De ideologie van de politieke islam De lezing beschrijft de achtergronden van een ideologie die verschillende radicale islamitische bewegingen eigen is. Deze ideologie is eenzijdig, maar steunt toch wel op authentieke elementen van de islamitische traditie. Daarom is het nodig kennis te nemen met de verschillende dimensies van wat “islam” is, om die aspecten te achterhalen die de eigenheid uitmaken van de ideologie van de politieke islam, en hoe ze een eenzijdige en extreme vorm heeft aangenomen. Het geheel bestaat uit negen “hoofdstukken”, waarbij de uiteenzetting quasi integraal in de powerpoint-presentatie is opgenomen, om te voorkomen dat bepaalde termen de cursisten zouden ontgaan. De “hoofdstukken” zijn de volgende: 1. De algemene principes van de politieke islam: Gods Wet als enige bron van legitimiteit. 2. Dat het islamitische Nabije Oosten homogeen is, is een grove leugen die de mensen wordt voorgehouden. Het Nabije Oosten is inderdaad een patchwork van religieuze en ethnische groepen, vanaf de eerste eeuw van de islamgemeenschap. (Hierbij zij aangestipt dat men in Azië deze regio “West Azië” noemt; de termen “Midden- of Nabije Oosten” zijn inderdaad alleen geldig vanuit het zgn. Westen!). 3. De term “islam” zelf is niet eenzinnig maar meerzinnig. “Islam” is een geloof, een credo, een eredienst, maar ook een ethiek, een wet en gedragsregels, en een bepaald geheel van ritussen. Men kan dus islam verschillend verstaan naargelang men islam beleeft als geloofsact, als een geheel van geloofsartikelen en praktijken, of als cultus. 4. Islam is door en door een bijbelse godsdienst, hoe vreemd dit ook moge klinken. Dit blijkt uit de thema’s van de Koran, de namen van de personnages die erin vermeld worden, en een groot aantal begrippen die worden gebruikt. De Koran en de islamitisch profetische traditie leggen echter eigen accenten. Dit wordt duidelijk in de volgende tekst: In de tijd van Muhammad zijn in Arabië mondelinge overleveringen van bijbelse verhalen gemeengoed: de Koran kan ernaar alluderen. Maar de christologische discussies van de concilies van Nicea (325), Efese (431), Chalcedon (451) zijn het toenmalig pre-islamitisch Arabisch “anoniem joods-christelijk monotheïsme” vreemd. Jezus is Messias, zoon van Maria, wonderdoener, een uitzonderlijke profeet, zoals Abraham, Mozes, Esdras...; niet dé Zoon, één van Drie... Het joods karakter van deze beweging maakt dat de beginnende islam vooral de nadruk legt op Wet en gedragsregels. 5. Vanuit deze inspiratie zal de islam in haar eerste eeuwen evolueren naar een staatsrecht met talrijke rechtsscholen. De politieke islam zal van daaruit vertrekken, dit concept verengen en “islam” begrijpen als een globaal en vooral statisch rechtstelsel. 6. Deze evolutie is te begrijpen in de context van de enorme decadentie van de islamwereld in de moderne tijd en de identiteitscrisis die daaruit volgt. Om vanuit deze crisis tot een “revival” te komen, blijken drie totaal verschillende opties zich voor te doen. Telkens grijpt men terug naar een verschillend fundament van legitimiteit: 1° het post-koloniale nationalisme, en het bewustzijn tot een homogeen volk te behoren; 2° de democratie en de idee van de liberale natie-staat en vrij burgerschap; 3° de geopenbaarde Wet als enige grondslag van wettelijkheid. Deze drie kunnen in de realiteit ook sterk vermengd voorkomen. 7. Het is de derde optie die de eigenheid uitmaakt van de politieke islam: men vindt zijn identiteit terug door het grootse verleden van de moslimbeschaving te doen herleven, dank zij het herstel van de (geopenbaarde) rechtsorde uit dat verleden. De tragedie van deze optie wordt klaar uitgedrukt in de volgende vraag van professor Wael Hallaq: Kan men teruggaan naar de rechtsorde van de glorietijd, als men weet dat er sinds de negentiende eeuw geen coherente Sharî‘a-rechtsorde heeft stand gehouden, op enkele uitzonderingen na, zoals Afghanistan en Arabië…? Heeft menselijke geschiedenis geen impact op een rechtsorde? En was het islamitisch recht in de bloeitijd niet zelf dynamisch, evolutief, en niet statisch, onveranderlijk, universeel en alomgeldig, zoals de politieke islam het voorheeft? 8. We blijven stilstaan bij de drie voornaamste moderne islamistisch politieke ideologieën, die alle van soennitische huize zijn: 1° het Saoedisch wahhabisme, dat teruggaat tot het midden van de achtiende eeuw en een uitermate rigoristische islam voorstaat; 2° het mawdoedisme, het coherente systeem van Abû l-A‘lâ Mawdoedi, dat, in de twintigste eeuw, wereldwijd, een enorm impact heeft gehad, en op extreem radicale manier in hedendaagse bewegingen terug te vinden is; 3° het meer gematigde moslimbroederschap, dat werd gesticht door de Egyptenaar al-Bannâ, maar ideologisch door Sayyid Qutb werd geradicaliseerd.. 9. De Zuid-Oost Aziatische, Maleisische en vooral Indonesische islam werd veel minder beroerd door deze radicale ideologieën, alhoewel men ook daar locale activistische bewegingen kent. Het is vooral in het “Nabije- en Midden-Oosten” en in het Westen dat verzet is opgetreden tegen deze ideologieën, die als een ontsporing van de islam worden aangevoeld. Men verwijt hen eenzijdigheid, geweldadigheid en vooral een schrijnend gebrek aan spirituele diepgang, oorzaak van verdeeldheid binnen de islamitische gemeenschap. Dit verzet vanuit islamlanden krijgt in het Westen onvoldoende aandacht, misschien omdat het dikwijls stelt dat politieke islam uiteindelijk een rebellie is, een strijd tegen de islam zelf, en er minder aandacht gegeven wordt aan het terroristisch gevaar voor het Westen. Sommige moslimgeleerden verwijzen dan naar de eerste eeuw van de islam, waarin de groep Kharijieten, vanuit een extreem en exclusivistisch rigorisme, een radicaal en moordend verzet ontketende, dat op analoge wijze ook hedendaagse radicalen kenmerkt. Men zei toen dat deze radicalen “uittrokken tegen de islam”, Khârijûna ‘alâ l-Islâm; precies zoals nu de islamistische activisten de islam enorme schade berokkenen. Aanbevolen literatuur: Mohammed Arkoun, La construction humaine de l’islam (Paris : Albin Michel, 2012) Hichem Djaït, La crise de la culture islamique (Paris: Fayard, 2004)