Compatibiliteitsregels en -testen

advertisement
Compatibiliteitsregels en -testen
1
Deze documenten werden ontwikkeld door de werkgroep opleiding en vervolgens gevalideerd
door de stuurgroep van BeQuinT.
Indien u wijzigingen aanbrengt in de presentaties dan is dit op eigen verantwoordelijkheid.
Deze presentaties werden ontwikkeld als basis voor een e-learning programma en niet voor
face-to-face vorming.
Doelstellingen
 Definiëren van de begrippen « antigenen » en « antistoffen ».
 De basis van de ABO compatibiliteitsregels uitleggen.
 Het belang van deze regels kunnen verklaren en de risico’s en gevaren
voor de ontvanger uitleggen indien deze regels niet worden
gerespecteerd.
 De basis geven van het transfusiebeleid door uit te leggen dat niet
alleen het ABO systeem telt maar dat men ook moet rekening houden
met andere klinisch belangrijke antigenen: Rhesus, Kell en ook Duffy,
Kidd, MNS (S,s), enz.
 Weten dat bijkomende analyses meer tijd vragen.
 Het belang van controles aan het bed van de patiënt aantonen.
 Het respecteren van procedures benadrukken.
3
Doel van compatibiliteitsregels
 De compatibiliteitsregels werden opgesteld om contact te vermijden tussen
antigenen en overstemmende antistoffen in de bloedcirculatie van de
ontvanger.
 Indien deze regels niet worden toegepast, kan er een antigen-antistof complex
ontstaan.
 De klinische gevolgen van dit complex zijn niet te voorzien en zeer verscheiden:
dit kan gaan van ondoeltreffende transfusies tot intra-vasculaire hemolyse,
blokkering van de nieren,… tot het veroorzaken van het overlijden van de
patiënt.
 De gevaarlijkste vergissing bij transfusie is ABO bloedgroep incompatibiliteit.
 Reacties te wijten aan andere antistoffen zijn ook gevaarlijk: Rhesus, Kell, Duffy,
Kidd, MNS (S,s), enz.
 Pretransfusie compatibiliteitstesten worden in vitro uitgevoerd om te
vermijden dat transfusiereacties zich in vivo voordoen door incompatibiliteit.
4
Waar bevinden antigenen en antistoffen zich?
Bloedgroepantigenen bevinden zich op rode bloedcellen,
De antistoffen bevinden zich in het plasma/serum.
IgG
.
IgA
Indien er wordt gesproken over een gevaarlijk antigen-antistof
complex voor transfusie, dan bedoelt met dat er zich enerzijds
antigenen bevinden op de rode bloedcellen van de donor en
anderzijds antistoffen in de bloedcirculatie van de ontvanger.
Dit contact moet men koste wat kost vermijden! Waarom?
5
IgM
Doel van compatibiliteitsregels
 De compatibiliteitsregels werden opgesteld om contact tussen antigenen en
overstemmende antistoffen in de bloedcirculatie van de ontvanger te
vermijden.
 Indien deze regels niet worden toegepast, kan er een antigen-antistof
complex ontstaan.
 De klinische gevolgen van dit complex zijn niet te voorzien en zeer
verscheiden: dit kan gaan van ondoeltreffende transfusies tot intra-vasculaire
hemolyse, blokkering van de nieren,… tot het veroorzaken van het overlijden
van de patiënt.
 De gevaarlijkste vergissing bij transfusie is ABO bloedgroep
incompatibiliteit.
 Reacties te wijten aan andere antistoffen zijn ook gevaarlijk: Rhesus, Kell,
