Het hoger onderwijs en de Vlaamse Ontwikkelingssamenwerking: een toekomstperspectief Inhoud Situering ................................................................................................................................................. 2 Concrete voorstellen ............................................................................................................................. 3 Regionaal thematisch kennisnetwerk in Zuidelijk Afrika ...................................................................... 3 Internationaal opleidingsprogramma in Zuidelijk Afrika en in Vlaanderen ........................................... 4 Beurzen voor Vlaamse studenten ........................................................................................................ 5 Zuid-Afrika en Mozambique ................................................................................................................. 5 Malawi .................................................................................................................................................. 6 Andere partnerlanden? ........................................................................................................................ 6 Groeilanden: de ontwikkelingsdimensie .............................................................................................. 6 Initiatieven van domeinbevoegde ministers ......................................................................................... 7 Algemeen ......................................................................................................................................... 7 Onderwijs ......................................................................................................................................... 7 Onderzoek ........................................................................................................................................ 7 Fundamenten van een kwalitatieve ontwikkelingssamenwerking door het hoger onderwijs ....... 8 Opstartfase: timing en begroting ......................................................................................................... 9 Finale versie dd. 12.12.2013 1/9 Situering 1. Naar aanleiding van de politieke discussie over de usurperende bevoegdheden die in 2013 de ontwikkelingssamenwerking van het Vlaams hoger onderwijs grotendeels verlamde, verdedigde de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) het standpunt dat naar huidig Belgisch grondwettelijk recht ontwikkelingssamenwerking een parallelle bevoegdheid is, en dus een gedeelde verantwoordelijkheid vormt van de federale overheid en de deelstaten. 2. De federale overheid stelt al vele jaren structurele financiering voor de ontwikkelingssamenwerking van het Vlaams hoger onderwijs ter beschikking. Zo kwam tussen de federale overheid en de Vlaamse universiteiten en hogescholen een duurzame samenwerking tot stand. Het is de uitdrukkelijke wens van de VLIR dat deze vruchtbare samenwerking in de toekomst onverkort wordt verder gezet en uitgebouwd. 3. De voorstellen in deze nota over de toekomstige rol van het hoger onderwijs in de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking moeten in dat perspectief worden gelezen. Voortzetting van de samenwerking met de federale overheid staat allerminst de uitbouw van een autonoom, coherent Vlaams ontwikkelingsbeleid voor het hoger onderwijs in de weg. Ook voor samenwerking met de Vlaamse overheid zijn de universiteiten en hogescholen vragende partij. 4. Aangezien ontwikkelingssamenwerking een inherent onderdeel is van het mandaat van de Vlaamse universiteiten en hogescholen, zijn de Vlaamse hogeronderwijsinstellingen bereid om binnen de betrokken beleidsdomeinen constructief samen te werken met de Vlaamse overheid. Dit impliceert evenwel een volwaardige betrokkenheid bij de fundamentele beleidskeuzes, zoals ondermeer landenkeuze. 5. De ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse overheid is van meer recente datum, en beschikt over bescheiden middelen. De samenwerking van Vlaanderen met het Zuiden strekt zich uit over acht beleidsdomeinen (zie Het Vlaamse ODA-Rapport 2011) . Niettemin staan drie beleidsdomeinen in voor 95% van de totale Vlaamse ODA: Internationaal Vlaanderen (62% van de Vlaamse ODA), Onderwijs en Vorming en Economie, Wetenschappen en Innovatie. Een aantal instellingen van het Vlaamse hoger onderwijs genieten steun van het Vlaamse ontwikkelingsbeleid: vooral het Instituut voor Tropische Geneeskunde, maar ook het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (UAntwerpen), het Vlaams Instituut voor de Zee, UCOS (Vrije Universiteit Brussel), de Katholieke Hogeschool Limburg, HUB-EHSAL… De tijd is gekomen voor een reflectie over hoe het hoger onderwijs structureel tot de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking kan bijdragen. Daarbij zoeken we ook aansluiting bij de in “Vlaanderen in Actie” gestelde doelstellingen. 