien. Vertel daarna iets over de
Bataafse Opstand in Nederland tegen de Romeinen.
Laat enkele woorden uit de woordenlijst terugkomen.
D
Tijdens
30 min
B, C
Na
10 min
Deel de kijkwijzer uit. Lees de vragen van opdracht 1
hardop met de kinderen door. Laat hierna het filmpje
zien. De kinderen beantwoorden zo veel mogelijk
vragen van opdracht 1. Houd rekening met de
verschillende niveaus van de kinderen, niet alle kinderen
hoeven alle vragen te beantwoorden. Lees hierna de
woordjes van opdracht 2 hardop voor. Laat het filmpje
nog een keer zien. De kinderen zetten kruisjes voor
de woorden van de woordenlijst bij opdracht 2. Ook
kunnen ze eventueel gemiste vragen bij opdracht 1 nog
invullen.
Bespreek de kijkwijzer. Laat bij opdracht 2 zo veel
mogelijk woorden uit de woordenlijst terugkomen
en hang de woordenlijst op. Zo worden de woorden
binnen de context voorbereid.
A, C
Tips/aanvullingen
Hang de ‘woordenlijst groot’ ergens op in de klas. De kinderen kunnen de woorden zien en de
woorden kunnen terugkomen in verschillende contexten.
H.3 De Romeinen in ons land – 45
De Romeinen – les 3.1 – C.
Kijkwijzer filmpje
Opdracht 1: Luister en kijk naar het filmpje. Probeer zoveel mogelijk antwoorden op te
schrijven. Soms moet je het juiste antwoord omcirkelen.
1. Wanneer vielen de Romeinen ons land
binnen?
………....... voor Christus
10. Wanneer mocht een legerplaats zich stad
gaan noemen?
2. Wanneer nam de Rijn in ons land een
belangrijke plaats in?
……………………….jaar voor Christus
11. Wat is de oudste stad van Nederland?
a. Nijmegen
b. Maastricht
c. Voorburg
d. Heerlen
3. Welke rivier was de noordgrens van het
Romeinse Rijk?
4. Welke delen van de wereld hadden de
Romeinen allemaal al veroverd?
12. Welke leider van de Bataven werd heel
a. belangrijk?
b. Batavia
c. Ceasar
d. Julius Civilis
13.Wat gebeurde er onder zijn leiding met de
Romeinen?
5.
a.
b.
c.
d.
Wat was er nog niet in Nederland?
Forten
Polders
Dijken
Boerderijen
14.Hoe wonnen de Romeinen uiteindelijk toch
van de Bataven?
6. Welk volk leefde er tussen de
Waal en de Rijn?
7. Op wat voor manier betaalden Bataven
belasting aan de Romeinen?
8. Hoe worden de legerplaatsen of forten langs
de Romeinse grens (Romeinse Limes) genoemd?
a. Kastelen
b. Colosseums
c. Amfitheaters
d. Castellums
9. Wat was het grootste legerkamp in ons land?
15.Door welke stammen werden de Romeinen
daarna bedreigd?
16.Wanneer was het Romeinse Rijk in ons land
definitief afgelopen?
46
Opdracht 2: Zet een kruisje achter de woorden die je terug hoort in het filmpje:
Bataven
Friezen
Germanen
castellum
Prehistorie
terp
oppergod
De Romeinse Limes
zich vestigen
trouw
gastvrij
intern
stichten
onbeschaafd
vloed
diverse
plunderen
aanvoerder
Voor de kanjers: Een extra uitdaging!
Lukt het jou om de volgende vragen ook nog te beantwoorden?
1. Wat leerden de Romeinen aan de Bataven?
2. Hoe verwarmden Romeinen hun huis?
3. Waar schreven de Romeinen op?
4. Hoe konden de Bataven een rivier oversteken?
5. Waarom riep Julius Civilis in het jaar 69 alle legerleiders bij elkaar?
47
De Romeinen – les 3.1 – D.
Plaat
Julius Civilis: De Bataafse opstand
48
Les 3.2 Tekst behandelen De Romeinen in ons land
Lestijd
45 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
Begrijpend leesdoelen
De kinderen leren gericht naar informatie zoeken in een informatieve tekst.
De kinderen kunnen hun leesdoel bepalen en leren de structuur van een tekst benutten door een tekst
te verdelen in alinea’s.
Taaldoelen
De kinderen kunnen feiten van meningen onderscheiden.
Zaakvakdoelen
De kinderen kennen het belang van goede infrastructuur voor leger, ambacht en handel.
De kinderen weten van de confrontatie tussen de Romeinse en Germaanse cultuur en wat de mening
van de Romeinen over de Germanen was.
De kinderen weten hoe het Germaanse volk in aanraking kwam met het christendom en hoe het
christendom zich onder hen verspreidde.
Materialen
A. Tekst ‘De Romeinen in ons land’
B. Woordenlijst groot
C. http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060622_opstandvandebataven01
D. Gelinieerd papier
H.3 De Romeinen in ons land – 49
Voor
5 min
Start het filmpje. Geef de volgende luisteropdracht:
Hoe wonnen de Romeinen uiteindelijk weer van de
Bataven?
C, D
Tijdens
30 min
A, B, D
Na
10 min
Laat de kinderen de tekst bekijken en het leesdoel
bepalen. Vraag uit hoeveel alinea’s de tekst bestaat en
herhaal wat een alinea is.
Lees de tekst voor. Laat de kinderen de moeilijke
woorden onderstrepen. Bespreek de woorden.
Gebruik eventueel de drie uitjes: uitbeelden, uitleggen
en uitbreiden. Laat de woorden van de woordenlijst
terugkomen.
Lees de tekst nog een keer klassikaal door beurten te
geven. Bespreek hierna de volgende vragen en laat
de kinderen vertellen in welke alinea ze het antwoord
hebben gevonden (de alinea’s zijn genummerd):
Waarom legden de Romeinen wegen aan?
Hoe kwamen de Germaanse volken in aanraking met
het christendom en hoe werd het christendom onder
hen verspreid?
Bespreek hierna wat een feit en wat een mening is.
Stel dan de volgende vraag: Wat was de mening van
de Romeinen over de Germanen? Geef hierna de
opdracht om een aantal feiten in de tekst op te zoeken.
