Verslag van de vogelexcursie op zaterdag 20 maart

advertisement
BasisPlantenCursus 2013 IVN Oisterwijk
Verwerking Excursie 2 Loonse en Drunense Duinen.
Anton van der Galiën
A.
Email: [email protected]
Tfn 0416-280387
Inleiding.
Deze excursie geschiedt in het kader van BPC2013 van het IVN Oisterwijk en vindt plaats op zaterdag 27 april
2013 onder leiding van Paul van Wielink en sluit aan bij les 3 met als thema “Wat doen planten en waarom”.
We gaan kijken hoe de planten overleven in de Brabantse Woestijn.
Het is een wat bewolkte morgen met een temperatuur van ongeveer 5 graden weinig wind en in de loop van
de ochtend een zonnetje wat het zand en de deelnemers verwarmt We starten ’s morgens om 09.00 uur bij de
Rustende Jager aan de Oude Bosschebaan in Biezenmortel.
Hieronder een plattegrond van de omgeving van de Rustende Jager met knooppunten waarlangs een deel van
de route liep.
B.
Onderwerpen.
1
1. De Rustende Jager(s), militairen en -natuur- recreanten
Sinds mensenheugenis is De Rustende Jager het cafeetje van buurtschap De Brand. De eerste
drankvergunning werd in 1882 verkregen door Willem Denissen, die naast zijn boerenbedrijfje een
borreltje schonk. Tot 1900 waren de grote rietvelden van de Brand nog open waterplassen, men viste
en ging er op eendenjacht. Vermoeide jagers gingen bij Willem een borreltje drinken.
In oktober 1944 bij de bevrijding van Udenhout ging het prachtige rustieke cafeetje De Rustende Jager
– dat dan in bezit was van Natuurmonumenten - in vlammen op. Na wederopbouw in 1952 kwamen er
door de week vooral in avonden en nachten veel militairen.
In 1972 werden de huidige eigenaars Jo en Nellie Pijnenburg-Klijn uitbater van DRJ en in 1989 konden
ze het terugkopen van Natuurmonumenten.
Omstreeks 1900 rustende jagers.
Nu zijn de gasten vooral recreanten, wandelaars, paardrijders, mountainbikers en natuurgenieters.
2.
De Brand en de Loonse en Drunense Duinen
2
Het van oorsprong een oeroud buurtschapje “Den Brant”, gesitueerd west van de huidige Rustende
Jager, is op oude kaarten onder andere vermeld als: Den Brand/Brand/De Brand, pas op de kaart
van 2009 wordt de vermelding “De Brand Natuurreservaat”. De naam De Brand duidt een gebied
aan waar brandstof werd gewonnen. Er werd op kleine schaal veen (moer) gestoken die als turf
gestookt werd, ook werd er brandhout gesprokkeld.
Nationaal park
1969 IUCN Int Union for Conservation of Nature and Nat Resourses.
Afspraak over status NP:
een beschermd natuurgebied met aaneengesloten opp van aanzienlijke omvang waarvoor de
hoogste nationale autoriteit zich verantwoordelijk voelt
1980 Ned Nationale Parken moeten voldoen aan:
Aaneengesloten natuurgebied van min 1000 hect bestaande uit natuurterreinen wateren en bossen
met bijz. planten en dieren met tevens goede mogelijkheden voor recreatief mede gebruik.
Kabinet Rutte 1 legt de verantwoordelijkheid bij de provinciale ipv bij nationale overheid.
NP LDD
Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen is ruim 3.500 hectare groot en ligt tussen de
steden Tilburg, Waalwijk en 's-Hertogenbosch. Sinds 2002 vormen de Loonse en Drunense Duinen
en De Brand samen met kleine andere gebieden een nationaal park.
Das (1999 > 2010 83 2011 90 2012 106 stuks 40 burchten 33 fams) ree vos levendbarende
hagedis nachtzwaluw havik boomvalk
Oefenterrein
Van 1949 t/m 1993 waren de LDD militair oefenterrein. De Duitse MAST uit de WO 2 was het
eerste militaire oefenterrein, de genie oefende daar het opruimen van explosieve. Er waren
ongeveer 20 bivakplaatsen, vlak bij Bos en Duin staat nog de paal van bivakplaats nr 19.
