Samenvatting Natuurkunde 3HV Elektriciteit 1. Inleiding In de lessen hebben jullie een paar demonstraties gezien: - statische elektriciteit: er is hoge spanning aanwezig tussen twee objecten, maar er loopt geen stroom tussen. Dit kan bijvoorbeeld door wrijving opgewekt worden. Voorbeeld: omdat ze statisch geladen zijn. - - De haren van dit meisje staan overeind Van der Graaffgenerator: ↔ - Serieschakeling: een aantal elektrische elementen die achter elkaar zijn aangesloten (in serie). ↔ schakelaar zijn in serie aangesloten) (lampje(s) en een - Parallelschakeling: een aantal elektrische elementen die parallel aan elkaar zijn aangesloten. ↔ - Kortsluiting: het aanbrengen van een weerstandloze verbinding in een stroomkring, waardoor er onbedoeld een grote stroom gaat lopen. Leuk weetje: Je zenuwstelsel stuurt voortdurend elektrische signalen naar je hersenen. En daar horen natuurlijk kortsluitingen bij. Een voorbeeld van kortsluiting in het lichaam is de neurologische verklaring van een Déjà vu. 2. Schemasymbolen 3. Spanning De elektrische spanning is het potentiaalverschil tussen twee punten in een elektrisch circuit. Vergelijk dit met een waterval of een rivier: er is hoogteverschil tussen punten A en B, dus valt (stroomt) er water naar beneden (van A naar B) ↔ er is potentiaalverschil (spanning) tussen P en Q, dus er loopt stroom van P naar Q. ↔ Spanning komt uit een spanningsbron, bijvoorbeeld: • stopcontact • batterij • voeding Elke spanningsbron heeft een pluspool (+) (top van de waterval) en een minpool (-) (bodem van de waterval) Spanning wordt aangeduid met hoofdletter U en gemeten in Volt, afgekort V (ook hoofdletter). Zie ook het teken voor de spanningsmeter (vergelijk dit met hoogte, die aangeduid wordt met de letter h, en gemeten in meters m). • Spanning is verschil in Volt tussen + en – pool • Stroom loopt van + naar – (net zoals water van hoog naar laag) Vaak wordt een schakeling geaard, ofwel één van de polen van de spanningsbron wordt met de aarde verbonden. Dit doet men omdat de aarde per definitie potentiaal 0V heeft (vergelijk dit met de zeespiegel, die hoogte 0 heeft). 4. Stroom Zoals jullie misschien als weten bestaat alles in ons dagelijks leven uit atomen (inclusief ook de mens zelf). Een atoom bestaat uit een (positief geladen) kern waar (negatief geladen) elektronen omheen draaien (net als dat de planeten om de zon draaien, alleen véél kleiner!). Bij een metalen stroomdraad kan een elektron tussen verschillende atomen bewegen. Als er in een bepaalde richting meer elektronen lopen dan in alle andere richtingen, gaat er in die richting een stroom lopen. Hieronder wordt dit schematisch in beeld gebracht. Let op dat hoewel de stroom van + naar – loopt, lopen de elektronen juist van – naar +! Stroom is dus hoeveelheid lading dat door een draaddoorsnede per seconde loopt. (Vergelijk dit met een rivier: hoeveelheid water dat er per seconde door een rivierdoorsnede loopt) Stroom wordt aangeduid met de hoofdletter I en gemeten in Ampère (A), zie ook het symbool voor het Ampèremeter. Als een stroom gaat splitsen, ontstaan er vertakkingen: ↔ Hier geldt: I=I1+I2+I3. (net zoals bij een revier die zich splitst in 3 vertakkingen, gaat een deel van het water in de eerste, een deel in de tweede en een deel in de derde vertakking stromen). 5. Spanning en stroom meten Spanning meet je met een voltmeter (die vaak op een multimeter zit). Een voltmeter sluit je altijd parallel aan een element waarvan je wilt weten hoeveel spanning er overheen staat (er loopt namelijk geen spanning door de voltmeter, daarom moet deze niet in serie!). Daarna selecteer je het bereik van de voltmeter. Bijvoorbeeld, als je 20V selecteert, kan de voltmeter maximaal 20 V meten. Zorg bij een voltmeter dat je de polen goed aansluit (de + bij de + en de – bij de –). Stroom meet je met een stroommeter (die ook op een multimeter zit). Een stroommeter sluit je altijd in serie aan zodat je meet hoeveel stroom er door de stroommeter loopt. Daarna selecteer je het bereik van de stroommeter. Ook hier moet je zorgen dat de polen correct aangesloten zijn. Samenvatting spanning/stroom Spanning Stroom Te vergelijken met Hoogteverschil Water Polen + en - Loopt van + naar - Naam U I Eenheid V(olt) A(mpère) Meter aansluiten Parallel In serie 6. Wet van Ohm Er is een verband tussen de stroom en spanning die af te lezen is uit het (I,U)-diagram. Dit verband heet de wet van Ohm: U=I∙R, met R – grootte van de (draad)weerstand in Ω (Ohm). 