Leg het spelletje ‘Raad het woord’ uit. Werk in
tweetallen. Laat een van de twee een woord van de
woordenlijst opschrijven. De ander raadt het woord
en legt daarna uit wat het woord betekent. Elk goed
uitgelegde woord is een punt.
B
Tips/aanvullingen
50
De Romeinen – Tekst 3
De Romeinen in ons land.
1. Tweeduizend jaar geleden liep de grens van het
Romeinse Rijk dwars door de Lage landen. Deze grens
wordt ook wel de Romeinse Limes genoemd. De rivier
de Rijn werd gebruikt als grenslijn. Langs die grens
bouwden de Romeinen forten, die zij ‘castellums’
noemden. Met deze castellums bewaakten zij de
grens.
De Bataven woonden tussen de grote rivieren, in het
gebied dat we nu de Betuwe noemen.
In de duinstreek woonden de Caninefaten. In wat
we nu Twente noemen, hadden zich de Tubanten
gevestigd.
Al deze volken bij elkaar noemen we ook wel de
Germanen.
3. De Germanen waren een heidens volk. Zij geloofden
in heel veel goden en boze geesten. Hun oppergod
heette Wodan en zijn vrouw Freya. Ook de zon en
de maan worden door de Germanen vereerd. De
meeste namen van de week zijn naar hun godsdienst
genoemd. Zo is de woensdag vernoemd naar de
Germaanse oppergod Wodan, en de donderdag
naar Donar, de god van de donder en bliksem. De
Germanen geloofden dat Donar in een kar over de
wolken reed en dat je dat beneden op aarde kon
horen. Als hij kwaad was, gooide hij zijn hamer door de
lucht, zodat het flitste aan de hemel…
Om een castellum lag een muur en een gracht. Ook
legden de Romeinen wegen aan, zodat ze van het
ene castellum naar het andere konden reizen. Deze
wegen waren ook handig voor de handel en ambacht.
Sommige castellums werden heel groot, en zijn nu
bekende Nederlandse steden: Voorburg, Maastricht,
Nijmegen en Heerlen.
Met de komst van de Romeinen in ons land, eindigde
de prehistorie.
2. In de Romeinse tijd leefden er diverse volken in
Nederland, zoals de Friezen en de Bataven. De Friezen
woonden in het noorden van het land. Zij hadden
veel last van de zee, omdat er nog geen dijken waren.
Daarom bouwden de Friezen heuvels, die ze terpen
noemden. Hierop bouwden zij hun boerderijen, zodat
die niet konden onderstromen als het vloed was.
4. De Germanen waren boeren. De Romeinen vonden
de Germanen maar een onbeschaafd volk. Ze waren
in hun ogen ruw en wild, hielden van vechten en
dobbelden de hele dag. Soms verdobbelden ze zelfs
hun eigen kinderen!
Toch zijn er ook mooie dingen te noemen over de
Germanen: ze waren heel trouw aan hun vrouw en
scheidden niet. Ook waren de Germanen erg gastvrij.
5. De Romeinen vielen de Germanen niet lastig. Wel
moesten de Germanen in ruil daarvoor belasting aan
de Romeinen betalen. De Bataven hoefden dat niet,
omdat er erg veel Bataven soldaat werden in het
51
Romeinse leger. Veel Bataven namen een Romeinse
naam aan, zoals bijvoorbeeld Julius Civilis. Nadat hij
lang en hard in het leger had gewerkt, werd hij de baas
van de Bataafse soldaten.
Op een dag in het jaar 69 kwamen de Bataven in
opstand tegen het Romeinse leger. Julius Civilis
was hun aanvoerder. Ze wisten zelfs een Romeins
legerkamp te veroveren. Toch werden de Bataven
uiteindelijk verslagen. Later maakten de Bataven het
weer goed en sloten ze vrede met de Romeinen.
6. Vanaf het jaar 300 deden de Germanen steeds vaker
een inval in het Romeinse Rijk. Hierdoor, maar ook
door allerlei interne moeilijkheden en ruzies, raakten
de Romeinen erg verzwakt. Zij trokken zich terug naar
Zuid-Europa.
In het jaar 410 werd Rome veroverd en geplunderd
door een Germaanse koning.
De Germaanse invallers stichtten hun eigen
koninkrijken in West-Europa.
7. Vanaf het jaar 690 kwamen er zendelingen naar
de Germaanse volken. Zo kwamen de Germanen in
aanraking met het christendom. De bekendste zijn
Willibrord en Bonifatius. Langzaam maar zeker brak het
licht van Gods Woord ook door onder de Germanen.
52
Les 3.3 Tekst verwerken De Romeinen in ons land
Lestijd
45 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen kunnen nieuwe woorden uit de woordenlijst onthouden door woorden te herhalen, op te
schrijven en woorden op te halen uit het geheugen.
De kinderen kunnen woordbetekenissen afleiden door hulp te vragen aan een ander bij het werkblad.
Taaldoelen
De kinderen kunnen hun antwoorden delen in de groep.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten wat er verstaan wordt onder ‘De Romeinse Limes’.
De kinderen kennen een aantal belangrijke gewoonten en gebruiken uit de Germaanse cultuur,
waaronder het bouwen van terpen en de vele Germaanse goden.
Materialen
A. Woordenlijst groot
B.Kladblaadje
C. Werkblad ‘De Romeinen in ons land’
H.3 De Romeinen in ons land – 53
Voor
10 min
A, B
Tijdens
20 min
Speel met de kinderen een spelletje bingo. Laat de
kinderen alleen de betekenis van vijf woorden uit
de woordenlijst opschrijven op een kladblaadje.
Noem daarna woorden van de woordenlijst. De
kinderen kruisen de genoemde woorden die bij hun
opgeschreven betekenis horen af. Wie heeft als eerste
bingo?
Leg het werkblad uit. Laat de kinderen eerst zelfstandig
het werkblad maken. Hierna kunnen de kinderen
met elkaar overleggen. Op deze manier worden de
woorden geconsolideerd.
C
Na
15 min
A, C
Kijk het werkblad samen na. Controleer of alle kinderen
de woorden van de woordenlijst begrijpen en herhaal
eventueel de betekenis van enkele woorden.
Sluit af met een vragenspel. Laat de kinderen hun ogen
dichtdoen. Stel steeds een van onderstaande vragen en
laat de kinderen hun hand opsteken bij ja of nee:
– Een castellum was een Romeinse straat.
