Examen VMBO-GL en TL 2016 geschiedenis en staatsinrichting CSE GL en TL tijdvak 1 woensdag 18 mei 9.00 - 11.00 uur Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 45 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen. Achter elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Symbolenlijst = isgelijkteken ( ronde haak openen ) ronde haak sluiten / slash Let op! De meeste vragen zijn open vragen. Als een vraag een meerkeuzevraag is, dan wordt dat aangegeven met 'meerkeuze' achter het vraagnummer. Meerkeuzevragen: schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. Staatsinrichting van Nederland Vraag 1 meerkeuze: 1 punt Gebruik bron 1. Op de munt ontbreekt een deel van de naam van een koning. Welke naam hoort op deze munt te staan? A Willem I, Koning der Nederlanden B Willem II, Koning der Nederlanden C Willem III, Koning der Nederlanden Vraag 2: 2 punten Een invulopdracht over de politieke verhouding tussen de koning en de ministers: De regering bestaat uit de koning en de ministers. In de nieuwe Grondwet van 1848 staat dat de koning ..1.. is en dat de ministers ..2.. zijn. Een wetsvoorstel dat door de Staten-Generaal is aangenomen, wordt eerst door de koning en daarna door een ..3.. ondertekend. Vul de ontbrekende woorden in. Doe het zo: 1 = ... (vul woord in) (enzovoort tot en met nummer 3) Vraag 3: 1 punt Gebruik bron 2. De bron gaat over een belangrijk politicus. Noem de naam van deze politicus. Vraag 4: 2 punten Gebruik bron 3. Iemand beweert dat deze bron bruikbaar is om de opkomst van het feminisme te beschrijven, maar niet bruikbaar is om te weten hoe vrouwen in die tijd over feminisme dachten. Geef een reden waarom de bron bruikbaar is om de opkomst van het feminisme te beschrijven. Geef ook een reden waarom de bron niet bruikbaar is om te weten hoe vrouwen in die tijd over het feminisme dachten. Doe het zo: De bron is bruikbaar, omdat ... (geef reden). De bron is niet bruikbaar, omdat ... (geef reden). Vraag 5 meerkeuze: 1 punt Gebruik bron 4. In de bron wordt kritiek gegeven op het beleid van de politicus Kuyper. Welke kritiek is in de bron te zien? En bij welke groepering past deze kritiek? A Kuyper zorgde ervoor dat een belangrijk recht werd verboden. Daar waren de protestanten het niet mee eens. B Kuyper zorgde ervoor dat een belangrijk recht werd verboden. Daar waren de socialisten het niet mee eens. C Kuyper zorgde ervoor dat vakbonden werden verboden. Daar waren de protestanten het niet mee eens. D Kuyper zorgde ervoor dat vakbonden werden verboden. Daar waren de socialisten het niet mee eens. Vraag 6: 1 punt Gebruik bron 5. De bron laat drie vaandels zien uit de periode 1900-1930. Welk maatschappelijk verschijnsel past bij de bron? Vraag 7: 1 punt Gebruik bron 6. Het parlement heeft verschillende rechten. Van welk recht heeft de Tweede Kamer gebruikgemaakt? Vraag 8: 2 punten Gebruik bron 7. Hieronder staan vijf grondrechten: a. recht op betoging b. recht op huisvesting c. recht van petitie d. vrijheid van godsdienst e. vrijheid van onderwijs Geef per afbeelding aan welk grondrecht daarbij hoort. Let op! Elk grondrecht mag maar één keer worden gebruikt. Er blijft één grondrecht over. Doe het zo: Bij afbeelding 1 hoort grondrecht ... (vul letter in). (enzovoort tot en met afbeelding 4) Vraag 9 meerkeuze: 1 punt Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is? A De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd. B De rechten van de burgers zijn vastgelegd in wetten. C