6. De nota hanteert het begrip ‘hoger onderwijs’: dat begrip omvat zowel de hogescholen als de universiteiten in Vlaanderen. Het uitgangspunt is dat, in de toekomstige samenwerking met de Vlaamse overheid, hogescholen en universiteiten op structurele wijze complementariteit en synergie met elkaar nastreven. Finale versie dd. 12.12.2013 2/9 7. De nota bevat een aantal concrete voorstellen, die binnen de Vlaamse universiteiten en hogescholen op een breed draagvlak kunnen rekenen. Ook een timing en raming van de vereiste middelen voor de opstartfase werden opgenomen. De Vlaamse hogeronderwijsinstellingen zijn vragende partij voor een gecoördineerde beleidsdialoog met Vlaanderen over de voorstellen in deze nota. 8. De Vlaamse bilaterale ontwikkelingssamenwerking heeft momenteel drie partnerlanden: ZuidAfrika, Mozambique en Malawi en één prioritaire regio: Zuidelijk Afrika. Vlaamse internationaliseringsprogramma’s hanteren eigen lijsten van prioritaire landen die niet beperkt zijn tot ontwikkelingslanden. Het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen geeft bijvoorbeeld voorrang aan 25 landen, waaronder de volgende OESO-DAC-landen: Brazilië, China, India, Marokko, Mexico en Zuid-Afrika. Het actieplan Brains on the Move, dat internationale mobiliteit van Vlaamse studenten bevordert, schuift een lijst van prioritaire landen naar voor, waaronder Brazilië, Chili, China, India, Marokko, Mexico, Vietnam en Zuid-Afrika. De in deze lijsten opgenomen OESO-DAC-landen zijn middeninkomenslanden waarvan men een sterk groeipotentieel verwacht. 9. Deze nota besteedt vooral aandacht aan de partnerlanden en de prioritaire regio, maar reflecteert ook over de rol die het hoger onderwijs op het gebied van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking met andere landen kan spelen. Concrete voorstellen Regionaal thematisch kennisnetwerk in Zuidelijk Afrika 1. VLIR-UOS stelt de exploratie voor van een Afrikaans-Vlaams kennisnetwerk waarin Afrikaanse en Vlaamse onderzoekers samenwerken op een nader te bepalen domein. VLIR-UOS kan voor de ontwikkeling van het netwerk een beroep doen op de partnerinstellingen waarmee al in Afrika wordt samengewerkt. 2. VLIR-UOS bouwde recent ervaring op met het opstarten van thematische netwerken/platformen in een aantal van de VLIR-UOS-partnerlanden: Cuba, Ecuador, Uganda en Vietnam. Het identificatieproces en de werking van deze landelijke netwerken kunnen als inspiratie dienen voor het opstarten van een regionaal thematisch netwerk. De thema’s die de al bestaande landelijke netwerken behandelen, weerspiegelen een matching van behoeften en expertise van de instellingen van hoger onderwijs in het partnerland en in Vlaanderen: Cuba: Network on ICT and Development Ecuador: Network on Biodiversity Uganda: Research Platform on Insecurity, Research Platform on Governance Vietnam: Network on Bioscience for Food. 3. De modellen die in het kader van deze recente strategieën werden ontwikkeld, kunnen als inspiratie dienen voor het ontwerpen van een gelijkaardig, maar nieuw (want grensoverschrijdend) model van regionale samenwerking. De stap naar een meer regionale Finale versie dd. 12.12.2013 3/9 benadering werd al gezet in het kader van de hervorming van de selectieprocedures binnen VLIR-UOS. Vanaf 2014 zullen regiocommissies de in het Zuiden te financieren interventies selecteren. Van de regiocommissies zullen enkel internationale experten deel uitmaken. De instrumenten zijn dus voor handen om te exploreren hoe een regionale aanpak kan worden verwezenlijkt. 4. Het kenniscentrum kan in samenwerking met een Zuid-Afrikaanse universiteit worden opgezet die als gastuniversiteit (hub) voor het netwerk geldt. Er kan gekozen worden voor een problematiek die vooral voor Zuidelijk Afrika relevant is. Tegelijk kan het netwerk openstaan en gebruik maken van de expertise van VLIR-UOS-partnerinstellingen uit heel Afrika ten zuiden van de Sahara. 