– ‘De Romeinse Limes’ is de grens van het Romeinse
Rijk in Nederland.
– De Bataven hebben de Romeinen helemaal
verslagen.
– Germanen waren heel trouw aan hun eigen vrouw.
– De Romeinen vonden de Germanen maar een
onbeschaafd volk.
– De Germanen waren niet gastvrij.
– De aanvoerder van de Bataven heette Julius Civilis.
– De Bataven bouwden terpen, zodat hun huis bij
vloed niet overstroomde.
– Wodan, Freya en Donar waren Germaanse goden.
– De Romeinse Limes loopt bij de rivier de Maas.
– Vestigen betekent dat je ergens weggaat.
– Een oppergod is de belangrijkste god.
Tips/aanvullingen
54
De Romeinen – les 3.3 – C.
Werkblad
‘De Romeinen in ons land.’
Naam:
Schrijf het woord onder het juiste plaatje:
Bataven – Friezen – Germanen – castellum – Prehistorie – terp – oppergod – de Romeinse Limes
55
Schrijf het woord onder het juiste stukje tekst:
zich vestigen – trouw – gastvrij – intern – stichten – onbeschaafd – vloed – diverse – plunderen aanvoerder
Aan het einde van het Romeinse Rijk hadden
de Romeinen ook veel ruzies en onenigheid
binnen hun eigen volk.
In het jaar 410 roofde een Germaanse koning
heel veel dingen uit Rome weg en maakte hij
daar veel dingen kapot.
Julius Civilis werd de baas van de Bataafse
soldaten in de opstand tegen de Romeinse
soldaten in het jaar ’69.
De Friezen bouwden hun boerderijen op terpen,
zo konden hun boerderijen niet overstromen bij
hoog water.
Het gebied van de Bataven was tussen de grote
rivieren, in het gebied dat we nu de Betuwe
noemen. Daar leefden, woonden en werkten
ze.
In de Romeinse tijd leefden er verschillende
volken in Nederland. Bijvoorbeeld de Bataven,
Friezen, Caninefaten en Tubanten.
De Germanen richtten op een gegeven
moment hun eigen koninkrijken op in West
Europa.
Iedereen was welkom bij de Germanen.
De Romeinen vonden de Germanen maar ruw,
wild en niet goed opgevoed.
De Germanen bleven heel hun leven bij
dezelfde vrouw.
Klaaropdracht:
Maak met elk woord een goede zin of beeld de betekenis uit in een tekening.
Zich vestigen
Trouw
Gastvrij
Stichten
Onbeschaafd
56
4. Herinneringen aan het
Romeinse Rijk
57
Verantwoording Hoofdstuk 4
Herinneringen aan het Romeinse Rijk
De essentie De kinderen weten van de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en
kunnen verschillende herinneringen aan het Romeinse Rijk opnoemen.
Te behandelen
woorden
Themawoorden
Andere woorden
De omwalling
De Limes
Het aquaduct
Het badhuis
Standhouden
Omstreeks
De invloed
De verbeelding
Het restant
Het gewas
Het patroon
De oorzaak
Uitoefenen
De musea
Het kenmerk
De bouwstijl
De zuil
Voortkomen
Internationaal
De wetenschapper
Communiceren
Het voorwerp
Gelijkwaardig
De architectuur
Uitdrukkingen
Woordenschatdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
2
12
12
12.1.1
12.2.1
3
12
12.2.1
12
12.2.2
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
De kinderen leren woordbetekenissen afleiden door hulp te vragen
aan een ander en onbekende woorden samen te bespreken.
De kinderen kunnen woordbetekenissen afleiden door bij het
maken van hun collage gebruik te maken van contextinformatie
en/of illustraties op de computer.
De kinderen kunnen de nieuwe woorden van de woordenlijst
onthouden door het woord te herhalen, op te schrijven en het
woord op te halen uit hun geheugen.
Begrijpend leesdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
2
4
4.1.5
4
4.1.3
De kinderen leren de structuur van teksten te benutten door een
tekst in alinea’s te verdelen.
De kinderen kunnen de hoofdgedachte van een alinea bepalen.
De kinderen kunnen in een tekst gericht naar informatie zoeken.
3
58
Taaldoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
2
4
2
4.1.1
2.1.1
3
5
5.1.1
8
8.2.1
8
8.2.2
8
8.2.3
9
9.1.2
De kinderen kunnen informatie halen uit beeldmateriaal .
De kinderen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het
geven en vragen van informatie uit een tekst.
De kinderen kunnen zelf stukjes informatieve tekst schrijven op hun
collage.
De kinderen kunnen een stukje tekst op hun collage verzorgen
m.b.t. spelling.
De kinderen kunnen een stukje tekst op hun collage verzorgen
m.b.t. zinsbouw.
De kinderen kunnen een stukje tekst op hun collage verzorgen
m.b.t. de bladspiegel, beeldende elementen en kleur.
De kinderen durven te schrijven en zijn gemotiveerd voor het
schrijven van informatieve teksten, waardoor ze een positieve
schrijfattitude ontwikkelen.
Zaakvakdoelen
Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
51
52.2.
52
52/53.2
2
52
52/53.2
3
52
52/53.2
De kinderen kunnen gebruikmaken van eenvoudige historische
bronnen door platen van gebouwen en voorwerpen uit het
Romeinse Rijk te bekijken en te beoordelen.
De kinderen weten hoe de Grieks-Romeinse architectuur en
bouwstijl eruitziet en hoe deze in onze tijd terugkomt.
De kinderen weten hoe de Grieks-Romeinse cultuur zich heeft
verspreid en kunnen verschillende dingen opnoemen die ons
herinneren aan deze cultuur.
De kinderen weten op welke manieren mensen dingen uit de
geschiedenis ontdekken en opsporen.
De kinderen kunnen minstens vijf dingen opnoemen die ons nu
nog herinneren aan het Romeinse Rijk.
De kinderen weten wat een Romeins aquaduct is en waar het voor
wordt gebruikt.
De kinderen weten wat een Romeins badhuis is en waar het voor
wordt gebruikt.
