Oefeningen F-toetsen ANOVA Oefening 1 Een groep van 30 studenten werd ad random ingedeeld in 3 groepen. Elke groep kreeg een ander trainingsprogramma. Welk is het beste ? Zijn er verschillen tussen de groepen. Groep 1 Groep 2 Groep 3 13 14 12 23 21 9 17 21 30 26 32 31 25 42 28 86 63 35 67 66 54 33 24 53 22 15 22 34 31 8 Oefening 2 Sporten kinderen uit hogere sociale klassen meer ? Er zijn 4 soorten sociale klassen, van 1 laag tot 4 hoog. Zijn hypothese is dat kinderen uit de klassen 3 en 4 meer sport zullen doen dan kinderen uit de klassen 1 en 2. Klasse 1 1u. 2u.30min 20min 100min 1u.20min 30min. 50min. 1u.50min Klasse 2 2u. 2u.40min 10min 80min 1u min 70min. 1.50min. 2u.50min. Klasse 3 3u. 2u.30min 1u.20min 3u.40min 1u.40min 1u.20min. 60min. 1u.50min. Klasse 4 4u. 2u.50min 2.u20min 100min 2u.20min 1u30min. 1u50min. 1u.50min. Oefening 3 De aanwezigheid van schadelijke insecten in akkers wordt ontdekt door met een kleverige substantie besmeerde borden te plaatsen, en de op de borden opgevangen insecten te onderzoeken. Om na te gaan welke kleuren het meest aantrekkelijk zijn plaatsen onderzoekers voor elk van vier kleuren zes borden in een haverveld. Welk is meest aantrekkelijk ? Kleur Citroengeel Wit Groen Blauw Opgevangen insecten 45 21 37 16 59 12 32 11 48 14 15 20 46 17 25 21 38 13 39 14 47 17 41 7 Oefening 4 Men vergelijkt vier methoden voor het onderwijzen van gebarentaal. Aan elke methode worden er gerandomiseerd 10 studenten toegewezen en men noteert hun score bij het examen. De onderzoeker heeft als hypothese dat de methode B duidelijk slechter werkt dan de drie andere methoden. Is dit inderdaad zo ? Methode A Methode B Methode C Methode D 12 15 17 16 14 18 15 16 14 13 11 12 14 12 13 14 12 10 12 14 15 18 18 16 17 18 20 18 16 16 16 15 16 17 14 15 13 14 15 13 Oefening 5 Een onderzoeker vraagt zich af of kinderen met een groter gewicht minder aan sport doen dan niet obese kinderen. Hij verzamelt data van 12 obese kinderen, van 13 kinderen met overgewicht, en van 15 niet obese kinderen. Het aantal minuten sport per week voor deze kinderen is Obees 40 50 20 120 200 50 60 70 40 10 0 0 Zwaarlijvig 30 60 20 10 0 120 90 10 20 70 100 20 200 Niet obees 50 30 20 60 10 30 70 90 140 130 20 40 20 80 30 Oefening 6 Een onderzoeker vraagt zich af of jongeren die meer angst vertonen slechter presteren in competitiesituaties. Hij onderscheidt drie groepen angst (1=lage angst, 2=gemiddelde angst, 3=hoge angst). De hypothese is dat de jongeren met een hoge angst verschillen en duidelijk slechter presteren van de twee andere groepen. Angstprestatie Angstprestatie score score 1 14 3 8 1 12 3 12 1 10 3 6 1 12 3 9 1 8 3 10 1 10 3 6 2 10 2 8 2 12 2 16 2 14 2 12