University of Groningen DV165 Milieubeoordeling van hernieuwbare transport brandstoffen Kerssen, M. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2003 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Kerssen, M. (2003). DV165 Milieubeoordeling van hernieuwbare transport brandstoffen. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 18-07-2017 Samenvatting Vanaf de industriële revolutie is de uitstoot aan broeikasgassen naar de atmosfeer significant toegenomen. Deze toename is hoofdzakelijk het gevolg van de verbranding van fossiele energie door menselijke activiteiten. De sterk toegenomen uitstoot van broeikasgassen kan klimaatveranderingen tot gevolg hebben. In 1997 is in Kyoto een top gehouden over de wereldwijde problemen betreffende de energievoorziening en de daarmee verbonden milieuaspecten. Een groot deel van de deelnemende landen heeft in het verdrag van Kyoto toegezegd om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Nederland heeft toegezegd in de periode 2008 – 2012 de uitstoot van broeikasgassen met 8% te laten dalen, ten opzichte van het niveau in 1990. Koolstofdioxide (CO2) is het belangrijkste broeikasgas dat hoofdzakelijk ontstaat bij de verbranding van fossiele brandstoffen voor de energievoorziening en transport. Methaan (CH4) en lachgas (N2O) zijn vooral belangrijk als gevolg van landbouw, veeteelt en afvalverwerking. Door gebruik te maken van biomassa als energiebron kan de uitstoot van broeikasgassen beperkt worden, doordat planten CO2 opnemen uit de atmosfeer bij de fotosynthese. Bij verbranding van biomassa ontstaat weliswaar CO2, maar doordat deze in eerste instantie door de planten is opgenomen is de netto uitstoot van CO2 nul. Biomassa bevat relatief veel water. Hierdoor zijn de transportkosten van biomassa relatief hoog. Door biomassa om te zetten tot een energiedrager wordt de energie geconcentreerd en dalen de relatieve transportkosten. Transportbrandstoffen zijn dergelijke energiedragers. Door gebruik te maken van hernieuwbare transportbrandstoffen om diesel en benzine uit ruwe olie te vervangen kan de netto uitstoot van broeikasgassen in de transportsector verminderd worden. Voorbeelden van hernieuwbare transportbrandstoffen die te gebruiken zijn om benzine en diesel uit ruwe olie te vervangen1 zijn biodiesel, ethanol, methanol, Fischer Tropsch brandstoffen en HTU diesel. De doelstelling van dit onderzoek is het vergelijken van de uitstoot van broeikasgassen en het energiegebruik van hernieuwbare transportbrandstoffen met diesel en benzine2. Er wordt met name ingegaan op HTU diesel gemaakt uit rioolslib door de productie ervan te modelleren en de uitstoot van broeikasgassen en het gebruik van energie daarbij te onderzoeken. Het onderzoek bestaat uit twee delen. Ten eerste is er een literatuuronderzoek uitgevoerd naar levenscycli van vervangers van diesel en benzine geraffineerd uit ruwe olie. Daarbij is gekeken naar energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen van deze biobrandstoffen vergeleken met benzine en diesel geraffineerd uit ruwe olie. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat er veel literatuur over de productie en het gebruik van hernieuwbare transportbrandstoffen bestaat. Hoewel bij alle diesel- en benzinevervangers de uitstoot van broeikasgassen lager is dan de uitstoot bij benzine en diesel is de mate daarvan erg afhankelijk van het productieproces van de biobrandstof. Zowel het soort biomassa dat als grondstof gebruikt wordt als de productiemethode zijn daarbij van groot belang. Ook de hoeveelheid energie nodig voor de productie van de hernieuwbare brandstoffen is daarvan erg afhankelijk. In tegenstelling tot de uitstoot van broeikasgassen ligt het energiegebruik van de biobrandstoflevenscycli hoger dan die van benzine en diesel. Doordat bij de productie van hernieuwbare brandstoffen overwegend groene energie opgewekt uit bijproducten van de biomassa gebruikt wordt, blijft de uitstoot van broeikasgassen beperkt. 1 Zonder dat er grote aanpassingen of aanvullingen op de infrastructuur nodig zijn. Wanneer in dit verslag diesel en/ of benzine worden genoemd, wordt daarmee bedoeld dat zij uit ruwe olie geraffineerd zijn, tenzij anders vermeld. 2 Hoewel er veel literatuur te vinden is over hernieuwbare brandstoffen is dat niet het geval voor HTU diesel. De reden daarvoor is dat het een relatief nieuw proces betreft dat bovendien nog niet volledig beheerst wordt. Hierdoor en omdat TNO-MEP, de opdrachtgever van dit onderzoek, zich richt op het HTU proces, is de productieketen van HTU diesel gemodelleerd om te onderzoeken hoeveel broeikasgassen daarbij uitgestoten worden en hoeveel energie voor de productie gebruikt wordt. Door de resultaten van het model te vergelijken met de informatie uit de literatuur die wel gevonden is over het HTU proces, kan afgeleid worden dat het model een goede weergave is van het werkelijke HTU proces. Het model is zo opgebouwd dat veel van de procesgegevens variabel in te voeren zijn. Hierdoor is het mogelijk het model aan te passen wanneer alle procesparameters volledig bekend zijn. Bovendien kan hierdoor een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd worden naar onderdelen van de productie. Het blijkt dat de productie van de waterstof gebruikt voor het opwekken van de ruwe olie de meeste broeikasgassen uitstoot. Daarna zijn het transport van het rioolslib en de waterzuivering de belangrijkste uitstoters van broeikasgassen in de productieketen van het HTU proces. De wijze waarop het model opgebouwd is, maakt het zeer geschikt voor aanpassingen en verder onderzoek naar het HTU proces en met name daarbij het energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen. Het model kan eenvoudig uitgebreid worden voor verder onderzoek naar het HTU proces.