BasisPlantenCursus 2013 IVN Oisterwijk Verwerking Excursie 2 Loonse en Drunense Duinen. Anton van der Galiën A. Email: [email protected] Tfn 0416-280387 Inleiding. Deze excursie geschiedt in het kader van BPC2013 van het IVN Oisterwijk en vindt plaats op zaterdag 27 april 2013 onder leiding van Paul van Wielink en sluit aan bij les 3 met als thema “Wat doen planten en waarom”. We gaan kijken hoe de planten overleven in de Brabantse Woestijn. Het is een wat bewolkte morgen met een temperatuur van ongeveer 5 graden weinig wind en in de loop van de ochtend een zonnetje wat het zand en de deelnemers verwarmt We starten ’s morgens om 09.00 uur bij de Rustende Jager aan de Oude Bosschebaan in Biezenmortel. Hieronder een plattegrond van de omgeving van de Rustende Jager met knooppunten waarlangs een deel van de route liep. B. Onderwerpen. 1 1. De Rustende Jager(s), militairen en -natuur- recreanten Sinds mensenheugenis is De Rustende Jager het cafeetje van buurtschap De Brand. De eerste drankvergunning werd in 1882 verkregen door Willem Denissen, die naast zijn boerenbedrijfje een borreltje schonk. Tot 1900 waren de grote rietvelden van de Brand nog open waterplassen, men viste en ging er op eendenjacht. Vermoeide jagers gingen bij Willem een borreltje drinken. In oktober 1944 bij de bevrijding van Udenhout ging het prachtige rustieke cafeetje De Rustende Jager – dat dan in bezit was van Natuurmonumenten - in vlammen op. Na wederopbouw in 1952 kwamen er door de week vooral in avonden en nachten veel militairen. In 1972 werden de huidige eigenaars Jo en Nellie Pijnenburg-Klijn uitbater van DRJ en in 1989 konden ze het terugkopen van Natuurmonumenten. Omstreeks 1900 rustende jagers. Nu zijn de gasten vooral recreanten, wandelaars, paardrijders, mountainbikers en natuurgenieters. 2. De Brand en de Loonse en Drunense Duinen 2 Het van oorsprong een oeroud buurtschapje “Den Brant”, gesitueerd west van de huidige Rustende Jager, is op oude kaarten onder andere vermeld als: Den Brand/Brand/De Brand, pas op de kaart van 2009 wordt de vermelding “De Brand Natuurreservaat”. De naam De Brand duidt een gebied aan waar brandstof werd gewonnen. Er werd op kleine schaal veen (moer) gestoken die als turf gestookt werd, ook werd er brandhout gesprokkeld. Nationaal park 1969 IUCN Int Union for Conservation of Nature and Nat Resourses. Afspraak over status NP: een beschermd natuurgebied met aaneengesloten opp van aanzienlijke omvang waarvoor de hoogste nationale autoriteit zich verantwoordelijk voelt 1980 Ned Nationale Parken moeten voldoen aan: Aaneengesloten natuurgebied van min 1000 hect bestaande uit natuurterreinen wateren en bossen met bijz. planten en dieren met tevens goede mogelijkheden voor recreatief mede gebruik. Kabinet Rutte 1 legt de verantwoordelijkheid bij de provinciale ipv bij nationale overheid. NP LDD Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen is ruim 3.500 hectare groot en ligt tussen de steden Tilburg, Waalwijk en 's-Hertogenbosch. Sinds 2002 vormen de Loonse en Drunense Duinen en De Brand samen met kleine andere gebieden een nationaal park. Das (1999 > 2010 83 2011 90 2012 106 stuks 40 burchten 33 fams) ree vos levendbarende hagedis nachtzwaluw havik boomvalk Oefenterrein Van 1949 t/m 1993 waren de LDD militair oefenterrein. De Duitse MAST uit de WO 2 was het eerste militaire oefenterrein, de genie oefende daar het opruimen van explosieve. Er waren ongeveer 20 bivakplaatsen, vlak bij Bos en Duin staat nog de paal van bivakplaats nr 19. 