De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht. D De regering heeft invloed op uitspraken van de rechters. Vraag 10: 2 punten Een invulopdracht over het ontstaan van een nieuwe regering in Nederland: Na de verkiezingen moet er een nieuwe regering komen. De periode van onderhandelingen tussen de verschillende politieke partijen wordt ..1.. genoemd. Na veel overleg wordt er afgesproken om met twee of meer politieke partijen een ..2.. te vormen. Over de inhoud van het nieuwe beleid worden afspraken gemaakt in een ..3... Ten slotte worden de ministers benoemd door het staatshoofd. Vier begrippen: a. coalitie b. formatie c. interpellatie d. regeerakkoord In de tekst ontbreken drie begrippen. Geef per nummer aan welk begrip daarbij hoort. Let op! Er blijft één begrip over. Doe het zo: Bij 1 hoort begrip ... (vul letter in). (enzovoort tot en met 3) Vraag 11: 1 punt Nederland is een rechtsstaat en daarom zijn rechtszaken in principe openbaar. Iedereen van zestien jaar of ouder mag in Nederland een rechtszaak bijwonen. Geef een reden waarom rechtszaken in een rechtsstaat openbaar zijn. Vraag 12: 3 punten Hieronder staan zeven gebeurtenissen uit de geschiedenis en staatsinrichting van Nederland: 1. De Provinciale Staten kiezen voortaan de leden van de Eerste Kamer. 2. De rechtsstaat is buiten werking gesteld. 3. Het districtenstelsel wordt vervangen door het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. 4. Sociale grondrechten worden vastgelegd in de grondwet. 5. Vrijheid van godsdienst wordt ingevoerd. 6. Vrouwen krijgen passief kiesrecht. 7. Willem II heeft politieke onschendbaarheid gekregen. Hieronder staan vier jaartallen: a. 1848 b. 1917 c. 1941 d. 1983 Geef per gebeurtenis aan welk jaar daarbij hoort. Let op! Een jaartal mag meer dan één keer worden gebruikt. Doe het zo: Bij gebeurtenis 1 hoort ... (vul letter in). (enzovoort tot en met gebeurtenis 7) Historisch overzicht vanaf 1900 Vraag 13 meerkeuze: 1 punt Rond 1900 werd Alfred Dreyfus, een Franse militair van Joodse afkomst, ten onrechte beschuldigd van landverraad. Veel Fransen geloofden dat hij schuldig was. Enkele jaren na zijn veroordeling werd hij alsnog vrijgesproken. Hij bleek toch onschuldig te zijn. Mede door dit soort gebeurtenissen werd onder Joden het streven naar een eigen staat versterkt. Welke begrippen passen bij deze beschrijving? A antisemitisme en militarisme B antisemitisme en zionisme C rassenwetten en militarisme D rassenwetten en zionisme Vraag 14 meerkeuze: 1 punt Gebruik bron 8. In de spotprent is een van de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog te herkennen. Welke oorzaak wordt bedoeld? A bondgenootschappen B herbewapening C imperialisme D wapenwedloop Vraag 15: 1 punt Gebruik bron 9. Deze spotprent mocht tijdens de Eerste Wereldoorlog niet gepubliceerd worden van de Nederlandse regering. Geef een politiek argument voor de Nederlandse regering om deze spotprent te verbieden. Vraag 16: 2 punten In 1915, tijdens de Eerste Wereldoorlog, begonnen de Duitsers met de aanleg van een 180 kilometer lang hek langs de Belgisch-Nederlandse grens. Dit hek stond onder een dodelijke elektrische spanning van 2000 Volt of meer. Daarmee wilden de Duitsers het onmogelijk maken voor bepaalde groepen om de grens te passeren. Het ging hierbij niet om het tegenhouden van Belgische vluchtelingen. Noem een andere groep mensen die van de Duitsers de grens niet mocht passeren. Geef ook een reden waarom ze de grens niet mochten passeren. Doe het zo: Groep mensen: ... Reden waarom ze de grens niet mochten passeren: ... Vraag 17: 2 punten Lenin woonde tot 1917 als vluchteling in Zwitserland. De Duitse regering heeft hem in 1917 geholpen om terug te keren naar Rusland. Zowel Lenin als de Duitse regering hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog belang bij een wapenstilstand. Welk belang had de Duitse regering bij een wapenstilstand met Rusland in 1917? Welk belang had Lenin bij een wapenstilstand in 1917? Doe het zo: Het belang van de Duitse regering bij een wapenstilstand was ... (noem belang). Het belang van Lenin bij een wapenstilstand was ... (noem belang). Vraag 18: 2 punten Gebruik bron 10. Leg uit, met behulp van een onderdeel van de bron, welke propagandaboodschap de Amerikaanse regering wilde overbrengen. Doe het zo: De propagandaboodschap is ... (noem de propagandaboodschap). Dat is te herkennen aan ... (noem een onderdeel van de bron). Vraag 19: 1 punt In de jaren na de Eerste Wereldoorlog kwam de filmindustrie tot ontwikkeling. Opvallend daarbij is dat er in Duitsland tot halverwege de jaren twintig bijna geen speelfilms over de Eerste Wereldoorlog werden gemaakt. Geef een historische verklaring waarom er toen bijna geen Duitse speelfilms over de Eerste Wereldoorlog werden gemaakt. Vraag 20: 2 punten Hieronder staan vijf omschrijvingen die te maken hebben met de Duitse geschiedenis: 1. Bij verkiezingen voor de Rijksdag (= het Duitse parlement) haalt de NSDAP 6 procent van de stemmen. 2. De Duitse regering zegt het Verdrag van Versailles op. 3. De 'Wet ter bescherming van Duits bloed en Duitse eer' wordt ingevoerd. 4. Het economisch herstel is vooral te danken aan de herbewapening. 5. Nationaal-socialistische knokploegen verstoren regelmatig politieke bijeenkomsten van de communisten. Geef per omschrijving aan of deze hoort bij de Republiek van Weimar of bij naziDuitsland. Doe het zo: Omschrijving 1 hoort bij (kies uit: de Republiek van Weimar / nazi-Duitsland). (enzovoort tot en met omschrijving 5) Vraag 21: 2 punten In de periode 1929-1933 was er sprake van politieke chaos in Duitsland. De bevolking moest in deze periode vier keer naar de stembus om een nieuw parlement te kiezen. Volgens Hitler waren er voor die politieke chaos verschillende oorzaken, zoals bijvoorbeeld de wereldwijde economische crisis. Noem twee andere oorzaken die volgens Hitler toen gezorgd hebben voor politieke chaos in Duitsland. Vraag 22: 1 punt Na de machtsovername door de NSDAP in Duitsland werden er in opdracht van de nazi-regering enkele films over de Eerste Wereldoorlog gemaakt. In deze propagandafilms werd de nadruk gelegd op de volgende eigenschappen van soldaten: kameraadschap, heldenmoed en de bereidheid om te sterven voor Duitsland. Geef een historische reden waarom juist deze eigenschappen door de regering werden benadrukt. Vraag 23 meerkeuze: 1 punt Gebruik bron 11. Bij welke kenmerken van het nationaal-socialisme past de opgave? A censuur en indoctrinatie B indoctrinatie en militarisme C militarisme en terreur D terreur en censuur Vraag 24: 2 punten In 1936 werd onder leiding van Stalin in de Sovjet-Unie een grondwet ingevoerd. In theorie stonden er, net als in de Nederlandse grondwet, democratische grondrechten in deze grondwet. Maar in de praktijk werden deze grondrechten niet toegepast. Geef twee voorbeelden van democratische grondrechten die in de praktijk niet toegepast werden. Vraag 25 meerkeuze: 1 punt Gebruik bron 12. In de bron ontbreekt de naam van het land dat volgens