Genderstudies en seksuele stoornissen

advertisement
Academiejaar 2014-2015
LESSEN +
NOTA’S
GENDERSTUDIES EN
SEKSUELE STOORNISSEN
Lesgever: Paul Verhaeghe | Door: Delfien Vansteelandt
INHOUD
SAMENVATTING
1
INLEIDING
HISTORISCHE CONTEXT: EVOLUTIE VAN SEKSUOLOGIE NAAR GENDER STUDIES
RESEARCH GEGEVENS
SEKSUOLOGIE
Sociologisch
Medisch
Psychologisch
GENDERSTUDIES
Psychologisch
Medisch
Feministisch
Hedendaagse visie op transseksualiteit
PSYCHOANALYTISCHE LEZING
HET NIEUWE ONBEHAGEN IN DE CULTUUR: DE VERPLICHTING TOT GENIETEN
BIJ WIJZE VAN INLEIDING: UITLEG OVER IDENTITEIT
Processen: identificatie en separatie
Inhoud
Conclusie
RELATIE TUSSEN IDENTITEIT, MORAAL EN MENTALE STOORNISSEN?
VAN WAAR KOMT DE BOTSING TUSSEN HET VERLANGEN EN HET VERBOD DAAROP?
ZIJN ER VERSCHILLENDE VORMGEVINGEN DENKBAAR VOOR DE BOTSING TUSSEN VERLANGEN EN VERBOD?
Het victoriaanse model of het belang van het juiste orgasme
Het post mei 68 model of de verplichte vrije liefde
Het enron model of het genot op afbetaling
HOE ZIET ONZE HUIDIGE IDENTITEIT ERUIT?
WAT IS DE INVLOED OP ONZE ETHIEK?
Effecten op identiteit en stoornissen
Effect op genot en relaties
HUIDIGE EVOLUTIE: THE ATHENA DOCTRINE?
1
1
2
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
4
4
4
4
4
5
5
7
7
8
9
10
12
12
14
14
INLEIDING
17
GROTE THEMATA IN DE KLINIEK
DISCREPANTIE BELANG SEKSUALITEIT/PARTNERVERHOUDINGEN – OPLEIDING
KOPPELING SEKSUALITEIT – DOOD – MACHT
BESLUIT INLEIDING: 3 BELANGRIJKE VRAGEN
OPZET VAN DIT OPLEIDINGSONDERDEEL
BELANGRIJKE VERANDERINGEN IN DE VERHOUDING T.O.V. DE ANDER
17
17
18
22
22
23
TOEGANKELIJKHEID CONTRACEPTIVA
OPTREDEN SOA’S EN DE BIJHORENDE ANGST
VERANDERENDE POSITIE VAN DE VROUW
VISIE OP EN BELEVING VAN SEKSUALITEIT EN EROTIEK
STUDIE VAN DE NORMALE SEKSUALITEIT
ONTKOPPELING TUSSEN SEKSUALITEIT EN LEEFTIJD
BESLUIT
LAATSTE 100 JAAR
EVOLUTIE
23
23
24
26
27
28
29
29
30
EVOLUTIE VAN DE SEKSUOLOGIE
33
BELANGRIJKE ONDERZOEKERS
ALFRED KINSEY
MASTERS & JOHNSON
HELEN KAPLAN
CONCLUSIE
33
33
34
39
41
GENDER RESEARCH
43
BELANGRIJKE ONDERZOEKERS
JOHN MONEY
ROBERT STOLLER
MEDISCHE RESEARCH
HET FEMINISME
Judith butler
Joan Copjec
BESLUIT
INTERMEZZO: TRANSSEKSUALITEIT EN GENDER DYSFORIE
VERKLARING BEGRIPPEN
WETENSCHAPPELIJKE VRAAG ROND GENDER DYSFORIE
MAATSCHAPPELIJK/ETHISCH/PSYCHIATRISCH LUIK ROND GENDER DYSFORIE
BESLUIT
43
43
47
49
50
51
53
54
54
55
57
59
62
PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF
65
INLEIDING: SEKSUELE AFWIJKINGEN/PERVERSIES
DE DRIFT ALS KERN VAN DE SEKSUALITEIT (FREUD)
LIEFDE VS DRIFT (FREUD)
KENMERKEN VAN DE OORSPRONKELIJKE LIEFDESVERHOUDING
Totaal en exclusief
Tot mislukken gedoemd
65
66
69
71
71
72
Machtsverhouding
74
HET NIEUWE ONBEHAGEN IN DE CULTUUR: DE VERPLICHTING TOT GENIETEN
79
INLEIDING
VISIE VAN VERHAEGHE OP IDENTITEIT
‘NIEUW ONBEHAGEN’
DRIE VORMGEVINGEN VAN DE BOTSING TUSSEN INDIVIDUELE VERLANGENS EN MAATSCHAPPELIJKE EISEN
Victoriaanse maatschappij: ‘het belang van het juiste orgasme’
Mei ’68 generatie: ‘de verplichte vrije liefde’
Hedendaagse maatschappij: ‘genot op afbetaling’
79
79
81
82
83
83
84
LET’S TALK ABOUT SEX - GASTCOLLEGE
89
INLEIDING
EEN KORTE WANDELING DOORHEEN DE GESCHIEDENIS VAN DE SEKSUOLOGIE
Richard von Krafft-Ebing (1840-1902)
Magnus Hirschfeld (1868-1935)
Eerste ontwikkelingen seksuologie als wetenschap
Alfred Kinsey (1894-1956)
John Money (1921-2006)
William Masters (1915-2001) & Virginia Johnson (1925-2013)
Helen Singer Kaplan (1929-1995)
Wederopbouw na WO II (1945-1973)
Shere Hite
Ernst Grafenberg (1881-1957)
Vaginaal of clitoraal orgasme?
Constructionisme vs medicalisering (1973-heden)
SEKSUELE GEZONDHEID IN DE LAGE LANDEN
Seksuele gezondheid in Nederland
Seksuele gezondheid in Vlaanderen
Prevalentie seksuele disfuncties
ENKELE RELEVANTE TOPICS: SEKSUELE EFFECTEN VAN …
HORMONALE CONTRACEPTIE
Seksualiteit en hormonale contraceptie?
Drie onderzoekslijnen
Conceptueel kader: seksueel verlangen/seksuele motivatie
Informatieverwerkingsmodel van het seksueel systeem
Incentive motivatie model
Stopzetten van pilgebruik
Seksuele effecten pil
Afvlakking maandelijkse cyclus
Verlangen versus gedrag?
89
89
89
89
89
90
90
91
91
92
92
93
93
94
94
94
94
95
97
97
97
97
98
98
99
99
99
101
103
Implicaties voor theorievorming
Seksualiteit en hormonale contraceptie ?
SEKSUOLOGIE ALS BIOPSYCHOSOCIALE DISCIPLINE
WAT IS SEKSUOLOGIE EN WAT DOET EEN SEKSUOLOOG?
Is aandacht voor seksualiteit nodig?
Hoe seksualiteit bespreekbaar stellen?
Onderwerpen voor seksuoloog
BEROEPSVERENIGINGEN EN OPLEIDINGSMOGELIJKHEDEN
Opleidingsmogelijkheden
Beroepsverenigingen
EEN KIJKJE IN DE SEKSUOLOGISCHE PRAKTIJK
JOYCE HEEFT GEEN ZIN OM TE VRIJEN
JAN IS BANG OM ZIJN ERECTIE TE VERLIEZEN
MAAIKE HEEFT PIJN BIJ HET VRIJEN
103
104
104
104
104
105
105
107
107
107
108
108
109
109
109
110
110
110
111
113
GENDERSTUDIES BEKEKEN VANUIT EVOLUTIONAIR PERSPECTIEF
115
GEN-CULTUUR CO-EVOLUTIE
WAAROVER GAAT HET?
Co-evolutie
Evolutie van enkele cruciale gedragskenmerken
GENETISCHE EVOLUTIE KAN SNEL, CULTURELE EVOLUTIE KAN TRAAG
Koken: snelle genetische adaptatie
Co-evolutie melkveehouderij en genen voor melkvertering
Co-evolutie landbouw en genen voor zetmeelvertering
Culturele co-existentie (geen integratie, laat staan ‘inburgering’)
CULTURELE NICHE CONSTRUCTIE
Niche constructie
Culturele niche constructie
KRITISCHE EVALUATIE (VAN DEZE LES)
MAN-VROUW
WAAROVER GAAT HET?
Merkwaardige meningen
Discriminatie en vooroordelen
Concept man-vrouw vanuit evolutionair perspectief
OUDERZORG VAN MONO- TOT POLYGAMIE
Mannelijk en vrouwelijk
Partners voor het nageslacht
115
115
115
116
118
118
119
121
122
123
123
123
124
125
125
125
125
126
128
128
128
PSYCHOFARMACA
Anxiolytica
Anti-psychotica/neuroleptica
Stemmingsstabilisatoren
Anti-depressiva
Medicamenteus geïnduceerde seksuele disfunctie
ALTRUÏSME BIJ BLOEDVERWANTEN
Verwantschapsselectie
Wetmatigheden
DYNAMIEK VAN FAMILIALE RELATIES
Familie
Familierelaties
Vervangfamilies
Gemengde families
Samengevat
SEKSUELE SELECTIE
SOCIAAL LEVEN
Waarom sociaal?
Niet te vergeten
SEKSUELE SELECTIE
Wat is seksuele selectie?
Communicatie tussen geslachten
Selectiemechanismen
Competitie tussen geslachten
SEKS IN EEN GEMEENSCHAP
Spermacompetitie
Inteelt voorkomen
Copulatiedevaluatie
PRIMATENPERSPECTIEF
Gemeenschappen
‘Fusion-fission’ sociale organisatie
VAN BORSTVOEDING TOT GROOTMOEDER
Speningsconflict
Grootmoederhypothese
Zekerheid ouderschap
Menopauze
GROEPSLEVEN
ALTRUÏSME TUSSEN NIET-VERWANTEN
Kennismaking
Altruïsme tussen 2 individuen (‘prisoners dilemma game’ of ‘tit for tat’)
Altruïsme tussen meerderen
Groepsleven
ONS LEVEN IN DE PREHISTORIE
Receptieve periode > vruchtbare periode
Sociaal nomadisch matriarchaat
Relaties
HISTORISCHE TIJDEN
Domesticatie van gewassen
Nederzettingen
Sedentair patriarchaal potentaat
129
129
130
131
131
132
133
134
134
135
135
135
135
136
136
137
137
138
138
138
138
139
139
139
140
140
140
141
141
142
142
142
142
143
145
147
149
149
149
150
150
150
151
151
SAMENVATTING
INLEIDING

Gecombineerd drieluik: seksualiteit (erotiek/voortplanting) – dood – macht
o
o
o

Vaststellingen:
o
o
o

Natuurlijk-biologische bepaalde man-vrouw relatie (rousseau “le bon sauvage”)
bestaat niet
Wél een cultureel bepaalde norm-ale verhouding, gebaseerd op conventie: elke
cultuur bevat een regulering inzake man-vrouw en inzake ouder-kind; elk
maatschappelijk-cultureel systeem of instelling komt neer op een regulering van
de lustverdeling (Marx, Freud, Lacan)
Er is een intrinsiek verband tussen lust en wet
Besluit: vraagstellingen:
o
o
o

Aanwezigheid daarvan cultuurhistorisch (uitbeeldingsaspect) en individueelpsychologisch (centrale themata in leefwereld)
Relatieve afwezigheid ervan binnen opvoeding en opleiding
Maatschappelijk-ideologische verklarings- en remediatiemodellen: ruimschoots
onvoldoende (seksuele revolutie)
Vanwaar de koppeling seksualiteit – dood – macht, en de ontkenning daarvan?
Vanwaar de nood aan representatie in verband met dit drieluik?
Vanwaar de koppeling tussen lust en wet?
NB: de inhoud van de inleiding en van bepaalde lesonderdelen staat breder uitgeschreven in
P. Verhaeghe, ‘Liefde in tijden van eenzaamheid’, Amsterdam, De Bezige Bij. Dit is een
herziene versie van de oorspronkelijke uitgave bij Acco; de oorspronkelijke editie is voor de
colleges even bruikbaar als de nieuwe. De Engelse editie van dit boek kan je gratis
downloaden van: Http://paulverhaeghe.psychoanalysis.be/boeken/ENG%20pdf%20boek%20%20Paul%20Verhaeghe.pdf
HISTORISCHE CONTEXT: EVOLUTIE VAN SEKSUOLOGIE NAAR GENDER STUDIES
Evolutie:
o
o
o
o
o

Van (een angst voor) zwangerschap tot de ontdekking van effectieve
contraceptiva
Van angst voor syfilis tot angst voor aids
Van een fallokratisch patriarchaat naar het feminisme
Van angst voor masturbatie tot een veralgemeende verplichte lust
Van de studie van afwijkingen (mannelijke perversie) naar genderstudies
Besluit:
o
o
Oorspronkelijke objecten van de beginnende seksuologie: het masturberende
kind, de hysterische vrouw, de perverse man  de pathologie
Belangrijke verschuiving inzake vertoog en bijbehorende norm (van relatief naar
absoluut naar relatief):
 Prefreudiaans: ideologisch-religieus (misdadigers, zondaars)
Samenvatting

1


Freudiaans: medisch-psychiatrisch (patiënten)
Postfreudiaans: psychologisch-sociologisch (parafilie - normoverschrijdend
gedrag)

Daarbij aansluitend verandering van studieobject: van seksuele dysfuncties naar genderidentiteit

Vandaag:
o
o
Verschuiving van patriarchale neurotische maatschappij naar big brother
“pervers” network
= andere autoriteit, andere normen en waarden, andere afwijkingen
RESEARCH GEGEVENS
SEKSUOLOGIE
SOCIOLOGISCH
KINSEY (1948, 1952)

Methodologie

Resultaten
MEDISCH
MASTERS EN JOHNSON (1966)

“Human sexual response”: seksuele responscyclus

“Human sexual inadequacy”: hetero-seksueel mannelijk normatief model, orgasmedwang,
technische sekstherapie
PSYCHOLOGISCH
H. KAPLAN (1974, 1979)

Uitbreiding responsecyclus: “desire”

Angst als centraal element in de pathologie: van faalangst naar identiteitsangst

Gevolg: van technische sekstherapie terug naar psychotherapie
GENDERSTUDIES
PSYCHOLOGISCH

Gender (1955): “de beleving te behoren tot één van de beide geslachten en dit los van de
anatomische seksuele ambiguïteit en het chromosomale geslacht”

Love map (1986): “Het is een ontwikkelingsvoorstelling of -schema in de geest/het brein die
afhankelijk is van een invoer via de speciale zintuigen. Ze beeldt de geïdealiseerde partner af,
evenals datgene wat men als koppel samen doet in de geïdealiseerde, romantische, erotische
Samenvatting
JOHN MONEY
2
en geseksualiseerde relatie. Een love map bestaat eerst in de mentale voorstellingswereld, in
dromen en fantasieën, en kan daarna eventueel in actie met een partner of partners vertaald
worden”

Paraphilia (1988): zie onder
PARAFILIE – NORMOFILIE:

Normofilie: “Toestanden van seksuo-erotische overeenstemming met de standaard zoals
voorgeschreven door de gebruikelijke, religieuze of wettelijke autoriteit”
ROBERT STOLLER (1964)

(Nuclear) gender identity: interactie biologie – psychologie; wordt bepaald in de overgang
van pre-oedipale periode naar de oedipale

Transseksualiteit: ontbreken van nuclear gender identity, blijft steken op overgang

Perversie: verstoring grijpt plaats op een reeds gevormde nuclear gender identity,
veroorzaakt door infantiel trauma
MEDISCH

Endocrinologisch: hormonen en gender

Genetisch: congenitale genderafwijkingen
FEMINISTISCH

Socio-biologie en ethologie

Socio-cultureel

Constructivisme versus essentialisme:
o
o
“Gender: a performatively enacted signification (…) one that, released from its
naturalised interiority and surface, can occasion the parodic proliferation and
subversive play of gendered meaning” J.Butler: “Gender trouble. Feminism and
the subversion of identity”, 1990, p.33.
Kritiek op Butler door J.Copjec, “Sex and the euthanasia of reason”, in: J.Copjec,
“Read my Desire”, 1995, MIT Press, Cambridge, pp. 201-236
HEDENDAAGSE VISIE OP TRANSSEKSUALITEIT
PSYCHOANALYTISCHE LEZING
Freudiaanse driftbegrip versus liefde
o
o
Partiële en auto-erotische drift
Eros versus Thanatos

Man – vrouw verhouding, gebaseerd op oedipale structuur verlangen versus jouissance

Lacans “Il n’y a pas de rapport sexuel”
Samenvatting

3
HET NIEUWE ONBEHAGEN IN DE CULTUUR: DE VERPLICHTING TOT GENIETEN
BIJ WIJZE VAN INLEIDING: UITLEG OVER IDENTITEIT

Stelling: identiteit is een constructie, dus de omgeving bepaalt wie wij zijn
o
Simpel voorbeeld: adoptie
PROCESSEN: IDENTIFICATIE EN SEPARATIE

Identificatie: spiegeling met moeder, ouders, onmiddellijk vanaf geboorte; cfr. Latijn:
identiteit, idem, gelijk zijn aan
o
o

Uitleg:
 Spiegeling letterlijk zichtbaar tussen moeder en baby: moeder vertelt ons
wat we voelen, waarom we dat voelen, hoe we daarmee moeten omgaan
en later, hoe we met de ander moeten omgaan
 Begint al voor de geboorte: actieve foetus: “er zit pit in, helemaal mijn
grootvader, zal het ver brengen” of “nu al ambetante ADHD’er, wat zal
dat straks zijn”
 Spiegeling niet beperkt tot moeder, (pas op: mother blaming!!) Ook
ruimer, gezin, dorp enzovoort  dit breidt zich steeds uit
= het grote verhaal, het narratief, dat voor een cultuurgebonden
gemeenschappelijke identiteit zorgt; identiteit is steeds gekoppeld aan een groep
(vandaar: gevaar voor racisme, nationalisme, enz.)
Separatie: afstandname van die spiegeling, keuze voor iets anders
o
Zie bepaalde leeftijdsperiode: koppigheidsfase, puberteit, adolescentie = kiezen
voor iets of iemand anders
 DUS: zowel determinisme (identificatie) als een stuk vrije keuze (separatie), waardoor wij
zelf ook kunnen sturen
INHOUD
Identiteit zit NIET ‘diep van binnen’
o
o

Integendeel: bestaat uit typische verhoudingen waarin normen en waarden vorm
krijgen
Centraal element in die verhoudingen: de houding t.o.v. genot
Verhouding ten opzichte van:
o
o
o
o
De ander van het andere geslacht: hoe verhoud je je als man tegenover een vrouw,
hoe vul je wederzijds die identiteit in?
De ander van de autoriteit, d.w.z. de ander van de andere generatie: hoe verhoud
je je als jongere tegenover een ouder iemand?
De ander gelijke: hoe verhoud je je tegenover leeftijdsgenoten, tegenover collega’s?
Onszelf, op grond van die verhoudingen: zelfrespect, zelfvertrouwen, zelfliefde
CONCLUSIE

We gelijken veel meer op elkaar dan we denken, zie “life of Brian”
Samenvatting

4
o
Http://www.youtube.com/watch?V=qerer0cvimy

Identiteit is voortdurend in beweging

Indien ander dominant narratief, dan andere identiteit (d.w.z. andere normen en waarden en
andere verhouding t.o.v. genot)
RELATIE TUSSEN IDENTITEIT, MORAAL EN MENTALE STOORNISSEN?

Verrassende vaststelling in deze tijden van genetica en neurobiologie: Freuds visie op de
neurose heeft alles te maken met moraal
o
o
o

Moraal = de impliciete en expliciete regelgeving die de verhouding bepaalt van
de mens ten opzichte van het lichaam en het genot in de zeer ruime betekenis
van het woord
Deze houding getuigt op zijn zachtst uitgedrukt van een verdeeldheid
Met enige overdrijving kan ik stellen dat alles wat wij begeren ofwel verboden is,
ofwel ongezond, ofwel immoreel, en meestal alle drie tegelijkertijd
Dit is meteen de grond van Freuds vroegste opdelingen van het psychisch functioneren,
gaande van zogenaamde ‘antithetische voorstellingen’ over bewustzijnssplitsing tot zijn
eerste topologie (bewuste, voorbewuste, onbewuste)
o
o
o
o
In deze visie bevat het onbewuste defensief afgeweerde voorstellingen omdat
deze moreel niet aanvaardbaar zijn voor het dominante bewuste
Ondanks deze afweer – later zal blijken dat het precies omwille van de afweer is –
heeft die moreel verwerpelijke groep toch duidelijke invloeden op het psychisch
functioneren, met de droom en ruimer, alle psychoneurotische symptomen als
voorbeelden
Mensen worden neurotisch omdat ze proberen moreel hoogstaander te zijn dan
dat ze in werkelijkheid kunnen
Freud beschouwt verdringing als buitensporig; terzelfder tijd vindt hij dat een
vorm van onderdrukking van de drift noodzakelijk is (zie Das Unbehagen in der
Kultur: beschaving berust op verdringing van/verzaking aan het driftleven)

Onderliggend aan alle latere complexe psychoanalytische theorieën kunnen we bijgevolg een
eenvoudige basisstelling ontdekken: neurose heeft te maken met de botsing tussen het
verlangen en het verbod daarop

Dit plaatst ons meteen voor twee vragen:
o
o
Vanwaar komt die botsing?
Welke vormen kan die botsing aannemen?
VAN WAAR KOMT DE BOTSING TUSSEN HET VERLANGEN EN HET VERBOD DAAROP?
Die botsing heeft alles te maken met de eisen van de maatschappij die vaak genoeg ingaan
tegen de verlangens van het individu, met als oplossing de ontwikkeling van een billijke
verhouding tussen rechten en plichten
o
o
In heel wat teksten laat Freud blijken dat die verhouding scheef getrokken is,
denk maar aan titels zoals ‘De “culturele” seksuele moraal en de moderne
nervositeit’ (1908d) en ‘Het onbehagen in de cultuur’ (1930a)
De Victoriaanse maatschappij is te verbiedend, legt teveel plichten op, het
individu heeft te weinig rechten en wordt daardoor ziek
Samenvatting

5
o

In termen van de tweede topologie: het Ich zit gekneld tussen de aandriften van
het Es en de eisen van het Ueber-Ich, met angst en schuld tot gevolg
Een dergelijke begrijpelijke voorstelling gaat evenwel voorbij aan een ander idee dat Freud
reeds vrij vroeg formuleert, zonder het ooit grondig uit te werken: er moet, zo zegt hij, los
van schaamte, moraal of walging een onafhankelijke bron van onlust schuilen in seksualiteit
(Freud, 1985c, p.292)
o
Nog later heeft hij het over een organische verdringing (Freud, 1930a, p.492 n32
en p.497 n35), en uiteindelijk over het spanningsveld tussen Eros en Thanatos

Dus: GEEN naïeve tegenstelling tussen een al te eisende en verbiedende maatschappij versus
een enkel op bevrediging gericht individu

Bij Lacan vinden we op het einde van zijn oeuvre een analoge opvatting, waarmee de man
bovendien een belangrijk stuk van zijn vorige theorie zelf ondergraaft
o
o

Voordien begreep hij “jouissance” steevast als een overschrijding van de wet
Maar: op het einde verlaat hij deze opvatting voor een radicaal nieuwe: genot
treedt op als een eruptie, en is ultiem dodelijk
 Het subject dient zich daartegen te beschermen, en het Oedipuscomplex
is een sociale constructie die we nodig hebben om een verbod te kunnen
installeren op iets wat ons bedreigt
Het antwoord op de eerste vraag – vanwaar komt de botsing tussen verlangen en verbod? – is
dus complexer dan gedacht
o
o
o

De implicatie voor ons, clinici, is vrij belangrijk
o
o
o

Als bonus kan de mens bovendien klagen over die verbiedende instantie, terwijl hij
die stiekem toch wel hard nodig heeft
De tegenstelling tussen de rechten die ik voor mezelf opeis, en de plichten die ik
opgelegd krijg, vormt daar een illustratie van
Het betekent dat wij op grond van deze kennis, nooit een naïeve keuze kunnen of
mogen maken voor het individu en tegen de maatschappij, of omgekeerd, voor
een maatschappelijk bestel, en tegen het individu
We kunnen dit niet, omdat we weten dat de schijnbare tegenstelling daartussen
een overdekking inhoudt van een onderlinge afhankelijkheid
Dit neemt niet weg dat wij, net zoals Freud, wèl duidelijke ethische standpunten
kunnen innemen over bepaalde verhoudingen tussen maatschappij en burger (zie
onder)
NB, niet vergeten:
o
De wijze waarop dat intern conflict vorm krijgt bij het individu, bepaalt ten volle
diens identiteit en diens basishouding tegenover de buitenwereld en tegenover
de ander:
 Freud: ego en superego; overdracht
Samenvatting

Blijkbaar is er oorspronkelijk een interne tegenstelling aan het werk die pas
daarna een externe vormgeving krijgt
o Deze is steeds tijd- en plaatsgebonden en kan dus nogal verschillend zijn, met dien
verstande dat ze blijkbaar wel noodzakelijk is, als bescherming tegen een
bedreiging die van binnenuit komt
Het voordeel van die vormgeving voor het individu is dat een interne verdeeldheid en
gevecht nu extern kunnen worden verder gezet, met iets of iemand die de verbiedende
positie toegeschreven krijgt
6



Lacan: spiegelstadium
Gehechtheidstheorie
Identiteit = vier basisverhoudingen die moreel gekleurd zijn (t.o.v. eigen lichaam, t.o.v.
autoriteit, t.o.v. andere geslacht, t.o.v. ander-gelijke)
 Impact van moraal?
o
o
o
o
ZIJN
De uitbouw van onze identiteit valt volledig samen met wat bij Freud en Lacan
driftregulering heet en bij de attachment theorie een beetje braafjes als ‘affect
regulation’ benoemd wordt
Immers, de beelden en woorden die we overnemen van de buitenwereld en van
de ander, bevatten geboden en verboden over de manier waarop we met ons
lichaam en dat van de ander horen om te gaan; het Ueber-Ich vormt daarvan de
interne neerslag
In het geval we niet aan onze plichten voldoen, ontstaat er een schuldgevoel, dat
teruggaat op de oorspronkelijke angst voor de autoriteit
Vandaar: neurotische/psychologische stoornissen zijn daarvan vervormde
uitvergrotingen, waarbij zowel identiteit als lustbeleving in het geding zijn
ER VERSCHILLENDE VORMGEVINGEN DENKBAAR VOOR DE BOTSING TUSSEN
VERLANGEN EN VERBOD?