3 In een rapport van het Ministerie van Defensie - d.z.v. Stiboka - uit 1980 over het gebruik van de LDD als oefenterrein zijn o.a. de volgende bevindingen weergegeven: a. 15% van het oefenterrein bestaat uit stuifzanden die nog actief zijn met een schaarse verspreide begroeiing van solitaire eiken en vliegdennen en in de uitgestoven laagtes een spaarzame vegetatie van mossen, trekrus en buntgrassen. b. In de toelichting begroeiingtypen wordt pijpestrootje genoemd als belangrijke vastlegger van stuifzand en in genoemde uitgestoven laagtes komen fragmenten voor van de Associatie van moeraswolfsklauw en bruine snavelbies met o.a, moeraswolfsklauw, trekrus, pijpestrootje, kleine zonnedauw, knolrus en oligortichem hercynicum (boreale mossoort). Let op: Vliegdenbossen bestaan veelal uit zeeden i.p.v. grove den. (namen met hoofdletters) c. De duinvaaggronden zijn bij intensief berijden en betreden gevoelig voor winderosie en watererosie. d. De bemesting via de latrineputjes kan invloed hebben op de vegetatie ter plekke en door waterstromen op enige afstand van het bivak. Het is echter moeilijk te voorspellen en zou kunnen bestaan uit vervanging van soorten door soorten die minder waardevol zijn. e. Bij de fauna worden genoemd (afnemend) korhoen, grote aantallen wielewalen en geelgorzen en - opmerkelijk - het ontbreken van de das. 3. Fluitekruid schernbloemfam Blz 90 nr 1 Bloeit van apr-jun Bl-schermen 8-15 stralig; omwindselb ontbrekend; 4-8 omwindseltjes, br lancetv plotseling lg toegespitst, aan de rand gewimperd, 2-5 mm lg. Bl wit, allemaal even gr p vrucht 6-10 mm lg, iets korter dan de st. b overblijvende b. 2-3 voudig geveerd; blaadjes lancetv., toegespitst opm: voedselrijk grasland, wegbermen, heggen, bosranden. Ook bij Hoornmankentiend. 4. Zevenblad schermbloemfam Deze plant met lg ondergronde uitlopers is vooral bekend als plaag in de tuinen. Blz 88 nr 2 Bloeit van jun t/m aug bl scherm 10-25 stralig, omwindselb en omwindseltjes ontbreken; kelkbl kroonbl wit p lg ondergrondse uitlopers; wortelb. Dubbel 3-tallig; vrucht langwerpig eirond, 3 mm lg, karwijzaadachtig b blaadjes langwerpig eirond, 5-10 cm lg, getand b st 3-kantig, met merg gevuld opm: vochtige bossen, bosranden, waterkanten, tuinen 4 5. Look zonder look kruisbloemfam Waarom Look zonder Look ? Ruik er maar eens aan: Na het wrijven van een blad komt er een geur vrij die volgens sommigen op uien lijkt, maar door de meeste mensen als knoflook wordt aangeduid. Overigens verspreiden niet alleen de bladeren, maar ook de zaden en wortels deze geur.. Look is een plantengeslacht – Allium – in de lookfam. In het geslacht zijn belangrijke culinaire kruiden als ui, knoflook, prei en bieslook opgenomen. Zoals veel soorten uit de kruisbloemenfamilie is look-zonder-look goed in de keuken bruikbaar. Een aftreksel van de bladeren (drogen, twee theelepels per kopje water, vijf uur weken, even aan de kook brengen en vijf tot tien minuten laten trekken) kan inwendig tegen astma en bronchitis worden gebruikt. Het kan als kruidenkompres bij wonden worden gebruikt. 6. Kleefkruid walstrofam Haren in de vorm van haakjes zorgen ervoor dat kleefkruid aan je kleren vastkleeft. 