Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 Inhoud Theorie opdrachten week 6 .................................................................................................................... 2 Praktijkopdracht week 6.......................................................................................................................... 6 Opdrachten.......................................................................................................................................... 9 Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 1 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 Theorie opdrachten week 6 1. Het doel van een les is in de regel om bij leerlingen een leerproces op gang te brengen en ze dat te laten doorlopen zodat aan het eind bepaalde leerdoelen zijn bereikt. Voor een leerproces is het noodzakelijk dat de leerlingen gemotiveerd worden om na te denken. Vier aspecten die hierbij belangrijk zijn: Er wordt een goed klimaat voor het denken geschapen. Vaardigheden van het denken worden onderwezen. Er wordt onderwijs gegeven met het denken. Er is aandacht voor denken over het denken. 2. Een leerlijn is een uitwerking van de algemene kerndoelen, zoals die door de overheid zijn vastgesteld, naar concrete doelen die omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Deze zijn onderverdeeld in doelen per leerjaar, die op hun beurt zijn onderverdeeld in tussenstappen. Een leerlijn geeft aan wat behandeld wordt per groep of klas en ook wat behandeld moet zijn alvorens een volgende stap kan worden gezet. Een les is één stapje van een reeks lessen die in de kerndoelen van de leerlijn zijn uitgewerkt. 3. a. Een relatie van leerlingen met de andere leerlingen of de docent wordt versterkt als een leerling invloed heeft op de manier waarop er met hem of haar wordt omgegaan. Onder de basisbehoefte relatie wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd weten, ze erbij horen, ze het gevoel hebben welkom te zijn, ze zich veilig voelen. Bijvoorbeeld door de leerling te verwelkomen met een handdruk of door leerlingen in groepen te laten samenwerken aan een opdracht. b. Leren wordt betekenisvoller voor een leerling als deze invloed heeft op wat er wordt geleerd en hoe er wordt geleerd, waardoor zijn gevoel van competentie toeneemt. Onder de basisbehoefte competentie wordt verstaan dat leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen, aankunnen; dat ze ontdekken dat ze steeds meer aankunnen. Bijvoorbeeld door leerlingen zich te laten inleven in een situatie, gebeurtenis of gebied bijvoorbeeld met verhalen of film. Of door de werkelijkheid na te bootsen met een spel of animatie; c. Wanneer een leerling zich betrokken weet bij belangrijke thema’s in de eigen leer- en leefomgeving, versterkt dat de autonomie en daarmee de eigenwaarde van de leerling. Onder de basisbehoefte autonomie wordt verstaan dat ze weten dat ze (in elk geval voor een deel) hun leergedrag zelf kunnen sturen. . Bijvoorbeeld door leerlingen zelfstandig aan een computeropdracht te laten werken. Of door het geven van een spreekbeurt. Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 2 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 4. a. Leerprocessen: een serie leeractiviteiten zoals het opzoeken, samenvatten en presenteren van informatie en onderwijsactiviteiten zoals uitleggen, instrueren en begeleiden die leiden tot duurzame veranderingen in denken en doen bij leerlingen. b. Leerstof: de vakmatige inhoud waarover les wordt gegeven gericht op het te bereiken lesdoel. Bijvoorbeeld kennis m.b.t. Rotterdam als mainport en doorvoerhaven. c. Leermiddelen: media (informatiedragers zoals boek en atlas) die worden gebruikt om de leerstof te representeren en de leerdoelen te bereiken en de hulpmiddelen, zoals schoolbord en computer, die daarbij van nut zijn. Bijvoorbeeld het gebruiken van een filmpje over de Rotterdamse haven om de les te ondersteunen. d. Werkvormen: werkwijzen zoals discussie, groepswerk etc. gericht op het bevorderen van leerprocessen met de bedoeling bepaalde leerdoelen te realiseren. Bijvoorbeeld het in tweetallen laten werken aan thuiswerkopdrachten voor vakdidactiek Aardrijkskunde. e. Evaluatie: 1. productevaluatie; nagaan welke leerresultaten leerlingen aan het eind bereikt hebben; 2. procesevaluatie; nagaan op welke manier de fasen in het leerproces verlopen zijn. Bijvoorbeeld een tussentoets. 