3
In een rapport van het Ministerie van Defensie - d.z.v. Stiboka - uit 1980 over het gebruik van de
LDD als oefenterrein zijn o.a. de volgende bevindingen weergegeven:
a. 15% van het oefenterrein bestaat uit stuifzanden die nog actief zijn met een schaarse
verspreide begroeiing van solitaire eiken en vliegdennen en in de uitgestoven laagtes een
spaarzame vegetatie van mossen, trekrus en buntgrassen.
b. In de toelichting begroeiingtypen wordt pijpestrootje genoemd als belangrijke vastlegger van
stuifzand en in genoemde uitgestoven laagtes komen fragmenten voor van de Associatie van
moeraswolfsklauw en bruine snavelbies met o.a, moeraswolfsklauw, trekrus, pijpestrootje,
kleine zonnedauw, knolrus en oligortichem hercynicum (boreale mossoort).
Let op: Vliegdenbossen bestaan veelal uit zeeden i.p.v. grove den. (namen met hoofdletters)
c. De duinvaaggronden zijn bij intensief berijden en betreden gevoelig voor winderosie en
watererosie.
d. De bemesting via de latrineputjes kan invloed hebben op de vegetatie ter plekke en door
waterstromen op enige afstand van het bivak. Het is echter moeilijk te voorspellen en zou
kunnen bestaan uit vervanging van soorten door soorten die minder waardevol zijn.
e. Bij de fauna worden genoemd (afnemend) korhoen, grote aantallen wielewalen en geelgorzen
en - opmerkelijk - het ontbreken van de das.
3.
Fluitekruid schernbloemfam
Blz 90 nr 1
Bloeit van apr-jun
Bl-schermen 8-15 stralig; omwindselb ontbrekend; 4-8 omwindseltjes, br lancetv plotseling lg
toegespitst, aan de rand gewimperd, 2-5 mm lg.
Bl wit, allemaal even gr
p vrucht 6-10 mm lg, iets korter dan de st.
b overblijvende b. 2-3 voudig geveerd; blaadjes lancetv., toegespitst
opm: voedselrijk grasland, wegbermen, heggen, bosranden. Ook bij Hoornmankentiend.
4.
Zevenblad schermbloemfam
Deze plant met lg ondergronde uitlopers is vooral bekend als plaag in de tuinen.
Blz 88 nr 2
Bloeit van jun t/m aug
bl scherm 10-25 stralig, omwindselb en omwindseltjes ontbreken;
kelkbl
kroonbl wit
p lg ondergrondse uitlopers; wortelb. Dubbel 3-tallig; vrucht langwerpig eirond, 3 mm lg,
karwijzaadachtig
b blaadjes langwerpig eirond, 5-10 cm lg, getand b st 3-kantig, met merg gevuld
opm: vochtige bossen, bosranden, waterkanten, tuinen
4
5.
Look zonder look kruisbloemfam
Waarom Look zonder Look ? Ruik er maar eens aan: Na het wrijven van een blad komt er een geur
vrij die volgens sommigen op uien lijkt, maar door de meeste mensen als knoflook wordt
aangeduid. Overigens verspreiden niet alleen de bladeren, maar ook de zaden en wortels deze
geur.. Look is een plantengeslacht – Allium – in de lookfam. In het geslacht zijn belangrijke
culinaire kruiden als ui, knoflook, prei en bieslook opgenomen.
Zoals veel soorten uit de kruisbloemenfamilie is look-zonder-look goed in de keuken bruikbaar. Een
aftreksel van de bladeren (drogen, twee theelepels per kopje water, vijf uur weken, even aan de
kook brengen en vijf tot tien minuten laten trekken) kan inwendig tegen astma en bronchitis
worden gebruikt. Het kan als kruidenkompres bij wonden worden gebruikt.
6.
Kleefkruid walstrofam
Haren in de vorm van haakjes zorgen ervoor dat kleefkruid aan je kleren vastkleeft.
7.
Lijsterbes rozenfam
B oneven geveerd
8.
Blauwe bosbes Heidefam
Groene stengel, hommels, zitten vaak teken in.
5
9.
Europees / Amerikaans /Canadees / Drents Krentenboompje
Het stikt van de krentenboompjes, die nu (28 april) overvloedig bloeien in de LDD, witte waas
bruin gelardeerd. Exoot is hier al 100 jaar en dus geaccepteerd.
Echt krentenbrood komt van de Canadese krent (Amelanchier canadensis).