7. Lijsterbes rozenfam B oneven geveerd 8. Blauwe bosbes Heidefam Groene stengel, hommels, zitten vaak teken in. 5 9. Europees / Amerikaans /Canadees / Drents Krentenboompje Het stikt van de krentenboompjes, die nu (28 april) overvloedig bloeien in de LDD, witte waas bruin gelardeerd. Exoot is hier al 100 jaar en dus geaccepteerd. Echt krentenbrood komt van de Canadese krent (Amelanchier canadensis). De Heukels' Flora van Nederland onderscheidt nog maar één soort, waarbij het Drents krentenboompje en het Canadees krentenboompje tot dezelfde soort als het Amerikaans krentenboompje worden gerekend. Er worden in de handel echter nog steeds de verschillende soorten onderscheiden met duidelijke verschillen in onder andere bloei- en bladeigenschappen. Naamgeving: Amelanchier is een woord uit Savoie en betekent mispeltje. Mogelijke tweede betekenis: a=tegen, melan=zwart oftewel tegen neerslachtigheid; de bessen zouden opwekkende eigenschappen hebben. Eng: June berry, snowy mespilus, Saskatoon. Fra: Amélanchier Ger: Felsenbirne of Korinthenbaum. (Korinthenbaum betekent krentenboom, vroeger werden veel krenten uit Corinthe geïmporteerd ) Europees krentenboompje rozenfam (Amelanchier ovalis) Blz 456 nr 1 NPvO Bloeit van apr t/m mei bl wit/gelig wit, in armbl trossen, 5-tallig, kroonbl smal-lancetvormig 15-20 mm lg, van buiten behaard, meeldraden 20, stijlen vrij. p struik 1-3 m h; (éénhuizig; bestuiving door insecten;) vrucht blauwzwart b elliptisch, 2-4 cm lg, fijn gezaagd-getand, boven donkergroen, onder kaal eerst grijsviltig later grijsgroen opm: oorspr; verspreid in bergen van M- en Z. –Eur, in N als sierp gekweekt en verwilderd. Ook bij Hoornmankentiend. Wikipedia Het is de enige soort uit zijn geslacht die van nature in Europa voorkomt. Het is een tot 5 m hoge struik. De soort komt van nature voor in gebieden ten zuiden van de Alpen en in de berggebieden van Midden- en Oost-Europa. De krent, zoals deze struik in Nederland en België ook wel genoemd wordt, werd al in de 16e eeuw in Europa gecultiveerd en veelal in boerentuinen geplant om zijn aromatische, zoete, krentachtige vruchten, die zelfs op de markten verkocht werden. Deze soort houdt van kalkhoudende grond en komt voor in open bossen, rotsige gebieden en gebergten De vruchten van het krentenboompje zijn eetbaar en worden ook wel krenten genoemd, maar zijn sappig en worden in compotes verwerkt en in vroeger tijden ook wel gedroogd als vervanger van de krent. Van de bessen kan jam gemaakt worden. Door hun hoge gehalte aan pectine hoeft men geen geleermiddel toe te voegen. Zij kunnen ook met andere vruchten gemengd worden. Je kunt ze ook drogen en later, net als krenten, in gebak of compotes gebruiken of er wijn en sap van maken. De smaak lijkt op die van bosbessen. De vruchten zijn rijk aan vitamine A Is de Drentse krent een synoniem voor de Amerikaanse krent ? 6 Amerikaans krentenboompje rozenfam (Amelanchier lamarckii) De soort komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika, maar komt daar nu niet meer voor en wordt sinds de 19e eeuw in Nederland aangeplant. Deze soort komt samen met het Drents krentenboompje (Amelanchier laevis) verwilderd in Nederland en België voor op zandige gronden. Het is een tot 12 m hoge struik. Het Amerikaans krentenboompje heeft 3-7 cm lange bladeren, die bij het uitlopen bruinachtig rood en van onderen dan nog behaard zijn.. De knoppen zijn groenbruin, spits en verspringend en lijken enigszins op die van een beuk. De twijg is bruingrijs, ruw en kronkelend. De struik bloeit van april tot mei met witte bloemtrossen. De kroonblaadjes zijn 1-2 cm lang. De eetbare, bolvormige, roodachtige later donkerpaarse vruchten zijn vier- tot tienhokkig en 1-1,5 cm breed. De vruchten zijn sappig en rijpen in de eerste helft van juli. Vogels zijn er dol op. de krenten hebben een zoet, bosbesachtig aroma en zijn sappig. De bladeren kleuren in het najaar prachtig geelrood. De struik groeit op vochtige tot droge, zure zandgronden aan bosranden en open kapplaatsen. Daarnaast komt de struik voor in houtwallen en heidevelden. Canadees krentenboompje rozenfam (Amelanchier canadensis) De bladeren