H.4 Herinneringen aan het Romeinse Rijk – 59
De Romeinen – Tekst 4 – Woordenlijst A3
Themawoorden
De bouwstijl
De omwalling
De zuil
De Limes
Voortkomen
Het aquaduct
Internationaal
Het badhuis
De wetenschapper
Communiceren
Andere woorden
Het voorwerp
Standhouden
Gelijkwaardig
Omstreeks
De architectuur
De invloed
De verbeelding
Het restant
Het gewas
Het patroon
De oorzaak
Uitoefenen
De musea
Het kenmerk
De Romeinen – Tekst 4
Woordenlijst
Themawoorden
De omwalling
De Limes
Het aquaduct
Het badhuis
Andere woorden
Standhouden
Omstreeks
De invloed
De verbeelding
Het restant
Het gewas
Het patroon
De oorzaak
Uitoefenen
De musea
Het kenmerk
De bouwstijl
De zuil
Voortkomen
Internationaal
De wetenschapper
Communiceren
Het voorwerp
Gelijkwaardig
De architectuur
61
Les 4.1 Context aanbrengen
Herinneringen aan het Romeinse Rijk
Lestijd
75 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst.
Taaldoelen
De kinderen kunnen informatie halen uit beeldmateriaal.
Zaakvakdoelen
De kinderen kunnen gebruikmaken van eenvoudige historische bronnen door platen van gebouwen
en voorwerpen uit het Romeinse Rijk te bekijken en te beoordelen.
De kinderen weten hoe de Grieks-Romeinse architectuur en bouwstijl eruit ziet en hoe deze in onze
tijd terugkomt.
De kinderen weten hoe de Grieks-Romeinse cultuur zich heeft verspreid en kunnen verschillende
dingen opnoemen die ons herinneren aan deze cultuur.
Materialen
A. Woordenlijst groot
B. Plaat Capitool in Washington
C. Platen Romeinse bouwkunst
D. Voorbeeld werkstuk Romeinse Bouwkunst
E. A3-vellen (niet in de leskist)
F. Gekleurd papier (niet in de leskist)
G. Platen Romeinse Herinneringen
Voor
10 min
B, C
Vertel dat u een plaat heeft met daarop iets wat er
vandaag nog steeds is en wat ons herinnert aan het
Romeinse Rijk. Laat de kinderen raden. Laat daarna de
plaat van het Capitool in Washington zien.
Vertel dat ook na de Romeinse tijd de Romeinse
architectuur veel invloed bleef uitoefenen. Leg uit wat
het woord architectuur betekent. Heel veel gebouwen,
zoals kerken en musea, zijn ontworpen naar het
voorbeeld van een Romeinse tempel. Kenmerken voor
deze bouwstijl zijn de grote zuilen en indrukwekkende
koepels. Laat de andere platen van de Romeinse
bouwstijl zien en wijs kenmerken aan van deze
bouwstijl.
62
Tijdens
35 min
D, E, F
Na
30 min
A, G
Vertel dat de kinderen nu zelf een gebouw gaan
ontwerpen volgens de Romeinse architectuur. Ze
maken het gebouw van uitgeknipte vormen uit
gekleurd papier zoals: stroken, driehoeken, halve
manen, rechthoeken en vierkanten. Deze plakken ze op
een mooie manier volgens de Romeinse bouwstijl op
een A3. Laat eventueel het voorbeeld uit de leskist zien
voor kinderen die het lastig vinden. Deel de A3-vellen
en gekleurde papieren uit en laat de kinderen aan de
slag gaan.
Vertel dat de Romeinse architectuur niet het enige is
wat ons herinnert aan het Romeinse Rijk. Laat de platen
van de Romeinse Herinneringen zien en vertel dat de
kinderen voor wetenschapper spelen. Ze proberen als
wetenschapper zo veel mogelijk dingen te ontdekken
over de platen. Hang ook de woordenlijst op. Laat zo
veel mogelijk woorden uit de woordenlijst terugkomen
bij de bespreking, zodat de woorden binnen de context
worden voorbereid. De volgende vragen kunnen
gesteld worden:
Wat zou het zijn?
Wanneer zou het gevonden zijn?
Hoe zou het gevonden zijn?
Uit welke tijd zou het komen?
Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse
Rijk?
Vertel bewust nog niet of de antwoorden van de
kinderen kloppen. In les 4.3. gaan ze dit namelijk zelf
onderzoeken.
Tips/aanvullingen
Hang de ‘woordenlijst groot’ ergens op in de klas. De kinderen kunnen de woorden zien en de
woorden kunnen terugkomen in verschillende contexten.
Wanneer de kinderen niet klaar komen met hun werkstuk Romeinse Bouwkunst kan het prima op de
weektaak gezet worden of tijdens zelfstandig werken worden afgemaakt.
H.4 Herinneringen aan het Romeinse Rijk – 63
De Romeinen – les 4.1 – B.
Plaat Capitool in Washington
Plaat Capitool Washington
64
De Romeinen – les 4.1 – C.
Platen Romeinse bouwkunst
65
Les 4.2 Tekst behandelen
Herinneringen aan het Romeinse Rijk
Lestijd
45 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen leren woordbetekenissen afleiden door hulp te vragen aan een ander en onbekende
woorden samen te bespreken.
Begrijpend leesdoelen
De kinderen leren de structuur van teksten te benutten door een tekst in alinea’s te verdelen.
De kinderen kunnen de hoofdgedachte van een alinea bepalen.
De kinderen kunnen in een tekst gericht naar informatie zoeken.
Taaldoelen
De kinderen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie uit
een tekst.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten op welke manieren mensen dingen uit de geschiedenis ontdekken en opsporen.
De kinderen kunnen minstens vijf dingen opnoemen die ons nu nog herinneren aan het Romeinse
Rijk.
Materialen
A. Tekst ‘Herinneringen aan het Romeinse Rijk’
B. Woordenlijst groot
H.4 Herinneringen aan het Romeinse Rijk – 66
Voor
5 min
Kies een woord uit de
woordenlijst en speel galgje met
de kinderen.
B
Tijdens
30 min
A, B
Lees de tekst hardop met de kinderen door beurten
te geven. Laat per alinea de moeilijke woorden
onderstrepen. Geef daarna vijf minuten de tijd om
in tweetallen achter de betekenis van de moeilijke
woorden te komen. Bespreek daarna de overgebleven
woorden met behulp van de drie uitjes: uitbeelden,
uitleggen en uitbreiden.
Lees de tekst nog een keer.