De Heukels' Flora van Nederland onderscheidt nog maar één soort, waarbij het Drents
krentenboompje en het Canadees krentenboompje tot dezelfde soort als het Amerikaans
krentenboompje worden gerekend. Er worden in de handel echter nog steeds de verschillende
soorten onderscheiden met duidelijke verschillen in onder andere bloei- en bladeigenschappen.
Naamgeving: Amelanchier is een woord uit Savoie en betekent mispeltje. Mogelijke tweede
betekenis: a=tegen, melan=zwart oftewel tegen neerslachtigheid; de bessen zouden opwekkende
eigenschappen hebben.
Eng: June berry, snowy mespilus, Saskatoon.
Fra: Amélanchier
Ger: Felsenbirne of Korinthenbaum. (Korinthenbaum betekent krentenboom, vroeger werden veel
krenten uit Corinthe geïmporteerd )
Europees krentenboompje rozenfam (Amelanchier ovalis)
Blz 456 nr 1 NPvO
Bloeit van apr t/m mei
bl wit/gelig wit, in armbl trossen, 5-tallig,
kroonbl smal-lancetvormig 15-20 mm lg, van buiten behaard, meeldraden 20, stijlen vrij.
p struik 1-3 m h; (éénhuizig; bestuiving door insecten;) vrucht blauwzwart
b elliptisch, 2-4 cm lg, fijn gezaagd-getand, boven donkergroen, onder kaal eerst grijsviltig later
grijsgroen
opm: oorspr; verspreid in bergen van M- en Z. –Eur, in N als sierp gekweekt en verwilderd. Ook
bij Hoornmankentiend.
Wikipedia
Het is de enige soort uit zijn geslacht die van nature in Europa voorkomt. Het is een tot 5 m hoge
struik. De soort komt van nature voor in gebieden ten zuiden van de Alpen en in de berggebieden
van Midden- en Oost-Europa. De krent, zoals deze struik in Nederland en België ook wel genoemd
wordt, werd al in de 16e eeuw in Europa gecultiveerd en veelal in boerentuinen geplant om zijn
aromatische, zoete, krentachtige vruchten, die zelfs op de markten verkocht werden.
Deze soort houdt van kalkhoudende grond en komt voor in open bossen, rotsige gebieden en
gebergten
De vruchten van het krentenboompje zijn eetbaar en worden ook wel krenten genoemd, maar
zijn sappig en worden in compotes verwerkt en in vroeger tijden ook wel gedroogd als vervanger
van de krent. Van de bessen kan jam gemaakt worden. Door hun hoge gehalte aan pectine hoeft
men geen geleermiddel toe te voegen. Zij kunnen ook met andere vruchten gemengd worden. Je
kunt ze ook drogen en later, net als krenten, in gebak of compotes gebruiken of er wijn en sap van
maken. De smaak lijkt op die van bosbessen. De vruchten zijn rijk aan vitamine A
Is de Drentse krent een synoniem voor de Amerikaanse krent ?
6
Amerikaans krentenboompje rozenfam (Amelanchier lamarckii)
De soort komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika, maar komt daar nu niet meer voor en wordt sinds
de 19e eeuw in Nederland aangeplant. Deze soort komt samen met het Drents krentenboompje
(Amelanchier laevis) verwilderd in Nederland en België voor op zandige gronden. Het is een tot 12
m hoge struik. Het Amerikaans krentenboompje heeft 3-7 cm lange bladeren, die bij het uitlopen
bruinachtig rood en van onderen dan nog behaard zijn.. De knoppen zijn groenbruin, spits en
verspringend en lijken enigszins op die van een beuk. De twijg is bruingrijs, ruw en kronkelend. De
struik bloeit van april tot mei met witte bloemtrossen. De kroonblaadjes zijn 1-2 cm lang. De
eetbare, bolvormige, roodachtige later donkerpaarse vruchten zijn vier- tot tienhokkig en 1-1,5 cm
breed. De vruchten zijn sappig en rijpen in de eerste helft van juli. Vogels zijn er dol op. de krenten
hebben een zoet, bosbesachtig aroma en zijn sappig. De bladeren kleuren in het najaar prachtig
geelrood.
De struik groeit op vochtige tot droge, zure zandgronden aan bosranden en open kapplaatsen.
Daarnaast komt de struik voor in houtwallen en heidevelden.