Duffy, Kidd, MNS (S,s), enz.
 Pretransfusie compatibiliteitstesten worden in vitro uitgevoerd om te
6
vermijden dat transfusiereacties zich in vivo voordoen door incompatibiliteit.
Wat als de antistof het antigeen ontmoet?
De antistoffen bevestigen zich
op de antigenen van de rode
bloedcel
Het antigeen-antistofcomplex activeert niet
het complement
Er zijn ontvangers voor
Ig/C op het niveau van
de macrofagen
De rode bloedcel wordt
« gefagocyteerd ».
7
Het antigeenantistof-complex
activeert het
complement
Waneer het complement
volledig geactiveerd wordt
(tot op het einde van de
keten), maakt het ‘Membrane
Attack Complex’ (MAC) een
gaatje in de membraan van
de rode bloedcel
Dit is intra-vasculaire hemolyse.
Dit is extra-vasculaire hemolyse
Immunohematologie
Roselyne LITALIEN
Doel van compatibiliteitsregels
 De compatibiliteitsregels werden opgesteld om contact tussen antigenen
en overstemmende antistoffen in de bloedcirculatie van de ontvanger te
vermijden.
 Indien deze regels niet worden toegepast, kan er een antigen-antistof
complex ontstaan.
 De klinische gevolgen van dit complex zijn niet te voorzien en zeer
verscheiden: dit kan gaan van ondoeltreffende transfusies tot intravasculaire hemolyse, blokkering van de nieren,… tot het veroorzaken van
het overlijden van de patiënt.
 De gevaarlijkste vergissing bij transfusie is ABO incompatibiliteit.
 Reacties te wijten aan andere antistoffen zijn ook gevaarlijk: Rhesus, Kell,
Duffy, Kidd, MNS (S,s), enz.
 Pretransfusie compatibiliteitstesten worden in vitro uitgevoerd om te
8
vermijden dat transfusiereacties zich in vivo voordoen door
incompatibiliteit.
De basis van alles …
De ABO compatibiliteitsregels zijn gebaseerd op het gegeven dat elk
individu antistoffen bezit in het plasma die gericht zijn tegen antigenen die
men niet bezit.
9
Een persoon met bloedgroep A bezit anti-B antistoffen
Een persoon met bloedgroep B bezit anti-A antistoffen
Een persoon met bloedgroep O bezit anti-A en anti-B antistoffen
Een persoon met bloedgroep AB bezit noch anti-A, noch anti-B antistoffen
NB : het ABO bloedgroepsysteem is het enige
systeem waarbij antistoffen systematisch
aanwezig zijn wanneer er een antigen ontbreekt..
ABO compatibel = ABO identiek?
 ABO identiek = A bloed geven aan een ontvanger met bloedgroep A
B bloed geven aan een ontvanger met bloedgroep B
 ABO COMPATIBEL = O bloed geven aan een ontvanger met bloedgroep A
10
O bloed geven aan een ontvanger met bloedgroep B
A bloed geven aan een ontvanger met bloedgroep AB
ABO compatibiliteitsregels voor
erytrocytenconcentraat (EC)
Geef geen EC met « antigenen A / B » aan een ontvanger
(patiënt) die de overeenstemmende antistoffen heeft in zijn/haar plasma.
Bloedgroep Mag EC ontvangen met bloedgroep
ontvanger
O
A
B
AB
O (anti-A + anti-B)
A (anti-B)
B (anti-A )
AB
ABO IDENTIEKE transfusie
ABO COMPATIBELE transfusie
11
Maar… ?
Maar waarom mag men dan EC met bloedgroep A
(die anti-B antistoffen bevatten) of EC met
bloedgroep B (die anti-A antistoffen bevatten)
gegeven worden aan een patiënt met bloedgroep
AB?