Stel de volgende vragen:
Hoe ontdekken mensen dingen uit de geschiedenis?
Noem eens vijf dingen die ons nu nog herinneren aan
het Romeinse Rijk?
Uit hoeveel alinea’s bestaat deze tekst?
Wat is de hoofdgedachte van alinea 3 (Beginzin: Niet
alleen door opgravingen..)
Na
10 min
Laat een kind een woord van de woordenlijst
uitbeelden of tekenen op het bord. De andere kinderen
moeten raden wat het woord is. Wie raadt het woord
als eerst?
B
Tips/aanvullingen
H.4 Herinneringen aan het Romeinse Rijk – 67
De Romeinen – Tekst 4
Herinneringen aan het
Romeinse Rijk.
Het Oost-Romeinse Rijk hield stand tot aan het einde
van de Middeleeuwen. Omstreeks de zestiende eeuw
was het Rijk opgehouden te bestaan, maar op allerlei
manier kunnen wij de invloed ervan nog merken.
In Rome zelf kun je het Colosseum bewonderen en in
je verbeelding de gladiatoren zien vechten. Ook zijn
er nog ontzettend veel forten, tempels, badhuizen en
aquaducten overgebleven, die ons herinneren aan het
Romeinse keizerrijk.
Ook in Nederland zijn veel resten gevonden uit de
Romeinse tijd. Zo ontstond bijvoorbeeld de stad
Maastricht in de Romeinse tijd. De naam is afgeleid
van Mosaetrajectum: een plaats waar je de Maas
kon oversteken. Men vond er ook gedeelten van
een Romeinse brug en restanten van een houten
omwalling en badhuizen.
Ook in andere plaatsen zijn vondsten gedaan. In 1997
werden bij Vleuten-De Meern de resten gevonden
van de Romeinse weg die ooit de noordelijke grens
(de ‘Limes’) vormde van het Romeinse Rijk. Ook vond
men een houten schip uit 150 na Christus. Dat is het
grootste Romeinse schip wat ooit in Nederland is
gevonden.
bijvoorbeeld de omtrekken van begraven gebouwen te
zien. Op deze manier zijn vooral in Frankrijk en GrootBrittannië al heel wat ontdekkingen gedaan.
Ook na de Romeinse tijd bleef de Romeinse
architectuur veel invloed uitoefenen. Heel veel
gebouwen, zoals kerken en musea, zijn ontworpen
naar het voorbeeld van een Romeinse tempel.
Kenmerken voor deze bouwstijl zijn de grote zuilen
en indrukwekkende koepels. Een mooi voorbeeld is
het Capitool in Washington in de Verenigde Staten van
Amerika.
Behalve in de architectuur is de invloed van de
Romeinen nog op vele andere gebieden te bemerken.
Bij de aanleg van de Betuwelijn zijn ook
sporen gevonden van bewoning door de Romeinen.
Er werden bijvoorbeeld Romeinse mantelspelden
gevonden.
Niet alleen door opgravingen worden er vondsten en
ontdekkingen gedaan.Er is nog een andere belangrijke
manier om dingen te ontdekken. Dit gebeurt door
mensen die over land van boeren heenvliegen, in
de tijd dat de gewassen groeien. Mensen die erin
geoefend zijn, kunnen soms patronen ontdekken in
de gewassen. Dit komt doordat de gewassen boven
een begraven muur met een andere snelheid groeien.
De bodem is hier namelijk minder diep. Hierdoor zijn
68
Verschillende talen, zoals het Frans, Italiaans, Spaans,
Portugees en Roemeens zijn voortgekomen uit het
Latijn. Het zuivere Latijn bleef ook bestaan. Het wordt
nog steeds in de rooms-katholieke kerk gebruikt. Ook
is het de internationale taal voor wetenschappers.
Planten, dieren en lichaamsdelen hebben allemaal een
Latijnse naam. Op die manier kunnen wetenschappers
over de hele wereld makkelijker met elkaar
communiceren.
Als je een rondje in je huis loopt, kom je veel
voorwerpen en ruimtes tegen met een van oorsprong
Latijnse naam, denk aan woorden als zolder, kelder,
muur, venster, poort en keuken.
Een ander voorbeeld van de invloed van de Romeinen
zijn de maanden van het
jaar. Deze hebben nog altijd een Romeinse naam.
Maart bijvoorbeeld is genoemd naar de Romeinse god
Mars en augustus naar de eerste Romeinse keizer. De
maand juli is naar Julius Caesar vernoemd. Om de
maand augustus gelijkwaardig te maken aan juli (want
alle keizers zijn gelijk, vond men) gaf men deze maand
er een dag bij. Ze plukten deze dag weg bij de maand
februari…
Ook de planeten zijn naar Romeinse goden vernoemd.
Het Romeinse Rijk is voor veel leiders in de
geschiedenis een voorbeeld geweest. De titel ‘Caesar’
werd in sommige landen overgenomen. In Rusland
werd het ‘tsaar’ en in Duitsland ‘Kaiser’.
69
Les 4.3 Tekst verwerken
Herinneringen aan het Romeinse Rijk
Lestijd
75 minuten
Woordenschatdoelen
De kinderen kunnen woordbetekenissen afleiden door bij het maken van hun collage gebruik te
maken van contextinformatie en/of illustraties op de computer.
De kinderen kunnen de nieuwe woorden van de woordenlijst onthouden door het woord te herhalen,
op te schrijven en het woord op te halen uit hun geheugen.
Taaldoelen
De kinderen kunnen zelf stukjes informatieve tekst schrijven op hun collage.
De kinderen kunnen een stukje tekst op hun collage verzorgen m.b.t. spelling.
De kinderen kunnen een stukje tekst op hun collage verzorgen m.b.t. zinsbouw.
De kinderen kunnen een stukje tekst op hun collage verzorgen m.b.t. bladspiegel, beeldende
elementen en kleur.
De kinderen durven te schrijven en zijn gemotiveerd voor het schrijven van informatieve teksten,
waardoor ze een positieve schrijfattitude ontwikkelen.
Zaakvakdoelen
De kinderen weten wat een Romeins aquaduct is en waar het voor wordt gebruikt.
De kinderen weten wat een Romeins badhuis is en waar het voor wordt gebruikt.