Canadees krentenboompje rozenfam (Amelanchier canadensis)
De bladeren van deze soort hebben echter geen speciale herfstkleur dit in tegenstelling tot het
Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii).Het Canadees krentenboompje bloeit van
april tot mei met 2,5-6 cm lange bloemtrossen. De kroonblaadjes zijn 2-9 mm lang. De ronde,
purper-zwarte vruchten zijn eetbaar en hebben rechtopstaande kelktanden. De struik groeit op
vochtige tot droge, zure zandgronden aan bosranden en open kapplaatsen.
Drents krentenboompje rozenfam (Amelanchier laevis, synoniem: Amelanchier grandiflora)
Komt samen met het Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii) verwilderd in Nederland
en België voor op zandige gronden. De bladeren van deze soort hebben echter geen speciale
herfstkleur. Het Drents krentenboompje bloeit van april tot mei met 4-12 cm lange bloemtrossen.
De witte bloemen zijn veel groter dan die van het Canadees krentenboompje (Amelanchier
canadensis). De kroonblaadjes zijn 1-2,5 cm lang. De roodachtige vruchten zijn eetbaar.
Amelanchier x grandiflora is a cross between A. arborea and A. laevis.
Amelanchier arborea (downy serviceberry[1] or common serviceberry[2]), is native to eastern North America from the Gulf
Coast north to Thunder Bay in Ontario and Lake St. John in Quebec, and west to Texas and Minnesota.[1]
Amelanchier alnifolia, the saskatoon, Pacific serviceberry, western serviceberry, alder-leaf shadbush, dwarf shadbush,
chuckley pear, or western juneberry,[1] is a shrub with edible berry-like fruit, native to North America from Alaska across
most of western Canada and in the western and north central United States. Historically it was also called "pigeon berry".[2] It
grows from sea level in the north of the range, up to 2,600 m (8,530 ft) elevation in California and 3,400 m (11,200 ft) in the
Rocky Mountains.[1][3][4]
Krent
De krent is een gedroogde, pitloze druif van een druivenras dat zeer kleine vruchten geeft, de Vitis
vinifera 'Korinthiaka'. De vergelijkbare sultaninerozijn wordt gemaakt van Vitis vinifera 'Apyrena'.
De naam is afkomstig van de havenplaats Korinthe, en is dus een geoniem. De krent is in Europa
te vinden in Griekenland en Sicilië. Krenten worden in Nederland geïmporteerd uit Californië,
Australië, Zuid-Europa en het Nabije Oosten.
Photograph of California Seedless Grape Raisins on the left and California Zante Currants on the right along with a metric
ruler for scale. The intent is to illustrate Zante Currants and to show their similarity to grape raisins
De kleur van de krent varieert van bruinachtig tot diep donkerblauw. Hoe donkerder de kleur des te
zoeter de krent is. De krent lijkt veel op een rozijn en wordt daar nog al eens mee verward, maar
de rozijn is afkomstig van andere druivenrassen met grotere vruchten. Het werkwoord "krenten"
wordt gebruikt voor een uitdunningsmethode van druiventrossen.
7
10. Kleine stroperij
Plant meenemen met een wortel kan leiden tot een boete vanwege kleine stroperij
11. Heidespurrie anjerfam
Spurriekoe, een koe die hoest na het eten van heidespurrie
Blz
Bloeit van
bl
kelkbl
kroonbl
p
b
st
opm:
12. Mierenleeuw mierenleeuwfam
Op overkoepeld los zand, maakt trechtervormige kuiltjes om mieren te vangen en zuig ze daarna
leeg. Is een soort libel. Hoe vangen ? Met loeppotje, in België gebeurt het met een ouderwets
theezeefje.
8
13. Grove den dennenfamilie
Geplant om in de kolenmijnen als stut te dienen. Vrij kleine dennenappels en naalden twee aan
twee. Bovenste deel van de stam is oranjeachtig. Vroeger pijnboom genaamd.
Wanneer grove dennen vrij staan van andere grove dennen, krijgen ze een grilligere vorm en
worden dan ook vliegdennen genaamd.
Een vliegden is een door natuurlijke uitzaaiing verspreide grove den (pinus sylvestris). De
benaming is te danken aan de wijze waarop het zaad waaruit de boom is gegroeid op zijn plaats
kwam, het is namelijk meegevoerd door de wind. Het zaad van de vliegden is licht en voorzien van
een vleugeltje waardoor de wind het vrij ver kan meenemen.