van deze soort hebben echter geen speciale herfstkleur dit in tegenstelling tot het Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii).Het Canadees krentenboompje bloeit van april tot mei met 2,5-6 cm lange bloemtrossen. De kroonblaadjes zijn 2-9 mm lang. De ronde, purper-zwarte vruchten zijn eetbaar en hebben rechtopstaande kelktanden. De struik groeit op vochtige tot droge, zure zandgronden aan bosranden en open kapplaatsen. Drents krentenboompje rozenfam (Amelanchier laevis, synoniem: Amelanchier grandiflora) Komt samen met het Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii) verwilderd in Nederland en België voor op zandige gronden. De bladeren van deze soort hebben echter geen speciale herfstkleur. Het Drents krentenboompje bloeit van april tot mei met 4-12 cm lange bloemtrossen. De witte bloemen zijn veel groter dan die van het Canadees krentenboompje (Amelanchier canadensis). De kroonblaadjes zijn 1-2,5 cm lang. De roodachtige vruchten zijn eetbaar. Amelanchier x grandiflora is a cross between A. arborea and A. laevis. Amelanchier arborea (downy serviceberry[1] or common serviceberry[2]), is native to eastern North America from the Gulf Coast north to Thunder Bay in Ontario and Lake St. John in Quebec, and west to Texas and Minnesota.[1] Amelanchier alnifolia, the saskatoon, Pacific serviceberry, western serviceberry, alder-leaf shadbush, dwarf shadbush, chuckley pear, or western juneberry,[1] is a shrub with edible berry-like fruit, native to North America from Alaska across most of western Canada and in the western and north central United States. Historically it was also called "pigeon berry".[2] It grows from sea level in the north of the range, up to 2,600 m (8,530 ft) elevation in California and 3,400 m (11,200 ft) in the Rocky Mountains.[1][3][4] Krent De krent is een gedroogde, pitloze druif van een druivenras dat zeer kleine vruchten geeft, de Vitis vinifera 'Korinthiaka'. De vergelijkbare sultaninerozijn wordt gemaakt van Vitis vinifera 'Apyrena'. De naam is afkomstig van de havenplaats Korinthe, en is dus een geoniem. De krent is in Europa te vinden in Griekenland en Sicilië. Krenten worden in Nederland geïmporteerd uit Californië, Australië, Zuid-Europa en het Nabije Oosten. Photograph of California Seedless Grape Raisins on the left and California Zante Currants on the right along with a metric ruler for scale. The intent is to illustrate Zante Currants and to show their similarity to grape raisins De kleur van de krent varieert van bruinachtig tot diep donkerblauw. Hoe donkerder de kleur des te zoeter de krent is. De krent lijkt veel op een rozijn en wordt daar nog al eens mee verward, maar de rozijn is afkomstig van andere druivenrassen met grotere vruchten. Het werkwoord "krenten" wordt gebruikt voor een uitdunningsmethode van druiventrossen. 7 10. Kleine stroperij Plant meenemen met een wortel kan leiden tot een boete vanwege kleine stroperij 11. Heidespurrie anjerfam Spurriekoe, een koe die hoest na het eten van heidespurrie Blz Bloeit van bl kelkbl kroonbl p b st opm: 12. Mierenleeuw mierenleeuwfam Op overkoepeld los zand, maakt trechtervormige kuiltjes om mieren te vangen en zuig ze daarna leeg. Is een soort libel. Hoe vangen ? Met loeppotje, in België gebeurt het met een ouderwets theezeefje. 