Het antwoord is ja, omdat die vormgeving door en door maatschappelijk bepaald is, en
maatschappijen zijn geen onveranderlijke entiteiten

De belangrijke implicatie daarvan voor ons is dat zowel identiteit als driftregulering
eveneens andere invullingen kunnen krijgen, in functie van een veranderde samenleving, en
dat ook de bijbehorende stoornissen veranderen

Ik onderscheid drie verschillende maatschappijen die telkens een ernstige impact hebben op
de verhouding tussen lust en verbod, ruimer op identiteit en pathologie:
o
o
o
De victoriaanse maatschappij
De post mei 68 maatschappij
De Enron maatschappij
 Een alternatieve, meer ironische benaming wordt respectievelijk het tijdperk van het juiste
orgasme, dat van de verplichte vrije liefde en uiteindelijk dat van het genot op afbetaling
HET VICTORIAANSE MODEL OF HET BELANG VAN HET JUISTE ORGASME
Over het victoriaanse model kan ik vrij kort zijn, omdat we dit het best kennen; dit is door en
door een patriarchale maatschappij waarbij alle accent ligt op de plichten van de burger in
combinatie met eerder minimale rechten
o
o

Bovendien ligt dit uitdrukkelijk gekoppeld aan een klassenmaatschappij en aan
een dominant religieus vertoog (in mijn kindertijd heette het katholieke weekblad
dat elk Vlaams gezin in zijn bus kreeg, niet toevallig ‘de plicht’)
Het is ook geen toeval dat psychoanalyse in een dergelijke maatschappij haar
ontstaansgrond gevonden heeft, waarbij een teveel aan moraal als ziekmakende
factor beschouwd werd
Freud neemt zonder aarzelen een duidelijke ethische stellingname in over deze verhouding
maatschappij-individu
Samenvatting

7
o
o
o
o
o

Psychopathologie wordt minstens voor een stuk bepaald door de al te strenge
moraal, waardoor seksualiteit allerlei pathologische uitwegen moet zoeken via
de neurotische symptomen
De impliciete norm voor een geslaagde behandeling is dan ook dat iemand op de
juiste manier tot orgasme kan komen, voorbij de neurasthenische masturbatie,
de angstneurotische abstinentie, de hysterische frigiditeit en de dwangneurotische smetvrees
Uit therapeutische overwegingen moet de analyticus vaak ingaan tegen een al te
streng Ueber-Ich, zo schrijft Freud, en hetzelfde geldt voor wat hij het culturele
Ueber-Ich noemt (1930a, p.529)
Terzelfder tijd is hij ervan overtuigd dat de analyticus nooit de positie van
zielenredder of goeroe mag innemen, laat staan dat de psychoanalyse een
‘Weltanschauung’ zou mogen worden
De bedoeling van de behandeling is dat de analysant voldoende vrijheid verwerft
om zelf ethische keuzes te maken  Het is deze overtuiging die aan de basis ligt
van de analytische neutraliteit en van de abstinentieregel
Alleen al op grond van die neutrale positie heeft de freudiaanse psychoanalyse een duidelijk
subversief effect gehad, omdat precies een dergelijke positie de ondervraging mogelijk
maakte van wat in die tijd vaststaande normen en waarden leken te zijn
o
Het is dan ook helemaal geen toeval dat ons beroep vanaf het begin door de
dominante moraal gewantrouwd werd en dat Freuds theorie mede aan de basis
ligt van de ondergraving van die al te fnuikende patriarchale moraal
HET POST MEI 68 MODEL OF DE VERPLICHTE VRIJE LIEFDE
Dit brengt ons bij het post mei 68 model, waarvan het effect een omkering is van het vorige
o
o

We kunnen dit mooi aflezen aan een bepaalde evolutie op het vlak van rechten: de
verklaring van de rechten van de mens uit 1948 was in eerste instantie bedoeld
voor bepaalde groepen
 Het ging over de rechten van de vrouw, van het kind,… waarbij het ook
over gemeenschappelijke belangen ging: recht op onderwijs, op
gezondheidszorg, enzovoort
Vanaf de jaren ‘60 werd dit hoe langer hoe meer gericht tegen ongeveer elke
vorm van autoriteit, waarbij niet zozeer bepaalde groepen, maar vooral het
individu bevrijd moest worden
 Het is het tijdperk van het autonome zelf en de authentieke
persoonlijkheid met liefst zoveel mogelijk rechten; de plichten werden
doorgeschoven naar de gemeenschap
 Merk op: die individuele rechten betekenen: meer toegang tot genot
(erotiek, drugs; algemeen: bevrijding van het lichaam)
Zelfde problemen, als vorig tijdperk, wel andere oplossingen; het waren de hoogdagen van de
hysterie en de goeroe
o
o
Psychotherapie stond in het licht van de algehele bevrijding en de klassieke – lees
de Amerikaanse psychoanalyse – moest het zwaar ontgelden omwille van haar
elitair burgerlijk karakter en haar achterhaalde visies op bijvoorbeeld vrouwelijke
seksualiteit en het verplichte vaginale orgasme
Ronald Laing en collega’s (zie anti-psychiatrie, zie seksuele revolutie)
presenteerden een psychodynamische bevrijdingspsychotherapie, in de
Samenvatting

8
overtuiging dat er in elke mens een ‘goede wilde’, ‘le bon sauvage’ van Rousseau
schuilging die alleen wachtte op bevrijding van al die maatschappelijke plichten
 Veel van de toenmalige therapeuten stelden zich uitdrukkelijk nietneutraal en niet-abstinerend op en predikten de vrije liefde
 In plaats van de Victoriaanse verdringing kregen we de post mei 68 –
opdringing: alles wat vroeger verboden was, werd nu verplicht

Op relatief korte tijd werd het patriarchaal accent op de plichten vervangen door wat Peter
Sloterdijk (2007) het grote verwenparadijs genoemd heeft
o

De effecten daarvan werden vooral vanaf de jaren ‘90 duidelijk, waarbij in WestEuropa de verzorgingsmaatschappij uit een verzameling individuen bestond die
elk hun eigen rechten vanzelfsprekend vonden
 De huurder die als wanbetaler uit zijn huis gezet wordt, stapt in
Vlaanderen naar het OCMW, vraagt een nieuwe woning, en krijgt die ook
 Als hoogleraar moet ik mij verantwoorden waarom ik een student een
onvoldoende geef
 Elke arts loopt het risico op een klacht wegens ‘malpractice’
Vandaag de dag krijgen we een reactie daartegen, waarbij de mei 68 periode met de vinger
gewezen wordt
o
o
o
o
Klacht vanuit conservatieve kringen: de slinger is te ver doorgeslagen, we moeten
dringend terugkeren naar normen en waarden, zo kan het niet verder, enzovoort
Het gedoogbeleid heeft zijn beste tijd gehad, en overal in West-Europa boekt
rechts tot extreem rechts vooruitgang
Als we dit van op enige afstand bekijken, dan kunnen we hier een klassieke
pendelbeweging menen te herkennen, waarbij een revolutie haar etymologie
getrouw een volledige omwenteling maakt en terugkeert naar haar uitgangspunt,
in dit geval een autoritaire maatschappij
Theodor Dalrymple (2004) is daar een welbespraakte illustratie van: volgens hem
is de hulpverleningssector samen met de linkse intellectuele elite de oorzaak van
het veralgemeend slachtoffergevoel bij de onderste lagen van de bevolking die
alleen maar profiteren van de sociale voorzieningen
 Cijfers uit de sociologie tonen aan dat dit niet klopt, en al helemaal niet
voor de UK; toch wordt dit door een meerderheid van de middenklasse
geloofd

Gevolg: conservatief pleidooi voor een terugkeer naar de goede oude tijd van toen (moeder
aan het kookfornuis, kinderen braaf en op tijd naar bed, papa met pijp en krant aan de haard)
 Dit is evenwel een gevaarlijke illusie

Bovendien: we hebben ondertussen ten volle de overgang gemaakt naar een derde
maatschappelijk model, dat in menig opzicht nieuw is, en dat ik hier benoem als het Enron
model of het genot op afbetaling
HET ENRON MODEL OF HET GENOT OP AFBETALING
In sociaaleconomische termen spreken we over een neoliberale meritocratie
o
In de rooskleurige versie betekent meritocratie gelijke kansen voor iedereen en
loon naar werken (cfr. onderwijsmeritocratie in continentaal West-Europa, niet in
UK)
Samenvatting

9
o
o

Dit klinkt heel mooi, maar het resultaat van dit model is nagenoeg het tegenovergestelde:
o
o
o

Het neoliberale verwijst naar de overtuiging dat elke markt zichzelf reguleert en
bijgevolg best zo weinig mogelijk gestuurd wordt
Het accent ligt niet op gelijke rechten maar wel op gelijke kansen, waarbij de
maatschappelijke plichten zo minimaal mogelijk moeten zijn
De ongelijkheid neemt hand over hand toe, samen met de regelgeving
In plaats van de burger als onderdeel van een gemeenschap, krijgen we nu het
individu dat lijnrecht tegenover de organisatie gaat staan
De identiteit is gewijzigd, wat vooral blijkt uit de aard en de frequentie van
bepaalde stoornissen
Vandaag: nieuwe identiteit als product van een nieuwe maatschappelijk bestel, met name
neoliberalisme (zie hoger, identiteit is constructie)
 Is dit beter of slechter dan vroeger?

Anders gesteld: kunnen we een diagnose van een maatschappij maken, kunnen we bewijzen
dat een bepaalde maatschappij beter of slechter is dan een andere?
o
o
Ja, door ons te baseren op psychosociale gezondheidsindicatoren
Vaststelling vanuit sociologie:
 Laatste tien jaar stijgende cijfers inzake huishoudelijk geweld,
psychofarmaca, tienerzwangerschappen, psychiatrische patiënten, aantal
mensen in de gevangenis, aantal jongeren die uitvallen op school, …
(Wilkinson & Picket: The Spirit Level)
 Wat is de verklaring daarvoor?
 Stijging van die psychosociale indicatoren correleert met toename
inkomensongelijkheid (= wegvallen van middenklasse)
 Toename inkomensongelijkheid is een typisch symptoom van een
neoliberale maatschappij
 NB: verband met hedendaags onderwijs:
 Vroeger: bron van sociale mobiliteit
 Nu: onderwijs wordt ingezet voor de realisatie van economischideologische doelstellingen: “watervalsysteem”
 In die zin is de school een weerspiegeling van een neoliberale
maatschappij: losers versus winners, survival of the strongest,
meer agressie en sociale angst, pesten

Heel kort samengevat: de homo economicus

Sedert jaren ‘80: enkel de economie telt, en bovendien de economie in een bepaalde versie
o
o
Concreet: alle accent op productie: zoveel mogelijk output voor de goedkoopste
prijs
Gevolg:
 De ‘beste’ mensen/instellingen zijn zij met de hoogste output
 De beste aanpak om dit te realiseren, is te zorgen voor onderlinge
concurrentie in combinatie met angst
 Nodig daarvoor: constante evaluaties en onderlinge vergelijking
Samenvatting
HOE ZIET ONZE HUIDIGE IDENTITEIT ERUIT?
10
o
Achtergrond daarvan: het neoliberale mensbeeld dat ondertussen overal aanwezig is en
daardoor als dominant verhaal onze identiteit bepaalt, met daarin twee centrale ideeën:
o
o

“De mens is maakbaar, als hij zich maar voldoende inspant”
 Alles is dus maakbaar, mits voldoende inspanning: perfect lichaam,
perfecte relatie, perfecte seks, perfecte kinderen, perfecte carrière,
perfecte job
 Begrijp: als dat niet het geval is, dan is het je eigen schuld; toeval, ziekte,
tegenslag, …  bestaan niet
“De mens is een hypercompetitief wezen dat alleen maar uit is op zijn eigen belang
en zijn eigen profijt” = de ‘rationele speler’, de ‘homo economicus’; pseudowetenschappelijk bewijs via het sociaaldarwinisme en via een foutieve lezing van
R.Dawkins (“The selfish gene”)
 Dus: de maakbare mens = de mens die het moet maken, je moet succes
hebben, en vooral méér succes dan de ander
 Cfr. ‘greed is good’ (M. Douglas in Wall Street – let op verwijzing naar
“evolutionary spirit”) http://www.youtube.com/watch?V=VCC1H7MSIsg-
NB: belangrijk om weten: beide opvattingen zijn fout, in de betekenis van: selectief
o
o
o
Even hernemen: identiteit is een constructie, maar wel bovenop een evolutionair
biologisch fundament
Zeer overtuigende vaststellingen op grond van het onderzoek van Frans De Waal
over primaten
 Wij zijn een sociale diersoort: een dier alleen is ziek of uitgesloten: “Ga
maar in de hoek staan!”
 Evolutionair ingebakken gedrag in de mens: twee tegenover elkaar
staande clusters:
 Een egoïstische (individu, separatie, autonomie, egoïsme)
 Een altruïstische (groep, samenhang, delen, solidariteit)
waarbij de omgeving bepaalt wat er dominant naar buiten komt
 We zijn zeer gevoelig voor ongelijke behandeling, zie experiment Frans De
Waal: http://www.youtube.com/watch?V=meiu6txyscg
Identiteit is een constructie bovenop een evolutionaire onderbouw met de
omgeving als bepalende factor welke kant er dominant naar buiten treedt
 Het neoliberalisme haalt één kant naar boven, die bovendien ingaat tegen
onze nood aan dragende sociale verbanden (voornaamste probleem
vandaag: eenzaamheid)
 Is vandaag zeer dominant in onze identiteit, en dit zonder dat we
dit beseffen
 Illustratie:
o De mediawereld: elke tv-zender heeft zogenaamde
“reality shows”, waarin ze ons de zogenaamde realiteit
tonen, van ‘the weakest link’ tot ‘robinson island’, ‘top
starter’, ‘temptation island’, enzovoort
Samenvatting

Voorbeeld: Enron bedrijf: RANK and YANK: alle prestaties worden gemeten en
ieder jaar wordt een op vijf werknemers ontslagen, zij met de laagste
productiviteit, na hen eerst publiek aan de schandpaal genageld te hebben
 Dit is het watervalsysteem van het onderwijs; op bedrijfsniveau: “up or out”
11
o
Taalgebruik (zie Foucault: termen van dominant vertoog in
andere vertogen): winners versus losers; ‘succes’;
‘investeren’ (in een relatie)
WAT IS DE INVLOED OP ONZE ETHIEK?

Even in herinnering brengen: ethiek, normen en waarden, zijn een integraal onderdeel van
onze identiteit
 Welke ethiek hoort er bij een neoliberale identiteit?

Vrij simpel: de neoliberale ideologie is dodelijk voor een gemeenschapsgevoel – there is no
such a thing as society
o
Vroeger: spanningsveld tussen maatschappij en burger, met wederzijdse rechten
en plichten, op basis van vertrouwen
o
Vandaag: tegenstelling tussen organisatie en individu, op basis van wantrouwen
 Dit geldt zowel voor een maatschappij als voor bedrijven, als voor scholen,
en zelfs simpelweg voor een voetbalploeg:
 Individu identificeert zich niet langer met organisatie (‘Wat brengt
het op? Voor mij?’) + organisatie draagt geen zorg meer voor
individu (‘herstructureren’ = ontslaan)
 Verhouding moet contractueel geregeld worden (als het niet op
papier staat, telt het niet mee) = compliance cultuur, alles volgens
het boekje (vroeger: commitment)
Gevolg:
 Daling collegialiteit, groeiend wantrouwen, dus alles moet gemeten en
gecontroleerd worden
 Toename van evaluaties, functioneringsgesprekken, enzovoort
= iedereen wordt gecontroleerd, maar die controle is nergens en overal,
anonieme macht, Big Brother, maar geen centrale, persoonsgebonden
autoriteit
Bijgevolg: exponentieel stijgende regelgeving, zie bijvoorbeeld onderwijs- en
examenreglementen = krijgen de vormgeving van een juridisch contract
o
o
=
De paradox van het neoliberalisme: gericht op deregulering, en er zijn nog nooit zoveel
regelgevingen geweest als vandaag
EFFECTEN OP IDENTITEIT EN STOORNISSEN
Elk maatschappelijk bestel geeft een bepaalde vorm aan de identiteitsontwikkeling en de
driftregulering van haar leden
o
o

Klassieke Ueber-Ich als een interiorisatie van een externe autoriteit, waarbij er in
zijn tijd een overwicht was van de plichten op de rechten
Daartegenover formuleert Lacan het bevel van het postmoderne Ueber-Ich als
volgt: ‘Jouis’, geniet (Lacan, 1966, p. 821)  wij moeten ons te pletter genieten,
of, correcter uitgedrukt, te pletter consumeren en in vergelijking met niet eens
zo lang geleden is de huidige driftregulering minimaal
De grote pofadder onder het gras is evenwel dat we het moeten verdienen, letterlijk en
figuurlijk, door het te maken – dat is onze plicht
Samenvatting

12
o
De consequentie hiervan is dat een dergelijke bestel de angst van Thomas Hobbes
bewaarheid maakt, met name het ‘Homo homini lupus est’
Een meritocratisch systeem gaat inderdaad heel snel bepaalde
persoonlijkheidskenmerken privilegiëren en andere afstraffen, waarmee het
bestel zichzelf in stand houdt
 Een competitieve instelling is een must, en dus neemt individualisme de
overhand
 Flexibiliteit is ten zeerste gewenst, met als prijs een oppervlakkige en
instabiele identiteit
 Solidariteit wordt een kostbare luxe, in de plaats daarvan ontstaan er
steeds tijdelijke coalities met als voornaamste zorg dat men er meer baat
bij heeft dan verlies
 Diepgaande sociale banden met collega’s zijn daardoor nagenoeg
uitgesloten
 Een emotionele betrokkenheid bij het werk zelf is er nog
nauwelijks en al helemaal niet bij het bedrijf of de organisatie
 Onderhuids leeft er angst, van faalangst tot ruimere sociale angst
 Deze categorie is de laatste decennia spectaculair gestegen, kreeg
een eigen vermelding in de DSM én is een financieel succes voor
de farmaceutische industrie
 Daling in autonomie en agency, toename van infantilisering (Sennett,
2003, p.46; pp. 102-7)
 Binnen hun werksituatie vertonen volwassen mensen woedeaanvallen, jaloersheid, leugentjes om bestwil, bedrog, leedvermaak, kleinzielige wraakgevoelens en dito plezier
 Nog belangrijker is de centrale aantasting van zelfrespect en identiteit
 Beide hangen in grote mate af van de erkenning die men krijgt van de
Ander; dit is de les die van Hegel tot Lacan doorklinkt
 Zoals bekend ligt voor Hegel de erkenning door de ander aan de
basis van ons zelfbewustzijn
 Lacan legt in de uitspraak ‘Tu es cela’ (‘Dat ben jij’, Lacan, 1966,
p.100) het vertrekpunt van onze identiteits-ontwikkeling waarbij
het onderliggende motief de angst is dat die ander ons niet meer
nodig heeft, het ‘Veut-il me perdre?’ (‘Wil hij me kwijt?’ Lacan, 1973,
p.194)
 Ongeweten verwoordt Sennett hetzelfde wanneer hij in de mond
van de huidige werknemer de vraag legt ‘Who needs me?’ (1998,
p.146)  voor een groeiende groep is het antwoord: niemand: zij
maken deel uit van de ‘quantité négligable’, overbodig en zelfs
onzichtbaar

Resultaat: vernedering, schuld en schaamte, omdat men het niet gemaakt heeft, omdat men
een ‘loser’ is (meteen een van de belangrijkste nieuwe scheldwoorden)

Op vlak van diagnostiek is het opvallend dat nogal wat nieuwe stoornissen afwijkingen zijn
van het huidige maatschappelijke ideaal:
o
o
o
ADHD, ODD: niet stilzitten, niet opletten, niet gehoorzamen
ASS: zich terugtrekken uit de bedreigende buitenwereld, zichzelf niet assertief
durven verkopen
Angst en depressie, angst om te falen, gevoel gefaald te hebben
Samenvatting
o
13
o
o
Drang naar perfectionisme, heel vaak in combinatie met verborgen eetstoornis
(de allerbeste moeten zijn)
Andere kant van het continuüm: zij die zich te goed aanpassen:
 Ongenuanceerd opeisen van de eigen rechten
 Schuld en tekort systematisch bij de ander leggen
 Narcistisch-egoïstisch, tot zelfs psychopathisch: rücksichtlos gaan voor
eigen succes, ‘Winner takes it all’
EFFECT OP GENOT EN RELATIES

Beveiligend verbod valt weg  meer angst, meer agressie, vooral tegen vrouwen
o
o
o

Verplichting om te genieten: genot daalt !
Illusie van het perfect bereikbare genot in combinatie met pseudo-opheffing van
het tekort: teleurstelling en frustratie (“Is het maar dàt?”)
Schuldvraag: ik voldoe niet (maakbare mens) of ander voldoet niet 
eenzaamheid groter dan ooit
MAAR: economische crisis heeft gefunctioneerd als wake-up call
o
o
o
Vandaag een zeer vergelijkbare situatie met jaren ’60: reacties van onder uit
(grass root) tegen een verkeerd maatschappelijk model (ironie: toendertijd exact
het tegenovergestelde model, met accent op verplichte conformiteit aan de
groep en verplichte solidariteit)
Vermoedelijk bevinden we ons op een maatschappelijk keerpunt
Centraal punt daarbinnen: verdwijning van de klassieke, patriarchale autoriteit
HUIDIGE EVOLUTIE: THE ATHENA DOCTRINE?
Neoliberale meritocratie is een typisch product van een patriarchaal fallocratisch systeem,
waarin competitie en individueel winnen centraal staan
o
Opvallend hierbij: recente verschuiving van autoriteit (op grond van een functie,
en erkend door een gemeenschap) naar macht (op grond van sterker zijn, vroeger
fysiek, nu financieel)
 Oorzaak van die verschuiving: verdwijning van het patriarchaat
 Verklaring: grond van het patriarchaat is zo goed als verdwenen (zie H.
Arendt)
 Autoriteit is steeds gegrond in iets wat buiten haarzelf ligt
 Plato: het schone of het goede/geschikte
 Rome: de stichtingsact van de voorvaderen
 Kerk: Christus
 Probleem: hoe het volk overtuigen? Via angst voor straf
o Plato vindt de hel uit
o Christendom herneemt dat (in de vierde eeuw), en voegt
het vagevuur toe in de tiende eeuw (er moet toch wat
hoop zijn)
 In het Westen, als resultaat daarvan, een noodzakelijke koppeling tussen
autoriteit, traditie, religie
 Neem er één van weg, en de andere twee verdwijnen ook, en
vervolgens de patriarchale autoriteit
Samenvatting

14

o
Belangrijk gevolg: als de angst voor straf in het hiernamaals verdwijnt, dan
verdwijnt het geloof in het externe funderende principe, en meteen ook
de autoriteit
 Verwachting: dit zal alleen maar toenemen
Gevolgen:
 Een nieuwe vorm van autoriteit is nodig  welke?
 Zal meer horizontaal zijn, via netwerken, en via het digitale
 Verhoudingen tussen gender zullen anders worden
 Meer gelijkwaardige inbreng
 Maatschappelijke verhoudingen meer ‘vrouwelijk’
 Zie H. Summers https://www.youtube.com/watch?V=x-ewvcnguug
 Zie Gerzema en D’Antonio, the Athena Doctrine
 Hun vaststellingen op grond van een grootschalig onderzoek: “big picture
anxieties” bij overgrote meerderheid van de bevraagden:
 Te veel macht bij instellingen en bedrijven
 Te weinig zorg van de overheid voor burgers
 Wereld is minder rechtvaardig
 Daarbij aansluitend, opvallend:
 2/3den in de US is ontevreden met het gedrag van mannen
(ontevredenheid is OOK hoog bij mannen zelf, tot 62%; bij
‘millenials’, wereldwijd is dat bijna 2/3den)
 Waarmee ontevreden?
o Met waarden die ze als typisch mannelijk beschouwen:
 Controle
 Competitieve
 Agressie
 Zwart wit denken
 Daarbij aansluitend: 2/3 wereldwijd denkt dat de wereld beter af zou zijn
mochten mannen meer redeneren zoals vrouwen

Onderzoek naar perceptie van wat mannelijk – vrouwelijk is: komt wereldwijd zeer goed
overeen

Vervolgens onderzoek naar de perceptie van kenmerken die men nodig acht om de wereld
beter te maken  dit blijken vrouwelijke kenmerken te zijn
o
o
Besluit boek samenvatting van die vrouwelijke kenmerken, zoals die in vrouwelijke
leiderschap centraal staan:
o
o
o
o
o
o
Connectedness: an ability to form and maintain human networks
Humility: an approach to life that allows for listening, learning from others, and
sharing credit
Candor: a willingness to speak openly and honestly
Patience: a recognition that some solutions emerge slowly
Empathy: a sensitivity to others that promotes understanding
Trustworthiness: a track record and strength of character that inspire confidence
Samenvatting

Ook ‘hard’ bewijs daarvoor: bedrijven gerund door vrouwen doen het financieel
veel beter
MAAR: steeds meer vrouwen met hogere opleiding, die nog altijd een pak minder
verdienen dan hun mannelijke collega’s (80% in de VS); nog steeds zwaar
ondervertegenwoordigd in beleidsgroepen
15
Openness: being receptive to all people and concepts
Flexibility: the ability to change and adapt when circumstances require
Vulnerability: the courage to be human and make mistakes -balance: a wellrounded sense of purpose
=
Benoemd als het Athena model, naar de Griekse godin van de wijsheid
Risico: deze evolutie vooral in het Westen; binnen de fundamentalistische bewegingen
een zeer scherpe terugval naar vrouwenonderdrukking, …
Samenvatting

o
o
o
16
INLEIDING
GROTE THEMATA IN DE KLINIEK

Stage: bepaalde grote themata:
o
o
o


Één van de centrale elementen daarin is zonder twijfel het aspect seksualiteit en het aspect
partnerverhouding
o

Man-vrouw verhouding
Ouder-kind verhouding
Professionele verhouding: werkvloer, moeilijkheden, …
Bovendien heel vaak gekoppeld aan het idee van machteloosheid, het controle
willen hebben binnen die situaties, …
Dit gaat systematisch ook over die globalere verhoudingen (homoseksualiteit, …)
In onze opleiding hebben we daar heel weinig over geleerd  dat is een beetje vreemd: we
zien wat er in de kliniek vrij centraal staat, vs wat er in de opleiding gegeven wordt
o
o
Hoe komt dat? Wat is daar de reden voor?
Dit is des te vreemder omdat dit precies een onderwerp (partnerverhouding en
seksualiteit) is waardoor wij allemaal gebeten zijn, en eigenlijk al heel vroeg
 Cf. vroege kindertijd (3-6 jaar): seksuele spelletjes, dokterspelletjes, …
 Gedrevenheid om te willen weten, om iets te willen begrijpen (kadert ook
in de grote vraagperiode naar de ouders: waarom-vragen, die vaak ook
vertrekken bij die existentiële vragen)
 Michel Foucault: heeft een geschiedenis geschreven van de seksualiteit (of
toch een poging; te vroeg gestorven) en het eerste deel van die 5-delige
reeks heeft hij de prachtige titel meegegeven: ‘la volonté de savoir’
DISCREPANTIE BELANG SEKSUALITEIT/PARTNERVERHOUDINGEN – OPLEIDING
Discrepantie: faculteit menswetenschappen, afdeling klinische psychologie  we weten uit
eigen ervaring hoe belangrijk seksualiteit en partnerverhoudingen zijn en hoe sterk onze
drang is te willen begrijpen, terwijl dit in de opleiding grotendeels ontbreekt
o
o
o
o
Het ontbreekt/ontbrak grotendeels ook in de geneeskunde  komt ook daar
nauwelijks aan bod (behalve één aspect: de voortplanting)
Dat ontbreekt tot vrij ver in de geschiedenis (nog niet zo lang geleden dat dat
voor de eerste keer bestudeerd werd)
Deze discrepantie is er ruim gezien: tussen het officiële weten (de sensis
communis) en het dagelijkse leven
Cf. kunst: twee (of drie) themata:
 Seks (onder de vorm van erotiek: vrouw, geslachtsorganen, lieflijke
scènes, …)
 Dood (in de zin van antropologie: wanneer is de mens mens geworden?
Begonnen wanneer de mens zijn medemens begon begraven)
 Macht/agressie (dat heeft dan alles te maken met agressie in de eigenlijke
betekenis van het woord – oorlog, strijd – maar ook met autoriteit)
Inleiding

17
 Die 3 thema’s moeten we gaan koppelen: die staan absoluut niet
los van elkaar!
KOPPELING SEKSUALITEIT – DOOD – MACHT

Veel theorievormingen gaan dat weigeren en dat als apart beschouwen/plaatsen
o
o
o

Men wil op één of andere manier wel een verband aanvaarden, maar gaat dan bv.
seksualiteit terugplooien/reduceren tot voortplanting
Men wil die koppeling tussen seksualiteit en dood ook maken: maar seksualiteit
als voortplanting dient dan om de dood te overstijgen en te blijven verder bestaan
Het wordt een flink stuk moeilijker als we seksualiteit (perversie, sadisme,
pedofilie, …  pathologisch) of dood, met macht gaan koppelen
 MAAR: elke seksuele verhouding, is een machtsverhouding, altijd
We hebben hier te maken met een drieluik waarvan je de elementen nooit afzonderlijk kan
gaan bekijken (als je het ene hebt, heb je bijna automatisch ook het andere erbij)
o
o
Het is die verhouding die maakt dat het zo moeilijk ligt
Cf. Freud (bepaalde stukken van zijn theorie zijn actueler dan ooit): drifttheorie 
daaraan zal hij helemaal op het einde van zijn oeuvre (1930) een belangrijk luik
toevoegen (een soort overkoepeling), dat uitgaat van het bestaan van twee
fundamentele driften die tegenover elkaar staan en waarmee hij aan dat drieluik
raakt, het probeert te begrijpen:
 Levensdrift (eros)
 Doodsdrift (tanatos)
 Behoren tot de begrippen die het minst begrepen zijn en slecht
gebruikt worden

We hebben hier al een eerste vraag: de vraag naar dat drieluik op zich, en daarbij aansluitend
onmiddellijk de vraag waarom die koppeling zo vaak ontkend wordt

We hebben meteen ook al een grond voor een tweede vraag (verrassend): hoe komt het dat
wij als soort het blijkbaar nodig vinden om dat drieluik systematisch uit te beelden, daar
representaties van te maken? (Waarom hebben we musea? Waarom hebben we kunst?)
o
Eerste beeldjes (kunst dat loskomt van een wand): de oergodinnen die nagenoeg
altijd een zwanger vrouwenlichaam voorstellen (met het gezicht bijna nooit
uitgewerkt)
o Binnen die periode vinden we ook de eerste grafzerken
 Symbool van leven en symbool van dood
o We hebben die noodzaak om uit te beelden, ook allemaal privé (privétheater:
zelfde inhouden, zelfde verbeeldingen als bij die kunstvormen)
In de opleiding als dusdanig (psychologie – geneeskunde) ontbreekt dit
o
o
In de geneeskunde is dit binnengesmokkeld via de gynaecologie en urologie
Een van de meest voor de hand liggende verklaringen: katholicisme, christendom
 het repressieve karakter van de religie (religieuze dominantie/moraal) maakte
dat seksualiteit (en ook voor een stuk dood) onbespreekbaar werd en
weggehouden werd (zelfs op het vlak van de voortplanting)
 Impact van die dominantie op de opleiding: slechts in het laatste kwartaal
van de vorige eeuw is men met dergelijke studies begonnen
(voortplanting, geslachtsorganen, …)
Inleiding