Er is geen sprake van een aparte genetische vorm, maar door de natuurlijke uitzaaiing buiten op
vooral open zandgronden zoals heide en stuifzand wijkt de vorm van de vliegden nogal af van de
grove den die in een bos groeit. Bosbomen ontwikkelen door de aanplanting van veel bomen in een
dicht verband op weinig grond een onderlinge concurrentie om licht. Daarom ontwikkelen die
lange, dunne, rechte stammen en hoge kruinen. De vliegden daarentegen staat vaak alleen, vangt
rondom licht op en groeit daardoor uit tot een boom met laaghangende takken en brede kroon.
Ook als een groep vliegdennen tezamen opgroeit tot een bos blijft dit beeld bewaard.
De achtzalighedenboom in het Belgische Lille is een bekend voorbeeld van een vliegden.
9
14. Berk berkenfam.
Zelfde fam als zwarte els en
hazelaar = ook hazelaarfam
bij discussie/uitzondering.
De ene berk is veel verder
dan de andere > variatie in
blad/man vrouw/ eenhuizig
tweeslachtig
De berk heeft binnen de ene
soort verschillende
eigenschappen, heeft
verschillende stadia van
groeien tot gevolg
15. Schapen zijn schadelijk voor begroeiing.
Schapen horen niet thuis in de LDD ze vreten ook bijzondere planten.
De kuddes die nu op de LDD grazen bestaan uit
Kempische heideschapen er zijn geen geiten aanwezig,
maar zoals op de foto van 2 mei j.l. te zien is eten deze
schapen ook bast van een boompje dat toch al 2,5 mtr
hoog is. Het Kempische heide schaap eet eigenlijk alles.
Bij het begrazen door schapen wordt een doel gesteld en
de consequenties worden afgewogen tegen de
alternatieven b.v. het niet laten begrazen. De staf was
bijzonder: foto
Bij de kudde langs het Drongelens kanaal lopen 30
geiten in de kudde. De –Duitse- herder gaf aan dat: Die
Ziege spezial in die Herde sind um Baume zu fressen.
Op de vraag waarom de Duitse herder in Nederland
schapen weidde kwam het antwoord dat in Nederland de
verdiensten beter zijn.
Zie voor uitleg over natuurlijke begrazing .nl, daar
wordt aangegeven dat schapen en geiten van oorsprong
in bergachtig gebied thuis horen en dus niet tot de natuurlijke grazers worden gerekend.
10
16. Zomereik napjesdragersfamb (beukenfam).
Schors = ?
Blz
Bloeit van
bl
kelkbl
kroonbl
p
b
st
opm: Zie verwerking Hoornmankentiend.
17. Sporkehout wegedoornfam
NPvO blz 460 nr 5
Bloeit van apr t/m mei
bl 5-tallig, met 2-10 bijeen in de bladoksels, geel-groen.
p struik, geen doorns, vrucht groen/rood/later donkerblauwe bes
b verspreid, rondachtig tot eirond, beide kanten 7-12 zijnerven.
opm: De vuilboom (vuil vanwege zwarte schors en geur ?) wordt ook wel sporkehout genoemd. Hij
steekt de groengrijze groei-eindjes van zijn takken eigenwijs omhoog. Het houtjeshout of
pinnekeshout werd vanwege zijn taaiheid vroeger gebruikt om zolen rondom vast te maken aan de
schoenen.
18. Mossen
Oude groep herkomst
Mossen worden beschouwd als
primitieve landplanten, die eerder in de
evolutie zijn ontstaan dan de varens en
varen achtigen (Monilophyta) en de
wolfsklauwen (Lycophyta). De eerste
landplanten wordt verondersteld
levermossen te zijn geweest; er zijn
fossielen gevonden van levermossen
van 475 miljoen jaar geleden.
De mossen of bladmossen (stam
Bryophyta Schimper (1836)[1], vroeger
ook wel in de rang van klasse als Musci
of Bryopsida) zijn kleine, kruidachtige
landplanten, die dicht op elkaar gepakt
groeien in matten of kussens op rotsen,
bodem of als epifyten op de stam of
bladeren van bomen. Mossen zijn
meestal groene planten, vaak met
stengels en bladen. Ze hechten zich
vast met rizoïden (wortelachtige
structuren), maar hebben geen echte
wortels. Anders dan bij de echte wortels
van planten, worden rhizoïden niet
gebruikt voor opname van nutriënten.