8 13. Grove den dennenfamilie Geplant om in de kolenmijnen als stut te dienen. Vrij kleine dennenappels en naalden twee aan twee. Bovenste deel van de stam is oranjeachtig. Vroeger pijnboom genaamd. Wanneer grove dennen vrij staan van andere grove dennen, krijgen ze een grilligere vorm en worden dan ook vliegdennen genaamd. Een vliegden is een door natuurlijke uitzaaiing verspreide grove den (pinus sylvestris). De benaming is te danken aan de wijze waarop het zaad waaruit de boom is gegroeid op zijn plaats kwam, het is namelijk meegevoerd door de wind. Het zaad van de vliegden is licht en voorzien van een vleugeltje waardoor de wind het vrij ver kan meenemen. Er is geen sprake van een aparte genetische vorm, maar door de natuurlijke uitzaaiing buiten op vooral open zandgronden zoals heide en stuifzand wijkt de vorm van de vliegden nogal af van de grove den die in een bos groeit. Bosbomen ontwikkelen door de aanplanting van veel bomen in een dicht verband op weinig grond een onderlinge concurrentie om licht. Daarom ontwikkelen die lange, dunne, rechte stammen en hoge kruinen. De vliegden daarentegen staat vaak alleen, vangt rondom licht op en groeit daardoor uit tot een boom met laaghangende takken en brede kroon. Ook als een groep vliegdennen tezamen opgroeit tot een bos blijft dit beeld bewaard. De achtzalighedenboom in het Belgische Lille is een bekend voorbeeld van een vliegden. 9 14. Berk berkenfam. Zelfde fam als zwarte els en hazelaar = ook hazelaarfam bij discussie/uitzondering. De ene berk is veel verder dan de andere > variatie in blad/man vrouw/ eenhuizig tweeslachtig De berk heeft binnen de ene soort verschillende eigenschappen, heeft verschillende stadia van groeien tot gevolg 15. Schapen zijn schadelijk voor begroeiing. Schapen horen niet thuis in de LDD ze vreten ook bijzondere planten. De kuddes die nu op de LDD grazen bestaan uit Kempische heideschapen er zijn geen geiten aanwezig, maar zoals op de foto van 2 mei j.l. te zien is eten deze schapen ook bast van een boompje dat toch al 2,5 mtr hoog is. Het Kempische heide schaap eet eigenlijk alles. Bij het begrazen door schapen wordt een doel gesteld en de consequenties worden afgewogen tegen de alternatieven b.v. het niet laten begrazen. De staf was bijzonder: foto Bij de kudde langs het Drongelens kanaal lopen 30 geiten in de kudde. De –Duitse- herder gaf aan dat: Die Ziege spezial in die Herde sind um Baume zu fressen. Op de vraag waarom de Duitse herder in Nederland schapen weidde kwam het antwoord dat in Nederland de verdiensten beter zijn. Zie voor uitleg over natuurlijke begrazing .nl, daar wordt aangegeven dat schapen en geiten van oorsprong in bergachtig gebied thuis horen en dus niet tot de natuurlijke grazers worden gerekend. 10 16. Zomereik napjesdragersfamb (beukenfam). Schors = ? Blz Bloeit van bl kelkbl kroonbl p b st opm: Zie verwerking Hoornmankentiend. 17. Sporkehout wegedoornfam NPvO blz 460 nr 5 Bloeit van apr t/m mei bl 5-tallig, met 2-10 bijeen in de bladoksels, geel-groen. p struik, geen doorns, vrucht groen/rood/later donkerblauwe bes b verspreid, rondachtig tot eirond, beide kanten 7-12 zijnerven. opm: De vuilboom (vuil vanwege zwarte schors en geur ?) wordt ook wel sporkehout genoemd. Hij steekt de groengrijze groei-eindjes van zijn takken eigenwijs omhoog. Het houtjeshout of pinnekeshout werd vanwege zijn taaiheid vroeger gebruikt om zolen rondom vast te maken aan de schoenen. 