Omdat er na de afname van vol bloed er
centrufugatie plaatsvindt waarbij plasma
en erytrocytenconcentraat worden
afgesplitst.

Er is residueel volume van plasma in een
zakje erytrocytenconcentraat. De kans
dat dit een hemolytische
transfusiereactie veroorzaakt is echter
klein (weinig antistoffen in zwakke
concentratie).
± 30 mL plasma
+ anticoagulans
± 250 mL rode bloedcellen
+ bewaringsmiddel
12
« Universeel bloed » bestaat niet !
 Het is absoluut verkeerd om te denken dat O Rh D
negatief EC kan beschouwd worden als « universeel
bloed » omdat deze geen A en B antigenen bevatten. Er
moet rekening gehouden worden met andere systemen:
Rhesus, Kell, Duffy, Kidd, MNS (S,s), enz.
 Transfusie van O Rh D negatief
erytrocytenconcentraat is dus niet zonder gevaar!
B
13
 AB plasma is de enige universele bloedcomponent die
zonder gevaar kan toegediend worden aan elke
ontvanger, onafhankelijk van de bloedgroep aangezien
plasma noch anti-A of Anti-B antistoffen, noch
erytrocyten antigenen bevat.
ABO compatibiliteitsregels voor plasma
Geef geen plasma met « anti-A / anti-B antistoffen » aan
een ontvanger die antigenen heeft op zijn/haar rode
bloedcellen.
Bloedgroep Mag plasma ontvangen met bloedgroep
ontvanger
O
A
B
AB
AB
Anti-A + anti-B
B
A
O
Anti-B
Anti-A
O
A
B
AB
ABO IDENTIEKE transfusie
14
ABO COMPATIBELE transfusie
En bloedplaatjesconcentraat ?
 De ABO compatibiliteitsregels zijn dezelfde als die van rode bloedcellen.
Bloedplaatjesconcentraten bevatten een deel plasma (30%). Bijgevolg moet er
soms rekening gehouden worden met anti-A en anti-B antistoffen*.
• Eerste keuze = ABO identieke bloedplaatjes
– A  A; O  O;
(en zeldzamer: B  B; AB  AB)
O
A
B
AB
•
Aanvaardbare keuze =
1) Mineure incompatibiliteit:
ABO « compatibele » bloedplaatjes
–
*OPGELET: « hemolysine positieve » bloedplaatjes
(= met hoge titer anti-A/B antistoffen, kunnen gevaarlijk
zijn) mogen enkel toegediend worden aan ontvangers
met dezelfde bloedgroep (dit wordt genoteerd op de zak).
2) Majeure incompatibiliteit:
ABO « incompatibele » bloedplaatjes
15
Soms kan de bloedbank enkel ABO incompatibele
bloedplaatjes leveren (bv. A aan O ontvanger).
Deze transfusies zijn minder doeltreffend maar brengen
het leven van de ontvanger niet in gevaar.
En de andere bloedgroepsystemen (naast ABO)?
 Los van het ABO systeem bestaan er
meer dan 30 verschillende
bloedgroepsystemen met meer dan 300
verschillende antigenen.
 Voor bloedtransfusie is het ABO
bloedgroepsysteem het belangrijkste,
gevolgd door de Rhesus en Kell
systemen.
 In werkelijkheid spelen ook andere
systemen (naast ABO, Rhesus en Kell)
een rol. Dit gebeurt echter minder vaak.
16
http://www.dienstvoorhetbloed.be/DVB-Channel/IH-Nederlands/Tests-laboratoria-immunohematologie.html; ISBT congres Seoul 2014.
Geordend naar chronische volgorde van het moment van ontdekking
> 30
17
> 300
Bloedgroepsystemen en antigenen

Bepaalde systemen bevatten
tientallen verschillende
antigenen:
o
o
o
o
MNS n = 48
Rh n = 54
Kell n = 35
…..

Er zullen nog systemen en
antigenen ontdekt worden…

Elk antigen kan (in
verschillende mate) de
productie van een antistof
veroorzaken.

De eerste 9 erytrocyten
bloedgroepsystemen in de
tabel zijn de meest
belangrijkste.
J. Chiaroni – EMC Hématologie 2 (2005) 53-112.
ISBT congres Seoul, 14/08/2014.
Wat is het transfusiebeleid in de praktijk?
 Bloedtransfusie heeft naast zijn therapeutische rol (compenseren van bloedverlies)
ook nog de volgende streefdoelen:

Geen schade berokkenen aan de ontvanger  De ABO compatibiliteitsregels
dienen strikt gerespecteerd worden om « ABO incompatibiliteit » (met ernstige
gevolgen) te vermijden.