5. A. Lesfase 0: Ontwerpen en voorbereiden van de les. Het maken van een leerstofanalyse; bepalen van de voorkennis; vaststellen van de leskern (dat wat minimaal door alle leerlingen geleerd moet worden); formuleren van leerdoelen; bedenken hoe de leerstof betekenisvol kan worden; kiezen van werkvormen en leermiddelen; het opfrissen van eigen kennis; didactisch anticiperen. B. Lesfase 1: Aandacht richten op de doelen van de les en aansluiten bij de voorkennis. Welkom heten, spoorboekje met lesoverzicht, in leerlingentaal duidelijk maken wat de bedoeling van de les is; beginnen met een aandachtsrichter; bijvoorbeeld met vragen peilen wat de voorkennis is; aansluiten bij ervaringen. C. Lesfase 2: Informatie geven en waar nodig toelichten. Uitleg geven; actief luisteren stimuleren, denkproces zichtbaar maken door vragen te stellen of korte opdrachten te geven; denkstappen expliciteren. D. Lesfase 3: Nagaan of de belangrijkste begrippen of vaardigheden zijn overgekomen. Niet: ‘hebben we het begrepen?’, wel: controle door middel van denkvragen of korte opdrachten; zichtbaar maken of alle leerlingen het begrepen hebben door individuele aanspreekbaarheid. E. Lesfase 4: Instructie geven ten behoeve van zelfwerkzaamheid. Instructie die voldoet aan kernvragen: Wat? (wat dienen leerlingen te gaan doen?) Hoe? (met welke hulpmiddelen? hoeveel tijd? met wie? welke hulp? wat doe je als je eerder klaar bent?) Waarom? (wat is het nut van de opdrachten?) Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 3 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 F. Lesfase 5: Het begeleiden van zelfwerkzaamheid. Hebben alle leerlingen de instructie begrepen? Gaan alle leerlingen aan de slag? Drie ronden van begeleiden: 1. kunnen leerlingen vooruit? 2. kan ik helpen? 3. wat is er gedaan/geleerd? G. Lesfase 6: Afsluiten van de les op de belangrijkste begrippen en vaardigheden. Door vragen te stellen of een opdracht te geven controleren of leerdoelen bereikt zijn; nog eens de belangrijkste/moeilijke leerinhouden samenvatten; eventueel leerproces bespreken en huiswerk opgeven. 6. Een grondige lesvoorbereiding bestaat ten minste uit: a. het maken van een leerstofanalyse b. het vaststellen van de beginsituatie c. het formuleren van lesdoelen d. creatief nadenken over- en ontwikkelen van de verwervingsfase (uitleg) e. creatief nadenken over- en ontwikkelen van de verwerkingsfase (zelfwerkzaamheid) f. een vorm van evaluatie bedenken 7. A. Beginsituatie: Bij het plannen van een les is het noodzakelijk om je af te vragen wat de leerlingen al weten en kunnen. Dit betekent dat de docent overzicht moet hebben van wat er in de voorafgaande jaren is gebeurd. Er dient te worden voortgeborduurd op de lessen die al gegeven zijn. Tevens moet er worden ingeschat waar de leerlingen van die leeftijd/schoolniveau aan toe zijn (woordgebruik, mate van abstractie, ontwikkelingspsychologisch). Bij het analyseren van de leerstof is het daarom van belang om in te schatten welke delen van de stof: bekend mogen worden verondersteld; bekend zijn maar moeten worden opgefrist geheel nieuw zijn moeilijk gevonden zullen worden vervelend gevonden zullen worden moeilijk voorstelbaar zijn voor leerlingen de leerlingen zelfstandig kunnen bestuderen klassikaal moeten worden uitgelegd B. De Instap: Het is van het grootste belang om leerlingen aan het begin van de les te prikkelen of uit te dagen. Wat doe je als docent om ervoor te zorgen dat je niet met de deur in huis valt en wat doe je om de leerling ‘op het puntje van zijn stoel te krijgen’? Hiervoor moet je als docent al je creativiteit gebruiken. In dit kader wordt vaak gesproken van ‘instap’, ‘aandachtsrichter’ of ‘intro’. Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 4 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 C. Integratie: Het koppelen van nieuwe kennis aan al bestaande kennis. Daarvoor dient de bestaande kennis allereerst geactiveerd te worden zodat de nieuwe kennis daarbij kan aansluiten. D. didactisch en pedagogisch anticiperen: Dat wil zeggen dat je al gaat overdenken wat er in een bepaalde groep gebeurt als je daar een bepaalde werkvorm gaat gebruiken of een bepaalde groeperingsvorm gaat toepassen. Het kan zo zijn dat dit in de ene klas geen enkel probleem oplevert, maar in de andere klas wel. Met die mogelijkheid moet je vooraf rekening houden. E. Instructie: Tijdens de les zul je de leerlingen instructie geven en je moet afwegen welke onderdelen van de leerstof je gaat uitleggen en wat je leerlingen zelf laat uitzoeken. In hoeverre ga je als docent de les sturen (directe instructie), of laat je de leerling een deel van de sturing van de les overnemen (activerend lesgeven), of laat je de sturing voor een groot deel over aan de leerling (begeleidend lesgeven). Instructie die voldoet aan kernvragen: Wat? (wat dienen leerlingen te gaan doen?) Hoe? (met welke hulpmiddelen? hoeveel tijd? Met wie? Welke hulp? Wat doe je als je eerder klaar bent?) Waarom? (wat is het nut van de opdrachten?) F. Leerstof betekenis maken: Het feit dat sommige leerstofelementen abstract zijn en dat de leerstofinhoud vaak over andere gebieden gaat dan waar de leerling woont, maakt het noodzakelijk dat een docent de informatie voor leerlingen begrijpelijk en leerbaar maakt. Je zult dus de leerstof moeten concretiseren; herkenbaar maken voor de leerling. • Wat leg ik uit? • In welke volgorde leg ik uit? • Hoe betrek ik de leerling erbij/hoe activeer ik de leerling? • Welke methodiek gebruik ik? G. Evaluatie: Nagaan wat de leerresultaten zijn. We onderscheiden: 1. productevaluatie; nagaan welke leerresultaten leerlingen aan het eind bereikt hebben; 2. procesevaluatie; nagaan op welke manier de fasen in het leerproces verlopen zijn. Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 5 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 Praktijkopdracht week 6 Zie ook de Powerpointpresentatie. Bijgevoegde Lesplanformulieren (2) Bijgevoegde opdrachten (3) Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 6 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 Lesplanformulier Naam student : Jan Willem van der Werf opleiding : Aardrijkskunde EHvA-begeleider: N.v.t. werkplekleren jaar 1 naam school : werkbegeleider: klas : datum les : N.v.t. N.v.t. VMBO 1 KGT N.v.t. Lesonderwerp: Aardbevingen & vulkanen Beginsituatie van de leerlingen: De leerlingen zitten in jaar 1 VMBO-KGT. Zij zijn nog niet bekend met platentectoniek. Hebben wel kennis met het gebruik van de bosatlas. Algemene doelstellingen van de les: Hoe ontstaan aardbevingen en vulkaanuitbarstingen? Dit ga je onderzoeken in deze les. Begrippen: Vaardigheden: Aardkorstplaten, Eruptie, Krater, lava, magma, Het werken met de bosatlas. aardkern, aardmantel, aardkorst, vulkaan, Groepsgesprek aardbeving, schaal van Richter, seismograaf, Debatteren platen, breuklijnen, hypocentrum, epicentrum Concrete lesdoelen: Doel 1: De leerling kan na de les de begrippen m.b.t. het onderwerp benoemen en uitleggen wat het is. Doel 2: Stimuleren zelfwerkzaamheid van de leerlingen. Doel 3: Kennisoverdracht. Doel 4: Interesse opwekken voor de onderwerpen zoals hierboven genoemd. Eigen leerdoelen van de student: Doel 1: Bedenken en voorbereiden van een les. Doel 2: Nadenken en begrijpen van de onderwerpen aardbevingen en vulkanen Doel 3: Bedenken van een passende werkvorm. Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 7 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 Fase Tijd Les Doel nr. 3 en 4 Lesinhoud (lesstof) Korte introductie m.b.t. het onderwerp m.b.v. videofragmenten http://www.schooltv.nl/b eeldbank/clip/20050120_ tsunami01 Didactische werkvormen Leeractiviteit: Wat doet de leerling? Kijkt naar de video Onderwijsactiviteit: Wat doe ik? Observeren Hulp middelen Fase 1 5 Fase 2/3 10 3 Uitleg over hoe aardbevingen ontstaan (platentektoniek) en de werking van een vulkaan Luistert en maakt aantekeningen Observeren Luisteren Uitleg geven Terugvragen over hetgeen wat ik verteld heb