18

o
o
We hebben gezegd dat het ontbreken van aandacht voor genderverhoudingen en
seksualiteit binnen de opleiding te maken heeft met het dominante karakter van de religie
o
Dit kan nog ruimer: we kunnen ook stellen dat alle seksuele moeilijkheden die
mensen hadden, ook het effect waren van die fnuikende religieuze opvoeding
(cf. Freud: verband tussen een repressieve Victoriaanse maatschappij en de
problemen van zijn patiënten)
Inleiding

Master (?) en Johnson hebben dat voor het eerst bestudeerd: hoe het
lichaam functioneert tijdens een seksuele interactie
We moeten de reden/oorzaak hiervoor ook een stuk ruimer bekijken: de
godsdiensten van het boek (joods – christelijk – moslim)
 In de gemeenschappelijke kern ervan (Oude Testament) vinden we de
basis voor zowel het afwijzen van de seksualiteit, als voor het afwijzen van
de vrouw en het genot (Adam en Eva)
 dit is gekoppeld aan kennis
 Deze afwijzing zal zeer lang duren en zeer ver gaan (bv.
heksenverbranding tot de jaren 1700, wetenschappelijke teksten tot net
voor WOII in de toenmalige neurologie die beschrijven dat de vrouw
sowieso minderwaardig is omdat haar hersenen anders gestructureerd
zijn, invoering stemrecht voor vrouwen in 1948)
MAAR: het bovenstaande is maar een gedeeltelijke verklaring (het klopt niet
helemaal)
 Seksuele revolutie (midden jaren ’60, serieuze impact vanaf jaren ’70):
onderdeel van de ruimere emancipatiebewegingen
 Deze waren oorspronkelijk politiek
 De volgende emancipatiebewegingen hadden ook te maken met
seksualiteit (zelf kunnen beslissen over voortplanting, abortus,
contraceptiva, …)
 Die seksuele revolutie mag je niet geïsoleerd bekijken: op dat
ogenblik lijken er, schijnbaar onafhankelijk van elkaar,
verschillende ‘revoluties’ bezig te zijn:
o Opvoeding:
anti-autoritaire
opvoeding
(nieuwe
pedagogiek die wilde afstand nemen van de hyperstrenge
opvoeding waarbij kinderen op het randje mishandeld
werden)
o Antipsychiatrie:
tegen
het
overgemedicaliseerde,
elektroshocks, gedwongen opnames, …
o Religie: bevrijdingstheologie ( Rome, centraal gezag, …)
die zich solidair wilden verklaren met de ‘gewone mens’
 Die beweging is eigenlijk in essentie gericht tegen het
patriarchaat als een machtsbestel waarbij één van de
twee genders automatisch de macht krijgt
 Binnen een patriarchaal bestel krijgt een
man automatisch macht omdat hij een man
is, en wordt een vrouw automatisch als
minderwaardig beschouwd omdat ze een
vrouw is
 We zien dat er in die periode een ontzettend belangrijke
verandering plaatsgrijpt
19
Dit moet veranderen: er moet daar een wijziging optreden: als dat repressieve wegvalt en dat
religieuze verdwijnt, lijkt het logisch dat we als gevolg daarvan een aantal veranderingen
zullen zien optreden binnen die opleiding, man-vrouwverhouding, stoornissen, enz.
o
o
o
o

Wat we nu in de consultatiekamer te horen krijgen, gaat niet over seksualiteit an sich, maar
over de genderidentiteit (iets wat onze ouders of grootouders niet in vraag stelden: een
vrouw was een vrouw en een man een man, punt)
o
o

We kunnen daar als het ware onze hypothetische verklaringen gaan testen
(schuld/oorzaak bij religie)
Er zijn zonder de minste twijfel al een groot aantal zaken veranderd (studeren,
…), MAAR er zijn een aantal zaken absoluut niet veranderd
 Of: eerder verschoven
 Verschoven in die zin dat we nog steeds problemen hebben binnen dat
veld van seksualiteit, maar dat dat niet meer dezelfde problemen zijn als
30-40 jaar geleden
Onderliggende redenering die tot niet zolang geleden gehanteerd werd (30 jaar
geleden): de schuld/oorzaak van de problemen rond seksualiteit/manvrouwverhouding/homoseksualiteit ligt in het maatschappelijk bestel
 Als we dat wegnemen, zal er spontaan/vanzelf een ‘natuurlijke
seksualiteit’ komen  dat was de verwachting
 Er zit daar een heel mensbeeld achter: de mens is van nature goed/gezond
en (als we daar niet teveel negatieve invloeden op loslaten) zal zich
vanzelf ontwikkelen (= het zit er al in, maar het moet zich ont-wikkelen,
ont-plooien)
 Er zal vanzelf een normale man-vrouwverhouding, seksuele verhouding
tot stand komen
Onze grootouders hadden inderdaad seksuele problemen (wisten niet hoe het
lichamelijke in elkaar zat) in de enge betekenis van het woord  klassieke
psychneurose zoals Freud die beschreven had
 Dit is nagenoeg verdwenen: seksualiteit als lichamelijkheid en activiteit, is
de dag van vandaag alom aanwezig
Hoe moet ik die mannelijke/vrouwelijke identiteit invullen en hoe kan ik vanuit die
genderidentity een verhouding aannemen t.o.v. die andere gender identity?
 Dit zou je nog kunnen begrijpen als een soort overgangsprobleem
Maar: er is nog een ander, bijkomend (en veel belangrijker/fundamenteler)
probleem:
 Als we die vroegere moraal in één woord samenvatten, is dat simpelweg
‘verbod’  vroegere moraal = verbodsmoraal
 Dat is zo goed als verdwenen: Lacan heeft daar een hele mooie opmerking
over gemaakt: “het Freudiaanse Über-Ich/geweten is duidelijk een
verbodsinstantie; en het postmoderne Über-Ich is een gebodsinstantie:
het legt ons iets op en verplicht ons tot iets)
De dag van vandaag krijgen we te maken met een gebodsinstantie op het vlak van
seksualiteit en gender
o
o
Het verplicht ons nu om te genieten, wat heel vaak hervertaald wordt in
consumeren
Daar botsen we op een merkwaardig, vreemd gegeven: hoe meer je verplicht
wordt om te genieten, hoe gemakkelijker dat genot te bereiken is, hoe minder
plezier je eraan beleeft
Inleiding

20
o
o
o
o
o
Even terugkeren naar de idee van die ‘natuurlijke seksualiteit’, dat bij kinderen spontaan zou
ontstaan en probleemloos zou zijn (= romantisch idee): dit idee berust op een compleet
verkeerde visie, van primitieve volkeren
o
o
o
o

Primitieve volkeren: beeld van vrijheid, blijheid, soort paradijselijke toestand,
konden seksualiteit hebben zoals wij dat onmogelijk kunnen hebben, enz.
Foute interpretatie hiervan: eerste antropologen zochten bij die volkeren het
westers huwelijk terug (maar: daar waren er heel andere verwantschapsstructuren die ze niet zagen, omdat ze het andere zochten)  zij hadden de illusie
dat er daar een extreme vorm van vrijheid zou bestaan op het vlak van manvrouwverhoudingen, seksualiteit, … wat langs geen kanten klopt
Élke cultuur (in de betekenis van een gemeenschap die samengehouden wordt
door een aantal tradities en regelgevingen) heeft een uitgewerkt systeem van
regelgeving rond genot
 Dit is zo bij allemaal, zonder uitzondering
 Genot is veel ruimer dan alleen maar seksueel genot: heeft te maken met
de verhouding tgo. het eigen lichaam (honger, drinken, seksualiteit, …)
en het ander lichaam
 Er zijn zeer verschillende regelgevingen (vergelijkend gezien, wat
betekent dat het niet genetisch vastligt – behalve het incestverbod) en de
zogenaamde primitieve culturen hebben in het merendeel van de gevallen
een veel strengere regelgeving dan zogenaamde geavanceerde culturen
Dit (overal een dergelijke regelgeving met verboden) brengt ons weer bij die
koppeling tussen lust en wet, tussen regelgeving en genieten  essentieel
verband
 Er is geen enkele maatschappij waar die regelgeving ontbreekt
 Dit weerlegt de opvatting van de jaren ’70 van een natuurlijke, spontane
man-vrouwverhouging, natuurlijke seksualiteit die ont-wikkeld/ont-plooid
zou worden als de ‘slechte maatschappij’ geen stokken in de wielen zou
steken
CONCLUSIE: seksualiteit is iets dat geleerd wordt: het is iets dat men kan/mag leren en dat er
niet vanzelf komt
Inleiding

Iets wat verboden is, waarbij je een bepaalde wet moet overtreden, levert op één
of andere manier een surplus aan plezier op  het verbod wekt verlangen op
Het is bovendien een pijnlijk gegeven, wat je in de omkering ziet: op het ogenblik
dat het toegestaan wordt, verliest het een flink stuk van zijn aantrekkingskracht
en van zijn meerwaarde om genot te leveren
Het verbod voegt een dimensie toe, die niet alleen het verlangen aanwakkert,
maar ook het genot doet toenemen
En omgekeerd: het wegnemen van het verbod, neemt een dimensie van het
genot weg en het verlangen zal dalen
Is dit ook een overgangsfenomeen (te maken met onze geschiedenis en waar we
mee moeten leren omgaan) of is het zo dat deze koppeling (tussen verbod en genot)
intrinsiek/wezenlijk zou zijn?
 Als het zo is dat verbod en verlangen gekoppeld zouden zijn, dan is een
liberalisering van drugs geen goed idee (want: van zodra iets toegelaten
wordt, wordt het een flink stuk minder aantrekkelijk en verschuift men
naar de volgende stap, naar iets wat nog een stap verder ligt)
21
o
o
En ook de genderrollen zijn, daarbij aansluitend, hoogstwaarschijnlijk aangeleerd
en komen er ook niet vanzelf
Het is een leerproces, en dat is één van de zaken waar onze huidige maatschappij
mee geconfronteerd wordt: de oude leerprocessen heeft men overboord
gegooid, maar men heeft er weinig voor in de plaats gesteld
BESLUIT INLEIDING: 3 BELANGRIJKE VRAGEN

Koppeling tussen eros (seksualiteit), tanatos (dood) en macht, en hoe komt het dat de vrouw
daar zo’n slechte positie in toegeschreven wordt?

Hoe komt het dat dat drieluik vanaf het begin uitgebeeld wordt? Vanwaar die noodzaak om dit
vanaf het begin der tijd, uit te beelden?

Van waar die koppeling tussen genot en wet? Tussen de mogelijkheid om te genieten (heel
ruim: ook eten, drinken, …) en de wet (verbod)?
o
Met tegelijkertijd de vaststelling dat het verbod een verhogend effect heeft
 We gaan die drie vragen niet kunnen beantwoorden
OPZET VAN DIT OPLEIDINGSONDERDEEL

Vanaf nu (afstuderen) moeten we onszelf de mogelijkheid gunnen om ook andere dingen te
lezen en ruimer te gaan: andere disciplines lezen (sociologie, evolutionaire biologie, …)

Deze colleges: bio-psycho-sociale model

De praktische opzet van de colleges is verwarrend (één keer les per week, twee keer les per
week)

Daar doorheen loopt de geschiedenis: dit is misschien de belangrijkste discipline: laat ons toe
om dingen te begrijpen, niet te begrijpen, dingen te zien, …  onze geschiedenis tekent
ons, kleurt ons in en dat beseffen we veel te weinig
o
Over langere periodes is de geschiedenis iets dat rustig voortkabbelt  gaf een
indruk van onveranderlijkheid (en een aantal opvattingen weerspiegelden dit)
Maar: de laatste 100 jaar kabbelt de geschiedenis niet meer voort en zijn er
ontzettend veel veranderingen gebeurd
 Technologische veranderingen (= techniek), maar het gaat veel verder dan
dat
 We moeten ook kijken naar de inhoudelijke veranderingen, die
fenomenaal zijn
 Wat belangrijk is voor ons, is de manier waarop wij ons verhouden
t.o.v. de Ander (partner, werkgever, overheid, familie, vrienden,
…)
 De verhouding t.o.v. de Ander is fundamenteel gewijzigd  die
wijzigingen hebben ook een enorme impact gehad op de manvrouw en ouder-kind verhoudingen (= twee basisverhoudingen)
o Wij gebruiken nog het woordje gezin, en denken dat dat
woord nog hetzelfde aanduidt als 25 jaar geleden (illusie!)
Inleiding
o
22
o
o
Veranderingen van de laatste ‘100 jaar’ (= arbitrair getal)
zijn allemaal op zich ook een effect van een aantal andere
veranderingen
Je kunt maar iets begrijpen als je de geschiedenis kent: dan vallen een aantal
zaken plots in hun plooien, en zie je van waar iets komt, alsook kun je beter
ingrijpen als je iets wil veranderen
BELANGRIJKE VERANDERINGEN IN DE VERHOUDING T.O.V. DE ANDER
TOEGANKELIJKHEID CONTRACEPTIVA

Het voorhanden zijn voor iedereen in het westen van effectieve contraceptiva

Bv. tot 1978: enkel condooms in een apotheek te verkrijgen, en meestal enkel als men
getrouwd was  dit is op heel korte tijd veranderd

Seksualiteit stond vroeger in het teken van de angst: voor ongewenste zwangerschap voor
het huwelijk, of voor meer kinderen/ongewenste zwangerschap binnen het huwelijk 
seksualiteit bezwaard

Het wordt nog zwaarder (cf. vooruitgang geneeskunde) wanneer de bevalling voor de vrouw
levensgevaarlijk was (tot 1800 gebeurde de bevalling thuis met een vroedvrouw, en was dat
redelijk veilig) (wanneer de geneeskunde een hoge status kreeg en vrouwen moreel verplicht
werden om in een ziekenhuis te bevallen  sterftecijfer: 1/4)

Dan krijg je een dubbele koppeling: niet alleen staat seksualiteit in het licht van ongewenste
zwangerschappen, maar bovendien staat zwangerschap en bevallen in het licht van de dood
o
o
o
o

Van zodra we geschreven teksten hebben, lezen we dat mensen op zoek zijn naar
effectieve contraceptiva (zo oud als de geschiedenis) en die hebben we niet tot
het begin van de vorige eeuw
Seksualiteit is niet alleen moreel verwerpelijk, maar het is simpelweg ook
gevaarlijk
Dat betekent dat voor alle voorgaande generaties vrouwen – tot pakweg 3
generaties geleden – seksualiteit gekoppeld was aan angst: de idee van
onbekommerde seksualiteit (los van een morele en lichamelijke angst) kennen wij
nu ongeveer 60 jaar (en we zijn 30 000 jaar bezig)
Je kunt de gevolgen daar nu al van zien: de eerste generaties vrouwen waarvoor
seksualiteit uitsluitend in het teken van genot kan staan  dit is nieuw en heeft
te maken met één van die uiterst belangrijke, antropologische veranderingen (het
voorhanden zijn van effectieve contraceptiva én het feit dat deze ook gebruikt
mogen worden, dat ze ook voorhanden zijn)
De impact van de religie daarbij is vrij duidelijk

Een tweede iets dat veranderd is (en helaas 2 keer), is het optreden van geslachtsziekten
(SOA’s) en de angst daarvoor

Vroeger werd er natuurlijk wel aan seksualiteit gedaan, ondanks het verbod ervoor
o
Vroeger had seksualiteit heel vaak te maken met prostitutie, seksualiteit binnen
achterbuurten, …  effect: massaal optreden SOA’s
Inleiding
OPTREDEN SOA’S EN DE BIJHORENDE ANGST
23
o
o

Dit kan je koppelen aan heel het moraal beeld (seksualiteit = vies, slecht,
verboden, … en als je dat toch doet, zal je gestraft worden)
Op de koop toe is het niet bespreekbaar: het mag niet genoemd worden
Zeer eigenaardig verloop van syfilis: drie fasen  heel mysterieuze ziekte en dat versterkt
heel het beeld van het verbod, het moreel verwerpelijke, het moeten bestraft worden van
alles wat met seksualiteit te maken heeft (“straf van God voor verkeerd gedrag”, het mocht
niet genoemd worden en men had geen behandeling)
o
o
Dat droeg bij tot het uiterst repressieve klimaat rond seksualiteit binnen de manvrouw verhouding
1950: antibiotica (vanaf dan courant bereikbaar voor de gewone mens): op 10 jaar
tijd verdwijnt syfilis

Dat betekent dat we een soort ‘paradijselijke periode’ gehad hebben tussen 1970 en 1980:
effectieve bestrijding van SOA’s, effectieve contraceptiva en de dwingende verbodsmoraal
viel dan toch een beetje weg  die periode was er een waarin een verregaande vorm van
vrije seksualiteit zou mogelijk geweest zijn

Maar: vanaf jaren ’80: aids-epidemie (~ syfilis: mysterieuze ziekte, fasen, geen effectieve
behandeling, moreel oordeel, …)

Op korte tijd hebben we dus een dubbele evolutie gezien: een positieve en een negatieve

Men denkt dat het op te lossen is met seremoniële monogamie, want het risico op seksueel
overdraagbare aandoeningen is dan nagenoeg 0
o
Maar: het is een illusie om te denken dat dit beschermend werkt (want 5 seksuele
partners ≠ met 5 mensen gevreeën)

De noodzaak aan bescherming is nog steeds sterk aanwezig

Door deze evoluties is de kennis rond seksualiteit gedaald: veel jonge meisjes leggen het
verband tussen coïtus en zwangerschap niet meer

De derde evolutie is de belangrijkste (en veel ruimer dan de twee vorige, die er voor een stuk
onderdeel van zijn): de emancipatiebeweging van de vrouw en de verandering van de positie
van de vrouw

De vrouw is steeds doelwit geweest van repressie in het algemeen en van seksuele repressie
in het bijzonder

Laatste 100 jaar (als resultaat van een veel langer proces): verdwijnen van het patriarchaat 
ook dat is een historische verandering zonder voorgaande
o
o
o
o
o
o
We hebben gedurende 12 000 jaar in een patriarchaal bestel geleefd (vanaf dat
mensen sedentair werden; ouder dan het christendom)
Dat patriarchaat wordt ondergraven vanaf de verlichting, ook binnen de
wetenschap, waarbij men de autoriteit in vraag gaat stellen
Vanaf de verlichting komt de wetenschap naar voor, die een dergelijke vorm van
autoriteit niet wil aanvaarden (men wil bewijzen zien)
Bij bepaalde belangrijke verlichtingsfilosofen: opstand tegen de idee van
slavernij en tegen de idee van onderdrukking van de vrouw
Vanaf de 19e eeuw zullen vrouwen daar ook een rol in gaan spelen
Dat heeft letterlijk bloed, zweet en tranen gekost: tot pakweg 100 jaar geleden
was een vrouw veroordeeld tot het ‘kweken van kinderen’ (vaak in combinatie
Inleiding
VERANDERENDE POSITIE VAN DE VROUW
24
o
o
o

Het is niet allemaal positief: één van de negatieve effecten was dat op grond van die
emancipatiebeweging, men vrij sterk anti-mannelijk was (één van die bewegingen)
o
o
Op grond daarvan werd in dezelfde beweging ook vrouwelijkheid van tafel
geveegd: vrouwelijke rolpatronen, vrouwelijke manier van omgaan met het
lichaam
In die periode was elke vorm van verfijning, van iets wat wees op ‘burgerlijke
vrouwelijkheid’, sensualiteit, … verboden: er werd een soort anticultuur op dat
vlak geïnstalleerd

Nu: meer toestemming om bepaalde vormen van genot te installeren

Die emancipatiebeweging heeft zich ook heel sterk gericht op abortus: dat was één van de
politieke vraagstukken: het recht om zelf te mogen beslissen en om dat ook op een veilige
manier te kunnen laten uitvoeren
o
o

Binnen die emancipatiebeweging heeft men één bepaalde fout gemaakt (en doet men nog
vaak), nl. dat men twee woorden verwart: gelijkheid en gelijkwaardigheid
o

België is op dat vlak, merkwaardig genoeg, altijd vrij progressief geweest (vrij snel
toepasbaar, maar nog niet geofficialiseerd – net zoals euthanasie)
Let op: dergelijke verworvenheden zijn nooit definitief verworven (want: het zijn
politieke verworvenheden)
Mannen en vrouwen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig
Die emancipatie is absoluut niet af, ook niet in België
o
o
Bv. vrouwen krijgen nog altijd niet hetzelfde loon voor hetzelfde werk (in de
privésector)
Het patriarchaat is binnen 2 domeinen nog vrij sterk aanwezig: in de politiek en
in bepaalde bedrijven (economie: haantjescultuur)
 Nochtans blijken die ‘competitieve bedrijven’ het minst rendabel/
performant te zijn
 Verklaring: binnen een dergelijk competitief haantjesbeleid zijn het
merendeel van die competitors alleen maar uit op eigen voordeel
 Men kijkt naar de genderverdelingen in de raden van bestuur of
aandeelhoudersvergaderingen: die met weinig vrouwen doen het duidelijk
veel slechter dan bedrijven met een zeker gender evenwicht, of zelfs met
een overwicht van vrouwen (die bedrijven doen het puur economisch een
stuk beter)
Inleiding

met het verplicht gaan werken) of tot het opgesloten zitten in een boudoir
(Bourgeoisie: mochten letterlijk en figuurlijk niks doen), waar de hysterie haar
oorsprong vindt
Een aantal vrouwen sprongen daaruit en gaan ijveren op politiek vlak (1948:
stemrecht voor vrouwen)
Vanaf 1996 bv. werd verkrachting in het huwelijk pas strafbaar
Pas 8 jaar geleden waren er evenveel vrouwelijke studenten als mannelijke
studenten
Het gaat niet alleen om genderemancipatie, maar ook om sociale emancipatie
 Op vlak van studeren hebben we een enorme sociale mobiliteit gekend
(studeren niet meer afhankelijk van sociale klasse), maar dit was vooral bij
de jongens (meisjes hebben daar nog 15 jaar op moeten wachten)
25
VISIE OP EN BELEVING VAN SEKSUALITEIT EN EROTIEK

Vierde verandering: heeft te maken met de visie/beleving van seksualiteit/erotiek op zich

Bv.: Freud publiceerde in 1905 een relatief kort boekje (100 pagina’s) met als titel ‘Drei
Abhandlungen zur Sexualtheorie’: over seksuele perversies, infantiele seksualiteit en de
veranderingen doorheen de puberteit  heeft ontzettend veel schandaal uitgelokt (startpunt
van de antifreudiaanse bewegingen)
o
o
We hebben gaandeweg een evolutie doorgemaakt op grond waarvan seksuele
interactiepatronen diverser en diverser mochten worden, en ook als normaal werden
beschouwd
o
o
De beste manier om dat af te wegen, is de evolutie in de filmwereld (die code is
gaandeweg verschoven, waardoor er geleidelijk aan meer seksualiteit getoond
mag worden)
Toont ook de grootste taboes (met de grootste drempel; betreft de ‘normale’,
mainstream films): vanaf een bepaald ogenblik begon je naakt te zien, maar altijd
vrouwenlichamen
 Het heeft zeer lang geduurd voordat er ‘frontaal mannelijk naakt’ te zien
was
 Dat is tot vandaag nog altijd min of meer taboe, in die zin dat je
veel meer vrouwelijk naakt gaat zien dan dat je mannelijk naakt
gaat zien
 Tweede taboe: seksuele interacties, orale seksualiteit  het heeft zeer lang
geduurd voordat er in een mainstream film masturbatie getoond werd
(zwaarder beladen dan een seksuele interactie)
 Historisch: de studie van seksuologie begint ergens rond 1870 (in
de officiële versie weliswaar) en is de studie van afwijkingen 
binnen die studie staan er 2 zaken centraal als het ‘grootste
kwaad’: homoseksualiteit en masturbatie
o De opvoeding van jongens stond uitdrukkelijk in het licht
daarvan: hen daarvan weghouden
o Op de koop toe mocht dit ook niet benoemd worden: men
moest hun kind iets afleren of niet toelaten, maar men
mocht het niet benoemen
o Dus werden er allerlei randvoorwaarden gemaakt om die
verderfelijke praktijk tegen te houden (bv. ‘juiste
slaaphouding’: handen boven de lakens)
 Vanwaar die morele verwerping op masturbatie (zeer vreemd iets)?
En vooral dat dat zo lang geduurd heeft? Wat is het negatieve effect
daarvan?
o Wat we kunnen zien is dat tot de eerste helft van de vorige
eeuw, masturbatie beschouwd werd als een mogelijke
oorzaak van om het even welke ziekte
Inleiding

Als je dat nu leest, snap je niet waarom men daarop zo reageerde, en zul je een
aantal zaken ouderwets en verkeerd vinden (bv. orale seksualiteit werd
beschouwd als een afwijking, van de norm)
De toenmalige sociale/conventionele norm verbood zowat alles dat niet in het
licht van de coïtus en voorplanting stond
26
o

Achterliggende redenering: masturbatie komt neer op het
verspillen van een soort levensenergie, waarvan
bovendien werd aangenomen dat de hoeveelheid van die
energie eindig was
o Dit is niet alleen een soort volksgeloof, maar men ziet dit
ook binnen het wetenschappelijk discours
 Binnen het religieuze was masturbatie verboden omwille van het
feit dat het inging tegen de voortplanting (cf. etymologisch:
‘onaneren’, wat teruggaat op Onan, een figuur uit het oude
testament die weigert heteroseksueel contact te hebben met een
vrouw buiten het huwelijk en ‘liever zijn zaad op de grond zou
storten’)
Het andere grote kwaad was homoseksualiteit, wat ten koste van alles
vermeden moest worden
 Ook dat heeft een geschiedenis van emancipatie gekend (~
emancipatie van de vrouw): gay movement vanaf de jaren ’60 in
Amerika zal zich vrij snel aliëneren met de vrouwenemancipatie
 Homoseksualiteit was een seksuele afwijking tot de jaren ’70
(totdat het uit de DSM verwijderd werd, op grond van een
stemming: is niet zo geruststellend, want betekent dat je het terug
teniet kan doen op grond van een stemming)
STUDIE VAN DE NORMALE SEKSUALITEIT
Vijfde verandering: we zijn 130-150 jaar vertrokken bij de studie van seksuele afwijkingen (=
vertrekpunt) en dan krijg je 3 grote, iconische figuren/studie-objecten pakweg 100 jaar
geleden bij de voorloper van de seksuologie:
o
o
o
De studie van de perverte man (heel vaak de homoseksueel)
De studie van de hysterische vrouw (bij Freud)
De studie van het masturberende kind

De verschuiving die we meegemaakt hebben: vandaag de studie van de normale seksualiteit,
omdat we niet meer weten wat normaal is

Het onderscheid tussen normaliteit en abnormaliteit dat tot 40 jaar geleden in de
regelgeving vastlag, is verdwenen/opgegeven
= positieve evolutie: gezorgd voor bevrijding en emancipatie
o

Dat heeft een heel merkwaardig gevolg gehad: de bevrijding heeft ervoor gezorgd
dat de norm vandaag een juridische norm geworden is
Seksuele afwijkingen: pedofilie en sexual harassment (met als meest extreme vorm
verkrachting)
o
o
o
Die vormen zijn juridisch duidelijk afgebakend: daar treedt de wet op
Bij de andere vormen van seksueel afwijkend gedrag, hebben we geen duidelijke
criteria meer om te zeggen wat wel en niet kan/mag
Meer nog: we hebben zelfs een soort verplichte normalisering (bv. jongen van 17
jaar op consultatie, die denkt homoseksueel te zijn: ‘dat is wel normaal’, ‘je moet
daar niet mee inzitten’  wordt al in een bepaalde richting gestuurd en zijn vraag
wordt niet meer gehoord)
Inleiding

27
o
o
o

Bv. heteroseksuele 17-jarige met seksuele problemen/vragen: zal waarschijnlijk wel
nog gehoord worden
We moeten opletten dat we mensen niet verplichten iets op zich te nemen waar
we een aantal vraagstukken over hebben
De normale seksualiteit is vandaag de dag problematisch geworden
 Politiek voorbeeld: een aantal jaren geleden – Elio Di Rupo – hadden wij
voor de eerste keer iemand van de homoseksuele gemeenschap die een
belangrijke functie innam  op bepaald moment niet duidelijk of hij relatie
gehad had met minderjarige  heel de pers sprong daarop: daar mogen
wij geen oordeel over hebben)
 Zelfde periode: iemand van toppolitici die relatie had met
maitresse: is moeten aftreden
 Heteroseksueel: schandaal: bestraffing
 Homoseksueel: MOET kunnen
Bepaalde verschuivingen binnen een overigens zeer goede context, worden soms
omkeringen (normaal  abnormaal en omgekeerd)
ONTKOPPELING TUSSEN SEKSUALITEIT EN LEEFTIJD
Iets van de laatste 30-40 jaar: loskoppeling/ontkoppeling tussen seksualiteit en leeftijd
o
o
o