Immunisatie proberen te vermijden  Een allo-immunisatie tegen rode
bloedcellen kan immers ernstige gevolgen hebben:

Hemolytische ziekte van de pasgeborene (bvb. Door anti-D of anti-K)

Moeilijkheid om compatibel bloed te vinden (dit kan gaan tot « blokkeren » van de
transfusie).
 Om deze reden moet de bloedbank bloed selecteren dat zo identiek mogelijk
is aan dat van de ontvanger voor de meest immuniserende antigenen:
namelijk de Rh D en K antigenen.
 Dit transfusiebeleid moet gerespecteerd worden bij patiënten die chronisch
transfusie krijgen en vrouwen op vruchtbare leeftijd.
18
De belangrijkste systemen: Rhesus en Kell.
Rh D compatibiliteit
Donor
Ontvanger
Rh+
K compatibiliteit
Donor
K+
Rh+
RhRh-
Ontvanger
K+
KRh-
K-
K-
 Een Rh+ ontvanger mag Rh+ of Rh- bloed krijgen.
 Een K+ ontvanger mag K+ of K- bloed krijgen.
 Een Rh- ontvanger mag alleen Rh- bloed krijgen.
 Een K- ontvanger mag alleen K-bloed krijgen.
 MAAR : frequentie van Rh- donoren = 15%
 MAAR : frequentie van K- donoren = 91%.
19
NB : Indien er een tekort aan Rh D - bloed heerst, kan
de bloedbank zich genoodzaakt zien om Rh D + bloed
te leveren voor een Rh D - ontvanger. Dit is niet
gevaarlijk zolang als de patiënt niet geïmmuniseerd
wordt. Dit wordt gecontroleerd door het labo alvorens
er bloedcomponenten geleverd worden d.m.v.
screening van onregelmatige antistoffen.
NB : Aangezien er veel K neg donoren zijn is het niet
moeilijk om K neg bloed te vinden.
Maar voor Rh D is dit ingewikkelder!
 Naast het D antigen bevat het Rhesus systeem nog 4 andere antigenen (C, c, E, e) die
belangrijk zijn in het kader van transfusie aangezien ze de productie van antistoffen
kunnen veroorzaken.
 Het Rhesus fenotype van erytrocyten van een individu wordt bepaald door deze 5
voornaamste antigenen: C, c, D, E, e.
 De bloedbank heeft de taak om de meest geschikte zakken te selecteren:
 Selectiecriteria: « geef bij voorkeur geen antigeen dat de ontvanger niet bezit » aangezien de
ontvanger dan een risico loopt om zich te « immuniseren » tegen dit antigen.
 Bijvoorbeeld: bij risicogroepen met name patiënten met chronische transfusies of vrouwen in vruchtbare
leeftijd (< 50 jaar):
Een patiënt met ccD.EE K- mag bij voorkeur geen bloed krijgen met de antigenen « C » et « e ».
Een patiënt met CCD.ee mag bij voorkeur geen bloed krijgen met de antigenen « c » et « E ».
Een patiënt met CcD.Ee mag bloed krijgen met alle andere Rhesus fenotypes .
Mag een patiënt met ccD.EE, ccddee bloed krijgen?
20
Als patiënten geïmmuniseerd zijn.

Ongeveer 5% van de patiënten is geïmmuniseerd en heeft anti-erytrocyten antistoffen in hun
plasma. Men dient hiermee rekening te houden bij de selectie van bloedzakken (antigeen
negatief voor de corresponderende antistof)

De kans om bloedzakken te vinden in de voorraad die geen antigen(en) bevatten waartegen
de antistoffen gericht zijn (zonder rekening te houden met het ABO systeem) varieert in
functie van de specificiteit van de antistoffen. Voorbeelden :
 Voor anti-Rh D:
 Voor anti-K :
 Voor anti-e :
15 % van de « D neg » zakjes zijn compatibel;
91 % van de « K neg » zakjes zijn compatibel;
2 % van de « e neg » zakjes zijn compatibel;

Het detecteren van antistoffen, het bepalen van hun specificiteit en het vinden van
compatibele bloedzakjes neemt tijd in beslag en kan bijgevolg het afleveren van de
bloedcomponenten vertragen.