Materialen
A. Woordenlijst groot
B. Kladblaadje (niet in de leskist)
C.Opdrachtenkaarten
D. Werkblad woordenlijst
E. 7 x stevig gekleurd A3 papier (niet in de leskist)
F. Gekleurd papier
G. 7 computers: per groepje 1 computer
70
Voor
5 min
Deel het werkblad met de woordenlijst uit. Laat een van
de kinderen een betekenis van een woord noemen.
De andere kinderen wijzen aan op hun werkblad welk
woord uit de woordenlijst het is. Herhaal dit een aantal
keer. Voor elk goed woord krijgen de kinderen een
punt.
A, B, D
Tijdens
60 min
C, E, F, G
Na
20 min
Leg uit dat de kinderen opnieuw, net als in les 4.1,
voor wetenschapper spelen. Als wetenschapper
gaan ze straks een Romeinse Herinnering uit les 4.1.
onderzoeken in groepjes. Van hun onderzoek maken
ze een collage. Laat een opdrachtenkaart aan de
kinderen zien en bespreek goed wat een collage is. De
kinderen halen de informatie uit de tekst van les 4.2.
Ook mogen ze per groepje een computer gebruiken
om informatie te zoeken. Verdeel de kinderen in zeven
groepen, deel de opdrachtenkaarten en materialen uit
en laat de kinderen aan de slag gaan. Benadruk dat de
kinderen in hun collage in ieder geval vijf woorden uit
de woordenlijst gebruiken zodat de woorden worden
geconsolideerd. Ze moeten verder proberen om in
hun collage de vijf vragen op de opdrachtenkaart te
beantwoorden.
De groepjes presenteren hun collages aan de rest van
de groep. De andere kinderen kruisen aan wanneer ze
een woord uit de woordenlijst horen op hun eerder
uitgedeelde werkblad. Zo controleren ze per groepje
of het er 5 of meer zijn. Controleer of de kinderen de
woorden uit de woordenlijst kennen. Herhaal moeilijke
woorden. Stel aan het eind van de les de volgende
vragen om de doelen te controleren:
Wat is een Romeins aquaduct is en waar werd het voor
gebruikt?
Wat is een Romeins badhuis en waar werd het voor
gebruikt?
Tips/aanvullingen
Deze les is ook goed te verdelen in twee kortere lessen.
H.4 Herinneringen aan het Romeinse Rijk – 71
De Romeinen – les 4.3 – C.
Opdrachtkaarten
Opdrachtkaart 1
Romeins Aquaduct
— Kies 5 woorden (of meer) uit de woordenlijst die je terug laat komen in de stukjes tekst op je
collage.
— Probeer in je collage antwoord te geven op de volgende vragen. Natuurlijk mag je ook extra
informatie gebruiken:
1. Wanneer zou het gevonden zijn?
2. Hoe zou het gevonden zijn?
3. Uit welke tijd zou het komen?
4. Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
5. Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse Rijk?
— Hoe maak je een collage?
Wat is een collage?
Een collage is een groot blad met korte stukjes tekst en plaatjes over een bepaald onderwerp.
Hoe maak je het?
Zoek stukjes tekst op internet of in teksten en boekjes over je onderwerp. Schrijf de tekst in je
eigen woorden op verschillende stukjes gekleurd papier. Plak die verschillende stukjes op het
grote blad.
Zoek er bijpassende plaatjes bij.
Hoe maak je het extra mooi?
Knip de stukjes gekleurd papier op een leuke manier uit.
Versier extra met andere stukjes gekleurd papier of met stiften en potlood.
Schrijf het onderwerp op een mooie manier op je collage.
Belangrijk:
Verdeel de taken in je groepje: Plaatjes zoeken - Tekst maken - Versieren enz.
72
Opdrachtkaart 2
Romeins Badhuis
— Kies 5 woorden (of meer) uit de woordenlijst die je terug laat komen in de stukjes tekst op je
collage.
— Probeer in je collage antwoord te geven op de volgende vragen. Natuurlijk mag je ook extra
informatie gebruiken:
1. Wanneer zou het gevonden zijn?
2. Hoe zou het gevonden zijn?
3. Uit welke tijd zou het komen?
4. Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
5. Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse Rijk?
— Hoe maak je een collage?
Wat is een collage?
Een collage is een groot blad met korte stukjes tekst en plaatjes over een bepaald onderwerp.
Hoe maak je het?
Zoek stukjes tekst op internet of in teksten en boekjes over je onderwerp. Schrijf de tekst in je
eigen woorden op verschillende stukjes gekleurd papier. Plak die verschillende stukjes op het
grote blad.
Zoek er bijpassende plaatjes bij.
Hoe maak je het extra mooi?
Knip de stukjes gekleurd papier op een leuke manier uit.
Versier extra met andere stukjes gekleurd papier of met stiften en potlood.
Schrijf het onderwerp op een mooie manier op je collage.
Belangrijk:
Verdeel de taken in je groepje: Plaatjes zoeken - Tekst maken - Versieren enz.
73
zolder, kelder, muur, venster, poort, keuken.
Planten, dieren en lichaamsdelen
Maart augustus juli
Planeten
Mars – Jupiter
Caesar, tsaar, Kaiser
Opdrachtkaart 3
Het latijn: de romeinse taal
—
Kies 5 woorden (of meer) uit de woordenlijst die je terug laat komen in de stukjes tekst op je
collage.
—
Probeer in je collage antwoord te geven op de volgende vragen. Natuurlijk mag je ook extra
informatie gebruiken:
1. Wanneer zou het gevonden zijn?
2. Hoe zou het gevonden zijn?
3. Uit welke tijd zou het komen?
4. Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
5. Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse Rijk?
—
Hoe maak je een collage?
Wat is een collage?
Een collage is een groot blad met korte stukjes tekst en plaatjes over een bepaald onderwerp.
Hoe maak je het?
Zoek stukjes tekst op internet of in teksten en boekjes over je onderwerp. Schrijf de tekst in je
eigen woorden op verschillende stukjes gekleurd papier. Plak die verschillende stukjes op het
grote blad.
Zoek er bijpassende plaatjes bij.
Hoe maak je het extra mooi?
Knip de stukjes gekleurd papier op een leuke manier uit.
Versier extra met andere stukjes gekleurd papier of met stiften en potlood.
Schrijf het onderwerp op een mooie manier op je collage.
Belangrijk:
Verdeel de taken in je groepje: Plaatjes zoeken - Tekst maken - Versieren enz.