Heeft alles te maken met de bovenstaande veranderingen die besproken zijn: zijn
niet los van elkaar te zien
Tot niet zo lang geleden: seksualiteit gekoppeld aan voortplanting
 Deels te maken met een morele-religieuze norm (geen seks voor/buiten
het huwelijk)
 Maar ook te maken met het ontbreken van effectieve contraceptiva
We zien dat er op relatief korte tijd een ontkoppeling gebeurt tussen leeftijd en
seksualiteit (voordien: seksualiteit beperkt tot reproductieve periode)  die
koppeling valt weg
We krijgen plots twee nieuwe fenomenen:
o
o
Seksualiteit in het bejaardentehuis
 Ook dit is heel lang een taboe geweest, maar wordt stilaan doorbroken
 ‘Barometer’: kun je ook zien dat seksualiteit bij bejaarden ook stilaan een
thema aan het worden is binnen een aantal mainstream films
 Ook in het bejaardentehuis zie je dat een aantal infrastructuren daar niet
klaar voor zijn
 Bv. bejaardentehuis: daar wordt seksualiteit nog altijd niet echt
getolereerd (‘kan niet’)  hoogbejaarde mensen worden terug
geïnfantiliseerd
Seksualiteit bij kinderen  ook daar plots een soort morele angst of vraagteken
(‘vanaf welke leeftijd mag dat?’)
 Maar: kinderen zijn altijd seksueel actief geweest
 Het probleem zit niet bij de kinderen, maar bij ons, bij de ouders  hoe
moeten we daarop reageren? (hoe kunnen we seksualiteit bij kinderen in
een opvoedingspatroon brengen?)
 Kadert dan ook binnen een veel ruimer probleem: schrik bij ouders om
een autoriteitspositie in te nemen: we durven niet meer verbieden
Inleiding

28






Er is nog een andere loskoppeling van leeftijd die meer aandacht krijgt en waar ook morele
oordelen over zijn: het leeftijdsverschil tussen de partners
o
o
o

Cf. onderzoek K&G: jonge ouders hebben het moeilijk om neen te
zeggen, om hun kinderen zaken te verbieden
 Ruimere vertaling: probleem van de autoriteit
Leeftijdsgrenzen vallen weg: seksualiteit bij (jonge) kinderen  infantiele
seksualiteit
Dan krijg je ook heel het discours rond seksueel misbruik
 Bv. doktertje spelen: 11-jarige met 9-jarige  seksueel misbruik?
 Vragen waar niet zomaar duidelijke antwoorden op te geven zijn
Voordien bestond dit niet: massaal ontkend
We worden wel geconfronteerd met de vraag hoe we daarmee moeten
omgaan (+ juridische aspecten aan gekoppeld)
Het klassieke model is dat de man ouder moet zijn dan de vrouw, en het ideale
leeftijdsverschil is 3-4 jaar
Wat we zien in de realiteit: we zien in toenemende mate koppels met vrij grote
leeftijdsverschillen (zowel oudere mannen als oudere vrouwen)
De maatschappij is niet klaar voor het verdwijnen van die koppeling: nog altijd een
aantal reflexmatige oordelen die niet meer stroken met datgene wat zich in de
realiteit aan het voordoen is
Ook dit is zonder de minste twijfel een heel belangrijke verandering: een ontkoppeling met
leeftijd en voortplanting
BESLUIT
LAATSTE 100 JAAR

Wij hebben de laatste 100 jaar (vanaf Freud) een toenemende liberalisering doorgemaakt:
bevrijding op vlak van seksualiteit en erotiek

Minder goede nieuws: het is bijlange nog niet breed, ruim genoeg
o
o
o
o
o
o
Ruimer betekeniscomplex rond seksualiteit  wegvegen van de ‘oude term’ en seksualiteit
herdenken in termen van de verhouding tgo. het lichaam en genot
o
Cf. kliniek: eetstoornissen: verhouding tgo. het eigen lichaamsbeeld
 dit maakt ten volle deel uit van deze problematiek (terwijl het er niet bij hoort
als je enkel uitgaat van seksualiteit)
Inleiding

Het is niet zo dat we nog een aantal grenzen moeten opschuiven
MAAR: het gaat over het idee van seksualiteit OP ZICH
Cf. eerder: je moet zeer goed opletten hoe je een probleem definieert, want die
(bewoording/verwoording) bepaalt eigenlijk al de oplossing
Van zodra we iets gaan definiëren in termen van seksualiteit, zitten we eigenlijk al
in een denkkader dat ons verplicht om binnen dat vertoog/denken rond
seksualiteit te redeneren, en dat is te beperkt
Seksualiteit als term bestaat pas sinds de 18e eeuw: pas dan een discours en een
publiek vertoog, een betekeniscomplex, rond seksualiteit
Seksualiteit gaat over de verhouding die we innemen tgo. het lichaam en genot
 dit is het ruimer betekeniscomplex
29
o
o
o

Het is veel interessanter en klinischer van te gaan denken in termen van de
verhouding t.o.v. het eigen lichaam, het lichaam van de Ander en het eigen genot
 Cf. fitnessrage, verplichting voor ‘perfect lichaam’, ontbreken van
voeding, …
Dit is precies één van de vertrekpunten geweest van Freud: rond 1900 hadden we
het toppunt van hyperseksualisering (Victoriaanse tijdperk was hypergeseksualiseerd omdat alles verboden was  dan krijgt dat een verschrikkelijk
belang)
 Seksualisering in de enge/eigenlijke betekenis van het woord
 Figuur als Freud: begint te luisteren naar zijn patiënten en ruimer naar de
cultuur  begint dat begrip ruimer en ruimer en ruimer te maken, op
grond van wat hij hoort bij zijn patiënten: “eigenlijk is bijna alles
geseksualiseerd”
 Lag ook aan de basis van het ontstaan van de seksuologie: ook daar voor
bepaalde problemen en een zekere blindheid gezorgd
Seksualisering is als begrip te eng: zet ons op een vals spoor om niet op te
merken wat er daarbuiten nog aanwezig is
Enerzijds is het duidelijk dat we een liberalisering/uitbreiding krijgen (= vooruitgang!), maar
anderzijds is het zo dat die uitbreiding toch iets ontbreekt, nl. een herdefiniëring in termen
van de verhouding t.o.v. het lichaam en genot
EVOLUTIE
Prefreudiaans (19e eeuw), voor Freud, zagen we hoofdzakelijk een koppeling tussen een
religieus vertoog en een pedagogisch vertoog op vlak van seksualiteit
o
o
o
o

Religieus: moreel
Pedagogisch (sluit daar sterk bij aan omdat de opvoeding in de handen lag van de
religieuze ordes)
Dominantie van een religieus en moreel vertoog
Belang: de manier waarop we een probleem definiëren, bepaalt de oplossing 
als seksualiteit gedacht wordt vanuit een moreel/pedagogisch discours, zijn
afwijkingen geen afwijkingen, maar is het eerder iets van de orde van de zonde
 ‘Het is zondig’ of ‘het is een moreel vergrijp’
 Dergelijk gedrag of dergelijke mensen moet je dan niet gaan behandelen,
maar wel bestraffen
Na Freud, of vanaf die periode, zien we een uitdrukkelijke verschuiving van
religieuze/morele afwijkingen, naar medische afwijkingen (bekeken vanuit het medische
veld)
o
o
o
o
Eerste seksuologen zijn (Duitse) artsen: zullen een aantal seksuele afwijkingen
gaan beschrijven vanuit het toenmalige medische perspectief
Dit is een heel belangrijke verschuiving: geen zondaars of misdadigers, maar
patiënten die behandeld moeten worden
Freud zal die beginnende ideeën omvormen tot een traditie
Dan krijg je een heel belangrijke vraag (binnen het medisch perspectief): als we
‘seksueel afwijkend gedrag’ beschouwen als een ziekte die behandeld moet
worden, moeten we de vraag stellen naar de gezondheid  wat is dan de
gezondheid?
Inleiding

30

o
o
Onze hedendaagse tijd (merkwaardig genoeg) is een terugkeer naar de prefreudiaanse tijd
o
o
o
o
o
Verregaande liberalisering en relatief worden van de normen  hoe is dat
mogelijk dat wij terugkeren naar 100 jaar voordien?!
Door het loslaten van de normen binnen het psychodiagnostische denkkader en
door het invoeren van steeds meer relatieve normen, hebben wij het punt bereikt
waarop een psycholoog/psychiater nauwelijks nog bereid is van die positie in te
nemen om te zeggen van ‘dit is ziekelijk, dit kan niet’
Wij doen dat niet meer, dus die taak wordt overgenomen door een andere
instantie: door de rechterlijke macht: het is vandaag deze macht die beslist wat
afwijkend is en wat niet afwijkend is
Dan krijgen we een enorme verschraling/beperking van seksueel afwijkend
gedrag: pedofilie en seksueel geweld  slechts die twee categorieën worden
duidelijk gedefinieerd
 Alles wat daarbuiten valt is veel vager en moeilijker
 Invoering van twee nieuwe termen i.p.v. de term ‘perversie’: parafilie en
normofilie  met het gebruik hiervan zitten we ten volle in een terugkeer
naar een 19e eeuws discours
Wat er vandaag de dag ook vrij duidelijk geworden is (en fundamenteel nieuw is),
is dat de verhouding tgo. het lichaam volledig binnen gevoerd is binnen het
neoliberale/vrije markt denken
 We denken dat we vrij zijn in de omgang met ons lichaam, maar dat is
een illusie: wordt volledig gedicteerd door de reclamewereld, (sociale)
media  maar we zijn ons daar nauwelijks van bewust
 De vermarkting kun je heel ruim bekijken, maar ook heel concreet
 Het instituut van het huwelijk de dag van vandaag, is uitdrukkelijk
een huwelijksmarkt geworden
 Wij hebben dat denken geïnterioriseerd: het zit in ons
Inleiding

Binnen een medisch perspectief wordt een dergelijke vraag normaal
gezien vrij absoluut beantwoord (bv. normale lichaamstemperatuur: 37°C
= absolute norm: niet onderhandelbaar, niet voor discussie vatbaar)
 Dit moet men ook op één of andere manier gaan toepassen op seksuele
afwijkingen, en ruimer psychiatrische afwijkingen, voor zover men die gaat
beschouwen als ziektes
 Dit mislukt grandioos: wij kunnen geen absolute norm leggen
 Vanuit psychodiagnostiek kunnen wij niet gaan zeggen wat dé
normaliteit is in termen van ‘psychisch gezond’
 Die mislukking heeft als gevolg dat men in eerste instantie een
soort impliciete, een soort uitgesproken norm gaat hanteren: de
man-vrouwverhouding binnen een relatief banale seksuele
modaliteit (missionarishouding)
Vanaf de Freudiaanse beweging zullen we zien dat het idee van seksuele
afwijkingen en ruimer psychiatrische stoornissen, meer en meer op de helling
komt te staan, in de zin van ‘dit zijn geen ziektes’ (zoals TBC, influenza, …)  het
is van een andere orde, en daarom moeten we er op een andere manier over
beginnen denken
Gaandeweg zullen de normen (afwijkend – niet afwijkend) relatiever en
relatiever worden: men gaat die meer en meer beginnen loslaten (hangt samen
met de besproken evoluties)
31

Het is dus fout om te denken dat dit een externe vijandige macht is
die ons een aantal dingen oplegt en waar wij ons het best tegen
verzetten
 Wij hebben het zo sterk overgenomen, dat we nauwelijks nog in
staat zijn om daar nog op een andere manier over te denken
 Cf. ons taalgebruik: determineert ons denken en handelen
o Voorbeeld: veel koppels gaan uit elkaar  uitdrukking: ‘ze
hebben te weinig geïnvesteerd in hun relatie’
 Dit is een term uit de neoliberale bankwereld
 Het typische van een investering is dat je je
belegging om de drie jaar ergens anders moet
leggen
 Als een huwelijk bekeken wordt als een
investering, zit de breuk ingebakken
o Oefening: als je een tekst leest daarover, dan moet je twee
dingen doen: alle economische termen aanduiden (veel!) +
probeer die woorden te vervangen door een ander woord
(moeilijk!)
o De termen die wij gebruiken, determineren ons denken en
handelen
Nuancering: je moet een onderscheid maken tussen economie enerzijds,
en vrije markteconomie anderzijds
 Vandaag de dag lijkt het zo te zijn dat de economie synoniem is
van vrije markteconomie en van neoliberalisme
 Een huwelijk heeft te maken met economie  dat is juist: het
huwelijk als instelling = van in het begin een economische instelling
o Maar daarom nog niet een vrije marktinstelling
o Want: het huwelijk dient, historisch bekeken, niet voor de
liefde, maar om een patrimonium (= bezit: financieel, huis,
grond, …) samen te brengen én door te geven aan het
nageslacht
o Vandaar ook dat een huwelijk nodig is om te kunnen
scheiden: als je niet getrouwd bent, wordt scheiden een
probleem (bv. 25 jaar samen, 2 kinderen, niet getrouwd, je
hebt een huis, …  hoe ga je de boel verdelen?)
o Ander voorbeeld (tot voor kort nog realiteit):
homoseksuele koppels konden niet trouwen of geen
samenlevingscontract hebben: overlevende heeft juridisch
gezien geen enkel recht (is een ‘vreemde’)
 Dat verklaart ook een ander fenomeen: dat het huwelijk tot
pakweg de 18e eeuw een vrij zeldzaam iets was: het was alleen de
klasse met bezit (= minderheid) die trouwde
o Vanaf het ogenblik dat we zien dat er een groei is in
termen van bezit en patrimonium dat kan doorgegeven
worden, ontstaat er een noodzaak om te huwen
 Het wordt wel een moeilijkheid als je ziet dat de economie
gereduceerd wordt tot een vrije markteconomie: dan krijgen we
te maken met denkwerelden die niet thuis horen in
intermenselijke verhoudingen
Inleiding

32
EVOLUTIE VAN DE SEKSUOLOGIE

Nu gaan we nakijken hoe de seksuologie zich als dusdanig ontwikkeld heeft, wat de
highlights daarin geweest zijn, om dan tot de hedendaagse tijd te komen

We gaan enkele grote namen bekijken om te zien op welke manier zij ertoe bijgedragen
hebben aan ons denken rond seksualiteit en genderverhoudingen:
o
o
o
Alfred Kinsey
Masters & Johnson
Helen Kaplan
BELANGRIJKE ONDERZOEKERS
ALFRED KINSEY

Alfred Kinsey: bioloog van opleiding, entomoloog (insecten)  hij keek vanuit een dergelijke
gedragsmatige invalshoek, psychologie was niet echt aan hem besteed

Hij besluit voor de eerste keer een grondige studie te doen naar het seksueel gedrag van de
‘normale doorsnee’ Amerikaan  fundamenteel vernieuwend:
o
o
Was slim: wist dat het niet volstaat om simpelweg mensen te gaan bevragen omtrent hun
seksueel gedrag (vragenlijsten, enquêtes, … zijn oefeningen naar sociale wenselijkheid)
o
o
o
o

Het volgende probleem: men gaat een aantal mensen bevragen met de bedoeling een
uitspraak te doen over de gemiddelde Amerikaan  klassieke probleem: probleem van de
representativiteit
o
o
o
o
o

Dus: moet via interview gebeuren (= rechtstreeks)
Hij bedenkt bovendien een aantal vragen die eerst gesteld worden en die
minstens een half uur duren, op grond waarvan hij de waarachtigheid kan
inschatten (soort ‘leugendetector’ + vetrouwensrelatie opbouwen)  pas daarna
begint het eigenlijke interview
Hij weet ook dat mensen verschillende interviewstijlen hebben (4 onderzoekers),
dus hebben elkaar voorafgaand aan het onderzoek heel sterk getraind, zodat de
resultaten betrouwbaar zouden zijn
Kinsey denkt zeer goed na over de methodologie vooraleer van start te gaan
Hoeveel mensen moet/kun je ondervragen om daar een uitspraak over te doen?
Dit is zo cruciaal en tezelfdertijd wordt er zo massaal tegen gezondigd
Hij en zijn collega’s interviewden 18 000 (!) Amerikanen in de periode 1944-1948
Één van de klassieke voorbeelden van een degelijk onderbouwd sociologisch
onderzoek
De resultaten van zijn onderzoek zijn voor ons banaal, maar toen zijn boek
gepubliceerd werd, waren ze niet banaal (‘Sexual behaviour in the human male’)
Hij werd ontslagen na zijn onderzoek/publicatie
Evolutie van de seksuologie

Studie van seksueel gedrag van normale mensen  voordien hadden we enkel de
studie van de afwijkingen (masturberende kind, homoseksuele man en
hysterische vrouw)
Hij gaat zich toespitsen op het gedrag (bij man en vrouw), en niet op de motieven:
wat doet men?  heel elementair uitgangspunt
33

Vaststellingen:
o
o
o
o
o
o
De hoge frequentie van de homoseksuele ervaringen bij de doorsnee man (niet
vergeten: was toen een ziekte en moreel verwerpelijke categorie)
Homoseksuele ervaring betekent nog niet dat iemand homoseksueel is van
geaardheid: treden ook frequent op bij mannen die heteroseksueel zijn en zich
ook als dusdanig beschouwen
Homoseksualiteit (vanuit genderpositie) is véél frequenter dan gedacht
De seksuele activiteiten, of de diversiteit van de seksuele activiteit, komt eigenlijk
heel sterk overeen met de sociale klasse: de missionarishouding (‘normale
seksualiteit’) beperkt zich tot de burgerlijke middenklasse
 Van zodra je naar de lagere sociale klasse gaat (= zwarten) OF naar de
hogere sociale klasse, zie je plots een veel diverser erotisch gedrag
 Hogere en lagere klassen lijken zeer goed op elkaar
 Ook dat wordt hem niet in dank afgenomen
Vrouwen kunnen ook een orgasme krijgen (was toen een grote verrassing) en
dat orgasme krijgen ze meestal niet door coïtus (wel door orale seksualiteit en
manuele bevrediging)
De extra-maritale activiteit (= vreemdgaan) is wijdverspreid
 Kinsey schopt het heilige huisje omver (net op het ogenblik dat je in Amerika een
soort puriteinse reflex krijgt: slechte timing)

Kinsey was een ‘halve eeuw te vroeg’, maar heeft een enorme invloed gehad (miljoenen
exemplaren van zijn boek verkocht: de gemiddelde Amerikaan las ze)
o
o
o
Vormt de basis voor de seksuele revolutie die 2 generaties later zal volgen
Soort massale correctie op een denken dat van hogerhand opgelegd wordt
Dubbele moraal: mainstream vs underground movies (of officiële muziekscène vs
andere muziekscène)  je krijgt een officiële moraal en een échte moraal

Masters & Johnson: zijn ‘ouderwetser’ dan Kinsey (die heel progressief was – was heel erg op
zijn tijd vooruit)

Heel belangrijke onderzoekers (zeker wat hun eerste boek betreft): hebben binnen een van
de meest conservatieve wetenschappen (geneeskunde) aandacht besteed aan een tot dan
toe ‘donkere vlek’ (seksuele organen)
o
o
o
o
o
Masters = arts
Johnson = psychologe
Gaan samen de studie aanvatten van het lichaam en wat er gebeurt met het
lichaam tijdens de seksuele interactie bij normale mensen
Hoe komt het dat dat zo lang geduurd heeft (pas rond jaren ’60)?!
 Er zijn al veel vroeger belangrijke auteurs geweest die zich daarmee bezig
gehouden hebben
 Van Leeuwenhoek: uitvinder microscoop – sperma bestudeerd
 Harvey: bloedsomloop, bloeddruk, hartomstandigheden – erectie
bestudeerd
 Beide weggelaten uit de geschiedenis
M&J: vernieuwend: omdat ze het uitgevoerd hebben én omdat het aanvaard
werd
Evolutie van de seksuologie
MASTERS & JOHNSON
34
Belangrijkste boek: “Human Sexual Response”: de anatomie/fysiologie van het seksuele
gebeuren
o
o
o
Is wereldwijd een bestseller geweest, terwijl het eigenlijk een ‘anatomisch
handboek’ is (vrij ‘droog’)
Tot dan (midden jaren ’70) ontbrak dat in de medische opleiding
Belangrijke vaststellingen die bijgebleven zijn (+ effect op boeken/studies die
daarna kwamen, en het denken over behandeling) (let op: géén psychologisch
onderzoek!!):
 Cf. titel boek: denkkader dat er een stimulus-respons kader achter zit 
het seksuele zal gedacht worden vanuit een stimulus-respons model
 ‘Arousalcurve’ (fysiologische parameters): stijging bloeddruk, stijging
lichaamstemperatuur, zweetproductie, elektrische doorlaatbaarheid van
de huid, …  allemaal letterlijk gemeten tijdens de seksuele interactie


Dit zijn de gemiddelden van die verschillende parameters: curve
man en curve vrouw
 Arousalcurve ingedeeld in 3 fasen: opwindings-, plateau- en
orgastische fase (nadien: refractaire periode, even wachten
voordat je opnieuw kan beginnen)
 Medisch perspectief: op zoek naar absolute normen
o Bij de vrouw mislukt dat grandioos: conclusie: de vrouw
functioneert op dat vlak niet op dezelfde manier als de
man, er zijn heel veel verschillen tussen vrouwen
onderling, en ook bij dezelfde vrouw kan het verschillen
van keer tot keer
o ‘Mannen zijn allemaal hetzelfde en vrouwen zitten
complex in elkaar’
Dan hebben ze nog een aantal fysiologische vaststellingen gedaan (en
daardoor een aantal mythes uit de wereld geholpen):
Evolutie van de seksuologie

35







Volgende studie: seksuele afwijkingen bestudeerd én een sekstherapie ontwikkeld
 Geboorte van de seksuologie als dusdanig (wordt zoveel mogelijk binnen die medische
context gehouden: zal heel sterk het behandelmodel inkleuren)
o
o
o
o
Het Amerikaans denken zal daar heel sterk in aanwezig zijn (terwijl men dit
nauwelijks beseft, typisch aan dominante ideologie: ‘manier van denken’)
Die ideologie is zeer prestatiegericht, op het idee van het competitieve model 
betekent ook dat seksualiteit binnen die optiek bekeken zal worden
Arousalcurve (oorspronkelijk enkel beschrijven), wordt plots een normatief
model: ‘dit moet je (liefst zeer goed) doorlopen’
Dit is een gevaar dat binnen ons vakgebied overal aanwezig is: we krijgen degelijk
wetenschappelijk onderzoek en op grond daarvan gaan we iets beschrijven
 Bv. sterven: begeleiding, ethische kadering, …  heel veel studiewerk
naar verricht: op grond van Elisabeth Ross haar beschrijvingen heeft zij
ook een soort curve, soort stadia-idee, ontwikkeld van hoe sterven
meestal verloopt
 Het wordt een probleem op het ogenblik dat haar beschrijving
gehanteerd wordt voor een toepassing: dan moet iemand op de
‘correcte manier’ sterven en dan wordt dat een ramp
 Dit is een beschrijving, geen normatief iets
Evolutie van de seksuologie

Vergelijking clitoris – penis: hebben niets met elkaar te maken
(gedragen zich anders en volledig andere functie)!
Het zogenaamde vaginaal orgasme bestaat niet, is een mythe:
een orgasme bij de vrouw vertrekt altijd vanuit de clitoris
Het veronderstelde verband tussen de omvang van de penis en
het genot bij de vrouw: dat blijkt daar niets mee te maken
hebben
(Vervolg/uitbreiding op Kinsey) Bij de man krijgen we de
refractaire periode na het orgasme (pauze nodig vooraleer terug
seksueel actief te kunnen zijn): eerder de regel dan de
uitzondering, terwijl de vrouw multi-orgastisch is (datgene waar
de man van droomt, is aanwezig bij de vrouw)
De vrouw heeft een heel andere houding tgo. het orgasme dan de
man: voor de man is een seksuele interactie alleen maar
bevredigend als er een orgasme aan gekoppeld is, wat bij de
vrouw veel minder tot zelfs niet aanwezig blijkt te zijn (vrouwen
zijn I.V.G. met de man, veel minder gepreoccupeerd met het
orgasme)
Seksualiteit is op oudere leeftijd perfect mogelijk, op voorwaarde
dat men seksueel actief blijft (en blijkbaar blijven heel wat mensen
seksueel actief tot op hogere leeftijd)  betekent niet dat leeftijd
geen rol speelt
De seksuele activiteit is het meest intens (fysiologisch) gekoppeld
aan bepaalde leeftijdsfases:
o Voor mannen: tussen 18 en 25 jaar
o Voor vrouwen: tussen 25 en 30 jaar
 Fysiologisch: beste combinatie tussen oudere vrouw en
jongere man ( wat maatschappelijk naar voor geschoven
wordt)
36
o
o
o
Risico: iets wat oorspronkelijk een beschrijving was, kantelt naar een
normatief iets
De arousalcurve wordt gebruikt als een soort verplicht model waar men niet van
mag afwijken en die het liefst zo vaak mogelijk herhaald moet worden
Dat denkkader blijkt uit de titel van hun tweede boek: “Human Sexual
Inadequacy”: seksuele stoornissen bij man en bij vrouw
 Medisch denkkader dat vertrekt van de idee van een min of meer absolute
norm
 Absolute norm hier = orgasme (voor beide deelnemende partijen, en liefs
op hetzelfde moment) binnen heteroseksuele coïtus
 Alles wat daarbuiten valt is een disfunctie
 Hun boek gaat zich uitsluitend focussen op heteroseksueel gedrag en
uitsluitende focus in functie van die curves (niveau opwinding en niveau
orgasme)
 Dan krijg je de zogenaamde opwindingsstoornissen en
orgasmestoornissen
 Opwindingsstoornissen worden heel snel de belangrijkste stoornis
bij de vrouw (= vrouw die geen zin heeft in seks, of geen zin in seks
met haar man  wordt plots een opwindingsstoornis)
 Het wordt nog karikaturaler als we zien dat vanuit hun model,
seksualiteit in een stimulus-respons model zit: opwindingsstoornis
wordt veroorzaakt door de verkeerde stimuli
 Seksualiteit wordt gereduceerd tot een soort ‘kniepeesreflex’: wrijf
op de juiste plaats op de juiste manier, en de opwinding komt
vanzelf (= artefact van het denken: stuurt de praktijk in een
bepaalde richting)
 De belangrijkste stoornis bij de man wordt dan onvoldoende
erectie, de ejaculatie of precox of een te lange refractaire periode:
iets dat te maken heeft met het orgasme
Hun sekstherapiemodel wordt in de praktijk gebracht (nogmaals: medisch
denkkader met patiënten): de patiënten met die problematiek (opwinding,
orgasme, …) worden opgenomen in een ziekenhuis, waar ze vrij effectief
behandeld worden door sekstherapeuten
 Één van de voorwaarden voor de therapie: alleen (heteroseksuele)
getrouwde koppels
 Behandeling lukt vrij goed: in die periode in Amerika: schuldgevoel en
prestatiegerichtheid + seksualiteit nog grotendeels een onbekende factor
 Behandelmodel:
 Voorlichtingssituatie (veel mannen weten nog niet hoe het
vrouwelijk lichaam functioneert)
 Situatie waarbij het schuldgevoel voor een groot deel
weggenomen wordt (‘het mag van de dokter, want we zitten in
een ziekenhuis)
 Situatie waarbij het prestatie-aspect weggenomen wordt door
paradoxale communicatie: gedurende de x aantal eerste dagen
van de behandeling, mag men niet klaarkomen  uitstel en
opwinding
Evolutie van de seksuologie

37


In terugblik kunnen we vrij goed zien dat het door hun gehanteerde denkkader, hetzelfde
denkkader is dat aan de grondslag ligt van de seksuele revolutie, nl. een denkkader dat
seksualiteit alleen maar een natuurlijk gegeven is (stimulus-responsmodel)
o
o
o

Het voordeel is dat we dankzij hen een aantal zaken bespreekbaar hebben kunnen maken:
gaandeweg meer mogelijk om op een min of meer normale manier over seksualiteit te praten
o
o

Masters: “Wat ons enorm kwelt vandaag, is het feit dat er niemand hier in de zaal is
die ooit het privilege gehad heeft om te leven in een cultuur waarin seks
geaccepteerd werd als een natuurlijke functie”
10 jaar later zullen zowel Thomas Sass als Michel Foucault die uitspraak
hernemen en daar heel zware kritiek op geven
 Thomas Sass: “Zeggen dat onze cultuur seks niet accepteert als een
natuurlijke functie, is zwak uitgedrukt een stommiteit. Geen enkele cultuur
doet dat”
 Geen enkele cultuur aanvaardt seksualiteit als een natuurlijke functie 
elke cultuur zal daar regelgevingen rond uitwerken en een leerproces
installeren
Idee dat menselijke seksualiteit hetzelfde zou zijn als dierlijke seksualiteit 
klopt helemaal niet!!
‘Min of meer’: is nog altijd niet van-zelf-sprekend
Seksualiteit: twee groepen woorden:
 Wetenschappelijke termen
 Schuttingtaal (heel plat)
 Het is nog altijd niet zo eenvoudig om normale woordenschat te vinden
voor een activiteit dat centraal staat in het leven van bijna iedereen
Sekstherapieën, seksuele revolutie/bevrijding, die samengaat met de emancipatie van de
vrouw en het voorhanden zijn van effectieve contraceptiva  komt zo allemaal samen in het
de jaren ‘70
o
Zoals wel vaker gebeurt op het ogenblik dat er een revolutie plaatsgrijpt, krijgen
we een omklapping in het tegendeel: wat voordien verboden was, wordt nu
plots verboden (en omgekeerd)
 Bv. die generatie: weigeren om te trouwen (vroeger verplicht, nu
‘verboden’)
 Bv. meerdere relaties, allerlei dingen uitproberen, … (vroeger verboden,
nu ‘verplicht’)
 Paradox, goed gevat met de uitdrukking “Iets moet kunnen” (en dat was
altijd iets dat voordien verboden was)
 Lacan: m.b.t. Über-Ich: “Het vroegere Über-Ich was verbiedend, het
huidige Über-Ich is een verplichting” (verplichting om te genieten en
schuldgevoel als je niet genoeg geniet)
 Moeten genieten  effect: er schiet van dat genot niet veel meer over
Evolutie van de seksuologie