en heb laten zien Video Bord Beamer Computer Fase 4/5 25 1 en 2 Uitleg over hoe aardbevingen ontstaan (platentektoniek) en de werking van een vulkaan In tweetallen vragenlijst invullen en daarna gezamenlijk bespreken Observeren Rondlopen Luisteren Uitleg geven Video Computer Handboek Werkboek Fase 6 10 1 en 4 Begrippenspel en huiswerk geven. Spelvorm: Variant op Zip, zap, block. Opstelling: 2 kringen en kinderen wijzen elkaar beurtelings aan en moeten dan een begrip noemen. Kort de begrippen benoemen en terugvragen Geven van huiswerk N.v.t. Bordschema 1 Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 Video Beamer Computer Bordschema 2 8 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 Opdrachten Bekijk de video: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clipframe.jsp?clip=20060208_opbouw01 1) Wat hoort bij wat? Plaats wat bij elkaar hoort in de juiste hokjes. Aardmantel Aardkern Vloeibaar gesteente Gestold gesteente waarop wij leven Aardkorst Deel is vast gesteente en een deel is vloeibaar van 3000 graden Celsius 2) Het hypocentrum is de plek waar de aardbeving ontstaat. Hoe diep kan het hypocentrum zitten in de aarde? Twee antwoorden geven. o Tientallen meters diep. o Honderden kilometers diep. o Tientallen kilometers diep. o Duizenden kilometers diep. 3) Vul in: De aardkorst is verdeeld in 10 …….. Deze bewegen langs de ……… Sommige bewegen van elkaar af, andere naar elkaar toe en weer andere langs elkaar. Hierdoor ontstaan ………. Gebruik: Platen, breuken, korsten, plaatranden, barsten, breuklijnen, overstromingen, aardbevingen, tornado’s 4) a) Bekijk GB 174b/GB 192b/BB 112b. Streep door wat fout is. Bij de westkust van Noord-Amerika schuiven de platen langs elkaar/van elkaar af. De aarde is verdeeld in een paar grote/honderden aardkorstplaten. De Amerikaanse en Afrikaanse plaat schuiven naar elkaar toe/van elkaar af. b) Normaal bewegen de platen langzaam. Wat gebeurt er bij een aardbeving? c) In welke 2 richtingen kunnen aardkorstplaten schuiven? Teken met pijltjes 1. <> 2. >< Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 9 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 Bekijk de video: http://news.bbc.co.uk/2/hi/4126809.stm 5) Het hypocentrum is de plek waar de aardbeving ontstaat. Hoe diep kan het hypocentrum zitten in de aarde? Twee antwoorden geven. a) Tientallen meters diep. b) Honderden kilometers diep. c) Tientallen kilometers diep. d) Duizenden kilometers diep. 6) Waar wordt een seismograaf voor gebruikt? a) Om te meten waar een hypocentrum ligt. b) Om te meten waar een epicentrum ligt. c) Om te meten hoe warm het in de aardmantel is. d) Om te meten hoeveel neerslag er gevallen is. Bekijk de video: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clipframe.jsp?clip=20060208_vulkaan02 7) Met welke sterkte van de schaal van Richter heb je te maken als je onderstaande beschrijving leest: De mensen kunnen in paniek raken, de aardbeving is voelbaar in rijdende auto's, mensen verlaten hun huis, er is aanzienlijke schade aan gebouwen en ze kunnen ook instorten, bomen zwaaien sterk heen en weer als bij sterkte wind. a) b) c) d) e) f) 3 - 3.9 4 - 4,9 5 - 5,9 6 - 6,9 7 - 7,9 8 - 8,9 Bekijk de video: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clipframe.jsp?clip=20060208_vulkaan01 8) Wat hoort bij wat? Plaats wat bij elkaar hoort in de juiste hokjes. Magma Lava Gas Modderstroom Gloeiend heet gesteente binnen een vulkaan Gloeiend heet gesteente buiten een vulkaan Binnen in de gaswolk is het gloeiend heet As en puin vermengt met regenwater Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 10 Vakdidactiek Aardrijkskunde Week 6 9) Vul in: De mid-oceanische rug is een …….. onder water. Hier ……… 2 platen …….. elkaar. Daardoor komt er ………. omhoog. Gerbruik: Dal, bergrug, drijven, botsen, schuiven, langs, tegen, uit, magma, lava. Bekijk bron 7 van het leerboek 10) a) Teken hieronder zelf een doorsnede van een vulkaan en zet daarin de volgende woorden: As, krater, Lava, magma, vulkaan, vruchtbare bodem. b) In bron 7 staat een positief gevolg van vulkanisme, welke is dat? Jan Willem van der Werf zondag 18 maart 2012 11