Vanzelfsprekend kan de levering van bv. bloedplaatjesconcentraten nog langer duren indien
de patiënt anti-HLA (= anti-leucocytaire) antistoffen of anti-HPA (= anti-plaatjes) antistoffen
heeft. Er moeten dan namelijk compatibele donoren worden opgeroepen voor donatie.
Idealiter krijgen geïmmuniseerde patiënten nooit een transfusie in urgente situaties!
21
Perentage van « antigen neg » EC
100
Percentage van « compatibele » EC
90
80
70
Antigen pos (niet
compatibel)
Antigen neg
(compatibel)
60
50
91
40
71
30
20
34
10
32
23
15
2
0
anti-K
anti-E anti-Fya anti-C anti-Jka anti-D anti-e
anti-k
Specificiteit van antistoffen
22
Het % compatibele EC varieert sterk in functie van de specificiteit van antistoffen
De rol van het laboratorium
1) Bepalen van de ABO Rh D bloedgroep,
2) Bepalen van het K fenotype (in functie van de patiënt),
3) Mogelijks aanwezige antistoffen opsporen,
4) Indien er antistoffen aanwezig zijn: de specificiteit van deze antistoffen
bepalen,
5) Selecteren van de zakken die geen overeenstemmende antigenen hebben,
6) Controleren of de kruisproef met het plasma van de ontvanger en de rode
bloedcellen van de donor wel negatief is.
De rol van de bloedbank
7)
23
Ter beschikking stellen (leveren) van de bloedzak met de nodige documenten
die toelaten om te controleren of « de juiste zak zal toegekend worden aan de
juiste patiënt ».
Welke testen?
« Type and Screen » algoritme
1)
Bepalen van de ABO en Rh D bloedgroep
Gevalideerde ABO bloedgroep = 2 bepalingen
(met uitzondering van urgente situaties)
24
2)
Bepalen van het Rhesus (C,c,E,e) en K antigeen voor
patiënten die chronisch transfusies krijgen en voor
vrouwen op vruchtbare leeftijd.
3)
Opsporen van eventueel aanwezige antistoffen
Welke testen?
25
Algoritme van de kruisproef
4)
Voor geïmmuniseerde patiënten :
uitvoeren van een kruisproef door het
testen van de rode bloedcellen van de
donor (a.d.h.v. een testsegment) met het
plasma van de ontvanger (+ reagens).
5)
Selecteren van een zak die bij voorkeur
ABO identiek is, of compatibel zonder
aanwezigheid van corresponderende
antigen(en) ten opzichte van de
geïdentificeerde antistoffen in het plasma
van de patiënt.
6)
Controle van de antigenen van de
bloedzak: antigen negatief ten opzichte van
de corresponderende antistof
Bepalen van de antistoffen
26

A.d.h.v. een panel van 10 test rode bloedcellen met bloedgroep O waarvan het erytrocytair fenotype
bepaald werd voor de 9 belangrijkste bloedgroepsystemen, moet men kunnen bepalen tegen welk(e)
antigen(en) de antistoffen gericht zijn.

De identificatie van de specificiteit van antistoffen is niet altijd eenvoudig, zeker niet in
het geval van multiple antistoffen.

Deze bijkomende analyses vragen tijd en vertragen de levering van de
bloedcomponenten (minimum 1 uur, soms veel langer).
Voorbeeld

Serum/plasma van een patiënt wordt verdeeld over 10 test rode bloedcellen met bloedgroep O waarvan
het erytrocytair fenotype voor de 9 belangrijkste systemen gekend is.

De reactie wordt geïncubeerd in een milieu dat gunstig is voor het opsporen van antistoffen.
+++
+++
+++
+++
-
+++
+++
+++
+++
-
+++ +++
+++ +++
-
27

De positieve (+++) en negatieve ( - ) reacties maken het mogelijk om de specificiteit van antistoffen te
bepalen (anti-Rh D).

De uitvoering van deze testen neemt minimum 1 uur in beslag.
Welke afname voor welke bloedcomponent ?