Die therapie werkt vrij goed bij een bevolkingsgroep die schuldbeladen is,
seksueel ‘analfabeet’ is en te horen krijgt dat ze even niet moeten
werken/presteren
Hun therapie zal 10-15 jaar werken en daarna verdwijnt het, omdat er een
andere bevolking komt: reeds voorlichting, minder schuldgevoel, andere
problemen  verschuiving van seksualiteit in de enge betekenis van het
woord, naar relationele problemen, genderproblemen, …
38
o
Als we alles in dat tijdskader samennemen, kunnen we dat samenvatten in één
woord op het vlak van seksueel gedrag: er ontstaat een ‘orgasmeverplichting’
 Want: het orgasme is het culminatiepunt van de normale seksuele
interactie én bovendien (gekoppeld aan dat prestatiegericht
maatschappijmodel) volstaat een orgasme op zich niet, je moet er
bovendien zoveel mogelijk hebben
 Seksualiteit zal heel snel in die periode gereduceerd worden tot het
‘scoren’ (cf. cartoonreeks ‘doe ik het goed?’)
 Dit is de periode waarin de faalangst (als gevolg van die
orgasmeverplichting) naar voor zal treden  zal zich bij beide partijen op
een verschillende manier uitdrukken
 Man: schrik om te vroeg klaar te komen (want refractaire periode:
kan niet onmiddellijk herbeginnen)
 Vrouw: schrik om niet klaar te komen
 Heel eigenaardige seksuele interactie: de man probeert níet klaar
te komen en de vrouw probeert even wanhopig wél klaar te
komen
 Dat kun je koppelen aan het normatieve dat voortgevloeid is uit
fysiologische beschrijvingen: het model dat men daarop toegepast heeft
(‘kniepeesreflexmodel’, ‘stimulus-responsmodel’, …)  moraal die een
aantal nieuwe problemen in het leven geroepen heeft
HELEN KAPLAN

Helen Kaplan (veel minder bekend, niet zo’n baanbrekend werk geschreven als de twee
vorigen): staat wel aan het startpunt van het ‘einde’ van de sekstherapie en het begin van
een andere manier van kijken (of terugkeer naar een vroegere manier van kijken)

Twee boeken gepubliceerd (1974 en 1979), waarmee ze het Masters & Johnson model
uitbreidt, waardoor het terug in het veld van de klinische psychologie terecht komt
o
o
o

Lijkt voor ons zo vanzelfsprekend dat we het belang ervan nauwelijks kunnen zien
Zegt dat M&J één ‘fase’ vergeten zijn: de eerste fase, de fase van het verlangen 
gaat vooraf aan de opwinding en heel het verdere verloop: we moeten daar
aandacht aan besteden en daarmee werken!
Eerste boek: “The new sex therapy”: de nieuwe sekstherapie
Tweede boek: “Disorders of sexual desire”: stoornissen van het seksueel
verlangen
Als je die boeken gaat legen, ga je zwaar teleurgesteld zijn: er staat niks in dat
voor ons nog relevant is; behalve dan het feit dat zij daar de ‘psychologische’
dimensie van het verlangen terug aan toegevoegd heeft (wat Freud en Lacan ook
al deden)
De introductie van het verlangen verandert alles aan dat denkmodel: betekent eigenlijk dat
het kniepeesmodel onderuitgehaald wordt (het volstaat niet om het juiste plekje te vinden,
als er geen verlangen is)
o
o
Die vaststelling werd onlangs herhaald (binnen de medische wereld): we hebben
sinds jaren een werkend/effectief afrodisiacum (Viagra), maar er zijn studies in de
medische wetenschap die stellen dat Viagra niet altijd werkt  het werkt niet als
er geen verlangen is
Zélfs daar functioneert het niet (medisch denkkader)
Evolutie van de seksuologie
o
o
39
o
Het is duidelijk dat Kaplan een goede clinica is, want zij zal het behandelingsmodel van
Masters & Johnson op een heel andere (elementaire, maar klinisch gezien heel juist) manier
gaan kaderen: zal zeggen dat het seksueel disfunctioneren bij normale mensen, te maken
heeft met angst
o

Zij voert meteen een van de belangrijkste klinische categorieën in: de angst
 Zij zal zeggen dat er met die angst iets merkwaardigs aan de hand is: hoe
duidelijker, hoe meer geprononceerd, hoe luidruchtiger die angst is, hoe
makkelijker die op te lossen is
 Bv. faalangst: moeten we ook weer gaan koppelen aan dat
prestatiemodel  klassieke faalangst: man die de eerste keer
meemaakt dat hij geen (voldoende) erectie krijgt of niet is kunnen
klaarkomen, en bij de volgende seksuele interactie bang is om dat
weer tegen te komen
 Faalangst wordt een soort ‘self-fulfilling prophecy’
 Die man zal vrij snel op consultatie komen en daar relatief
paniekerig over zijn
 Relatief goed op te lossen, bv. ook met Viagra (als het verlangen
ook aanwezig is!), klassieke sekstherapie van M&J, …
 En omgekeerd: een vage, bijna onbewuste angst, is moeilijker aan te
pakken
 Bv. identiteitsangst
 Angst die vandaag de dag heel frequent aanwezig is: Voldoe ik wel?
Is er wel iemand die naar mij verlangt?
 Vanuit die lichaamscultuur die heel dwingend is: je moet het
perfecte lichaam hebben, een volleerde kamasutrakunstenaar zijn,
…  wordt binnen de huidige cultuur, dat marktdenken,
opgelegd
 Dan krijgen we een identiteitsangst: Ben ik als man/vrouw wel goed
genoeg? In vergelijking met die andere?
o Het competitieve wordt daar heel sterk in naar voor
geschoven
o Dit los je niet op met een eenvoudige therapie, en zeker
niet als een dergelijke angst bovendien teruggaat op een
geschiedenis (bv. fout zien lopen tussen ouders, …)
 Nieuwe sekstherapie die Kaplan naar voor zal schuiven: wordt heel
psychotherapie
Nieuwe sekstherapie van Kaplan: psychotherapie  dat is een beweging die we gezien
hebben op nauwelijks 30 jaar tijd
o
o
o
Een beweging waarbij sekstherapie in de eigenlijke betekenis van het woord tot
stand komt en ontwikkeld wordt op basis van de studies van M&J, maar waarbij
ze de dimensie van het verlangen vergeten
Al naargelang de groep waarvoor hun therapie werkt, verdwijnt, zien we een
andere groep met een complexere problematiek (mentaal) verschijnen,
waarvoor de sekstherapie niet meer volstaat
Men moet overgaan naar psychotherapie
Evolutie van de seksuologie

Het is dus een enorme uitbreiding van het M&J-model, al was die in Europa al
voor een stuk bezig
40
o

Illustratie: Nederland (progressief: seksuologische vereniging in Nederland =
oudste in Europa): hebben 10 jaar geleden om hun vereniging van seksuologie op
te heffen (hebben geen bestaansgrond)  want: het is geen sekstherapie meer
dat we geven, maar psychotherapie of relatietherapie
De stoornissen van het seksuele verlangen, openen meteen een veel complexer verhaal en
waarbij we meteen heel het veld van de psychotherapie zouden moeten betrekken
o
Paradoxaal: typisch probleem: de man die impotent blijkt te zijn bij de vrouw die
hij graag ziet (terwijl hij niet impotent is bij andere vrouwen: de ‘machinerie’
werkt)
 Dit kun je onmogelijk begrijpen binnen een stimulus-respons model: gaat
niet
 Je hebt hier een veel complexere theorie en behandelingsmodel voor
nodig
 Je vindt identiek dezelfde problematiek binnen een homoseksuele
verhouding (weinig of geen verschil)
CONCLUSIE
We maken op relatief korte tijd (30 jaar) een heel belangrijke verschuiving door: we zijn
vertrokken bij seksuele problemen en geëindigd bij genderproblemen
o
o
o

Overstap/verschuiving van seksualiteit in de enge betekenis van het woord, naar
een problematiek in termen van gender
Seksuologie  gender studies (naam van dit vak)
We zullen een ontdubbeling krijgen op het vlak van seksualiteit: studies in twee
richtingen:
 Studies op het niveau van gender (grootste groep): zal zich voornamelijk
richten op twee subgroepen:
 Vrouwenstudies
 Studie van de homoseksualiteit, waarbij die groep als benaming
ervoor gekozen heeft om zichzelf een ‘geuzennaam’ te geven en
zich daarmee te identificeren: ‘Queer’ (= gek, afwijkend, …)
 Wat ontbreekt in de studies: de mannenstudies en de
heteroseksualiteit (daar is relatief weinig aandacht voor)
 Studies naar afwijkingen, de ‘parafilie’: was aanvankelijk eigenlijk vrij
beperkt
 Is vandaag de dag aan het veranderen: laatste 10 jaar een enorme
uitbreiding gezien van het forensische veld (tussengebied klinische
psychologie/psychiatrie – gevangenis)
Deze lessen zal er voornamelijk aandacht besteed worden aan gender research
Evolutie van de seksuologie

41
42
Evolutie van de seksuologie
GENDER RESEARCH
BELANGRIJKE ONDERZOEKERS
JOHN MONEY
John Money: vooral belangrijk omdat hij een aantal termen ‘gesmeed’ heeft en die met
voldoende promotionele kwaliteit naar voor heeft kunnen schuiven, waardoor ze
ondertussen gemeengoed geworden zijn
o
o

Zijn opdeling tussen het biologische geslacht (‘sexe’) en psychologische geslacht (‘gender’) is
baanbrekend: het betekent dat men letterlijk en figuurlijk afstand doet van het lichaam, van
dat medische
o
o
o

Bv. woord ‘gender’ was tot pakweg 30 jaar geleden niet gekend
Term ‘gender’ eind jaren ’50 naar voor geschoven: “de beleving (= psychologisch)
te behoren tot één van de beide geslachten (het gaat dus over 2 geslachten), en dit
los van de anatomische seksuele ambiguïteit en los van het chromosomale geslacht”
 Betekent dat er een opdeling komt tussen de biologie en de psychologie:
het zich mannelijk/vrouwelijk voelen staat compleet los van het lichaam
 Opdeling biologisch – psychologisch geslacht
 Engels: ‘gender’ (beleving) van iemand en ‘sexe’ (biologisch
chromosomaal) van iemand  hoeven niet overeen te komen: het ene
staat los van het andere
Nederlands: vaak term ‘gender’ gebruikt omdat we niet echt een goed equivalent
hebben (en dan moet je wel daartegenover de term ‘sekse’ stellen)
De uitbreiding daarvan kun je voorspellen: na verloop van tijd zal het niet meer
gaan over twee gender identities, maar over drie
 Blijkt uit een boek dat John Money gaat publiceren: “Gay, straight and inbetween: the sexology of erotic orientation”
 Het genderbegrip zal vrij snel loskomen van het binaire:
 De sekse (het biologisch geslacht) is binair: of man, of vrouw
 Bij de gender identity (ondanks het binaire definiëren), zal men dat
heel snel loslaten en dat loslaten zal alleen maar toenemen:
uitbreiding naar homoseksualiteit, transseksualiteit, …
We krijgen in toenemende mate een denken (ook mainstream, niet enkel in
studies), waar dat dat binaire aan het verdwijnen is, alsook waar het drieledige
aan het verdwijnen is: ook binnen het homoseksuele heb je veel verschillende
gender identities
 Op dat moment krijg je ook een heel ander denken over afwijkingen
 Zolang je binair denkt: denken over afwijkingen = vrij simpel
 Vanaf dat je op een meer genuanceerde manier gaat denken,
wordt het op vlak van afwijkingen ook een heel stuk complexer
 Op dat vlak hebben we zonder de minste twijfel veel te danken aan de
oorspronkelijke definiëringen van John Money (en zijn voorgangers: dat
denken was eigenlijk al aanwezig)
Één van zijn behandelingen heeft voor de nodige controverse gezorgd en een impact gehad
die hij niet voor ogen had
Gender research

43
o
o
o
Context: 1970-1980: periode waarin het merendeel van de sociale wetenschappers
ervan overtuigd is dat gender simpelweg een psychosociale constructie is: het
vrouwelijke of het mannelijke is alleen maar een construct en dus eigenlijk een
soort ‘imprint’ vanuit de cultuur op een organisme
 Implicatie: je kan van een baby een jongen of een meisje maken op het
vlak van gender
 Argumenten:
 Mannelijke en vrouwelijke baby’s krijgen een compleet andere
opvoeding (andere beloningen, kledij, hobby’s) en worden hetzij in
de mannelijke of vrouwelijke richting gestuurd
John Money: serieuze gevalstudie: joodse familie met een eeneiige mannelijke
tweeling
 Er wordt een besnijdenis uitgevoerd, waarbij een verkeerd instrument
gebruikt wordt en bij één van de twee baby’s de penis zodanig
gemutileerd wordt dat deze geamputeerd moet worden
 John Money was op dat moment één van de bekendste seksuologen in
Amerika  “beste oplossing = opvoeden als meisje” (want gender is toch
een constructie)
 Er zal ook vrij vroeg een hormonale therapie opgestart worden
 Ouders beslissen te verhuizen, naar een plaats waar niemand van
die situatie weet
 Soort ‘wetenschappelijk experiment’
 Wat blijkt: vanaf de pubertijd begint het als meisje opgevoed jongetje (die
zichzelf ook als meisje beschouwt) meer en meer moeilijkheden te
hebben
 ‘Genderdysfoor’: zij voelt zich hoe langer hoe minder thuis in dat
lichaam, voelt zich niet aangetrokken tot jongens, …  voelt zich
eigenlijk een jongen
 De ervaring langs binnen klopt niet en het begint hoe langer hoe
meer te botsen
 Op 17-18 jaar beslissen de ouders het aan hem te zeggen en vallen
de puzzelstukjes in elkaar en wordt de behandeling omgekeerd
 Het loopt slecht af: zelfmoord op 38-jarige leeftijd
 John Money heeft jarenlang het probleem ontkend en heeft dit jarenlang
in zijn publicaties naar voor geschoven als een succesverhaal, dat bewijst
dat gender inderdaad een psychosociale constructie is
 = onethisch
 Is op de vingers getikt door zijn beroepsvereniging
Deze gevalsstudie heeft een enorme impact gehad op transseksualiteit en op
ideeën daarover (ook over homoseksualiteit)
Wat we hier naar voor zien komen, is iets waarvan men wel het bestaan kende,
maar waar men de impact niet van kende: het chromosomaal geslacht
 In principe komt alles netjes overeen: chromosomaal geslacht – biologisch
geslacht – genderidentiteit
 Er zit ook een soort speling/ruis op: soms is die zo groot dat er geen
overeenkomst meer is
 Voordien hield men geen rekening met het chromosomale geslacht, terwijl
men dit vanaf dat moment wel deed
Gender research
o
44
Op het ogenblik dat er een concept als genderidentiteit ( sekse) naar voor geschoven
wordt, moet men noodzakelijkerwijze de genderverhouding gaan herdenken
o
o
o
o
Medisch register: absolute normen
Dan heeft meteen ook een redeneergrond om die genderverhoudingen anders te
gaan denken
 In eerste instantie vanuit een man-vrouw perspectief (jaren ’50-60: alles
nog vrij heteronormatief)
 Dat zal heel snel verdwijnen: vanaf de jaren ’70 zullen
genderverhoudingen in alle mogelijke richtingen gedacht kunnen worden
(man-man, vrouw-vrouw, man-vrouw, transseksueel, biseksueel, …)
Er moet nagedacht worden over die genderverhoudingen: hoe die zich installeren
en tot stand komen, los van het biologische
John Money: nieuwe term: concept/idee van een ‘love map’/liefdeskaart
 Term die niet echt ingang gevonden heeft (doet te veel denken aan de
chiro)
 Als je de invulling ervan bekijkt, is die wel bruikbaar
 “Het is een ontwikkelingsvoorstelling of –schema in het brein die afhankelijk
is van een invoer via speciale zintuigen. Ze beeldt de geïdealiseerde partner
af, evenals datgene wat men als koppel samen doet in de geïdealiseerde,
romantische, erotische en geseksualiseerde relatie. Een love map bestaat
eerst in de mentale voorstellingswereld, in dromen en fantasieën, en kan
daarna eventueel in actie met een partner of partners vertaald worden”
 Belangrijke concepten:
 Het is een ontwikkelingsvoorstelling: bevat het idee dat een
genderverhouding nooit af is en zich blijft ontwikkelen (het idee
van rijping, een ‘a priori gegeven’, … valt weg)
o De genderverhoudingen zijn één van de belangrijkste
bronnen van de menselijke creativiteit
o We gaan altijd op zoek naar de invulling die het best past
 Die voorstelling richt zich op een geïdealiseerde partner en op een
beeld van onszelf als partner: men gaat de liefdespartner
idealiseren  onderscheid verliefdheid – liefde
o Verliefdheid: alle kenmerken die wij graag zouden
bezitten, leggen we bij de ander (eigen tekort opheffen
door te veronderstellen dat die ene man of vrouw die
kenmerken bezit die wij graag gehad zouden hebben)
o Liefde
 Die ontwikkelingsvoorstelling rond de geïdealiseerde partner,
bevat ook wat men als koppel samen doet in een geïdealiseerde,
romantische, erotische en geseksualiseerde verhouding
o Je moet dat opsplitsen (en dat vergeet Money): langs de
ene kant heb je het geïdealiseerde en romantische, en
langs de andere kant heb je het erotische en
geseksualiseerde
o Dat zijn twee verschillende zaken:
 Geïdealiseerde en romantische: meestal van de
orde van de tederheid (cf. oxytocine:
knuffelhormoon)
Gender research

45




Een derde begrip (naast ‘gender’ en ‘love map’) die John Money naar voor bracht, is parafilienormofilie
o
o
o
o
o
o
o
o
Begrip dat wel heel veel ingang gevonden heeft
Tijdskader: liberalisering, loslaten van dwingende en normatieve opvattingen over
seksualiteit, en het openstaan voor een aantal varianten
Cf. Kinsey: vanaf nu ‘officieel gemaakt’
Money heeft daarvoor een ander concept proberen te maken (want: het zijn de
woorden die bepalen hoe we denken over iets)
Met de opdeling normofilie en parafilie, gaat Money meteen duidelijk maken over
wat het gaat: een categorisatie is veroordelend
 Normofiel: volgt de norm
 Parafiel: zit naast de norm
Money probeert te vermijden om er iets pathologisch aan te koppelen: het is
gewoon iets anders, het zit ernaast
Je krijgt daar duidelijk de stelling dat de mate dat seksueel gedrag en seksuele
verhoudingen normaal of niet normaal zijn, afhangt van de omgeving/cultuur
Normofilie: “Toestanden van seksuo-erotische overeenstemming met de standaard
zoals voorgeschreven door de gebruikelijke, religieuze of wettelijke autoriteit”
 Als je deze definitie aanvaardt, is een vrouwenbesnijdenis in Somalië
normaal
Gender research

Erotische en geseksualiseerde: agressiever, niet
direct gebonden aan dat romantische (cf.
testosteron)
o Dat is heel belangrijk omdat de cultuur daarop ingrijpt:
 De religieuze en christelijke cultuur heeft altijd
uitdrukkelijk de voorkeur gegeven aan het
geïdealiseerde en romantische, maar dan ontdaan
van seksualiteit en van het agressieve daarvan
 Het geseksualiseerde en geërotiseerde wordt
onvermijdelijk geassocieerd met het slechte
(gevaarlijk, bedreigend, …)
o Die opsplitsing is de dag van vandaag zo goed als
verdwenen
Vanuit psychoanalytisch perspectief kan dit in één term samengevat
worden: ‘basisfantasma’
 Als de imaginaire verhouding die wij onszelf dromen en waarin we
onszelf en de ander een bepaalde identiteit toekennen
 Dat is hetgene waarmee wij naar de buitenwereld stappen en
waarmee wij een relatie of meerdere relaties zullen beginnen
 De vraag is in welke mate het basisfantasma van de ander aansluit
bij dat van ons
o Match: langdurige verhouding kan tot stand komen
o Geen match: dan komt er weinig of niets van in huis
Love map/liefdeskaart: idee: een genderverhouding is geen natuurlijk
bepaalde verhouding of een onveranderlijk iets: het is gebaseerd op de
ontwikkeling van een individu en is aan verandering onderhevig
Er zitten intern ook een aantal contradicties in: verschillende aandriften
aan het werk die niet altijd goed te combineren vallen
46

o
o
o
We hebben dus twee belangrijke begrippen overgehouden van John Money: gender identity
en normofilie/parafilie
ROBERT STOLLER

Is een stuk minder bekend dan John Money, omdat hij zijn eigen marketing en PR minder
goed verzorgd heeft (hij had de term ‘gender identity’ al naar voor geschoven vóór Money)
Gender research

Deze definitie houdt ook een gevaar in: vreselijke zaken als normaal
aanvaarden en geen recht hebben om daar kritiek op te geven
 Dit opent een onmogelijk debat  zeer moeilijke discussie (in het veld van
de ethiek)
 Geschiedenis: het is ook interessant om te zien hoe de pogingen om dat
(vrouwenbesnijdenis) weg te werken aanvankelijk mislukken (uit protest
tegen de bescherming gaat de besnijdenis toenemen) en later (beter)
lukken (vrouwen gaan zelf de regelgeving overnemen)
Er zit bij die concepten zonder de minste twijfel een idee van vooruitgang in, maar
we mogen niet naïef zijn, want er schuilt ook een serieuze adder onder het gras
 Bv. vrouwenbesnijdenis
 Bv. homoseksualiteit is de dag van vandaag duidelijk normofiel, maar dat
hangt af van de gebruikelijke norm (als die verandert, zal homofilie
opnieuw bestraft worden)
Een bijkomend effect van die opdeling in normofilie en parafilie, is dat de studie
naar perversie heel snel zal evolueren naar een heel beperkte groep, nl. die die
een juridische norm overschrijdt (= negatief effect van een positieve vooruitgang)
 Positief: we zijn veel toleranter en liberaler geworden (‘ongeveer alles kan
met een wederzijdse toestemming’)
 Negatief: afwijking wordt dan vooral geformuleerd in termen van het
ontbreken van zo’n ‘informed consent’  gediagnosticeerd/
geverbaliseerd door de politie wanneer die informed consent ontbreekt
 op korte tijd wordt parafilie (= afwijkingen) beperkt tot pedofilie en
verkrachting/sexual harrassment
 Al de rest lijkt plots aanvaardbaar en normaal
 Normaal  DUS: kan men daar ook geen problemen mee hebben
o Dit is een stap te ver!!
o Op dat ogenblik is men niet meer in staat om een klinische
studie op te zetten naar seksualiteit en seksuele interactie
Love map, genderverhoudingen, …  zal zich de vraag stellen hoe iemand een
normofiele of parafiele verhouding zal ontwikkelen
 Zijn antwoord is te simpel: hij gaat ervan uit dat seksualiteit iets
natuurlijks is en dat een normale love map wel tot ontwikkeling zal komen
als je kinderen laat begaan
 Kinderen zullen van nature uit een normale seksuele verhouding
ontwikkelen
 Dit is eigenlijk in tegenspraak met een aantal ideeën die hij zelf naar voor
geschoven heeft
 Hij vergeet dat seksualiteit iets is dat aangeleerd wordt en dat sommige
culturen daar zeer arm in zijn en andere culturen zeer rijk: het is niet iets
dat van nature aanwezig is
47
Term ‘gender identity’ naar voor geschoven: hij had daar ook een meer genuanceerde theorie
over dan Money
o
o
o
Ze verschillen overigens op het vlak van evolutie:
 Money: is uitdrukkelijk begonnen als psycholoog, met het idee dat gender
identiteit enkel maar een effect is van de cultuur, en is zijn carrière
geëindigd als bioloog (overtuiging dat er veel meer in de biologie zit op
vlak van gender en identiteit)
 Stoller: vertrekt als bioloog (arts) en zal gaandeweg meer en meer het
accent leggen op de psychologie
 Elk heeft de limieten van zijn discipline ontmoet
Stoller ontwikkelt het concept ‘gender’, maar zal een onderscheid maken tussen
twee aspecten:
 ‘Kern gender identiteit’: koppelt hij aan twee zaken:
 Aan het biologische, het lichamelijke
 Aan de moeder-kind ervaring
 Daar wordt de kern gelegd en er verandert daar niet veel aan
 ‘Gender identiteit’ op zich (daarna): ontwikkelt zich binnen de oedipale
driehoek (kind – vader – moeder) en daarin leert men die gender
verhoudingen  deze identiteit komt rond de ‘kern gender identiteit’
Dit zal hij gebruiken om een onderscheid te maken tussen transseksualiteit en
perversie
 Transseksualiteit: heeft volgens Stoller te maken met die ‘kern gender
identiteit’
 Zegt hiermee direct dat transseksualiteit geen perversie is
 Populaire lezing (= te gemakkelijk): een transseksueel is iemand
die een veel te dichte verhouding met de moeder gehad heeft en
die daardoor geen duidelijke/gedifferentieerde seksuele identiteit
heeft kunnen ontwikkelen
 Kern gender identiteit: lichamelijke component!
 Perversie: heeft te maken met ‘gender identiteit’ als dusdanig
 Is voor Stoller uitdrukkelijk iets dat verworven is en te maken heeft
met de ontwikkeling
 Hij zal de ontwikkeling van perversie koppelen aan trauma (hij is
één van de eerste die dit doet)
 Perversie is een ‘theater’ waarbij iets opgevoerd wordt, wat een
heropvoering is van wat men als kind meegemaakt heeft, maar
met een nieuw script (kind als actor en niet meer als iemand die
passief onderworpen is)
 Hij herschrijft Freud (had al uitdrukkelijk het verband gelegd
tussen de volwassen en de kinder seksuele activiteit): hij gaat dit
nu specifiek toepassen op het traumatische en het perverte
o Die kinderlijke seksualiteit zal in heel veel gevallen te
maken hebben met traumatische zaken (Freud heeft dit
sterk geminimaliseerd)
o Stoller herneemt dat en zal daar uitdrukkelijk de basis
leggen van perversie
 Dit is iets wat we weten vandaag de dag als clinici, en tezelfdertijd
ontkennen we het
Gender research

48
o
o
We weten dat mensen die zelf slachtoffer geweest zijn van
misbruik, een verhoogd risico lopen om zelf dader te
worden
Maar we ontkennen, eenmaal we met die mensen werken,
dat ze zelf ook ooit slachtoffer geweest zijn (we zien
alleen maar daders en behandelen ze ook zo: de kennis die
we hebben, gaan we niet implementeren)
 Het veld van gender en seksuele verhoudingen
blijft sterk gemoraliseerd!