Mossen zijn het meest verwant met
hauwmossen en levermossen en naar
de huidige inzichten ook met de
vaatplanten. De weinig verwante
korstmossen worden gerekend tot de
schimmels, die in mutualistische
symbiose leven met groenwieren of met
blauwwieren, soms met beide.
Algen en wieren zijn hetzelfde ?
Alg x schimmel = korstmos
11
19. Groot Laddermos bladmossen (=Bryopsida = klasse)
Groot laddermos is inheems in West Europa en eertijds als verpakkingsmateriaal over wereld
verspreid, het vormt losse zoden. De liggende stengel is groen gekleurd, tot 15 cm lang, geveerd
vertakt, de zijtakken meestal in een plat vlak. De stengelblaadjes zijn geelgroen tot donkergroen,
tot 3 mm lang, eirond, concaaf, met een licht gebogen spitsje. De nerf reikt tot halverwege het
blad. De blaadjes liggen als dakpannen over elkaar heen en vormen een holle buis, waardoor
takken opgezwollen lijken
20. Klein laddermos fijn laddermos bladmossen (groep of klasse)
Het groeit op schaduwrijke, niet te droge voedselrijke grond, op beschaduwd hout en muren, en op
boomvoeten in bossen. Indien goed ontwikkeld valt fijn laddermos meteen op door de regelmatig
geveerd vertakte planten die gesloten matten vormen en aan het eind van de hoofdstengels
dikwijls opvallend hakig terug gekromde stengelbladen hebben. Ander vormen van planten komen
voor.
12
21. Haarmos
Haarmos (Polytrichum) is een geslacht van mossen uit de familie Polytrichaceae
Haarmossen zijn vrij gemakkelijk te herkennen mossen: forse planten, met donkergroene, bij
vochtig weer uitstaande en bij droog weer tegen de stengel gedrukte, (smal) lancetvormige
blaadjes.
Haarmossen zijn tweehuizige planten, de mannelijke (antheridium) en vrouwelijke (archegonium)
voortplantingsorganen bevinden zich op verschillende planten, wat voor mossen als primitieve
kenmerken geldt.
De mannelijke antheridia zitten vaak bij elkaar in een felgekleurd beker- of
schotelvormig omwindsel, het perigonium, wat ze oppervlakkig op bloemen doet lijken. De
sporenkapsels vallen op door de rode kleur en ze dragen een harig kapje (huikje), de
antheridiënbekers* lijken op kleine, rode roosjes, of achterlichtjes zo je wilt.
De fleurige, jonge kapselsteeltjes kun je al vanaf half december vinden. De 'bollenvelden' van
antheridiënbekers van Zandhaarmos en Ruig haarmos vind je in maart.
Met behulp van een loep of macrolens zijn de haarmossen min of meer zeker op naam te brengen.
De voorkomende soorten in Nederland en België zijn
Ruig haarmos (Polytrichum piliferum),
Echt zandhaarmos (Polytrichum juniperinum),
Gewoon haarmos (Polytrichum commune),
Gerand haarmos (Polytrichum longisetum),
Fraai haarmos (Polytrichum formosum).
Veenhaarmos is een variant van Zandhaarmos, komt voor op hoogveen; de soort is zeldzaam.
Berghaarmos (Polytrichum alpinum) is zeldzaam. Mocht je deze soort denken tegen te komen:
de stengel is ongeveer 10 cm lang en vertakt, het blad dofgroen gekleurd. Te vinden op
steilkanten en ontwortelingskluiten.
Jonge sporenkapsels Echt zandhaarmos
de antheridiënbekers van Zandhaarmos zijn
aanvankelijk geelgroenig van kleur, later gemengd
met flets rood
felrode antheridiënbekers Ruig haarmos
de antheridiënbekers van Ruig haarmos zijn felrood
13
blaadjes tegen de stengel gedrukt bij droogte
Gewoon haarmos
jong sporendoosje met gescheurd archegonium
22. Zandhaarmos
Bij echt zandhaarmos steekt de nerf als een bruine punt naar buiten. Ook een gemakkelijk
aanknopingspunt. Wel is enige voorzichtigheid geboden wat betreft andere haarmossen met
gewoon een verdorde bladpunt!