de nazi's was verslagen. Welk land moet worden ingevuld? A de Verenigde Staten B Frankrijk C Groot-Brittannië D Polen Vraag 26 meerkeuze: 1 punt Gebruik bron 13. Welke afbeeldingen passen bij collaboratie? A afbeelding 1 en 2 B afbeelding 1 en 5 C afbeelding 2 en 3 D afbeelding 2 en 4 E afbeelding 3 en 4 F afbeelding 4 en 5 Vraag 27: 1 punt In Indonesië waren soldaten in de periode 1942-1945 krijgsgevangen gemaakt en opgesloten in kampen. Deze krijgsgevangenen hadden gevochten voor een bondgenootschap. Noem de naam van het bondgenootschap waarvoor de krijgsgevangenen hadden gevochten. Noem ook de naam van het bondgenootschap waartegen ze hadden gevochten. Doe het zo: De krijgsgevangenen hadden gevochten vóór ... (noem bondgenootschap) en tegen ... (noem ander bondgenootschap). Vraag 28: 2 punten Gebruik bron 14. Deze oma was tijdens de Tweede Wereldoorlog volgens veel Nederlanders zowel goed als fout. Geef voor beide standpunten een argument. Doe het zo: De oma was 'goed', want ... (geef argument). De oma was 'fout', want ... (geef argument). Vraag 29: 2 punten Bij de Jodenvervolging in Nederland speelden de volgende drie begrippen een grote rol: Westerbork, razzia's en vernietigingskampen. Beschrijf de Jodenvervolging in Nederland. Gebruik de drie begrippen in een juiste historische samenhang en betekenis. Doe het zo: De systematische Jodenvervolging in Nederland begon met ... (maak de beschrijving af met behulp van de drie genoemde begrippen). Vraag 30: 1 punt Gebruik bron 15. Zet de vier berichten uit de bron in de juiste volgorde, van vroeger naar later. Doe het zo: Eerst bericht ..., dan ..., vervolgens ... en ten slotte ... (vul alleen nummers in). Vraag 31: 2 punten Tussen 1946 en 1949 stuurde de Nederlandse regering bijna 100.000 dienstplichtige militairen naar Indonesië. Als een dienstplichtige weigerde, werd hij berecht en volgde er een strenge straf. In die tijd vonden sommige mensen dienstweigeren goed, andere mensen vonden dienstweigeren juist verkeerd. Geef voor beide meningen een politiek of historisch argument. Doe het zo: In die tijd vonden sommige mensen dienstweigeren goed, omdat ... (geef een politiek of historisch argument). In die tijd vonden andere mensen dienstweigeren verkeerd, omdat ... (geef een politiek of historisch argument). Vraag 32: 1 punt In december 1948 gaf de Nederlandse regering opdracht voor de Tweede Politionele Actie. Het tijdstip voor deze opdracht was zorgvuldig gekozen. Tijdens de kerstdagen vergadert de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties niet. De Nederlandse regering wilde niet dat er vergaderd werd over de Politionele Actie. Noem een politieke reden waarom de Nederlandse regering niet wilde dat de Veiligheidsraad over de Politionele Actie vergaderde. Vraag 33: 1 punt In 1951 werd de EGKS opgericht. Het economisch doel van deze oprichting was de productie van kolen en staal. Er was ook een politiek doel. Welk politiek doel had de oprichting van de EGKS? Vraag 34: 1 punt Gebruik bron 16. In 1948 werd er door Joden feest gevierd. Naar aanleiding van welke gebeurtenis vierden zij feest? Vraag 35: 1 punt Gebruik nogmaals bron 16. Geef een historische verklaring voor de uitspraak 'blijdschap ontstaan uit nood en leed'. Vraag 36: 2 punten Gebruik bron 17. Hieronder staan de namen van vijf personen: a. Arafat b. Begin c. Ben Goerion d. Carter e. Sadat Geef per uitspraak aan welke persoon daarbij hoort. Let op! Er blijft één persoon over. Doe het zo: Bij uitspraak 1 hoort