De onderzoekslijn waar we het meeste aandacht aan besteed hebben, was de psychologische
(Money, Stoller, ook Masters & Johnson, …)

Ondertussen zitten we wat verder in de tijd en krijgen we op vlak van onderzoek een
hernieuwde belangstelling vanuit de medische wereld
o
o
o
Men gaat ontdekken dat er bepaalde stoffen zijn in het lichaam die een heel sterk
effect hebben op onze seksualiteit: hormonen (heel nauw oorzaak-gevolg effect
tussen bepaalde hormonen en bepaalde seksuele gedragingen in de ruime
betekenis van het woord)
Men gaat dan (want: binaire redenering) een opdeling maken tussen mannelijke
(testosteron) en vrouwelijke hormonen (oxytocine, progestine, …)
 Dit is weer een heel mooie illustratie hoezeer dat wij moeten opletten met
categorisatie en definiëringen, want op grond daarvan wordt ons denken
bepaald!
 Dat binaire denkkader zorgt voor een voor de hand liggende verklaring:
een homoseksueel is iemand die te veel vrouwelijke hormonen heeft en te
weinig mannelijke hormonen (en omgekeerd voor een lesbisch persoon)
 Men gaat dan een behandeling denken in termen van hormoonsuppletie:
men gaat proberen een conversietherapie te installeren door mannelijke
homoseksuelen met mannelijke hormonen te gaan behandelen, enz. 
mislukt grandioos
 Want: die opdeling/reductie (hetzij mannelijk, hetzij vrouwelijk) is
verkeerd: die hormonen komen bij beide geslachten voor, het is
enkel de hoeveelheid die verschilt
 En: die hormonen (‘sekshormonen’) hebben ook nog andere
functies naast seksualiteit (dus de reductie tot seksuele hormonen
was ook verkeerd)
Wat men wel uitdrukkelijk gezien heeft – en daar heeft de psychologie een kans
gemist – is een verband tussen hormonen en affecten/emoties
 Dit is ook een mooie illustratie van hoe wetenschap niet neutraal is:
psychologie vandaag vertrekt van een bepaald mensbeeld waarbinnen het
rationele en denken centraal staat (alles wordt bekeken vanuit de
leerpsychologie) en men gaat dit ook toepassen binnen
behandelingsmodellen (vandaar ook veel neurologie)
 Maar: in de consultatiekamer heb je te maken met affecten (emoties van
verdriet, pijn, kwaadheid, …)  de lichamelijke component daarvan is het
hormonale, maar dit wordt nauwelijks bestudeerd en krijgt weinig
aandacht
Gender research
MEDISCHE RESEARCH
49




Dat gaat zeer ver: zo ver dat we het van onszelf niet weten
Zeer eigenaardig iets: als je vrouwelijke patiënten hebt, zal je als je
daar aandacht voor hebt, heel snel zien dat hun cyclus een effect
heeft op hun problematiek (maar men beseft dit zelf niet)
Dit wordt uitdrukkelijk ontkend binnen de opleiding psychologie
(men had endocrinologie en neurologie beter geïntegreerd)
De medische lijn – de endocrinologie en de fysiologie – zal dit naar voor schuiven, wat een
sterke bloei zal kennen en veel aandacht zal krijgen, en uiteindelijk als een plumpudding in
elkaar zal zakken omdat men de verwachtingen niet kan invullen
o
o
Men had een te lineair verwacht tussen mannelijke hormonen en mannelijke
identiteit, vrouwelijke hormonen en vrouwelijke identiteit  bleek niet het geval
te zijn, waardoor men het geheel gewoon weggooit
Dat is jammer want die studie is razend interessant en heel belangrijk in de praktijk
HET FEMINISME

Een derde onderzoekslijn, en eigenlijk de belangrijkste vandaag, is het feminisme in de ruime
betekenis van het woord: de tweede feministische golf van begin de jaren ’70 tot begin deze
eeuw
o
Die feministische golf heeft op vlak van genderverhoudingen enorm veel
veranderd (en dat beseffen we veel te weinig)
o In het jaar 1996 waren er voor het eerst even veel vrouwelijke
eerstejaarsstudenten als mannelijke eerstejaarsstudenten in Gent
 En we hebben nu bv. voor het eerst een vrouwelijke rector
 Nu is 60% van de studenten vrouwen (en 70% vrouwelijke universitairen)
o We zien ook in toenemende mate dat jongens al heel vroeg in school uitvallen
 Er is een opleidingskloof aan het komen: we krijgen meer en meer hoogopgeleide
vrouwen en meer en meer mannen die op vlak van opleiding de boot missen
 Dan krijg je ook een enorme impact op de genderverhoudingen,
koppelverhoudingen en gezinsstructuur (er zijn in toenemende mate
gezinnen waar de vrouw de kostwinner is: veel hoger inkomen)
 In Amerika is die gendergelijkheid 10 jaar vroeger gebeurd
 Dat betekent (met economie als criterium) dat de vrouw het sterke
geslacht wordt (maar prof vindt dit een naïeve redenering)
Die veranderingen op het vlak van genderverhoudingen via het feminisme zijn volop bezig
en zijn immens
o
o

Op 25 jaar tijd zijn er meer vrouwelijke CEO’s, ministers, … dan de voorbije 25 000
jaar samen
En het is nog maar 25 jaar: als we nog eens 25 jaar verder zijn, zal de man een
‘beschermde diersoort’ zijn als we op die manier verder gaan
Sociobiologie en ethologie: een beetje waar Johan Mertens mee bezig is
o
Samen te vatten in een mannelijk en een vrouwelijk luik
 Mannelijk luik (oudste): wetenschappelijke visie die stelt dat een dergelijke
groep gedomineerd wordt door een dominante, alpha man  je krijgt een
biologisch verhaal dat wonderwel het partriarchaat gaat bevestigen
 Dat werd dan ook voor een flink stuk gebruikt als een argument
om een aantal maatschappelijke situaties te rechtvaardigen
Gender research

50
 “Als het in de natuur zo is, is het ook goed”
Vrouwelijk luik (jaren ’70-’80: vrouwelijke ethologen/biologen die ook
primaten gaan bestuderen): zij zien veel complexere sociale interacties,
waarbij de alpha male niet zomaar alles voor het zeggen heeft, maar dat
het gaat om coalities en verschuivingen in die machtsverhoudingen,
waarbij vrouwen het ook voor het zeggen hebben en niet zomaar passiefreceptief zijn (want: zij gaan zeer actief die mannetjes uitkiezen)
Geen van beide heeft gelijk: elk van die twee groepen heeft vanuit een bepaalde
bril gekeken heeft  we moeten het volledige verhaal bekijken
 Wetenschap en gedragswetenschap: wij vinden onszelf altijd op een of
andere manier in de buitenwereld, en dat is misschien bij uitstek het geval
op het ogenblik dat we diersoorten gaan bestuderen die heel dicht bij ons
staan, en ook als we man-vrouwverhoudingen, seksualiteit, enz. gaan
bestuderen
 Indruk dat dergelijke ethologische studies vaak terloops gebruikt worden
om iets te rechtvaardigen of goed te praten (bv. ‘het is toch natuurlijk’):
dat hoeft niet per definitie bij ons als mens te zijn
 Zeker als je daar in de pers over leeft: dan zelfs geen ondertoon
maar boventoon
 Men gebruikt biologische studies om een aantal morele zaken te
gaan gronden  risico!
 Maar: dan moeten we ons de vraag stellen hoe we de moraal dan wel
kunnen gronden?  eigenlijk maar 2 mogelijkheden in onze geschiedenis
 Een moraal die van bovenaf gedicteerd wordt (religieuze moraal):
werd het langst gebruikt: het is van bovenaf opgelegd en de mens
is zelf niet in staat om een morele code uit de denken
 Een biologische denkwijze: een aantal genetische codes waarop
onze systemen gebaseerd zijn  risico (bv. massaal misbruik van
deze redenering bij de nazi’s en holocaust)
Het is niet zo eenvoudig! We geraken daar niet zo ver mee, behalve dan dat we
ondertussen voor de zoveelste keer op grond van die studies een bevestiging
vinden dat er een duidelijk verschil bestaat tussen gender en sekse (bij ons, als
mens)

o
o
JUDITH BUTLER
Belangrijke auteur wat genderstudies betreft: Judith Butler
o
o

Heeft het idee van gender tot de limiet doorgevoerd, in die zin zelfs dat ze dat
begrip bijna ‘opgeblazen’ heeft
Zij zal die klassiek-moderne invulling, die binair is, volledig verlaten (we hebben
een biologisch + psychologisch vrouwelijk en mannelijk geslacht)  Butler gaat
dat opblazen en zal gender veel vager gaan definiëren (bijna als iets dat à la carte
gekozen kan worden en waarbij heel veel invullingen denkbaar zijn)
Keuze van de gender identiteit (cf. rolpatronen): zij gaat dat beargumenteren vanuit de idee
dat gender een sociale categorie is, die zij naast twee andere gaat plaatsen: klasse en ras 
staan voor haar op dezelfde lijn
o Het is duidelijk dat die 3 groepen te maken hebben met sociale onderdrukking
(hogere en lagere klasse, discriminatie, …)  zij gaat gender vanuit die optiek
Gender research

51
o
o
o
Gender research
o
bekijken (cf. John Lennon: “the woman is the nigger of the world”) en ze heeft
daar zeker een punt
Maar: we kunnen de vraag stellen of we gender alleen daartoe kunnen reduceren,
of we gender zomaar naast sociale klasse en ras kunnen gaan plaatsen?
Wat zij begrijpt onder gender is: “A performatively enacted signification (…) one
that, released from its naturalised interiority and surface, can occasion the parodic
proliferation and subversive play of gendered meaning”
 Gender zijn voor haar in handeling gebrachte betekenissen
 Je krijgt hier al een heel multipele invulling: gender heeft te maken
met betekenissen die in handelingen gebracht worden (en niet
zomaar mentaal bestaan)
 Die betekenissen worden los gemaakt van de natuurlijke binnenkant en
oppervlakte
 Het heeft niet meer te maken met de binnenkant (laat het
genetische los) en de buitenkant (het uiterlijke, het oppervlak)
 De boodschap is eigenlijk: vergeet het lichaam
 Die in handeling gebrachte betekenissen kunnen de parodische
vermenigvuldiging en het subversief spel van betekenis die binnen dat
genderveld komt, veroorzaken
 Soort cirkelredenering: begint met de definitie van gender en
eindigt ermee
Wat kunnen we ons daar nu bij voorstellen?
 Zij gaat ervan uit dat die klassieke gendercategorieën (mannelijk –
vrouwelijk – homoseksueel – lesbisch) te beperkt zijn: zij stelt dat er
daarbinnen afzonderlijke genderidentiteiten kunnen ontstaan
 Bv. ‘drag queen’ = één bepaalde genderinvulling van seksualiteit
 Dan krijgen we een verschuiving naar bepaalde rolpatronen of
invullingen die in handelingen gebracht worden en die bepaalde
subidentiteiten gaan meebrengen
 Het is niet haar bedoeling om een soort lijstje te maken (4
hoofdcategorieën met een aantal ondercategorieën): zij gaat ervan uit dat
mensen binnen hun leefwereld als het ware hun eigen genderidentiteit
kunnen uitbouwen en in handeling kunnen brengen  vandaar dat zij dat
genderbegrip eigenlijk uit elkaar doet spatten
 Cf. proliferatie, parodische vormen, subversief (zal een aantal
zekerheden op de helling zetten), …
 Er schuilt daar een stuk Amerikaanse cultuur, alsook Amerikaansmaatschappelijk ideaal in op vlak van voluntarisme (= de overtuiging dat
mensen zelf kunnen beslissen/kiezen): het volstaat om ervoor te kiezen en
dan kun je dat uitbouwen
 In Europa hebben we dat veel minder: onze geschiedenis leert ons
eerder het tegenovergestelde  wij zijn veel deterministischer
 Beide partijen (voluntarisme en determinisme) overdrijven!
Het is duidelijk dat haar theorie geen klinische theorie, maar veeleer een
sociologische theorie (‘critical sociology’) is
52
JOAN COPJEC
Kritiek op het model van Butler: Joan Copjec (Amerikaanse psychoanalytica): twee kritieken
op het model van Butler:
o
Butler, ondanks haar progressieve benadering, gaat heel deze problematiek heel
binair definiëren: of sekse, of gender (waarbij zij sekse van tafel veegt)
 Als we dat ruimer gaan bekijken, kunnen we zien dat Butler kiest voor een
volledig constructivistische visie: ze laat het biologisch substraat
(ondergrond) vallen en gaat ervan uit dat gender alleen maar een
constructie is ( essentialisme: gaat ervan uit dat het biologischgenetische geslacht bepalend is, ook voor de psychologische kenmerken)
 De kritiek die Copjec daarop formuleert is dat dit
 Te gemakkelijk is
 Klinisch fout is (in de kliniek kun je heel veel bereiken via
gesprekstherapie, maar je zal altijd wel vroeg of laat botsen op
een limiet die gesteld wordt door iets dat voorbij het
constructivisme ligt)
 De visie die Copjec naar voor schuift, zal niet OF-OF zijn, maar ze stelt het
als volgt voor: gender ligt ROND die biologische of essentialistische
ondergrond, en dus niet apart (het zijn geen aparte categorieën)
 Het lijkt simpel, maar is een heel andere manier van denken
 Dit zal ze uitdenken vanuit een Lacaniaans-psychoanalytisch
perspectief
 Verschil met een klassieke visie op gender en sekse:
o Klassiek verwacht men in het centrum het chromosomaal
geslacht
o Copjec plaatst daar de drift
 Als een klassiek freudiaans begrip dat hernomen
werd door Lacan en een zeer moeilijk begrip is
 Het typische – vanuit Lacaniaans perspectief
bekeken – van dat driftbegrip is dat de cultuur er
nooit volledig in slaagt om dat driftmatige volledig
te grijpen
 Lacaniaans: de drift behoort tot het Reële, en
hetgeen er rond komt, is het Symbolische en het
Imaginaire (en die zijn nooit volledig in staat om
dat Reële te vatten: er is daar altijd een soort
discrepantie/kloof tussen)
 Die ruimte is frustrerend, maar opent ook
de mogelijkheid op variatie en verandering
 Dé enige echte invulling bestaat niet
 Vandaar dat er ook geen correcte
verhouding is tussen man en vrouw
 Discrepantie tussen de kern/drift, en de
bewerking daarrond
 Dit zal Copjec in de plaats stellen van die sekse en
gender opsplitsing in twee binaire dingen
 Zij plaatst de drift daar, omdat van zodra je dat
klinisch gaat bestuderen, je heel snel tot de
Gender research

53
o
vaststelling komt dat het geslachtsonderscheid
daar relatief onbelangrijk is: drift heeft niet direct
te maken met het mannelijke of vrouwelijk, maar
met het lichaam
 Het object waarop de drift zich richt, is veel minder
belangrijk
Butler zal klasse, ras en gender op hetzelfde niveau plaatsen, maar Copjec zegt
dat dit niet klopt
 Het onderscheid tussen de verschillende vormen van gender en/of sekse,
zijn veel fundamenteler dan die van klasse of ras  ze als hetzelfde
behandelen is een stap te ver voor Copjec (het onderscheid moet
fundamenteler gedacht worden)
BESLUIT

Besluit: een beetje paradoxaal: we hebben een bepaalde evolutie doorgemaakt en die is nu
ongemerkt aan het terugkeren naar het beginpunt
o
o
Beginpunt: sterk onderscheid tussen man en vrouw
Evolutie:
 Vanaf de jaren ’50-’60 verandert dat (idee van rolpatronen,
onderdrukking, …) en krijgen we een terechte definiëring van wat gender
is
 Dan wordt gender verder opgesplitst waardoor het vager en vager wordt
 Die vaagheid heeft als gevolg dat we vandaag de dag weer meer
terugvallen op het biologisch onderscheid, zonder dat we dat echt
beseffen
 Men valt de dag van vandaag terug op een biologisch onderscheid (=
meest basale onderscheid), en niet op een gender onderscheid
INTERMEZZO: TRANSSEKSUALITEIT EN GENDER DYSFORIE
Intermezzo in het overzicht van die verschillende onderzoeksvelden  om te blijven stilstaan
bij de idee van transseksualiteit en de idee van gender dysforie, maar dan vanuit het
hedendaags standpunt: wat weten we daar vandaag over, wat zijn de dominante ideeën
daarover?
o
o
Transseksualiteit wordt gekoppeld aan gender dysforie:
 Dysfoor betekent dat men zich niet goed voelt
 Gender dysfoor betekent dat iemand zich niet goed voelt, of eventueel
slecht, bij de hem of haar toegeschreven gender
Transseksualiteit is vandaag de dag een ‘serieus probleem’ op verschillende
vlakken: wetenschappelijk, ethisch, maatschappelijk/politiek
 Het is de vermenging van die 3 velden die ervoor zorgt dat het zo moeilijk
is
 Bv.: maatschappelijk/politiek: wat doe je met de identiteitskaart (als
iemand transseksueel is)?
 Bv.: ethisch: het recht op het mogen veranderen van de categorie waartoe
je behoort (man – vrouw), het recht op zelfbeschikking
Gender research

54

Bv.: wetenschappelijk: wat weten we over de ‘oorzaak’, hoe moeten we
transseksualiteit proberen te begrijpen vanuit de verschillende
invalshoeken?
VERKLARING BEGRIPPEN

Dit is bij uitstek een gebied waarbij woorden vaak gebruikt worden zonder dat diegene die ze
gebruiken, doorhebben dat ze er niet hetzelfde mee bedoelen

Sekse: het biologisch geslacht (meestal binair: of man, of vrouw)  kan anatomisch (letterlijk
zichtbaar) of chromosomaal (onzichtbaar: komt soms niet overeen met datgene wat je denkt
te zien) bekeken worden

Gender: de psychische beleving van te behoren tot een bepaalde seksuele categorie
(aanvankelijk ook binair gedacht, maar werd vrij snel losgelaten: mannelijk, vrouwelijk,
homoseksueel, lesbisch, transseksueel, …)

Psychoseksuele oriëntatie: de seksualiteit is nagenoeg altijd gericht op iets of iemand anders,
en datgene waarop de seksualiteit gericht is, noemt men de oriëntatie (geen
vanzelfsprekende koppeling man – vrouw)  we weten al lang dat het object van die
oriëntatie zeer divers kan zijn (het hoeft zelfs geen levend wezen te zijn, bv. fetisjisme,
bestialisme, necrofilie, …)
o
o
Men verwacht een overeenstemming tussen sekse – gender – psychoseksuele oriëntatie
o

In de praktijk: ‘ruis’: kruiscombinaties mogelijk (3 x 3 = 9 mogelijke combinaties)
Nieuwe term: gender dysforie: het feit dat die term nu vandaag gemaakt is, en het als ervaring
zo frequent optreedt, heeft alles te maken met de culturele ervaringen
o
o
o
Zolang je een homogene cultuur hebt die zeer dwingend/dominant is, krijg je een
uniform beeld van wat een man en vrouw is, en hoe de verhouding tussen die
twee eruit ziet (hebben wij gehad tot de jaren ’60): de kans dat je zult twijfelen als
je in zo’n cultuur opgroeit, is niet zo groot (want: je hebt geen reden om te
twijfelen)  monolithisch: weinig variatie mogelijk
Vanaf dat die maatschappij minder monolithisch wordt en er andere invullingen
mogelijk zijn van vrouwelijkheid, mannelijkheid en er andere verhoudingen
denkbaar worden, ontstaat de mogelijkheid om te ‘kiezen’ en ontstaat ook de
verplichting van na te gaan in welke mate dat iemand zich als subject al dan niet
kan identificeren met die mogelijkheden
 Maar: er zijn veel mogelijkheden
 Die mogelijkheden zorgen voor een vrijheid en vooruitgang, maar
veroorzaken automatisch ook een aantal twijfels
Gender dysforie heeft ook of zeker te maken met die culturele veranderingen 
er kan zich daar een soort ‘onbehagen’ installeren, in de rol die men zelf opneemt
binnen de gendercategorieën, of die men zou moeten opnemen
Gender research

Bijkomende opdeling nodig: wij zijn zeer snel geneigd te denken in termen van
een ‘partner’
Freud zal dat heel snel uitbreiden: de psychoseksuele oriëntatie is niet zozeer de
partner of het object waarop men zich richt, maar wel wat men daarmee wil doen
(en dat komt binnen die term psychoseksuele oriëntatie te weinig aan bod: de
handeling die men wel doen)
55


Onderscheid transgenderisme en transseksualiteit:
o
o
o
o
Transgenderisme: iemand die ernaar streeft om kenmerken van beide geslachten
tezelfdertijd te vertonen
 Er wordt in het merendeel van de gevallen niet gevraagd om een
chirurgische ingreep, maar er wordt wel heel sterk hormonaal gewerkt
 Typisch voorbeeld: een man met borsten (‘trannie’)
 Het belangrijke daarvan is dat deze categorie het binaire in vraag gaat
stellen (en dat vergeet men heel vaak): het OF man – OF vrouw zijn wordt
in vraag gesteld  choquerend effect
Transseksualiteit: iemand die daadwerkelijk wil overgaan naar de andere
gender/sekse dan deze waar hij/zij op het eerste zicht toe lijkt te behoren
 Klassiek voorbeeld: de biologische man (sekse = man) die vrouw wil
worden en die die overstap wil maken naar een vrouwelijk lichaam (cf.
klassieke uitdrukking: ‘ik zit in een verkeerd lichaam’)
 Op grond van medische/chirurgische ingrepen
 Hoe noem je dan zo iemand na de ingreep?
 Voor de ingreep: transseksueel
 Na de ingreep: er bestaat nog geen begrip voor, al wordt ‘extransseksueel’ al gebruikt (maar: verwarring)
 Belangrijk met transgenderalisme: transseksualiteit gaat het binaire niet
in vraag stellen, maar het juist gaan bevestigen
Dan heb je ook nog travestie: iemand die occasioneel door het leven gaat als
iemand van het andere geslacht, op basis van kledij
 Er is geen vraag naar een daadwerkelijke verandering
 Grijpt vaak plaats binnen de context van seksuele activiteiten en heeft
meer daarmee te maken
Waar plaatsen we dan het idee van seksuele oriëntatie (= het object waarop we
gericht zijn voor onze seksuele activiteit)?
 De partner: voor de man klassiek een vrouw en omgekeerd
 Nu wordt het ingewikkeld: de seksuele oriëntatie kan na de operatie
veranderen, of kan dezelfde blijven
 Maar: als ze dezelfde blijft, verandert iemand van statuut
 Bv.: we hebben een biologische man die een homoseksuele
oriëntatie heeft en zich laat ombouwen tot vrouw (want: behoort
tot de groep van de transseksuelen) en na de transformatie is hij
een vrouw geworden die nog altijd voor mannen kiest, maar op
dat ogenblik is hij wel heteroseksueel  zijn oriëntatie is
veranderd in functie van die geslachtsverandering
Gender research

Het genderdysfore zit in mensen ingebakken en kun je bijna beschouwen
als een normaal onbehagen vandaag de dag
Opent meteen de klassieke diagnostische moeilijkheid: wanneer wordt het
dan abnormaal?
 Als iedereen van ons zich op bepaalde ogenblikken genderdysfoor
voelt, wat is dan de grens waar het over het normale onbehagen
heen gaat
 Die vraag heeft alles te maken met transseksualiteit (je ziet al hoe
die term eigenlijk fout is: het had transgender moeten zijn)
56



Het wordt op een bepaald ogenblik ingewikkeld hoe je een aantal
dingen moet beginnen denken
Het kan ook zo zijn dat de oriëntatie met de operatie verandert
(het is zeldzaam, maar het gebeurt)
Op dit vlak is er zeer weinig voorspelbaar: alle denkbare
combinaties en wijzigingen zijn mogelijk
WETENSCHAPPELIJKE VRAAG ROND GENDER DYSFORIE
Noodzakelijk meteen het meest saillante voorbeeld: de transseksualiteit als dusdanig
o
o
o
Dramatisch: voor het subject, de ingreep, sociaal, …
Klassieke hamvraag: biologisch of psychosociaal bepaald?
 Heeft transseksualiteit te maken met iets dat biologisch vastligt, of vloeit het
voort uit een bepaalde opvoeding, cultuur, omstandigheden?
 Die vraag wordt nog altijd gesteld en dat is idioot: we weten ondertussen
zeer goed dat de OF-OF vraag altijd, en in deze context zeker, verkeerd is
 De vraag is welke interactie heeft plaatsgegrepen waardoor het naar voor
treedt
 Het feit dat die vraag blijft, heeft te maken met de morele ondergrond
van dergelijke zaken  dan krijg je een vreemde redenering:
 Als het biologisch bepaald is, is het normaal en kunnen mensen er
niets aan doen
 Als het psychosociaal bepaald is, is het een afwijking en is er iets in
het milieu of de opvoeding verkeerd gelopen
 Dit getuigt van een ontzettende naïviteit
o De idee van ‘alles dat biologisch is, is gezond en normaal’
klopt niet
o Psychosociaal zou dan afwijkend zijn, maar heel onze
identiteit is psychosociaal bepaald
o Die redenering is veel te naïef, van dat op die te manier
gaan vatten
o We moeten proberen die verborgen inzet te zien rond dat
moraliserende en dat goedkeuren of afkeuren
o Het heeft bovendien, zeker binnen de Angelsaksische
wereld, een vrij karikaturale vorm aangenomen: ‘Gay
Movement’ als politieke drukkingsgroep  heeft
homoseksualiteit met politieke druk uit het psychiatrisch
handboek gekregen
o Transseksualiteit is daar ook in geslaagd tot op een
bepaald punt: hebben ontdekt dat als men
transseksualiteit als een normaliteit kan laten definiëren
(en niet meer als ziekte), komt de ziekteverzekering niet
meer tussen voor de operaties (= implicatie)  dan is men
op de rem gaan staan
Die vraag (psychosociaal of biologisch?) is een foute vraag: we kunnen enkel
kijken naar de relatieve aandelen daarvan  vaststellingen: argumenten in beide
richtingen:
Gender research

57



o
o
Transseksualiteit is even oud als de mens zelf: een dergelijke vaststelling
(iets dat in alle culturen optreedt) is een heel krachtig argument voor een
biologische ondergrond
Tegenargument: de invullingen van gender zijn zo verschillend, zelfs op
korte tijd, waardoor het niet anders kan dat transseksualiteit daar ook
mee zal variëren (maar we zien het nauwelijks omdat we die
veranderingen te weinig beseffen)
 We zijn bijziend voor veranderingen
 Bv. onze genderidentiteit heeft nog nauwelijks te maken met die
van 20 jaar geleden (we beseffen dat niet: denken dat dat
hetzelfde is)
De evolutie in normen en waarden, aanvaard zijn of niet, …: opvallend dat
transseksualiteit bij ons in het Westen een issue/agendapunt geworden is
pas sinds de jaren ’90  twee mogelijke verklaringen:
 Is er altijd geweest, maar die mensen durfden pas uit de kast
komen naarmate er een meer tolerant klimaat voor was (na
homoseksualiteit)
 Er zijn nu plots meer transseksuelen om een reden die we niet
begrijpen
Dat is identiek dezelfde vraag die men stelt bij homoseksualiteit: veel
wetenschappers denken dat er meer homoseksualiteit is dan vroeger 
installeert een bepaalde twijfel
Nieuw argument naast het psychosociale en het genetische: de veranderingen in
het milieu
 Dan spreken we over milieuvervuiling: we zijn nog nooit blootgesteld
geweest aan de scheikundige producten waaraan we de laatste 20 jaar
blootgesteld geworden zijn (bv. geslachtsverandering bij vissen)
 De vraag wordt gesteld in welke mate dat het milieu (dat wij in het leven
geroepen hebben) effect heeft op onze gender identiteit, ons lichaam, onze
voortplanting, …?
 Er ontstaat plots een derde verklaringsmodel dat even hypothetisch is als
de andere en het nog moeilijker maakt om een antwoord te vinden op de
vraag
(Mislukte) gevalsstudie van John Money: heel krachtig element van het
biologisch bepaald zijn
 Het heeft alle allures (John – Jane) van een wetenschappelijk experiment,
maar wat blijkt: het is uitdrukkelijk tegen de opvoeding, omgeving,
hormonale invloed in dat het chromosomale geslacht toch naar boven
komt
 Cf. ‘Ik voel mij in het verkeerde lichaam’ gaat terug op die man die als
vrouw opgevoed werd  men zal dat als uitspraak en argument nemen
voor transseksualiteit en voor het biologisch bepaald zijn ervan
 Dit is een vreemde redenering: men gebruikt het omgekeerde: we hebben
een normaal kind (bovendien de helft van een ET) die in normale
omstandigheden een normale mannelijke gender identiteit zou
ontwikkeld hebben en men heeft geprobeerd er een vrouw van te maken
Gender research

58


Binnen de kortste keren: hele controverse tussen de voorstanders en
tegenstanders van transseksualiteit, die beide dezelfde casus gebruiken
om hun eigen argumentatie naar voor te schuiven  ironisch!
Ruimer, weggaand van transseksualiteit in de enge/klinische betekenis van het woord: als we
het ruimer gaan bekijken, kunnen we stellen dat onze cultuur op dit ogenblik een vorm van
transseksualiteit vertoont
o
o
o
Onze cultuur schuift niet meer een duidelijke mannelijkheid of vrouwelijkheid naar
voor: het is veel vager geworden en we zitten eigenlijk allemaal in een soort
transseksueel continuüm
In de jaren ’70 (tweede feministische golf) wordt er een diagnostisch instrument
ontwikkeld om na te gaan in welke mate iemand aan vrouwelijke/mannelijke
kenmerken voldoet  dat instrument gebruikt men tot vandaag de dag: wat
blijkt:
 Het wordt vager en vager en vager
 Waar er aanvankelijk een vrij duidelijke match was (biologische mannen
vertoonden meer kenmerken die verondersteld werden mannelijk te zijn
en omgekeerd bij vrouwen): vandaag loopt dat door elkaar
 Die kenmerken zijn niet essentieel + er is duidelijk een overstapbeweging
mogelijk
 In die zin kunnen we onze cultuur, maatschappij, voor een stuk als
transseksueel of transgender gaan beschouwen
Tot op het punt dat men een belangrijke ontdekking gedaan heeft over de
prenatale periode (foetus: elke foetus begint als een vrouwelijke foetus maar
hebben wel al een verschillend chromosomaal geslacht): bij sommige foetussen
loopt dat proces verkeerd en zal de masculinisering (o.i.v. testosteron) van een
chromosomaal mannelijke foetus niet (voldoende) gebeuren
 Belang hiervan voor transseksualiteit: bij 1 op de 5 transseksuelen heeft
men ontdekt dat dit proces verkeerd gelopen is (het lichaam is niet
voldoende gemasculiniseerd  gevoel: ‘ik zit in het verkeerde lichaam’)
 Het gaat om een vroegtijdig verkeerd lopen van een aantal hormonale
processen
 Maar: er blijft een grote groep over die daar niet aan beantwoordt
 Maar: dit geldt enkel voor transseksuelen van man naar vrouw
 We hebben hier dus een partiële verklaring die een duidelijke richting
uitgaat (hormonaal – biologisch) maar die niet voldoende is om de hele
groep te verklaren
 Enorme impact: men is beginnen denken dat het bij de andere groep ook
wel zo zou zijn, maar dat men het nog niet gevonden had  toename
chirurgische ingrepen en geslachtsoperaties (want ander beeld en
benadering)