In de volgende gevallen is het nodig om een pretransfusie staal naar de bloedbank te brengen
om de verschillende bloedcomponenten te verkrijgen:
Erytrocytenconcentraat
Gekende ABO Rh D bloedgroep van
de patiënt
Niet gekende ABO Rh D bloedgroep
van de patiënt
JA,
Bij elke
aanvraag*
Plaatjes
Vers ingevroren
(Standaard of
plasma
EDP)
NEEN*
NEEN*
JA
JA
NB : Indien de bloedgroep van de patiënt reeds 2x bepaald werd (of m.a.w. gevalideerd werd), kan de
bloedbank de bloedcomponent(en) sneller ter beschikking stellen (leveren).
* Het immuunsysteem van de patiënt die een bloedtransfusie kreeg, kan bij
elke transfusie op elk moment geactiveerd worden en antistoffen
ontwikkelen. Hiervoor dient men steeds aandachtig te zijn.
28
Om de veiligheid te verzekeren tot op het
einde…
Bloedzakken – om het even welke bloedcomponent het ook is – worden door de bloedbank
geleverd voor een bepaalde patiënt (naam, voornaam, geboortedatum).
 De nodige documenten worden gekoppeld aan de bloedcomponenten (facturatie en attest van
toediening). Deze documenten verstrekken de nodige informaties voor de controles die dienen
uitgevoerd te worden voor de transfusie.


Controles die aan het bed van de patiënt met de bloedzak bij de hand moeten uitgevoerd
worden:
 Naam, voornaam en geboortedatum van de patiënt
 Bloedgroep van de patiënt
 Type product
 Bloedgroep van de bloedcomponent
 Nummer van de zak en productcode
 Vervaldatum van de bloedcomponent
 De uiterste geldigheidsdatum van de pretransfusietesten
NB : Deze controles kunnen uitgevoerd worden met behulp van een informaticasysteem
die de bloedgroepcompatibiliteit elektronisch controleert aan het bed van de patiënt.
29
Geldigheidsduur van pretransfusietesten
•
De kruisproef en type en screen hebben een beperkte geldigheidsduur van
MAXIMUM 72 uur na de bloedafname.
3d
30
En wat in urgente situaties?
 Bloedcomponenten kunnen slechts in uitzonderlijke urgente situaties direct
geleverd worden zonder pretransfusietesten.
 In geval van echte urgenties mogen
de volgende bloedcomponenten toegediend worden:
 Erytrocytenconcentraat met bloedgroep O (Rh D neg,
in functie van de Rh D en het geslacht van de patiënt),
 Plasma met bloedgroep AB,
 Bloedplaatjes met bloedgroep O en negatieve hemolysines (lage titer anti-A/B).
 Denk eraan om zo snel mogelijk een bloedstaal bij de patiënt af te nemen om
zijn/haar bloedgroep te kunnen bepalen. Dit staal wordt bij voorkeur afgenomen
voor transfusie om een dubbele populatie te vermijden.
 Verzekeren van een opvolging van de patiënt aangezien O Rh D negatieve rode
bloedcellen ook andere RBC antigenen bezitten die de ontvanger misschien niet
heeft en waartegen hij/zij dus kan geïmmuniseerd worden.
31
Cfr. Module m.b.t. het gebruik van O bloed in stocks (depot)
Om te onthouden:
 ABO compatibiliteit noodzakelijk bij transfusie van erytrocyten of plasma.
 Preventieve compatibiliteit voor de Rhesus (C, c, E,e) en K antigenen vermindert
significant de kans om de ontvanger te immuniseren. Het vermijdt HZP (Hemolytische
Ziekte van de Pasgeborene).
 Er bestaat geen « universeel bloed » (behalve AB plasma).
 De snelheid van levering van bloedcomponenten is afhankelijk van de situatie van de
patiënt: gekende of ongekende ABO bloedgroep, (niet) geïmmuniseerde patiënt,
meerdere antistoffen of niet, …
 Pretransfusietesten (kruisproef en type en screen) hebben een beperkte
geldigheidsduur van 72 uur.
 Controleprocedures m.b.t. de overeenkomst zak-patiënt moeten gerespecteerd worden:
met het bloedzakje in de hand, aan het bed van de patiënt, op het moment van de
transfusie.
 Indien men de controleprocedures toepast en de documenten gekoppeld aan de
32
bloedcomponenten raadpleegt, kan men « de juiste component aan de juiste patiënt
geven ».
Download