persoon ... (vul letter in). (enzovoort tot en met uitspraak 4) Vraag 37: 2 punten Na de Tweede Wereldoorlog werd een aantal Europese landen door het Westen gezien als satellietstaten van de Sovjet-Unie. Kies uit de volgende acht landen welke vier landen gezien werden als satellietstaten. Schrijf alleen de nummers op. 1. West-Duitsland 2. Oost-Duitsland 3. Tsjecho-Slowakije 4. Oostenrijk 5. Hongarije 6. Roemenië 7. Zwitserland 8. Griekenland Vraag 38 meerkeuze: 1 punt Hieronder staan twee gebeurtenissen: 1. De Sovjet-Unie brengt in 1957 als eerste land ter wereld een raket in een baan om de aarde. 2. De Sovjet-Unie bouwt in 1962 raketinstallaties op Cuba. Welke overeenkomst is er tussen beide gebeurtenissen? A In beide gevallen controleert de Sovjet-Unie het hele luchtruim boven de Verenigde Staten. B In beide gevallen raken de Verenigde Staten een deel van hun grondgebied kwijt. C In beide gevallen valt de Sovjet-Unie de Verenigde Staten aan. D In beide gevallen voelen de Verenigde Staten zich bedreigd. Vraag 39 meerkeuze: 1 punt Nederland werd na de Tweede Wereldoorlog een ontzuilde samenleving. Daarbij speelden de volgende drie ontwikkelingen een rol: 1. invoering van het Marshallplan 2. ontstaan van een jongerencultuur 3. welvaartsstijging en economische groei Wat is de juiste tijdsvolgorde van deze ontwikkelingen? A1-2-3 B1-3-2 C2-1-3 D2-3-1 Vraag 40: 1 punt Gebruik bron 19. In de bron vragen Oost-Duitse jongeren om perestrojka. Gorbatsjov noemt dat opvallend. Geef een reden waarom het opvallend was dat juist deze jongeren daarom vroegen. Vraag 41: 2 punten In 1990 viel de Sovjet-Unie uit elkaar. Dit had grote gevolgen voor veel landen in Oost-Europa. Noem twee verschillende gevolgen voor deze Oost-Europese landen. Vraag 42: 2 punten Gebruik bron 20. Vier instellingen in de Europese Unie: a. de Europese Commissie b. de Raad van Ministers c. het Europees Parlement d. het Europese Hof van Justitie In de vereenvoudigde weergave in de bron worden drie stappen genoemd. Noem per stap de instelling die daarbij hoort. Let op! Er blijft één instelling over. Doe het zo: Bij stap 1 hoort ... (vul letter in). (enzovoort tot en met stap 3) Vraag 43 meerkeuze: 1 punt De laatste jaren maken steeds meer mensen in Nederland zich zorgen over de Nederlandse identiteit. Waardoor wordt de toenemende bezorgdheid over de Nederlandse identiteit veroorzaakt? A door de discussie over de verzorgingsstaat en door de gelijkschakeling B door de gelijkschakeling en door de multiculturele samenleving C door de multiculturele samenleving en door de uitbreiding van de macht van de Europese Unie D door de uitbreiding van de macht van de Europese Unie en door de discussie over de verzorgingsstaat Vraag 44: 2 punten Gebruik bron 21. Hieronder staan vier gebeurtenissen: a. de moord op kroonprins Frans Ferdinand b. de stichting van de Joodse staat c. het afwerpen van de eerste atoombom d. het uitbreken van de beurskrach Waar hebben deze gebeurtenissen plaatsgevonden? Schrijf per gebeurtenis een nummer op. Let op! Er blijft één nummer over. Doe het zo: Gebeurtenis a vond plaats in ... (schrijf nummer op). (enzovoort tot en met gebeurtenis d) Vraag 45 meerkeuze: 1 punt Hieronder staan nog een keer dezelfde vier gebeurtenissen: a. de moord op kroonprins Frans Ferdinand b. de stichting van de Joodse staat c. het afwerpen van de eerste atoombom d. het uitbreken van de beurskrach Wat is de juiste volgorde, van vroeger naar later? Aa-c-d-b Ba-d-c-b Cd-a-b-c Dd-b-a-c Einde