Echt zandhaarmos is een echte duinbewoner, maar ook te vinden op stuifzand, droge heide,
schrale wegbermen. Je herkent het zandhaarmos behalve aan de bruine bladpunt ook aan de
omgeslagen bladrand. De rand van het blad is ongetand (dit in tegenstelling tot de bladrand van
Gewoon en Fraai haarmos). De sporenkapsels zijn lichter van kleur dan die van het Ruig haarmos,
de antheridiënbekers zijn geelgroen met een rode zweem. Zandhaarmos is meestal een wat meer
gedrongen verschijning dan de andere haarmossoorten (stengel tot 5 cm).
Zandhaarmos en Ruig haarmos groeien onbekommerd door elkaar en naast elkaar - leuk en lastig
dus!
23. Klauwtjesmos
Klauwtjesmos (Hypnum) is een geslacht en behoort tot de bladmossen (klasse). De meeste
klauwtjemossen groeien op bomen – vaak eik -. Het duinklauwtjesmos komt voor in kalkrijke
duinen en het heideklauwtjesmos – ook best logisch – op heide.
14
24. Grijs kronkelsteeltje
Campylopus introflexus is in Nederland voor het eerst in 1961 gevonden. Deze van het zuidelijk
halfrond afkomstige soort heeft zich sindsdien razendsnel verspreid. Momenteel is Grijs
kronkelsteeltje zeer algemeen, vooral op open zandgronden in de duinen en op de heide. Daar kan
de soort op min of meer zure bodems massaal voorkomen. Stikstofdepositie heeft het voorkomen
wellicht bevorderd. Ook buiten deze milieus is dit mos al veel te vinden. Grijs kronkelsteeltje, ook
wel Cactusmos of Tankmos genoemd, is behalve op de grond ook af en toe op bijv. hout te vinden.
De zeer dichte zoden maken de groei van andere soorten vaak onmogelijk, vandaar de bijnaam
Tankmos. De bijnaam Cactusmos heeft Campylopus introflexus te danken aan de onmiskenbare,
vaak naar buiten afstaande glasharen.
25. Rood bekermos
De rotste plek van Europa omgeven door het Ruhrgebied, de Brabantse varkensfokkerijen en
Rotterdam. Deze korstmossen gaan achteruit. Het rode deel van de plant is iets van een
voortplantingsorgaan.
Alg x schimmel = korstmos
15
26. Stuifzand / duinen
Dekzand aangevoerd tussen de ijstijden, stuiven niet in de hand,
Stuifwal, W>O, zuidkant, duinenrij, stuwwal, wind, droge en natte hellingen
Na de laatste ijstijd ontstaat op de LDD een gemengd loofbos dat door intensief gebruik, houtkap
en akkerbouw, verandert/uitdunt in parkachtig landschap met bos en open heide. Door de
ontvening in de Langstraat en Loon op Zand ging de grondwaterstand omlaag met als gevolg dat
het bos in de LDD zijn het moeilijk kreeg. De combinatie met afplaggen en overbegrazing leidde tot
stuifzanden.
In 1423 is bij Giersbergen voor het eerst sprake van stuifzand zie blz 108 eikenstoven, blz 182
Beekdalen en Moeren een ecologische ramp van de omvang van de St Elizabethsvloed volgt, wel in
een traag tempo. Wat er ook aan bij droeg: de wegen door de duinen vooral van Giersbergen –
Loon op Zand, (route Breda Den Bosch) werden steeds ruller, schoven daarna steeds op en werden
brede zandbanen.
In de 17e eeuw kreeg het stuifzand de overhand.
Vanaf 1900 werden grote delen beplant met dennen > Bos en Duin. veel dennenbos aangepland
aan de westkant van de LDD, bij de Efteling. Op sommige plaatsen gaat het buntgras dood. Zand
stuift, laagtes hoogtes, de laagtes raken gevuld, eikenforten
Waardoor verdwijnt het stuifzand ?
Blz 108 Eikenstoven.
Blz 182 Beekdalen en Moeren
Planten fasen in stuifzand:
1. Algen(iets donkergroene plekken), zandhaarmos, heidespurrie.
2. Eerste pioniers: buntgras, pijpestroootje en zandzegge.
3. Struikheide en andere planten.
27. De planten vechten tegen het zand.
Planten voeren een gevecht om het zand vast te leggen, stuifzand is extreem voedselarm, heel
warm/heel koud en houdt geen water vast.
Na de algen, je ziet dan een dun laagje groen op het zand, volgen zandbinders als buntgras,
zandzegge en pijpe(n)strootje.