Betekent niet dat het wetenschappelijke beantwoord is: we hebben wel bepaalde
antwoorden gevonden die belangrijk zijn, maar die tot nader order slechts over een beperkte
groep handelen

Er is uitdrukkelijk een koppeling tussen gender dysforie en psychiatrische categorisatie
Gender research
MAATSCHAPPELIJK/ETHISCH/PSYCHIATRISCH LUIK ROND GENDER DYSFORIE
59
o
o
o
Voorbeeld: homoseksualiteit: tot midden jaren ’70 beschouwd als psychiatrische
stoornis en dat is dan verdwenen, maar nadien kregen we heel veel studies die
een uitdrukkelijk verband/correlatie aantoonden tussen homoseksualiteit,
transseksualiteit, genderidentiteitsstoornissen, … en angst- en stemmingsstoornissen (depressie, paniekaanvallen, GAS, …)
Die studies zijn zeer frequent, en een andere groep studies is minder frequent
(maar ook belangrijk), nl. die studies naar het verband tussen
genderproblematieken en een psychotische problematiek
Die vaststelling dat er uitdrukkelijk een correlatie is met angst- en
stemmingsstoornissen, wordt vaak als argument naar voor geschoven om te
zeggen dat we te maken hebben met een klinische categorie, een groep mensen
met een stoornis
 Dan gaat men dat als één geheel beschouwen: depressie, angst en een
genderidentiteitsstoornis
 Ook dat is een naïeve redenering: zit hem in het feit dat men de oorzaakgevolg vraag niet stelt
 Algemeen: de wetenschap durft niet meer redeneren in termen
van oorzaak-gevolg (causaliteit): men redeneert enkel in termen
van correlaties
 Maar: tezelfdertijd is dat ontzettend belangrijk
 In veel gevallen is het veel meer voor de hand liggend om te
denken dat die angst en depressie een gevolg is van die
problematiek  doet men te weinig: men gaat het als een soort
dubbeldiagnose gaan hanteren
 Argument: eigenlijk hebben we te maken met een psychiatrische
problematiek (zie je wel dat er iets mankeert met die mensen?) 
maar: er is veel meer argumentatie om in de omgekeerde richting
te gaan kijken!
Wat de link met psychose betreft: moeten we even historisch bekijken
 Transseksualiteit was tot midden jaren ’70 een zeer uitzonderlijk gegeven
omdat men er weinig mee in contact kwam
 Als men er al contact mee had, was dat nagenoeg altijd binnen de context
van psychose, en dan bijna uitsluitend binnen de context van psychose bij
mannen (bij nogal mannelijke schizofrenen ontstaat er in de waanvorming
de idee dat zij vrouwen moeten worden, en dit kan zeer ver gaan: in een
aantal gevallen zal die persoon zich ontmannen, autocastratie)
 Dan krijgen we 10 jaar later (eind jaren ’80 – begin jaren ’90)
transseksualiteit zoals wij die de dag van vandaag kennen: mensen die
naar buiten komen en zeggen in het verkeerde lichaam te zitten
 De eerste reactie van de medische wereld was om te zeggen dat
dit psychotici zijn
 En die reactie – achteraf bekeken – is eigenlijk vrij ‘normaal’ gezien
de beperkte ervaringen
 Elke transseksueel die naar buiten kwamen de vraag stelde naar
behandeling en eventueel chirurgische ingrepen, verdacht
 Tot de dag van vandaag zal elke transseksueel doorheen een
psychiatrische expertise moeten gaan, met dit als een van de
belangrijkste aandachtspunten
Gender research
o
60

De koppeling tussen gender dysforie en psychiatrische categorisatie gebeurt uitdrukkelijk
vanuit dat normatieve, morele en die verwachting
o
o

Dit is zo anders, dat men wel gestoord moet zijn
Men ziet te weinig dat dat ‘gestoord’ (angstig, depressief, …) zijn een effect is
vanuit hun sociale omgeving
Klinisch gezien, op vlak van behandeling, gaat men ook om met transseksualiteit
o
o
o
Eerst: diagnostische fase, waarbij men vooral (naast de vraag naar psychose) gaat
nakijken in welke mate de man/vrouw gemotiveerd is en het ook aankan om die
veranderingen door te maken
Bij ‘zo snel mogelijk veranderen’ gaat men op de rem staan: het is niet omdat
men zo overtuigd is, dat men dat kan
Die periodes gaat men denken in een soort gelede structuur
 In eerste instantie proberen nagaan in welke mate bij die man/of vrouw
nog teveel angst of depressie aanwezig is, en men gaat zich in eerste
instantie daarop richten (men wil iemand daar los van maken: om die
beslissing te kunnen nemen los van dat eventuele depressieve of
angstige)
 Eens dat voldoende ver gevorderd is (ondertussen heeft men ook meer
contact gehad met die man/vrouw om meer zicht te krijgen op diens
motivatie en de mogelijkheid om dat te kunnen dragen) en men daar
voorbij is, gaat men hormonaal werken: men zal massaal
mannelijke/vrouwelijke hormonen in een vrouwelijk/mannelijk lichaam
pompen  doel: uitzicht van een persoon van een ander gender
 Dat proces is nog reversibel en kan men nog omdraaien
 Men gaat op dat ogenblik aan die persoon vragen om gedurende x
aantal maand als man/vrouw door het leven te gaan, zich te outen
als man/vrouw (dus: andere gender, alsof de verandering al
compleet plaatsgegrepen heeft)
 Die periode is heel belangrijk: dat is de testperiode: ‘real life test’
(een aantal mensen krabbelen terug of kunnen het niet aan, o.a.
door de reacties van de omgeving)
 De reacties vanuit de omgeving zijn heel dikwijls heel afwijzend en
negatief: een combinatie van agressie en ridiculisering
 Sommige mensen gaan daardoor en beslissen dat ze moeten
veranderen van sociale omgeving (bv. vaak verhuis naar een
grootstad)
 Na deze periode volgen de chirurgische ingrepen en veranderingen
 Wat opvallend is bij mensen die de transseksualiteit doorgaan en
effectief veranderen: veel van hen, eens ze die andere kant bereikt
hebben, gaan die invulling van die gender identiteit bijna op een
Gender research

Nu zijn we 30 jaar later en in het UZ Gent heeft men daar heel veel
expertise mee: het aantal psychotische mensen dat zij er nog uithalen is
heel beperkt en bijna verwaarloosbaar
 De link psychose – transseksualiteit vertrekt vanuit de psychose,
en niet vanuit de transseksualiteit
 Maar als je nog oude teksten leest, zelfs tot het einde van de
vorige eeuw, ga je nog vaak die veronderstelling te lezen krijgen
61
overdreven manier gaan doen (hypervrouwelijk, hypermannelijk:
die kenmerken moeten heel erg sterk in de verf gezet worden)
o
o

Het gaat nog een stap verder: veel van de mannelijke
transseksuelen naar vrouw, gaan zich vaak in de
pornosector maken, net omwille van dat hypervrouwelijke
(en vaak ook omdat ze niet veel keuze meer hebben)
Die transseksualiteit wordt vandaag op die manier behandeld en doorgevoerd, en
er wordt ook vaak aan follow-up onderzoek gedaan om na te gaan of er effectief
een daling van het lijden plaatsvond, een verdwijnen van die gender dysforie, enz.
 Dat blijkt uitdrukkelijk het geval te zijn: mensen die erdoorheen gaan,
voelen zich nadien in het merendeel van de gevallen een stuk beter dan
voordien
 Betalen vaak wel een prijs: het verlies van hun vorige sociale context 
moeten herbeginnen
Punt van discussie dat vandaag naar voor geschoven wordt: de leeftijd waarop men die
transformatie kan beginnen doorvoeren
o
o
Men is er nu min of meer van overtuigd dat transseksualiteit als aparte categorie
een bestaansgrond heeft en dat men die mensen ook op een redelijke manier kan
helpen  dan komt de vraag: vanaf welke leeftijd doet men dat?
Die vraag is dubbel belangrijk:
 Hoe vroeger je op een lichaam kan ingrijpen, hoe beter dat je de
transformatie kan doen (met een beter eindresultaat)
 Maar: is het ethisch verantwoord bij een minderjarige een dergelijke
transformatie door te voeren?
 Er is daar voldoende onderzoek gedaan om daar negatief op te
antwoorden, om te zeggen dat men dat beter niet doet
 Men gaat nakijken wat de verdere ontwikkeling is van kinderen die
uitdrukkelijk als gender dysfoor beschouwd kunnen worden (vaak
al lagere schoolkinderen, en zal vanaf de puberteit nog sterker
worden)
 Wat blijkt uit onderzoek: het merendeel van die groep zal zich – na
de puberteit – ontwikkelen tot homoseksueel, en een klein deel
van die groep tot aseksueel (neutraal), en een nog kleinere groep
ontwikkelt zich tot transseksueel
 Dus: het idee van vroeg in te grijpen, is niet verstandig
BESLUIT
Daarmee sluiten we dat hoofdstuk af, met heel veel vraagtekens
o
o
o
Het is duidelijk dat we meer geconfronteerd worden met transseksualiteit, maar
waarom weten we niet
Het is ook duidelijk dat er bij minstens een subgroep daarvan een biologische
oorzaak kan aangewezen worden, maar van de andere groep weten we dat niet
Over de groep transseksuelen van vrouw naar man, weten we helemaal niets
(niets van biologische ondergrond gevonden), maar ook daar gaat men vandaag
de dag pleiten voor een operatieve ingreep
Gender research

62
o
Het kadert binnen de ruimere vervaging van genderrollen en
identificatiemodellen (cf. kunstwereld, muziekwereld: velen ‘androgyn’ 
rolmodellen)
Ethisch gezien is dat een vooruitgang op een binaire indeling (man – vrouw), wat
de indeling was tot zo’n 40 jaar geleden
 Man – vrouw, natuur – cultuur, ouder – kind, lichaam – geest
 Typisch aan binaire opdelingen: altijd meer en minder, altijd één van de
twee die superieur geacht wordt aan de ander
 Het voordeel van het loslaten van een binair systeem, is dat dat minstens
een stuk vager wordt: de multiplicatie/vermenigvuldiging van het aantal
mogelijke genderrollen of gender identificaties, is wat dat betreft wel een
vooruitgang
Gender research
o
63
64
Gender research
PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF

Ook daar zien we diezelfde merkwaardige beweging: een enorme vooruitgang/verandering
de laatste 150 jaar, met als resultaat dat we min of meer, op vlak van discours, teruggekeerd
zijn naar het vertrekpunt

Tot 1850-1880: seksuele afwijkingen waren morele (implicatie: boete doen) of juridische
afwijkingen (implicatie: straffen)

Vanaf 1880: seksuele afwijkingen gedefinieerd als ziektes, wat Freud zal hervertalen naar
psychiatrische/psychologische stoornissen met een ander statuut  implicatie: die
stoornissen moeten behandeld worden

Midden vorige eeuw/tweede helft vorige eeuw: enorme liberalisering met als gevolg dat niet
alleen het aspect stoornis ervan afgetrokken wordt, maar ook dat het aspect normaliteit
verdwijnt
o
o
o
o
Vanaf jaren ’80: normale en abnormale seksualiteit gaan hand in hand (men weet
niet meer wat men onder beide moet begrijpen)
Één van de belangrijkste effecten: seksuele afwijkingen komen opnieuw in het
veld van het juridische terecht, en grotendeels buiten het veld van de psychiatrie
en psychologie
 Op vlak van seksualiteit is alles normaal, als er voldaan wordt aan de
voorwaarde van een ‘informed consent’ (= uit eigen en vrijwillige
beweging)
 Er zijn ook nog een aantal regels in de marge (bv. openbare
zedenschennis)
 Seksuele afwijking wordt het overtreden van een juridische regel, waarbij
men iemand anders lastig valt  vraag: vanaf wanneer kan men een
dergelijk consent geven?
 Parafilie wordt nu bijna uitsluitend een juridische categorie met
juridische normen
 In de kliniek worden wij bijna uitsluitend nog geconfronteerd met
mensen die verplicht op consultatie moeten komen
 Dat betekent ook dat mensen die problemen hebben met hun
eigen seksualiteit, niet goed weten of dat ze die problemen wel
mogen hebben (want: alles kan en mag toch?)
We zijn een stuk de kliniek kwijt door die liberalisering
Belangrijkste categorie: sexual harrassment
 Er is iets raars aan de hand: het lijkt alsof het geweld toeneemt de laatste
jaren
 Maar: er is veel minder geweld dan vroeger!
 Het structureel geweld is weggevallen, en dat trof vroeger bv.
iedere vrouw
o Bv. de overtuiging dat vrouwen niet moeten studeren
 Wat we nu zien, zijn accidentele vormen van geweld, en die krijgen
veel meer aandacht
o Maar: moeilijk om te zien of er nu meer is dan vroeger
Psychoanalytisch perspectief
INLEIDING: SEKSUELE AFWIJKINGEN/PERVERSIES
65

Dit is bovendien een zeer gevaarlijke categorie, omdat het ook serieus
misbruikt kan worden, en dat gebeurt
 Bv. in echtscheidingssituaties, om met iemand af te rekenen
 Je kan nooit bewijzen dat je iets niet gedaan hebt! (dus dit wordt
helaas misbruikt)
 Tot overmaat van ramp is het zo dat mensen die effectief
misbruikt worden, vaak geen klacht durven neerleggen
o Typisch patroon: ofwel legt men de dag zelf klacht neer (of
’s anderendaags), ofwel 3 jaar later (bv. na gesprek met
partner die vraag: ‘jij hebt dat nooit aangegeven?’)
o Het zijn altijd de zwaksten die misbruikt worden, en
meestal de zwaksten die geen klacht durven indienen
o Precies omdat men slachtoffer is, durft men geen klacht
neerleggen
 Het is een zeer delicaat iets, omdat het verschrikkelijk moeilijk is
om te bewijzen

Met die discussie zijn we aanbeland bij de kern/ondergrond van seksualiteit in de ruime zin
van het woord (a: de drift, het driftmatige)

Drift: iets wat ons drijft en waar we in een aantal gevallen nauwelijks controle over hebben,
en het heeft te maken met het lichaam en genot, met angst, …

Freud zal een van de eersten zijn die daar een theorie over zal maken, omdat de drift bij
mensen heel centraal staat
o
o
o
Paradoxaal: het staat heel centraal, maar tezelfdertijd is het nauwelijks
bespreekbaar
Vandaag leven wij in een ‘overgeërotiseerde’ cultuur en ondanks die
overdimensionalisering op dat vlak, is het nog altijd niet bespreekbaar: er is
blijkbaar een fundamentele onmogelijkheid om dat volledig/helemaal te vatten
(via woorden, symbolen, theorie, …)
Freud zal er een dubbele theorie over uitwerken (wat de moeilijk ervan toont):
 Een drifttheorie die zich heel sterk zal richten op ‘component driften’, op
partiële driften (bv. de orale drift: het zuigen) en daar werkt hij heel sterk
mee in zijn kliniek
 Op het einde van zijn leven werkt hij een andere drifttheorie uit, die niet in
de plaats van de eerste komt, maar die die eerste theorie zal omvatten en
veel ruimer zal gaan (ruimer dan zelfs het puur menselijke): hij maakt het
onderscheid tussen een levensdrift (eros) en doodsdrift (thanatos)
 Deze tweede theorie beperkt zich niet tot de mens, en zelfs nog
ruimer dan dat
 De eros drift is gericht op versmelting, op het samen brengen van
verschillende entiteiten tot één groter geheel, en die fusie zorgt
bovendien voor een spanningsstijging
 De thanatos drift is gericht op splitsing, gaat een groter geheel in
zoveel mogelijk elementen uit elkaar trekken en zorgt daardoor
voor de spanningsontlading
Psychoanalytisch perspectief
DE DRIFT ALS KERN VAN DE SEKSUALITEIT (FREUD)
66

Freud beschrijft dat in vrij filosofische termen (cf. presocratici), en
eens je daarop begint door te denken, klopt dat wonderwel (veel
toepassingen)

De eerste drifttheorie van Freud leunt het nauwst aan bij seksuologie en die
genderverhoudingen

De moeilijkheid van het driftbegrip – tot vandaag – toont zich in de vertaling
o
Drift is een typisch Freudiaans begrip
o
o
 Instinct: goed bestudeerd door ethologen
 Bv. Tinbergen: bestudeerde het paargedrag van het stekelbaarsje
 Het mannetje bouwt een nestje op de bodem van de rivier en als
dat nestje klaar is gaat hij op zoek naar een wijfje, waarbij er een
aantal interacties komen en als er een wijfje komt, begint hij
errond te dansen, enz. enz.
 In het vervolg van de films gaan ze de set-up manipuleren (bv.
werken met stukjes kunststof dat ze dezelfde vorm geven als het
wijfje, en met verschillende kleuren)
 Betekenis: we zien hier het instinct aan het werk (‘instinctueel
gedetermineerd gedrag’: het is een tekensysteem: geef de juiste
signalen, en een bepaald gedrag wordt uitgelokt)
 Je hebt hier eigenlijk een determinatie van a tot z, van het
voortplantingsgedrag (weinig of geen interpretatie bij mogelijk)
 Mochten wij dergelijke instincten hebben, zou dit vak niet bestaan  wij
bouwen een andere verhouding uit, en moeten die leren uitbouwen in
vergelijking met de dieren
 Dieren: weinig leergedrag aan gekoppeld
Freud: partiële pulsies/driften
 Een drift is een grensbegrip op de grens tussen het
somatische/biologische en het psychologische, met 4 componenten:
 Somatisch: de bron en de drang
o Bron: geslachtsorganen waar een aantal hormonen
geproduceerd worden, …  van daaruit zal er een drang
ontstaan
o Drang: te maken met het hormonale en kent een cyclus
Psychoanalytisch perspectief

Engels: twee systematische fouten
 Freud werd gemedicaliseerd ( normale taal van Freud)
 Bv. emotionele bezetting van een bepaald idee
 Bv. de nauwe band tussen moeder en kind: aanleuning
 Fout in de vertaling: men gaat het allemaal medicalisering
 De ironie van de geschiedenis is dat het terugkeert: de huidige
mensen van de attachmenttheorie, ontdekken dat Freud het daar
al over had (want attachment = Anlehnung)
 Zij hebben drift vertaald door instinct, wat een heel andere invulling heeft
 Seksualiteit is van mensen en heeft te maken met een biologische
ondergrond en de daarin werkzame instincten, …  meest
cruciale argument van Freud dat drift niets te maken heeft met
instinct
 Freud: drift = ‘pervertering van het oorspronkelijke instinct’
67



Psychologisch: het doel en het object
o Object: in normale omstandigheden is dat iemand van het
andere geslacht
o Doel: iets van de orde van de coïtus
 DIT KLOPT NIET! Dit is niet de invulling die Freud maakt! (want: op
die manier wordt het driftbegrip vertaald in een instinct)
Freud zal, uit een dubbel veld (wat men zelf vertelt over het eigen
volwassen seksueel gedrag + observatie van kleine kinderen in de omgang
met hun eigen lichaam), twee zaken ontdekken over de partialiteit van
pulsies:
 Die drift is partieel met betrekking tot het idee van coïtus op zich:
het is dus niet zo dat er een soort genitale drift is die uitsluitend
gericht is op dat coïtale, waarbinnen dan een aantal partiële
onderdelen zouden zitten die zouden bijdragen aan dat grotere
einddoel van dat coïtale
o Die partiële pulsies ontstaan oorspronkelijk op zichzelf en
kunnen ook vrij goed op zichzelf blijven bestaan (los van
een totaliteit)
o Bv. exhibitionisme: zo’n persoon heeft geen nood aan
coïtus  daar zie je de partiële pulsie aan het werk
o Dit is ook een vuistregel voor het onderscheid tussen de
eigenlijke perversie en perverte trekken
 Perversie beperkt zich tot één partiële pulsie en
komt in nagenoeg alle gevallen nooit tot coïtus,
niet tot het geheel
 Die drift is partieel met betrekking tot het lichaam: die drift heeft
nooit een volledig lichaam nodig, maar zal zich richten op
bepaalde lichaamszones of –delen
o Het heeft altijd te maken met de interactie tussen binnenen buitenwereld  formele definiëring
o Het gaat veel verder dan de genitalia: ook de ogen, oren,
neus en huid zijn interactiepoorten met de buitenwereld
Een tweede belangrijk kenmerk van de partiële pulsie is dat deze in
essentie auto-erotisch is: gericht op het eigen lichaam en de eigen
lichaamszones, en niet op die van de ander
 Je kan dat mooi zien in de ontwikkeling: die partiële pulsies zijn al
aan het werk bij baby’s en peuters die hun eigen lichaam
verkennen en daar plezier/genot aan beleven, zonder dat zij de
ander nodig hebben
 Pas vanaf 3-4 jaar wordt de ander daarbij betrokken, en vanaf dan
is die ander altijd een middel (nooit een doel op zich): die ander
wordt gebruikt binnen de context van het eigen genot, de eigen
nieuwsgierigheid, drang, …  de ander functioneert als object
 Het doel blijft het ervaren van een bepaald genot in het eigen
lichaam
Freud zal die theorie naar buiten brengen, wat zeer veel schandaal met zich zal meebrengen
o
o
Want het kind van het Victoriaanse tijdperk = compleet ongerept en onschuldig
Terwijl kinderen op dat vlak (seksueel, drift) al heel vroeg heel actief worden
Psychoanalytisch perspectief

68
o
o

De reactie daartegen wordt nog feller omdat we op dat ogenblik ook de periode
hebben van de late romantiek, waarbij de liefdesverhouding op alle mogelijke
manieren verheerlijkt wordt (en die beschrijving van de partiële pulsies doet daar
afbreuk aan)
Maar: die kritiek miste één bepaald punt/inzicht
 Freud had het op dat moment niet over de liefde: hij zegt enkel iets over
de drift en over de manier waarop het driftmatige aan het werk is
 Freud wordt zelf voor een aantal verrassingen geplaatst
 Bv. tot 7-8 jaar vind je bij elk kind een aantal handelingen die, moesten
volwassenen dat stellen, als pervers beschouwd zouden worden
 Dus: wij zijn als mens eigenlijk polymorf pervers: wij dragen in ons de
kiemen/gedragingen van al die verschillende perversiteiten, omdat een
latere perversie altijd teruggaat op één bepaalde partiële pulsie die
dominant aanwezig is (maar: in de kindertijd zijn die allemaal aanwezig)
 Daarom moeten wij een andere vraag stellen: waarom zijn wij niet allemaal
pervers gebleven, waarom zijn wij allemaal min of meer normaal geworden?
 Oedipuscomplex als soort socialisatie in de normen en waarden
van een cultuur
Partiële pulsies/drift: als we die indeling in die 4 componenten (bron, drang, doel en object)
daarop toepassen, kunnen we daar al iets anders bij voorstellen dan puur instinct en kunnen
we zien dat de partiële pulsie niet perse hetzelfde is bij elk individu
Het doel heeft te maken met wat we genot kunnen noemen  maar: vreemde
vraag: wat is dat genot eigenlijk?
 Genot heeft te maken met een bepaalde spanning en spanningsopbouw
 Maar: die spanning is niet onverdeeld, kan ook angstbeladen zijn
o Het gaat ook om een partieel object
 Het wordt moeilijk om partiële pulsie op een categoriale manier te definiëren
 Die moeilijkheid komt terug in de studie van afwijkingen, waarbij men net
wel categorieën wil maken (bv. ‘dé exhibitionisten’: ander verhaal
erachter, ander gedrag, …  wat vooral blijkt: je kan er geen categorie
van maken)
 Je kan bv. ook geen categorie maken van de fobieën
 Bij de partiële pulsies lukt dat ook niet
o Dat is het belangrijkste verschil met het instinct: het instinct is altijd hetzelfde en
kun je heel categoriaal gaan bekijken
o Partiële pulsie: lokte heel veel (morele) acties uit (zie boven: kind en liefde)
o
LIEFDE VS DRIFT (FREUD)
Liefde: blijkt dat dat, ook voor Freud, 2 aparte dingen zijn:
o Het driftmatige (partiële pulsies, …)
o Het vlak van de liefde
 Twee aparte velden

Ze zijn zo apart dat Freud een typisch probleem zal beschrijven: hoe
kunnen wij die twee velden samenbrengen? Hoe kunnen wij met iemand
voor wie wij liefde voelen allerlei dingen uitsteken? En omgekeerd: hoe is
het mogelijk dat wij een perfect bevredigende interactie kunnen hebben
met iemand die we absoluut niet graag zien?
Psychoanalytisch perspectief

69


Freud gaat die liefde (als een van de weinigen binnen het veld van de kliniek of
wetenschappen) ook als iets apart beschouwen en bestuderen
o
o
o

Freud zal zich de vraag stellen naar wat liefde is, hoe wij dat kunnen begrijpen,
wat de grond ervan is, en waarom er geen vanzelfsprekend in elkaar overvloeien
is van het veld van het erotische, de drift en het veld van de liefde
Binnen de literatuur vinden we natuurlijk wel vrij veel aandacht voor de liefde, en
daar krijgen we (binnen de mainstream literatuur) het beeld van het perfect
gelukte koppel, het ideale huwelijk, enz.
 Daarbij gaat men ervan uit dat dat altijd zo geweest is, en dat het huwelijk
zoals wij dat kenden altijd al bestaan heeft en altijd zal blijven bestaan
 De invulling daarvan wordt dan de volgende: een man-vrouwverhouding
die exclusief is en waaruit een aantal kinderen voortkomen die opgroeien
binnen dat gezin/huwelijk en later datzelfde zullen herhalen elders met
iemand anders (het gezin wordt een zichzelf reproducerend instituut)
MAAR: dat klopt niet, dat is een foute lezing
 Maar: tezelfdertijd zit er wel iets juist in
 Wat niet klopt: het romantische beeld en het eeuwige beeld
 Wat wel klopt: dat het aspect kinderen daarin vrij centraal staat en het
aspect economie (huwelijk als een economische aangelegenheid)
Het huwelijk is een economisch verband/contract, waarbij eigendom van twee families
samengebracht wordt met de bedoeling om dat door te geven aan de volgende generatie
(en heeft in eerste instantie niets met liefde te maken)
o
o
Dat betekent dat die man-vrouwverhouding (of beperkter: het huwelijk) niet het
model is van de (eeuwige, echte, ware) liefde
Als we Freud erop nalezen, is er inderdaad een ‘oermodel’/basismodel voor de
liefde, waar elk van ons mee aan de slag gaat: de moeder-kind verhouding
 Dat zal de basismolure (gietvorm) klaarleggen voor ALLE latere
liefdesverhoudingen, zonder uitzondering
 Maar: nuancering: betekent niet dat dit later altijd herhaald zal worden
t.o.v. de eigen partner: het is een basis, vertrekpunt, en wij zullen daar
heel wat wijzigingen in aanbrengen
 Bv. op zoek gaan naar een partner die zo weinig mogelijk op de
eigen moeder lijkt
 Je ziet een determinerend effect, met een keuzemogelijkheid
 De psychoanalyse noemt dit de overdracht: de oorspronkelijke
basisverhoudingen (eerst t.o.v. de moeder, later t.o.v. de vader)
Psychoanalytisch perspectief

Er is daar blijkbaar een spanningsveld tussen: die zaken vallen absoluut
niet samen
 Voor sommige mensen is het zelfs bijna onmogelijk om seks te
hebben met iemand die ze graag zien
 En omgekeerd (zelfde groep): als men seks heeft met iemand,
betekent dat automatisch een soort degradatie
Opdeling:
 Liefde = seksloos (want: bevuiling, vernedering, … van die liefde
en figuur)
 Seksualiteit en erotiek = laag bij de grond, moet bestreden
worden, …
70


zullen een zeer sterk inkleurend en zelfs determinerend effect
hebben voor alle latere verhoudingen
DUS: als we dit aspect, de liefde, willen begrijpen, moeten we
gaan kijken naar de moeder-kindverhouding, welke kenmerken
daar aanwezig zijn en op welke manier deze later zullen
terugkeren in de volwassen liefdesverhoudingen
Ook nog andere vraag: hoe zal die latere liefdesverhouding op een
of andere manier in interactie treden met de erotiek: hoe gaan die
twee dan samenkomen?
o Je kunt je voorstellen dat die apart blijven, wat verklaart
dat het samenbrengen van die twee op latere leeftijd niet
zo eenvoudig is
KENMERKEN VAN DE OORSPRONKELIJKE LIEFDESVERHOUDING