18. Mossen Oude groep herkomst Mossen worden beschouwd als primitieve landplanten, die eerder in de evolutie zijn ontstaan dan de varens en varen achtigen (Monilophyta) en de wolfsklauwen (Lycophyta). De eerste landplanten wordt verondersteld levermossen te zijn geweest; er zijn fossielen gevonden van levermossen van 475 miljoen jaar geleden. De mossen of bladmossen (stam Bryophyta Schimper (1836)[1], vroeger ook wel in de rang van klasse als Musci of Bryopsida) zijn kleine, kruidachtige landplanten, die dicht op elkaar gepakt groeien in matten of kussens op rotsen, bodem of als epifyten op de stam of bladeren van bomen. Mossen zijn meestal groene planten, vaak met stengels en bladen. Ze hechten zich vast met rizoïden (wortelachtige structuren), maar hebben geen echte wortels. Anders dan bij de echte wortels van planten, worden rhizoïden niet gebruikt voor opname van nutriënten. Mossen zijn het meest verwant met hauwmossen en levermossen en naar de huidige inzichten ook met de vaatplanten. De weinig verwante korstmossen worden gerekend tot de schimmels, die in mutualistische symbiose leven met groenwieren of met blauwwieren, soms met beide. Algen en wieren zijn hetzelfde ? Alg x schimmel = korstmos 11 19. Groot Laddermos bladmossen (=Bryopsida = klasse) Groot laddermos is inheems in West Europa en eertijds als verpakkingsmateriaal over wereld verspreid, het vormt losse zoden. De liggende stengel is groen gekleurd, tot 15 cm lang, geveerd vertakt, de zijtakken meestal in een plat vlak. De stengelblaadjes zijn geelgroen tot donkergroen, tot 3 mm lang, eirond, concaaf, met een licht gebogen spitsje. De nerf reikt tot halverwege het blad. De blaadjes liggen als dakpannen over elkaar heen en vormen een holle buis, waardoor takken opgezwollen lijken 20. Klein laddermos fijn laddermos bladmossen (groep of klasse) Het groeit op schaduwrijke, niet te droge voedselrijke grond, op beschaduwd hout en muren, en op boomvoeten in bossen. Indien goed ontwikkeld valt fijn laddermos meteen op door de regelmatig geveerd vertakte planten die gesloten matten vormen en aan het eind van de hoofdstengels dikwijls opvallend hakig terug gekromde stengelbladen hebben. Ander vormen van planten komen voor. 12 21. Haarmos Haarmos (Polytrichum) is een geslacht van mossen uit de familie Polytrichaceae Haarmossen zijn vrij gemakkelijk te herkennen mossen: forse planten, met donkergroene, bij vochtig weer uitstaande en bij droog weer tegen de stengel gedrukte, (smal) lancetvormige blaadjes. Haarmossen zijn tweehuizige planten, de mannelijke (antheridium) en vrouwelijke (archegonium) voortplantingsorganen bevinden zich op verschillende planten, wat voor mossen als primitieve kenmerken geldt. De mannelijke antheridia zitten vaak bij elkaar in een felgekleurd beker- of schotelvormig omwindsel, het perigonium, wat ze oppervlakkig op bloemen doet lijken. De sporenkapsels vallen op door de rode kleur en ze dragen een harig kapje (huikje), de antheridiënbekers* lijken op kleine, rode roosjes, of achterlichtjes zo je wilt. De fleurige, jonge kapselsteeltjes kun je al vanaf half december vinden. De 'bollenvelden' van antheridiënbekers van Zandhaarmos en Ruig haarmos vind je in maart. Met behulp van een loep of macrolens zijn de haarmossen min of meer zeker op naam te brengen. De voorkomende soorten in Nederland en België zijn Ruig haarmos (Polytrichum piliferum), Echt zandhaarmos (Polytrichum juniperinum), Gewoon haarmos (Polytrichum commune), Gerand haarmos (Polytrichum longisetum), Fraai haarmos (Polytrichum formosum). Veenhaarmos is een variant van Zandhaarmos, komt voor op hoogveen; de soort is zeldzaam. Berghaarmos (Polytrichum alpinum) is zeldzaam. Mocht je deze soort denken tegen te komen: de stengel is ongeveer 10 cm lang en vertakt, het blad dofgroen gekleurd. Te vinden op steilkanten en ontwortelingskluiten. Jonge sporenkapsels Echt zandhaarmos de antheridiënbekers van Zandhaarmos zijn aanvankelijk geelgroenig van kleur, later gemengd met flets rood felrode antheridiënbekers Ruig haarmos de antheridiënbekers van Ruig haarmos zijn felrood 13 blaadjes