16
Buntgras grassenfam
NPvO blz 380 nr 5
Bloeit van jun t/m jul
bl pluim zilvergrijs
p vormt zoden
b borstelachtig, ingerold rechtopstaand, grijsgroen, b scheden roze, tongetje lg 2-3 mm.
opm:
Zandzegge cypergrassenfam
NPvO blz 410 nr 3
Bloeit van mei t/m jun
Blw 4 tot 6 mm lg met 6-16 gelijke aren
p zandzegge heeft tot meters lange ondergrondse, horizontale wortelstokken, die om de vier leden
een nieuwe plant vormen. Er ontstaan losse tot zeer losse zoden. De plant wordt 0,5–2 m hoog
b stijf gootv 3-4 mm br
st driekantig
17
Pijpenstrootje grassenfam
NPvO blz 392 nr 3
Bloeit van jun t/m sep
bl pluim smal, tot 40 cm lg, leikleurig, violet of groen
p alleen aan de voet bebladerd
b blauwgroen
st onderste leden erg kort, bovenste lid erg lg
opm: verdringt op veel plaatsen de heide.
Na de brand op de Strabrechtse Heide in 2010 keert het pijpestrootje - aug 2011- als een van de
eerste weer terug. Er waren 150 hectare verbrand. In dat gebied keren geen naaldbomen terug.
De beheerders willen er loofbomen planten, heide aanleggen en een stuifzandvlakte tot stand
brengen.
18
28. Zandbij
29. Rode bosmier
30. Struikheide heidefam
Blz 210 nr 2 (rood roze purper, 5 of > bloembladen) en blz 468 nr 5 (dwergstruiken)
opm: tekst wijkt af: gelijke kleur kroon kelkbladen en aantal meeldraden -8- ontbreekt bij
dwergstruiken
31. Gewone Vlier kamperfoeliefam
Soepele merg, kruisiging Christus, zwam Judasoor
Blz
Bloeit van
bl
kelkbl
kroonbl
p
b
st
opm: Trosvlier en Gewone vlier zie verwerking Hoornmankentiend
32. Grote “Platte” weegbree weegbreefam
Blz 374 nr 1, samen met getande weegbree die er op lijkt.
Bloeit van
bl
kelkbl
kroonbl
p
b
st
opm:
33. Gewoon nagelkruid rozenfam
Blz blz 134 nr 2,
Bloeit van
bl
kelkbl
kroonbl
p
b
st
opm:
19
34. Ridderzuring duizendknoopfam
20
35. Kamperfoelie kamperfoeliefam
Blz
Bloeit van
bl
p
b
st
opm: Ook bij Hoornmankentiend.
36. Hulst
NPvO blz 460 nr 1
Bloeit van mei t/m jun
bl 1-slachtig
kelkbl
kroonbl wit 5-tallig
p vrucht 6-8 mm rood.
b altijd groen, kaal, glanzend, leerachtig, doornig getand of gaafrandig.
opm: Zie ook verwerking Hoornmankentiend: Mijn, mineerder, ei-insect-eten, vlekmijn, keutels,
hulstvlieg. Wanneer de hulst hoger groeit, vaak geen doornen meer aan blad: Niet meer nodig
omdat door de hoogte vraat niet meer van toepassing is.
37. Taxus taxusfam
Blz 428 nr 1 bij naaldbomen.
Bloeit van
bl
p
b
st
opm:
38. Esdoorn esdoornfam
Blz 442 nr 1 Gewone esdoorn, en nr 2 Noorse Esdoorn
Bloeit van
bl
p
b
st
opm:
39. Brandnetel brandnetelfam, alleen Grote Brandnetel in NPvO. In Nl en Be komt ook de kleine
brandnetel voor.
opm: Grote brandnetel zie verwerking Hoornmankentiend:
Blz 350 nr 2
Bloeit van jul t/m okt
bl pluimen langer dan de b st
p 2-huizig (mannelijk of vrouwelijke bl) met brandharen
b tegenoverstaand, langwerpig, hartv voet, grof gezaagd, donkergroen, 5-10 cm lang,
b st donzig behaard
st kantig rechtopstaand
opm:
stikstofminnend.
40. Adelaarsvaren
Niet in NPvO
41. Vogelmuur anjerfam
Niet in NPvO.
C. Afsluiting.
NPvO niet gebruikt, geen opbouw van exc 1 naar 2, alleen namen scoren heeft beperkingen, meer volgt of
niet.
Sprang Capelle ,21 mei 2013 Anton.
21
Download