74
Opdrachtkaart 4
Resten van de Romeinse ‘Limes’
— Kies 5 woorden (of meer) uit de woordenlijst die je terug laat komen in de stukjes tekst op je
collage.
— Probeer in je collage antwoord te geven op de volgende vragen. Natuurlijk mag je ook extra
informatie gebruiken:
1. Wanneer zou het gevonden zijn?
2. Hoe zou het gevonden zijn?
3. Uit welke tijd zou het komen?
4. Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
5. Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse Rijk?
— Hoe maak je een collage?
Wat is een collage?
Een collage is een groot blad met korte stukjes tekst en plaatjes over een bepaald onderwerp.
Hoe maak je het?
Zoek stukjes tekst op internet of in teksten en boekjes over je onderwerp. Schrijf de tekst in je
eigen woorden op verschillende stukjes gekleurd papier. Plak die verschillende stukjes op het
grote blad.
Zoek er bijpassende plaatjes bij.
Hoe maak je het extra mooi?
Knip de stukjes gekleurd papier op een leuke manier uit.
Versier extra met andere stukjes gekleurd papier of met stiften en potlood.
Schrijf het onderwerp op een mooie manier op je collage.
Belangrijk:
Verdeel de taken in je groepje: Plaatjes zoeken - Tekst maken - Versieren enz.
75
Opdrachtkaart 5
Romeinse voorwerpen
— Kies 5 woorden (of meer) uit de woordenlijst die je terug laat komen in de stukjes tekst op je
collage.
— Probeer in je collage antwoord te geven op de volgende vragen. Natuurlijk mag je ook extra
informatie gebruiken:
1. Wanneer zou het gevonden zijn?
2. Hoe zou het gevonden zijn?
3. Uit welke tijd zou het komen?
4. Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
5. Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse Rijk?
— Hoe maak je een collage?
Wat is een collage?
Een collage is een groot blad met korte stukjes tekst en plaatjes over een bepaald onderwerp.
Hoe maak je het?
Zoek stukjes tekst op internet of in teksten en boekjes over je onderwerp. Schrijf de tekst in je
eigen woorden op verschillende stukjes gekleurd papier. Plak die verschillende stukjes op het
grote blad.
Zoek er bijpassende plaatjes bij.
Hoe maak je het extra mooi?
Knip de stukjes gekleurd papier op een leuke manier uit.
Versier extra met andere stukjes gekleurd papier of met stiften en potlood.
Schrijf het onderwerp op een mooie manier op je collage.
Belangrijk:
Verdeel de taken in je groepje: Plaatjes zoeken - Tekst maken - Versieren enz.
76
Opdrachtkaart 6
Romeins Amfitheater
— Kies 5 woorden (of meer) uit de woordenlijst die je terug laat komen in de stukjes tekst op je
collage.
— Probeer in je collage antwoord te geven op de volgende vragen. Natuurlijk mag je ook extra
informatie gebruiken:
1. Wanneer zou het gevonden zijn?
2. Hoe zou het gevonden zijn?
3. Uit welke tijd zou het komen?
4. Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
5. Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse Rijk?
— Hoe maak je een collage?
Wat is een collage?
Een collage is een groot blad met korte stukjes tekst en plaatjes over een bepaald onderwerp.
Hoe maak je het?
Zoek stukjes tekst op internet of in teksten en boekjes over je onderwerp. Schrijf de tekst in je
eigen woorden op verschillende stukjes gekleurd papier. Plak die verschillende stukjes op het
grote blad.
Zoek er bijpassende plaatjes bij.
Hoe maak je het extra mooi?
Knip de stukjes gekleurd papier op een leuke manier uit.
Versier extra met andere stukjes gekleurd papier of met stiften en potlood.
Schrijf het onderwerp op een mooie manier op je collage.
Belangrijk:
Verdeel de taken in je groepje: Plaatjes zoeken - Tekst maken - Versieren enz.
77
Opdrachtkaart 7
Muur van een Romeins castellum
— Kies 5 woorden (of meer) uit de woordenlijst die je terug laat komen in de stukjes tekst op je
collage.
— Probeer in je collage antwoord te geven op de volgende vragen. Natuurlijk mag je ook extra
informatie gebruiken:
1. Wanneer zou het gevonden zijn?
2. Hoe zou het gevonden zijn?
3. Uit welke tijd zou het komen?
4. Waarvoor zou het gebruikt worden vroeger en nu?
5. Hoe kun je zien dat het ons herinnert aan het Romeinse Rijk?
— Hoe maak je een collage?
Wat is een collage?
Een collage is een groot blad met korte stukjes tekst en plaatjes over een bepaald onderwerp.
Hoe maak je het?
Zoek stukjes tekst op internet of in teksten en boekjes over je onderwerp. Schrijf de tekst in je
eigen woorden op verschillende stukjes gekleurd papier. Plak die verschillende stukjes op het
grote blad.
Zoek er bijpassende plaatjes bij.
Hoe maak je het extra mooi?
Knip de stukjes gekleurd papier op een leuke manier uit.
Versier extra met andere stukjes gekleurd papier of met stiften en potlood.
Schrijf het onderwerp op een mooie manier op je collage.
Belangrijk:
Verdeel de taken in je groepje: Plaatjes zoeken - Tekst maken - Versieren enz.
78
5. Toetsing
79
Leerblad ‘De Romeinen’
Deel 1
Je leert de antwoorden van alle vragen, bonusvraag moet je zelf uitpluizen!
1. Waar komen de Romeinen vandaan?
Uit de stad Rome, in het huidige Italië.
2. Wat weet je van de mythe over de stichting van de stad Rome?
Volgens een mythe werd Rome in 753 voor Christus gesticht door Romulus.
3. Wat is een republiek?
Een land zonder koning.
4. Welke oorlog van de Romeinen is beroemd?
De veldtocht van Hannibal uit Carthago, die met een groot leger en 50 oorlogsolifanten over de Alpen trok.
5. Later was het Romeinse rijk geen republiek meer. Hoe werd het Rijk dan bestuurd?
Het Romeinse Rijk werd later bestuurd door keizers.
6. Wat is het Romeinse woord voor ‘soldaat’?
Legionair
7. Uit hoeveel soldaten bestond een legioen?
Een legioen bestond uit 4800 legionairs.