5. Samenwerking met bestaande structuren in Zuidelijk Afrika is wenselijk om de duurzaamheid van het initiatief te bevorderen, en om te verzekeren dat de focus ligt op de prioriteiten van de regio. Binnen SADC (South African Development Community) bestaat een levendige wetenschappelijke samenwerking (b.v. op het gebied van klimaatverandering, of m.b.t. mensenhandel), die een inbedding kan bieden voor het kennisnetwerk. Anderzijds kan ook worden onderzocht of aan de Noordzijde kan worden samengewerkt met partners uit andere Europese regio’s. 6. Tijdens de exploratiefase zou VLIR-UOS in samenwerking met de gastuniversiteit een of meerdere regionale netwerkvergaderingen organiseren om een specifieke expertiseagenda overeen te komen, die beantwoordt aan de maatschappelijke noden, zoals die door de partners in het Zuiden worden geïdentificeerd. Na goedkeuring van deze agenda, kan de operationele fase worden opgestart via oproepen voor afzonderlijke elementen van deze agenda, met bijzondere aandacht voor het stimuleren van samenwerking tussen Vlaamse en regionale Afrikaanse consortia. Het regionale netwerk zou ook actief blijven om de agenda geregeld te actualiseren en de bekendmaking van de resultaten te bevorderen. Internationaal opleidingsprogramma in Zuidelijk Afrika en in Vlaanderen 7. Tijdens de exploratiefase kan worden onderzocht of een of meer gezamenlijke opleidingen aan het thema van het kenniscentrum kunnen worden gekoppeld. Door de koppeling van een nieuw internationaal opleidingsprogramma aan het Vlaams-Afrikaans kennisnetwerk, kan een geïntegreerde Noord-Zuid-benadering tot stand komen. Het zou gaan om een of meerdere opleidingen die samen worden georganiseerd door instellingen van hoger onderwijs in Zuidelijk Afrika en in Vlaanderen. Het belangrijkste deel van de opleiding zou in Zuidelijk Afrika zelf plaatsvinden. In elk geval dient de opleiding te beantwoorden aan een reële nood in de regio, en Noord-Zuid-Zuidsamenwerking te stimuleren. 8. In de exploratiefase moet worden onderzocht welke opleidingsvorm(en) het meest geschikt is (zijn): het kan gaan om een nieuwe internationale master, een bachelor na bachelor die zich meer richt op basisberoepen, een gespecialiseerde korte opleiding, een zomerschool, of om een programma dat een aantal opleidingsvormen combineert. Het opleidingsprogramma zou net zoals het kenniscentrum een interdisciplinaire benadering van het gekozen thema Finale versie dd. 12.12.2013 4/9 aanbieden. Samenwerking met de in Vlaanderen al bestaande internationale cursusprogramma’s (ICP's) die zich op studenten uit ontwikkelingslanden richten, kan ook worden onderzocht. 9. Het opleidingsprogramma zou zich zowel naar studenten uit de regio, als uit Vlaanderen richten, en ook een beroep doen op docenten uit de regio en uit Vlaanderen. Er kan gestreefd worden naar diplomering via joint degrees. 10. Indien de exploratiefase een positief resultaat oplevert, kan de Vlaamse overheid het programma steunen via een combinatie van institutionele steun voor Noord en Zuid, en masteren PhD-beurzen voor studenten. Beurzen voor Vlaamse studenten 11. Een beurzenprogramma voor Vlaamse studenten kan aan het regionale kennisnetwerk worden gekoppeld: Vlaamse doctoraatsbeurzen voor onderzoek in het domein van het kennisnetwerk, waarbij jaarlijks aan enkele Vlaamse studenten de mogelijkheid wordt gegeven een relevant proefschrift te schrijven, met inbegrip van een voldoende lang onderzoeksverblijf aan een van de lokale partnerinstellingen uit het netwerk; Reisbeurzen voor studenten, voor een kort individueel of groepsverblijf aan een partnerinstelling, bij voorkeur voor een activiteit die erkend wordt binnen het studieprogramma van de student. Zuid-Afrika en Mozambique 12. VLIR-UOS werkt al jaren samen met instellingen van hoger onderwijs in Zuid-Afrika en Mozambique, die behoren tot de twintig partnerlanden van VLIR-UOS. 13. Op dit ogenblik financiert VLIR-UOS twee programma's voor institutionele universitaire samenwerking met de Universiteit van Limpopo en de Universiteit van de Westkaap en verscheidene TEAM / Eigen Initiatieven-projecten en Zuidinitiatieven. De UOS-landenstrategie Zuid-Afrika is recent afgerond. In de strategie worden de volgende brede, inhoudelijke thema’s voor samenwerking met Zuid-Afrikaanse instellingen naar voor geschoven: voedselveiligheid, milieu, gezondheid en de sociale wetenschappen. Bij de samenwerking rond deze thema’s zal ook aandacht uitgaan naar de versterking van de institutionele en technologische (ICT) capaciteit van de Zuid-Afrikaanse partners. 