3 varianten: 1. U=I∙R 2. I=U/R 3. R=U/I Zie powerpoint-presentatie en opgaven voor rekenvoorbeelden. In het voorbeeld van water kun je een weerstand vergelijken met een vernauwing in een rivier. 7. Rekenen aan weerstanden Serieweerstanden Als twee weerstanden in serie staan loopt er door beide weerstanden evenveel stroom, maar staat er een andere spanning overheen. (Bij twee vernauwingen van een rivier loopt er door beide vernauwingen evenveel water, maar de hoogteverschillen kunnen anders zijn.) Dus, terug bij de schakeling, geldt voor de stroom dat Itot=I1=I2, maar Utot=U1+U2. Dan geldt dat de totale weerstand (ook vervangingsweerstand genoemd) gelijk is aan Rv=R1+R2 (probeer dit zelf uit de wet van Ohm af te leiden). Parallelweerstanden Als twee weerstanden parallel aangesloten zijn staat er evenveel spanning over de weerstanden maar kan er aan ander stroom doorheel lopen. (Als bij twee vertakkingen van rivier, die later samenkomen, een vernauwing is, blijft het hoogteverschil tussen het punt van vertakking en het punt van samenkomen voor beide vertakkingen hetzelfde, maar kan een ander hoeveelheid water door de vertakkingen gaan). Dit betekent dat voor de spanning geldt U1=U2=Ubron, maar voor de stroom geldt I1+I2=Itot. Hierdoor kun je de vervangingsweerstand berekenen door de formule 1 1 1 . Rv R1 R2 Samenvatting Weerstanden Serie Parallel Spanning (U) U1+U2=Ubron U1=U2=Ubron Stroom (I) I1=I2=Itot I1+I2=Itot Vervangingsweerstand (Rv) Rv=R1+R2 1 1 1 Rv R1 R2 8. Vermogen Als er op een rivier een waterturbine geplaatst wordt, gaat deze draaien doordat water erdoorheen stroomt. Dus water heeft vermogen om het turbine te laten draaien. Er zijn twee factoren die van invloed zijn op de sterkte van de draaiing: hoeveel water er door de turbine per tijdseenheid stroomt en vanaf welke hoogte dat water komt. Met elektriciteit is het net zo. Als de spanning groter wordt (hoogteverschil) of de grootte van de stroom (hoeveelheid water) wordt het vermogen groter. Vermogen wordt aangeduid met de hoofdletter P en berekend in Watt (W). In formules dus: P(W)=U(V)∙I(A). 9. Energie Als water door middel van vermogen de turbine aandrijft, produceert de turbine energie. Hoe langer er vermogen op wordt uitgeoefend, des te meer energie er geproduceerd wordt. Hetzelfde geldt weer voor elektriciteit. Hoe langer stroom vermogen uitoefent, des te meer energie er geproduceerd wordt (als je een lampje aanzet, produceert stroom vermogen die het lampje laat branden; hoe langer het aanstaat, des te meer energie het lampje cumulatief produceert) Zoals jullie al weten wordt energie met hoofdletter E aangeduid, en gemeten in Joule (J). Dus er geldt E(J)=P(W)∙t(s) Thuis krijg je een energierekening met daarop het gebruikte energie, stroomverbruik genoemd, in kWh (kilowatt uur), dus 1000 Watt keer 3600 seconden. 3600∙1000=3600000 J, dus 1 kWh=3.6 MJ (megajoule). Dus kWh is een energieeenheid, en niet vermogen! 10. Rendement Energie/vermogen is er in vele soorten: warmte, licht, geluid, beweging etc. Niet alle energie is nuttig. Bijvoorbeeld: een gloeilamp heb je nodig voor licht, maar het wordt ook warm. Die warmte kun je niks mee. De nuttige energie van een gloeilamp zit dus alleen in de lichtenergie. Rendement vertelt je de verhouding tussen de verbruikte en de nuttige energie of vermogen. Het wordt aangeduid met griekse letter η (èta). Rendement heeft geen eenheid. Pnuttig In formule: Pin