8. Een legioen had niet alleen soldaten in dienst. Welke mensen werkten ook in een legioen?
Elk legioen had ook nog andere mensen in dienst, zoals dokters en bakkers.
9. In welk jaar werd Rome veroverd en geplunderd?
In het jaar 410 na Christus.
10.In grote Romeinse steden was een forum. Wat was dat?
Een groot plein waarop markt werd gehouden en mensen elkaar ontmoetten.
11.Welke Romeinse keizer heeft christenen wreed vervolgd?
Keizer Nero.
12.Wat was een populair gerecht op Romeinse feesten?
Vetgemeste relmuizen.
13.Wat is het bekendste amfitheater van de Romeinen?
Het Colosseum in Rome.
15.Hoeveel mensen konden er in het Colosseum?
Wel 50.000 mensen!
Bonusvraag:
Een legioen was verdeeld in groepen van tachtig man, een centuria. Zes centuriën bij elkaar noemen we een
cohort. Hoeveel cohorten vormden dan met elkaar een legioen?
80
Leerblad ‘De Romeinen’
Deel 2
Je leert de antwoorden van alle vragen, bonusvraag moet je zelf uitpluizen!
1. Hoe heet de grens van het Romeinse Rijk?
De limes
2. Hoe noemden de Romeinen hun forten?
Castellums
3. Sommige Romeinse forten werden heel groot en zijn nu Nederlandse steden: weet jij er 3?
Maastricht, Nijmegen en Voorburg
4. Wanneer eindigde de prehistorie in Nederland?
Met de komst van de Romeinen.
5. Noem eens 2 volken die in Nederland leefden in de Romeinse tijd?
De Friezen en Bataven
6. Wie was de Germaanse oppergod?
Wodan
7. Noem eens enkele dagen die vernoemd zijn naar de Germaanse afgoden:
Woensdag (Wodan), donderdag (Donar) en vrijdag (Freya).
8. Wat moesten de Germanen betalen aan de Romeinen?
Belasting
9. Waarom hoefden de Bataven dit niet te betalen?
Omdat veel Bataven soldaat werden in het Romeinse leger.
10.Noem eens een belangrijke Bataafse Romeinse soldaat:
Julius Civilis
11.Wanneer was de Bataafse opstand?
In het jaar 69 na Christus.
12.Wat was de Bataafse opstand?
Een opstand van de Bataven onder leiding van Julius Civilis, tegen de Romeinse overheersers.
13.In welk jaar werd Rome geplunderd?
In het jaar 410 na Christus.
14. Noem eens twee bekende zendelingen die onder de Germaanse volken gewerkt hebben?
Bonifatius en Willibrord
81
15. Wat is de huidige naam voor het Romeinse castellum ‘Mosaetrajectum’?
Maastricht
16. Noem 3 kenmerken van de Romeinse bouwkunst:
Een grote koepel, zuilen en beelden.
17. Als je een rondje in je huis loopt, kom je veel voorwerpen en ruimtes tegen met een van oorsprong
Latijnse naam. Noem er drie:
Zolder, kelder, venster
Bonusvraag:
Een ander voorbeeld van de invloed van de Romeinen zijn de maanden van het jaar. Deze hebben nog
altijd een Romeinse naam. De maanden juli en augustus bijvoorbeeld. De maand augustus is naar keizer
Augustus genoemd. De maand juli naar Julius Ceasar. Waarom hebben allebei de maanden precies
evenveel dagen (namelijk 31)?
Het Capitool in Washington: een grote koepel en
zuilen, dankzij de Romeinen!
82
Toets ‘De Romeinen’
Deel 1
Naam: ....................................................
Cijfer:
1. Waar komen de Romeinen vandaan?
2. Wat weet je van de mythe over de stichting van de stad Rome?
3. Wat is een republiek?
4. Later was het Romeinse rijk geen republiek meer. Hoe werd het Rijk dan bestuurd?
5. Wat is het Romeinse woord voor ‘soldaat’?
6. Uit hoeveel soldaten bestond een legioen?
7. In welk jaar werd Rome veroverd en geplunderd?
8. Wat was een populair gerecht op Romeinse feesten?
9. Wat is het bekendste amfitheater van de Romeinen?
10.Hoeveel mensen konden er in het Colosseum?
Bonusvraag:
Een legioen was verdeeld in groepen van tachtig man, een centuria. Zes centuriën bij elkaar noemen we een
cohort. Hoeveel cohorten vormden dan met elkaar een legioen?
83
Toets ‘De Romeinen’
Deel 2
Naam: ....................................................
Cijfer:
1. Hoe heet de grens van het Romeinse Rijk?
2. Hoe noemden de Romeinen hun forten?
3. Sommige Romeinse forten werden heel groot en zijn nu Nederlandse steden: weet jij er 3?
4. Noem eens 2 volken die in Nederland leefden in de Romeinse tijd?
5. Noem eens enkele dagen die vernoemd zijn naar de Germaanse afgoden:
6. Waarom hoefden de Bataven dit niet te betalen?
7. Noem eens een belangrijke Bataafse Romeinse soldaat:
8. Wat was de Bataafse opstand?
9. Noem eens twee bekende zendelingen die onder de Germaanse volken gewerkt hebben?
10.Wat is de huidige naam voor het Romeinse castellum ‘Mosaetrajectum’?
11.Noem 3 kenmerken van de Romeinse bouwkunst:
12.Als je een rondje in je huis loopt, kom je veel voorwerpen en ruimtes tegen met een van oorsprong Latijnse
naam. Noem er drie:
Bonusvraag:
Een ander voorbeeld van de invloed van de Romeinen zijn de maanden van het jaar. Deze hebben nog altijd
een Romeinse naam. De maanden juli en augustus bijvoorbeeld. De maand augustus is naar keizer Augustus
genoemd. De maand juli naar Julius Ceasar. Waarom hebben allebei de maanden precies evenveel dagen
(namelijk 31)?
84
85
Colofon
© 2015 | Schatgraven, Bleskensgraaf
Deze handleiding is bestemd voor gebruikers van ‘Schatgraven’. Lessenpakket Schatgraven
is ontwikkeld door SmdB Bleskensgraaf. Alle rechten voorbehouden.
6-4_RomeinenInOnsLand_D | Laatste wijziging: 26 januari 2015, 9:42 | ontwerp: Doordacht.nu
Download