14. In Mozambique financiert VLIR-UOS één programma voor institutionele universitaire samenwerking met de Eduardo Mondlane Universiteit. In overleg met de Vlaamse overheid kan worden nagegaan hoe de bestaande VLIR-UOS-samenwerking met Zuid-Afrika en Mozambique van dienst kan zijn voor de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking met beide landen. Finale versie dd. 12.12.2013 5/9 Malawi 15. VLIR-UOS heeft een beperkte ervaring met samenwerking met instellingen van hoger onderwijs in Malawi. 16. VLIR-UOS stelt voor een identificatieoefening in Malawi uit te voeren, die in 2014 van start kan gaan. De identificatie oefening kan leiden tot het opstellen van een landenstrategie. Een landenstrategie weerspiegelt de opportuniteiten voor ontwikkelingssamenwerking door het hoger onderwijs tussen het betreffende land en Vlaanderen en vormt in een volgende fase het referentiekader voor de opmaak van oproepen en de selectie van projectvoorstellen. De landenstrategie vertrekt vanuit de noden van het Zuiden, en in het bijzonder vanuit de nationale prioriteiten voor wat betreft armoedebestrijding en nationaal beleid voor het hoger onderwijs. Ze houdt tevens rekening met de aanwezige expertise en interesse voor samenwerking met het Noorden. De landenstrategie is de blauwdruk voor de toekomstige samenwerking in een specifiek land, kan een specifieke thematische focus hebben, en is multidisciplinair van aard. 17. Procesmatig is een landenstrategie het resultaat van een bevraging van een breed spectrum van actoren (onderwijsinstellingen, de overheden, maatschappelijke actoren…) in het land in kwestie (missie) en in Vlaanderen (conferentie). Het identificatieproces wordt gerealiseerd met de hulp van onafhankelijke externe experten. 18. De landenstrategienota vormt het vertrekpunt voor de uitwerking van een volwaardig landenprogramma. Een landenprogramma bestaat uit een portfolio van concrete samenwerkingsprojecten volgens verschillende interventietypes. Het landenprogramma zou de bestaande directe samenwerking van Staat tot Staat aanvullen met een structurele indirecte samenwerking tussen instellingen van hoger onderwijs in Malawi en in Vlaanderen. Andere partnerlanden? 19. Naast Zuid-Afrika en Mozambique zijn de volgende landen op dit ogenblik partnerlanden van VLIR-UOS: in Afrika: Burundi, DR Congo, Ethiopië, Ghana, Kenia, Marokko, Tanzania en Uganda; in Azië: India, Indonesië, Sri Lanka en Vietnam; in Latijns-Amerika: Bolivia, Cuba, Ecuador, Nicaragua, Peru en Suriname. 20. Indien de Vlaamse overheid zou beslissen tot uitbreiding of wijziging van haar lijst voor partnerlanden voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking in de toekomst, kan VLIR-UOS de bestaande contacten met instellingen in deze landen ter beschikking stellen. Groeilanden: de ontwikkelingsdimensie 21. Groeilanden met een gemiddeld hoge graad van menselijke ontwikkeling in het Zuiden (cf. UNDP Human Development Reports) zijn traditioneel geen prioriteit voor VLIR-UOS. Indien de Vlaamse overheid het hoger onderwijs bij de internationale economische samenwerking wenst te betrekken, dienen middelen vanuit ontwikkelingssamenwerking zich te concentreren op de ongelijkheid binnen deze landen, en thema’s te behandelen die relevant zijn voor Finale versie dd. 12.12.2013 6/9 achtergestelde sectoren of bevolkingsgroepen, of zich te richten op achtergestelde regio’s. Bestaande VLIR-UOS-modellen van netwerk- en institutionele versterking kunnen hierbij dienstig zijn. Initiatieven van domeinbevoegde ministers Algemeen 22. Meer dan een derde van de Vlaamse ODA-middelen worden niet ter beschikking gesteld of beheerd door het Departement Internationaal Vlaanderen, maar door Ministers die op het domein van hun interne bevoegdheid aan ontwikkelingssamenwerking doen. 23. VLIR-UOS kan de opgedane ervaring in de prioritaire VLIR-UOS-landen ter beschikking stellen, indien in deze initiatieven een hogeronderwijscomponent relevant is. In dat kader zijn ook de UOS-landenstrategieën een belangrijk ijkpunt: individuele initiatieven dienen te worden ingepast in een coherente strategie van samenwerking met de universitaire wereld in het partnerland. Onderwijs 24. Prioritair wordt aansluiting gezocht bij het internationaliseringbeleid voor het Vlaams hoger onderwijs, zoals neergelegd in het actieplan Brains on the move, waarbij mobiliteit van studenten en docenten als prioriteit door de Vlaamse overheid naar voor wordt geschoven. In het