tegen de stengel gedrukt bij droogte Gewoon haarmos jong sporendoosje met gescheurd archegonium 22. Zandhaarmos Bij echt zandhaarmos steekt de nerf als een bruine punt naar buiten. Ook een gemakkelijk aanknopingspunt. Wel is enige voorzichtigheid geboden wat betreft andere haarmossen met gewoon een verdorde bladpunt! Echt zandhaarmos is een echte duinbewoner, maar ook te vinden op stuifzand, droge heide, schrale wegbermen. Je herkent het zandhaarmos behalve aan de bruine bladpunt ook aan de omgeslagen bladrand. De rand van het blad is ongetand (dit in tegenstelling tot de bladrand van Gewoon en Fraai haarmos). De sporenkapsels zijn lichter van kleur dan die van het Ruig haarmos, de antheridiënbekers zijn geelgroen met een rode zweem. Zandhaarmos is meestal een wat meer gedrongen verschijning dan de andere haarmossoorten (stengel tot 5 cm). Zandhaarmos en Ruig haarmos groeien onbekommerd door elkaar en naast elkaar - leuk en lastig dus! 23. Klauwtjesmos Klauwtjesmos (Hypnum) is een geslacht en behoort tot de bladmossen (klasse). De meeste klauwtjemossen groeien op bomen – vaak eik -. Het duinklauwtjesmos komt voor in kalkrijke duinen en het heideklauwtjesmos – ook best logisch – op heide. 14 24. Grijs kronkelsteeltje Campylopus introflexus is in Nederland voor het eerst in 1961 gevonden. Deze van het zuidelijk halfrond afkomstige soort heeft zich sindsdien razendsnel verspreid. Momenteel is Grijs kronkelsteeltje zeer algemeen, vooral op open zandgronden in de duinen en op de heide. Daar kan de soort op min of meer zure bodems massaal voorkomen. Stikstofdepositie heeft het voorkomen wellicht bevorderd. Ook buiten deze milieus is dit mos al veel te vinden. Grijs kronkelsteeltje, ook wel Cactusmos of Tankmos genoemd, is behalve op de grond ook af en toe op bijv. hout te vinden. De zeer dichte zoden maken de groei van andere soorten vaak onmogelijk, vandaar de bijnaam Tankmos. De bijnaam Cactusmos heeft Campylopus introflexus te danken aan de onmiskenbare, vaak naar buiten afstaande glasharen. 25. Rood bekermos De rotste plek van Europa omgeven door het Ruhrgebied, de Brabantse varkensfokkerijen en Rotterdam. Deze korstmossen gaan achteruit. Het rode deel van de plant is iets van een voortplantingsorgaan. Alg x schimmel = korstmos 15 26. Stuifzand / duinen Dekzand aangevoerd tussen de ijstijden, stuiven niet in de hand, Stuifwal, W>O, zuidkant, duinenrij, stuwwal, wind, droge en natte hellingen Na de laatste ijstijd ontstaat op de LDD een gemengd loofbos dat door intensief gebruik, houtkap en akkerbouw, verandert/uitdunt in parkachtig landschap met bos en open heide. Door de ontvening in de Langstraat en Loon op Zand ging de grondwaterstand omlaag met als gevolg dat het bos in de LDD zijn het moeilijk kreeg. De combinatie met afplaggen en overbegrazing leidde tot stuifzanden. In 1423 is bij Giersbergen voor het eerst sprake van stuifzand zie blz 108 eikenstoven, blz 182 Beekdalen en Moeren een ecologische ramp van de omvang van de St Elizabethsvloed volgt, wel in een traag tempo. Wat er ook aan bij droeg: de wegen door de duinen vooral van Giersbergen – Loon op Zand, (route Breda Den Bosch) werden steeds ruller, schoven daarna steeds op en werden brede zandbanen. In de 17e eeuw kreeg het stuifzand de overhand. Vanaf 1900 werden grote delen beplant met dennen > Bos en Duin. veel dennenbos aangepland aan de westkant van de LDD, bij de Efteling. Op sommige plaatsen gaat het buntgras dood. Zand stuift, laagtes hoogtes, de laagtes raken gevuld, eikenforten Waardoor verdwijnt het stuifzand ? Blz 108 Eikenstoven. Blz 182 Beekdalen en Moeren Planten fasen in stuifzand: 1. Algen(iets donkergroene plekken), zandhaarmos, heidespurrie. 