bijzonder wil VLIR-UOS aansluiting vinden bij de Vlaamse doelstellingen op het gebied van joint international programmes, niet-EER-mobiliteit van studenten en docenten, en partnerschappen met instellingen in ontwikkelingslanden (niet-EER).Via de eigen projectwerking en bestaande beursvormen (PhD-beurzen voor Vlaamse studenten), evenals via de lobbyfunctie die VLIR-UOS vervult t.a.v. de individuele instellingen en de Vlaamse overheid, wil VLIR-UOS ook bijdragen tot het creëren van een faciliterend kader voor internationalisering en ontwikkelingssamenwerking op de diverse niveaus, in de vorm van: financieringsdecreet, benoemingsbeleid, internationalisation@home,... In dit verband wordt verwezen naar het memorandum van het Vlaams hoger onderwijs (december 2013), dat vertrekt vanuit de overtuiging dat inzetten op internationalisering en ontwikkelingssamenwerking bijdraagt tot kwaliteitsverhoging in het Vlaams hoger onderwijs. Onderzoek 25. Ook met het Vlaamse onderzoeks- en innovatiebeleid wordt aansluiting gezocht, in de eerste plaats voor wat betreft de opbouw van eigen Vlaamse capaciteit inzetbaar voor ontwikkelingssamenwerking, en ingebed in internationale netwerken. Daarnaast wordt ook met de reguliere internationale wetenschappelijke samenwerking afstemming (in het bijzonder met het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek) gezocht, zeker voor die landen die ook VLIRUOS-partnerlanden zijn, en waarvoor VLIR-UOS al heeft bijgedragen tot lokale capaciteit, e.g. Vietnam, Ecuador, ... Finale versie dd. 12.12.2013 7/9 Fundamenten van een kwalitatieve ontwikkelingssamenwerking door het hoger onderwijs 26. De concrete voorstellen zoals hierboven geformuleerd zijn gebaseerd op een aantal uitgangspunten die in maart 2013 door de Vlaamse rectoren werden onderschreven. Deze uitgangspunten zijn, naar de mening van de universiteiten en de hogescholen, fundamenteel voor een geloofwaardige ontwikkelingssamenwerking door het Vlaams hoger onderwijs. Een dergelijke samenwerking: - levert een aantoonbare bijdrage tot duurzame ontwikkeling en de strijd tegen ongelijkheid. Hierbij gelden de door de internationale ontwikkelingsdoelstellingen als referentiekader; - beoogt de opbouw van capaciteit in gemeenschap ontwikkelingslanden, door goedgekeurde institutionele langetermijnsamenwerking op het gebied van onderwijs, onderzoek en dienstverlening in een beperkt aantal landen in het Zuiden; - - neemt de noden en visie van de Zuidpartner als uitgangspunt voor de samenwerking, vanuit een landencontext. De expertise van de partner en van de Vlaamse instelling worden aan elkaar gekoppeld om te komen tot kwaliteitsvolle samenwerking; moedigt ongebonden onderzoek, interdisciplinariteit en kennisuitwisseling tussen instellingen aan; - beoogt samenwerking met andere actoren (e.g. NGO's, bedrijven, bilaterale en multilaterale ontwikkelingsactoren, ...) om te verzekeren dat onderzoeks- en onderwijssamenwerking - impact hebben op het ontwikkelingsbeleid; versterkt binnen de Vlaamse samenleving het draagvlak voor mondiale openheid en - solidariteit; verankert de in Vlaanderen aanwezige wetenschappelijke expertise via partnerschappen met instellingen in het Zuiden; - is gebaseerd op transparante besluitvorming en resultaatsgericht beheer, onder meer door gedegen opvolging en evaluatie; - valoriseert inzet voor internationale ontwikkelingsgerichte samenwerking, zowel van individuele academici als van onderzoekseenheden, op gepaste wijze. Finale versie dd. 12.12.2013 8/9 Opstartfase: timing en begroting 27. Budgettering hangt af van de exploratiefase (medio 2014-eind 2015, geraamd budget van € 220.000). Indien de exploratiefase tot positieve conclusies leidt, zou een indicatief jaarbudget van ongeveer € 2 miljoen realistisch kunnen zijn voor de uitbouw van het regionaal thematisch kennisnetwerk, de opstart van het internationale opleidingsprogramma en de uitvoering van een Malawi-strategie. 28. De Vlaamse instellingen zullen zelf in aanzienlijke mate tot de ontwikkeling van het programma bijdragen in de vorm van eigen middelen en de kosteloze ter beschikking stelling van academisch personeel, en door het creëren van een beleidskader dat participatie aan ontwikkelingssamenwerking door het hoger onderwijs mogelijk maakt. 29. De Vlaamse hogeronderwijsinstellingen drukken de wens uit om, in het kader van een gecoördineerde beleidsdialoog, mogelijke modaliteiten te bespreken met de Vlaamse overheid. *** Finale versie dd. 12.12.2013 9/9