2. Eerste pioniers: buntgras, pijpestroootje en zandzegge. 3. Struikheide en andere planten. 27. De planten vechten tegen het zand. Planten voeren een gevecht om het zand vast te leggen, stuifzand is extreem voedselarm, heel warm/heel koud en houdt geen water vast. Na de algen, je ziet dan een dun laagje groen op het zand, volgen zandbinders als buntgras, zandzegge en pijpe(n)strootje. 16 Buntgras grassenfam NPvO blz 380 nr 5 Bloeit van jun t/m jul bl pluim zilvergrijs p vormt zoden b borstelachtig, ingerold rechtopstaand, grijsgroen, b scheden roze, tongetje lg 2-3 mm. opm: Zandzegge cypergrassenfam NPvO blz 410 nr 3 Bloeit van mei t/m jun Blw 4 tot 6 mm lg met 6-16 gelijke aren p zandzegge heeft tot meters lange ondergrondse, horizontale wortelstokken, die om de vier leden een nieuwe plant vormen. Er ontstaan losse tot zeer losse zoden. De plant wordt 0,5–2 m hoog b stijf gootv 3-4 mm br st driekantig 17 Pijpenstrootje grassenfam NPvO blz 392 nr 3 Bloeit van jun t/m sep bl pluim smal, tot 40 cm lg, leikleurig, violet of groen p alleen aan de voet bebladerd b blauwgroen st onderste leden erg kort, bovenste lid erg lg opm: verdringt op veel plaatsen de heide. Na de brand op de Strabrechtse Heide in 2010 keert het pijpestrootje - aug 2011- als een van de eerste weer terug. Er waren 150 hectare verbrand. In dat gebied keren geen naaldbomen terug. De beheerders willen er loofbomen planten, heide aanleggen en een stuifzandvlakte tot stand brengen. 18 28. Zandbij 29. Rode bosmier 30. Struikheide heidefam Blz 210 nr 2 (rood roze purper, 5 of > bloembladen) en blz 468 nr 5 (dwergstruiken) opm: tekst wijkt af: gelijke kleur kroon kelkbladen en aantal meeldraden -8- ontbreekt bij dwergstruiken 31. Gewone Vlier kamperfoeliefam Soepele merg, kruisiging Christus, zwam Judasoor Blz Bloeit van bl kelkbl kroonbl p b st opm: Trosvlier en Gewone vlier zie verwerking Hoornmankentiend 32. Grote “Platte” weegbree weegbreefam Blz 374 nr 1, samen met getande weegbree die er op lijkt. Bloeit van bl kelkbl kroonbl p b st opm: 33. Gewoon nagelkruid rozenfam Blz blz 134 nr 2, Bloeit van bl kelkbl kroonbl p b st opm: 19 34. Ridderzuring duizendknoopfam 20 35. Kamperfoelie kamperfoeliefam Blz Bloeit van bl p b st opm: Ook bij Hoornmankentiend. 36. Hulst NPvO blz 460 nr 1 Bloeit van mei t/m jun bl 1-slachtig kelkbl kroonbl wit 5-tallig p vrucht 6-8 mm rood. b altijd groen, kaal, glanzend, leerachtig, doornig getand of gaafrandig. opm: Zie ook verwerking Hoornmankentiend: Mijn, mineerder, ei-insect-eten, vlekmijn, keutels, hulstvlieg. Wanneer de hulst hoger groeit, vaak geen doornen meer aan blad: Niet meer nodig omdat door de hoogte vraat niet meer van toepassing is. 37. Taxus taxusfam Blz 428 nr 1 bij naaldbomen. Bloeit van bl p b st opm: 38. Esdoorn esdoornfam Blz 442 nr 1 Gewone esdoorn, en nr 2 Noorse Esdoorn Bloeit van bl p b st opm: 39. Brandnetel brandnetelfam, alleen Grote Brandnetel in NPvO. In Nl en Be komt ook de kleine brandnetel voor. opm: Grote brandnetel zie verwerking Hoornmankentiend: Blz 350 nr 2 Bloeit van jul t/m okt bl pluimen langer dan de b st p 2-huizig (mannelijk of vrouwelijke bl) met brandharen b tegenoverstaand, langwerpig, hartv voet, grof gezaagd, donkergroen, 5-10 cm lang, b st donzig behaard st kantig rechtopstaand opm: stikstofminnend. 40. Adelaarsvaren Niet in NPvO 41. Vogelmuur anjerfam Niet in NPvO. C. Afsluiting. NPvO niet gebruikt, geen opbouw van exc 1 naar 2, alleen namen scoren heeft beperkingen, meer volgt of niet. Sprang Capelle ,21 mei 2013 Anton. 21