Oorspronkelijke moeder-kind verhouding: welke kenmerken treden daar prominent naar
voor?
o
o
o
o
Totaal
Exclusief
Moet mislukken (= ‘er komt een einde aan’) en de erfenis van die mislukking is het
verlangen, of het tekort (iets wat ontbreekt)
Machtsverhouding
TOTAAL EN EXCLUSIEF
Het gaat om een volledige verhouding
o
o
o
o

Bv. een vrouw die zwanger is = volledig: moeder en kind als één geheel
Het lijkt erop dat na de bevalling die volledigheid blijft doorgaan, dat het infans
nog altijd deel is van de moeder: eenheid/totaliteit (zijn alles voor elkaar) 
symbiose
Kun je het best vaststellen via de figuur van de vader: het meest opvallende bij
‘verse’ vaders, is dat ze zichzelf moeten wijsmaken dat ze vader zijn, dat ze
zichzelf daarvan moeten overtuigen (want: de overgrote meerderheid voelt dat
niet, voelen eerder dat ze hun vrouw ‘kwijt’ zijn)
 Want: moeder en vrouw gaat niet samen  2 aparte identiteiten
 Zal zichzelf pas vader voelen, op het moment dat er een erkenning komt
aan de kant van de baby, wanneer de baby naar hem kijkt (blik/dialoog)
Dus: totaal en exclusief kun je vooral afwegen aan de ‘derde uitgeslotene’
Heeft te maken met een ervaring die zeer moeilijk te beschrijven is (lichamelijk en
psychologisch, geluksgevoel, gevoel van volledigheid, …): het is zo existentieel dat woorden
ervoor tekort schieten
o
o
Lacan: ‘jouissance’: soort uiterste combinatie van genot en angst  het is nooit
onverdeeld
Angst: vanaf het ogenblik dat je een kind hebt, ben je nooit meer gerust  angst
maakt deel uit van die verhouding (verantwoordelijkheidsgevoel, … en nog veel
verder dan dat)
Psychoanalytisch perspectief

71

Brokkelt geleidelijk af door de eisen van het leven op zich
o
o
o

Het doorbreken van die symbiose heeft op beide partijen (moeder en kind) een negatief
effect
o
o
o

De fysieke scheiding (doorknippen navelstreng, …) wordt geleidelijk aan een
mentale scheiding: er komt een afstand daartussen, de symbiose wordt
verbroken
Die afstand zal voor een flink stuk toenemen door de impact van de
taalverwerving en de impact van de anderen
 Je krijgt in eerste instantie een duale verhouding, waarbij een derde
tussenkomt (vader, maar ook abstract bekijken: de taal)
 De taal creëert sowieso een afstand tussen ons en de werkelijkheid: er is
altijd een be-middeling (er staat iets tussen ons en de ander, tussen ons en
de realiteit)
De symbiose wordt doorbroken door de introductie van de derde
Beide partijen vinden het niet kunnen dat de ander aandacht besteedt aan iemand
anders: je krijgt een soort rivaliteit
 Kind: jaloers op andere kindjes, de vader
 Moeder: jaloers op de schoonmoeder en op de kleuterjuffrouw
Die eis tot exclusiviteit komt van beide partijen
Dit is zeer eenvoudig door te trekken naar de volwassen verhoudingen: dit is de
verklaring/grond voor de eis tot exclusiviteit in de liefdesverhouding
 Biologisch is de mens niet monogaam
 Maar: psychologisch is die eis heel sterk aanwezig (terugkerend op die
vroege verhoudingen)
Als we terugkeren naar de vraag naar de uitbeelding/verbeelding (prehistorische kunst, …):
hoe komt het dat wij vanaf het begin om één of andere reden die aspecten willen uitbeelden?
o
o
o
Dat heeft te maken met dat verlangen om terug te keren naar die eenheid
Via de kunst en de verbeelding, bereiken wij even terug die versmelting, die
eenheid die we kwijt zijn
Dat kun je heel snel bij jezelf ontdekken: wanneer bereik je de perfecte staat van
volledigheid en eenheid met je partner? Wanneer je aan het fantaseren bent
 Fantasie is letterlijk ver-beelding, voorbij de taal en voorafgaand aan de
taal (het is geen bemiddeling meer: je zit erin, valt samen met het beeld en
verdwijnt even terug in die eenheid)
 Er is één groot voordeel aan: je kan terugkeren uit die verbeelding (want
zoniet: psychotische fase met de bijhorende angst)

De symbiose brokkelt beetje bij beetje af door de eisen van de omgeving en de introductie
van de taal  op dat ogenblik ontstaat er een verlangen, naar datgene wat men kwijt is (die
totaliteit en exclusiviteit)
o
Cf. bekende mythe van Plato: tweeruggenbeest (verhaal over het ontstaan/de
oorsprong van de liefde)
 De oorspronkelijke mens was een dubbele mens, met een dubbel lichaam
(twee hoofden, vier armen, …): dubbele mannen, dubbele vrouwen,
dubbele man-vrouwen
Psychoanalytisch perspectief
TOT MISLUKKEN GEDOEMD
72

o
o
Het belangrijkste dat we daaruit kunnen afleiden: de bedoeling van het verlangen (we keren
terug naar de moeder-kind verhouding en het effect daarvan op de latere verhoudingen) is
het herstellen van die oorspronkelijke eenheid
o
Naïeve redenering: de bedoeling van het verlangen is dat oorspronkelijke object
(we verlangen eigenlijk allemaal terug naar die moederfiguur)
 Maar: dat klopt niet
 Noch volgens het bovenstaande verhaal, noch volgens de Freudiaanse
lezing
o De moeder ontstaat bij de splitsing (net zoals het kind daar ontstaat): voordien is
er geen moeder of kind, enkel een geheel  de bedoeling van het verlangen is
terug die eenheid, die volledigheid, te installeren
 Vandaar dat het verlangen nooit definitief kan ingevuld worden
o Dat verklaart waarom het verlangen telkens opnieuw begint en telkens opnieuw
blijft verschuiven
o Dit verklaart ook waarom het object (zowel binnen de drift als binnen de liefde)
eigenlijk van minder belang is
Psychoanalytisch perspectief

Het typische van die mens was dat hij/zij zich in een perfect paradijselijke
toestand bevond (want waren ‘volledig’ en hadden niets tekort), wat zich
vertaalde in een soort grootheidswaan
 De oppergod Zeus wordt jaloers en komt tussen door ze in twee te delen,
waardoor er vanaf dat ogenblik gesplitste mannen en vrouwen waren
 Het gevolg daarvan is dat die in twee gesneden mensen vanaf dat
ogenblik wanhopig op zoek zijn naar hun wederhelft (want: willen terug
één zijn)
 Als ze die gevonden hebben, proberen ze wanhopig terug één te worden
door elkaar te omstrengelen (zo wanhopig dat ze vergeten eten en
drinken en in groepjes uitsterven)
 Dat kan voor Zeus ook niet: hij zal een tweede verandering doorvoeren: hij
verandert de positie van de geslachtsorganen, waardoor seksueel verkeer
mogelijk wordt
 Seksuele uitwisseling wordt op dat ogenblik het surrogaat van die
oorspronkelijke totaliteit (af en toe kan men terug één geheel worden,
waardoor ze overleven)
Als we dit toepassen op de freudiaanse lezing, zijn er een aantal mooie
overeenkomsten
 De oorspronkelijke liefdesverhouding heeft te maken met een totaliteit en
volledigheid (zonder seks) en dan is er geen verlangen, alleen een soort
almachtig gevoel
 Dat wordt verbroken, en op dat ogenblik ontstaat het verlangen, met als
object het opnieuw bereiken van de eenheid (het opnieuw kunnen
versmelten met die Ander)
 Maar: dat lukt niet, want als men dat probeert, is het resultaat dat men
sterft
 Dus: er moet een soort sublimatie of surrogaat komen voor die
oorspronkelijke symbiose of volledigheid, en dat wordt dan seksuele
interactie (als soort tweede keuze, een soort oplossing om terug een
oorspronkelijke toestand van volledigheid te bereiken)
Met de visie van Plato: moderne, eigentijdse visie (bv. ook verklaring voor
homoseksualiteit)
73



Binnen de drift is het object sowieso het minst belangrijk (bron – drang –
doel – object): het is inwisselbaar (de andere componenten zijn veel
belangrijker)
Op het vlak van de liefde geldt dat in mindere mate, maar ook daar
kunnen we zien dat de partner eigenlijk dient om die eenheid te bereiken
 als dat niet lukt, zal men dat wel met een andere partner proberen
Maar: het lukt nooit helemaal: die oorspronkelijke eenheid kan niet meer
teruggevonden worden
MACHTSVERHOUDING
Die splitsing, opdeling, die in eerste instantie gebeurt binnen de schoot van het gezin, zal
bovendien geformaliseerd worden: het zal binnen een bepaalde structuur gegoten worden
o
o
o

Hier krijgen we dan iets wat hoogstwaarschijnlijk universeel is, en dat dus uit
hoofde van die universaliteit, hoogstwaarschijnlijk ook biologisch vastligt
Dan krijgen we een combinatie van het biologische en de cultuur: het
incestverbod en als tegenhanger het exogamieverbod
 Het incestverbod is eigenlijk het verbod om terug te keren naar de moeder
(het primaire incestverbod is eigenlijk gericht op die symbiotische
verhouding met de moeder): het kind moet weg bij de moeder
 Exogamieverbod: je moet buiten de schoot van die oorspronkelijke
verhouding, iemand anders gaan zoeken
 Dan krijg je de cultuur, die daar heel veel verschillende
vormgevingen aan zal geven
 Maar: elke cultuur geeft daar vorm aan, er is geen enkele cultuur
die tolereert dat er een structurele vorm van incest zou bestaan
 De structuur blijft dezelfde: men moet van binnen (interne verhouding)
naar buiten gaan (hetgeen zich in die oorspronkelijke verhouding
voordeed, proberen te installeren in een verhouding daarbuiten)
We hebben oorspronkelijk die symbiose (totaliteit, exclusiviteit) die uit elkaar
valt, en dan krijg je een dialectiek
 Die doet zich in eerste instantie voor tussen moeder en kind, en later
tussen moeder, kind en vader
 Op dat ogenblik krijgen we een interactie waarbij alle partijen van de
ander iets proberen te krijgen, met als doel dan toch een stuk van die
eenheid te herstellen
 Er gaat een soort wisselwerking/uitwisseling ontstaan tussen moeder en
kind en moeder, vader en kind, met als doel om tot op zekere hoogte dat
verlangen naar die eenheid in te vullen
Dat betekent dat we een verschuiving krijgen van die oorspronkelijke eenheid, naar een
verhouding van geven – nemen – weigeren  er gaat daar een dialectiek ontstaan
o
o
o
Het kind vraagt iets van de moeder en de moeder vraagt iets van het kind (in
eerste instantie heeft dit te maken met het willen herstellen van die eenheid, van
die oorspronkelijke verhouding)
Eerste punt van uitwisseling: het lichaam (voeding en zindelijkheidstraining) 
afwisseling van geven, nemen en krijgen
Als je naïef bent, zou je kunnen denken dat de macht om te geven of te weigeren,
langs de kant van de moeder ligt
Psychoanalytisch perspectief

74

o
Voorbeelden van de machtsverhouding en uitwisseling: zal zich lange tijd gaan toespitsen op
het lichaam: voeding, zindelijkheidstraining en verzorging
o
o
Daar treedt de link op met de partiële pulsies: die zijn oorspronkelijk autonoom
aan het werk (bij het kind zelf), en worden daar binnen die interactie gebracht
tussen moeder en kind
 Het gaat daar dan ook over het vragen of het weigeren, het geven of niet
geven, enz.
 Bv. heel de interactie over voeding: wanneer/wat/wat niet/… eten?
 Eten heeft nog altijd een enorme betekenis binnen onze cultuur: het is
losgerukt uit de klassieke rolpatronen, maar het zit nog ten volle in die
complexe interactie
 Dit gaat terug op die vroege interacties
 Als je dan de link gaat maken met eetstoornissen, zit je helemaal in het
hedendaagse tijdperk: eetstoornissen hebben altijd te maken met de
Ander (bv. de anorectische vrouw zal altijd de ander ‘verplichten’ om te
eten)
Die interactie tussen moeder en kind zal vanaf een bepaald ogenblik
geseksualiseerd worden, in die zin dat het over het lichaam in de interactie met
de Ander gaat
 Het zijn dergelijke interactiepatronen die ook later op volwassen leeftijd
zullen terugkeren
 Op volwassen leeftijd komt daar het genitale bij
 Één van de redenen waarom de partiële pulsies partieel zijn m.b.t.
het coïtale, is het feit dat het coïtale niet actief mogelijk is voor de
leeftijd van 12-13 jaar
 De genitale pulsie is uitdrukkelijk aanwezig op jonge leeftijd, maar
op dat ogenblik is die aanwezig naast de andere pulsies (het orale,
anale, voyeuristische, olfactorische)  in eerste instantie krijg je
alleen maar partiële pulsies die los van, naast en door elkaar
functioneren
 Pas later komt dat genitale er dan bij
 Dus: het geseksualiseerde van de partiële pulsie is niet genitaal, en heeft
te maken met het lichaam en die verzorgingssituatie, en zal zich massaal
gaan enten op het genitale vanaf de puberteit (en niet vroeger dan dat)
Psychoanalytisch perspectief

Het is niet zo duidelijk waar de macht ligt, maar het is wel duidelijk dat zich
daar een machtsverhouding installeert
 Cf. kwaadheid moeder op baby als gevolg van onmacht
 Er zal op dat ogenblik een interactie ontstaat binnen die primaire
verhouding van wie geeft er, wie krijgt er, wie weigert er te geven, wie …?
Binnen de machtsverhouding ontstaat er een verdeling van iemand die moet
vragen en iemand die al dan niet wil geven
 Vanaf dat je iets moet vragen, zit je in de lage/ondergeschikte positie
 Dit is vrij herkenbaar op volwassen leeftijd: er zijn bv. mensen die voor hun
kop nooit iets gaan vragen (want dan plaatsen ze zich in een afhankelijke
positie t.o.v. de ander), of bv. mensen die direct alles gaan vragen
 Terug te voeren op die oorspronkelijke verhouding
 Het merendeel van ons zit ergens tussenin
75
Tot nu toe hebben we het gehad over baby’s en kleuters, moeders en vaders, maar die
baby’s en kleuters zijn nog geen jongens of meisjes (‘infant’)
o
o
o
o
Het genderaspect begint pas vanaf de leeftijd van 2 jaar – 2,5 jaar
Dit is ook zo in de gevoelsbeleving van het kind én van de ouders
Hoe wordt een baby dan een jongen of een meisje?
 Dan spreken we over de socialisatie: het overnemen van die gender
rolpatronen  gebeurt letterlijk en figuurlijk via de spiegel (vandaar het
belang van het spiegelstadium)
 Maar: een spiegel functioneert eigenlijk enkel als er drie termen
zijn ( enkelvoudige spiegelopstelling): een derde blik/instantie
die kijkt naar diegene die voor en diegene die achter de spiegel
staat
 Dat verklaart waarom een klassieke gezinsstructuur altijd triangulair is
 In alle hedendaagse samenlevingsvormen, is het niet zo moeilijk om te
zien wie of wat dat derde punt inneemt
 Eenvoudige versie: het socialisatieproces via de spiegeling voor een
jongen gaat als volgt: het kind zal zich identificeren met de vader via de
blik van de moeder (hij identificeert zich met de vader omdat deze is wat
de moeder verlangt: ‘het is dat wat ik moet worden’)  de spiegel wordt
aangeduid door de derde
 Vandaar ook de complexiteit, want die blik van de moeder gaat
vaak de vader afwijzen (maar dan wordt wel door de moeder
aangegeven wat de ‘ideale’ vader zou kunnen zijn)
 Omgekeerd voor de meisjes zullen zij zich identificeren met de
moeder via de blik van de vader  dat zijn processen waarlangs
die rolpatronen overgebracht/geleerd worden
 Meer complexe versie: de eerste liefdesverhouding is sowieso deze met
de moeder (zowel voor het jongetje als voor het meisje)
 Wanneer het jongetje jongetje wordt, en zich identificeert met de
vader (of met het ideaalbeeld dat door de moeder aangegeven
wordt): in dat identificatieproces zal die jongen/man zich kunnen
wenden tot een andere vrouw als een soort vervanger van de
moeder
o Die jongen kan zijn oorspronkelijk object behouden, maar
moet er iemand anders voor in de plaats zetten
o De moeder wordt vervangen door een andere vrouw
 Het meisje heeft in eerste instantie ook de moeder als eerste
liefdesobject, maar via die socialisatieprocessen moet zij dat
eerste liefdesobject vervangen door een object van een andere
orde: ze moet de moeder vervangen door de vader
o Ze moet zich daarnaar richten en zich identificeren met het
verlangen van de moeder naar de vader  ze verschuift
van object
o En dan moet ze op de koop toe die vader ook nog eens
vervangen door een andere man
Vergelijking:
 Een man ruilt zijn moeder in voor een andere vrouw, dus als vrouw ben je
sowieso 2e keuze
Psychoanalytisch perspectief

76
Een vrouw ruilt haar moeder in voor de vader (2e keuze) en ruilt haar vader
in voor haar man (3e keuze)  er is al een duidelijke afstand daartussen,
het gaat veel verder
Dit vertaalt zich in een aantal persoonlijkheidskenmerken
 Bij het jongetje zal er uit hoofde van het behouden van hetzelfde object,
een sterke rivaliteit ontstaan met de vader die gericht is naar de moeder
toe (en die door de vader zelf ook heel sterk in de hand gewerkt wordt:
vader-zoon rivaliteit onder spelvorm, …)
 Die rivaliteit zal ook een bepaalde hiërarchie gaan installeren, en
ook een bepaalde verhouding tegenover autoriteit
 Rivaliteit  hiërarchie  autoriteit
 Maatschappelijke vertaling: mannen zijn hypercompetitief, zeer
hiërarchisch (leger en kerk), met daarbinnen een bepaalde
verhouding t.o.v. de autoriteit
 Bij de ontwikkeling van dat jongetje krijg je dus dat
hypercompetitieve en dat prestatiegerichte, dat zich heel sterk en
heel snel op het fallische gaat richten
o De competitie van mannen kun je eenvoudig samenvatten:
elke man wil de ‘langste hebben’
o Vandaar dat de man fallocentrisch is: is gericht op de
prestatie binnen die hiërarchie en binnen het competitieve
 Bij vrouwen krijg je een horizontale organisatie: de verhouding tegenover
de autoriteit is compleet anders
 Want: de zetel van de autoriteit is de vader, en voor de zoon is dat
dé belangrijke figuur – voor de dochter is dat al een
vervanging/substituut
 Dus: de verhouding tegenover de autoriteit is veel losser: een
vrouw heeft het niet zo moeilijk deze te overtreden of daar een
aantal dingen mee te gaan doen
 Klinisch voorbeeld: autoriteit hangt samen met een soort
schuldgevoel  enorm verschil tussen mannen en vrouwen:
o Een man voelt zich schuldig voor het overtreden van de
wet binnen dat competitieve, dat hiërarchische, … (heeft
bijna altijd te maken met man-vrouwverhoudingen, …); bv.
ontrouw
o Een vrouw heeft daar minder last van, maar voelt zich wel
massaal schuldig tegenover haar kinderen
o Je ziet daar een heel andere verhouding:
 Het schuldgevoel van de man situeert zich
tegenover de moeder (op het vlak van een
overtreding van de wet, via de vader)
 Het schuldgevoel van de vrouw situeert zich
tegenover de kinderen
 Uit hoofde van de verschuiving van moeder naar vader en van
vader naar potentiële partner, ligt het accent veel meer op het
relationele, en veel minder op dat fallische
o Waar de man fallocentrisch is, is de vrouw relatiecentrisch
o Het is dat dat voor haar centraal staat, omdat ze dat
moeten inleveren heeft
o
Psychoanalytisch perspectief

77
78
Psychoanalytisch perspectief
HET NIEUWE ONBEHAGEN IN DE CULTUUR: DE
VERPLICHTING TOT GENIETEN
INLEIDING

~ Freuds oeuvre: ‘Das Unbehagen in die Kultur’  centraal idee: de cultuur, en ruimer de
maatschappij, zorgt er automatisch/structureel voor dat er bij het individu, als lid van die
cultuur/maatschappij, een soort onbehagen ontstaat
o
o
o
Door het spanningsveld tussen het maatschappelijke veld en het individu
Hij gaat er bovendien van uit dat dat normaal/vanzelfsprekend is, hetzij dan wel
dat dat spanningsveld verschillende vormen kan aannemen, en dat dat
spanningsveld ziekmakend kan zijn
Verhaeghe heeft die titel ‘overgenomen’ als boutade, om na te gaan wat de
effecten zijn van de huidige cultuur/maatschappij op het individu, en op die
zaken die voor het individu van belang zijn (dit is niet meer hetzelfde als in 1930:
enkele gelijkenissen, maar vooral veel verschilpunten)

Onze identiteit wordt voor een flink stuk beïnvloed door het maatschappelijk-culturele, en
het eventuele onbehagen moet dan ook teruggevoerd worden op de identiteit en op de wijze
waarop deze dan ook tot stand komt

Identiteit = constructie ≠ aangeboren/essentie ≠ iets diep van binnen
o
o
Laatste 2 = misvattingen
Het is het tegenovergestelde: (psychologische) identiteit komt van buiten en
identiteit is voortdurend in verandering/evolutie
 Adoptie als argument hiervoor
 Een Nepalese baby die geadopteerd wordt door Gentse ouders, zal
uitgroeien tot een echte ‘Gentse madam’  specifieke ideeën over
zichzelf, over de Ander, …
 Identiteit is een constructie die volledig in functie is van de omgeving
 Iedereen wordt geboren met een bepaalde biologische sekse
(zonder twijfel), maar men moet het wel nog ‘worden’: men moet
zijn/haar genderidentiteit nog verwerven
 De genderidentiteit (als psychologisch construct bovenop een
biologische ondergrond) is volledig in functie van de
omgeving/cultuur
o Identificatie/mirroring en separatie als onderliggende mechanismen:
 Identificatie: men is, zeker als baby, een soort spons die de indrukken van
buitenaf opneemt  baby neemt dat over via spiegeling + die
boodschappen worden alleen maar ruimer en breder
 Op grond van die identificatie, betekent dat dat we heel sterk op
elkaar gelijken (maar dat hebben we niet graag geweten…)
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten
VISIE VAN VERHAEGHE OP IDENTITEIT
79



Identiteit gaat terug op het woordje ‘idem’, wat hetzelfde
betekent
Separatie: het kind/subject is (vanaf de kindertijd) in staat om bepaalde
identificaties/beelden te weigeren  ook hierbij zijn we gebonden aan
wat ons voorgehouden wordt
 Zelf iets uitvinden is nagenoeg onmogelijk
 Het individu speelt hier als individu een rol
 Maar: waarom iemand voor dit en niet voor dat kiest, weten we
niet
Beschrijving identiteit: altijd met een aantal ‘psychologische kenmerken’ (en dan liefst deze
die sociaal aanvaardbaar zijn)  maar: dit soort invullingen van identiteit is zeer naïef
Het is veel interessanter als je jezelf probeert te omschrijven, je identiteit probeert
te begrijpen in termen van verhoudingen  dat is geen toeval (cf. basisfantasma:
subject gaat zich spiegelen aan én afstand nemen van de Ander)
o Het is beter om jezelf, je identiteit, te begrijpen in termen van verhouding t.o.v. de
Ander
 Welke verhoudingen?
 De verhouding tegenover de Ander van het ander geslacht (= genderverhoudingen): je kunt maar man zijn in verhouding tot een vrouw, en
omgekeerd
 De verhouding tegenover de Ander van de autoriteit: staat in de opvoeding
vrij centraal, en daarbij is het opvallend dat wij in het merendeel van de
gevallen wat dat aspect betreft, van positie moeten veranderen (duidelijk
breukvlak: wanneer men zelf vader/moeder wordt, of in de professionele
structuur)
 De verhouding tegenover de Andere gelijke (= spiegelbeeld): in eerste
instantie tegenover broers en zussen, leeftijdsgenoten, en later tegenover
collega’s, buren  heel veel verschillende modaliteiten denkbaar, maar
elk van ons heeft daar wel een typische stijl (helpend, vluchtend, kwaad,
…)
 De verhouding tegenover onszelf: verklaring waarom er een breukstreep
is: wij zijn geen eenheid, wij verhouden ons tegenover onze eigen
verdeeldheid (elk van ons voert eigenlijk bijna constant een dialoog met
zichzelf)
 Meest opvallende van die dialoog: een dergelijke dialoog is nooit
neutraal, maar altijd evaluerend
 Bepaalde van die verhoudingsmodaliteiten komen zodanig vaak
terug, dat je ze kunt beschouwen als een identiteitskenmerk
o Bv. heel tevreden met zichzelf  narcistische persoonlijkheidsstoornis
o Bv. heel ontevreden met zichzelf (extreme verwerping) 
zelfmoord

De identiteit in een notendop: identiteit wordt gevormd in dialoog met de omgeving (door
de spiegels die hierdoor aangeboden worden), met als resultaat dat men 4 verhoudingen
uitbouwt die de identiteit gaan bepalen
o
o
Die 4 verhoudingen zijn absoluut niet neutraal: het zijn 4 verhoudingen die
uitdrukkelijk moreel beladen zijn, die uitdrukkelijk normen en waarden bevatten
Implicatie van dit model: onze identiteiten veranderen i.f.v. de spiegels
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten
o
80



Onze identiteit is een constructie die nooit af is!
Als die spiegels veranderen, dan zal die identiteit ook veranderen  we
zijn ons daar nauwelijks van bewust omdat dat vrij geleidelijk gaat
Dit betekent heel concreet dat als we zeggen dat onze identiteit
verandert, we zeggen dat ook onze verhouding tegenover de Ander
verandert, en dat de normen en waarden veranderen en verschuiven
‘NIEUW ONBEHAGEN’

Wanneer men een onbehagen voelt, kan dit grosso modo twee redenen hebben: een reden
die naar binnen gaat en een reden die naar buiten gaat
o
Reden die naar buiten gaat = belangrijkste: het onbehagen dat men voelt in
verhouding tot de Ander (van de autoriteit, ander geslacht, …)
o Reden die naar binnen gaat: betreft de verhouding tegenover onszelf
 DUS: dat onbehagen is ook functie van die veranderende spiegel, die andere
verhoudingen gaat installeren
Freud: genderstudies en mentale stoornissen
o
Één van de merkwaardige dingen die je bij Freud kan vinden: de mentale
stoornissen die hij beschrijft (spectrum neurose en persoonlijkheidsstoornissen),
zijn eigenlijk morele stoornissen
 Ze hebben allemaal te maken met de verbodsinstantie in ons psychisme:
Über-Ich
 Ze hebben allemaal te maken met een botsing tussen het individu en de
eisen van de Victoriaanse maatschappij (m.b.t. lichamelijkheid,
seksualiteit en man-vrouwverhoudingen)  enorme spanning
 Het individu heeft een aantal seksuele, relationele, … verlangens,
en daartegenover staat dan die heel dwingende maatschappij/
cultuur die op nagenoeg alle vlakken een ‘NEEN’ gaat plaatsen
o Het gaat om een morele problematiek mét een psychopathologische bewerking
(defensiemechanismen, verdringing, …)
 Dat is de verklaring die Freud naar voor schuift voor het ontstaan van die
neurotische problematieken
 Twee vragen daarbij:
 Van waar komt die botsing (tussen eisen maatschappelijke –
verlangens individu)?
o Freud toont zich daar als iemand die zeker geen naïeve
opvatting heeft over het maatschappelijke (bv. ‘als we de
slechte kanten van een maatschappij wegnemen, krijgen
we een ideale maatschappij waarin iedereen gelukkig kan
zijn’)
o Freud schrijft dat er noodzakelijkerwijze een
spanningsveld moet zijn tussen de eisen van de groep (=
het maatschappelijke) en de verlangens van het individu,
en het maatschappelijke zal altijd een rem zetten op de
verlangens van het individu, en zal dus altijd een vorm van
frustratie zijn en een vraag naar bepaalde sublimaties
o Dat spanningsveld is de facto gegeven  zou kunnen
betekenen dat die botsing alleen maar een externe
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten

81
DRIE
VORMGEVINGEN VAN DE BOTSING TUSSEN INDIVIDUELE VERLANGENS EN
MAATSCHAPPELIJKE EISEN
 Toegepast op genderstudies (maar: je kan het natuurlijk ook veel ruimer gaan bekijken in
termen van die vier verhoudingen)
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten

botsing is (tussen ‘ik’ en die ‘boze buitenwereld’ met
wijzelf als structureel slachtoffer, want het kan blijkbaar
niet anders)
o Complex antwoord van Freud: die zogenaamd externe
botsing is eigenlijk een vervolg, een naar buiten brengen
(exteriorisatie) van een interne botsing: er is vanbinnen bij
ons als individu al iets aan het werk dat conflicterend is 
datgene vindt zijn weerspiegeling in de buitenwereld
o Freud zal die interne tegenstelling, dat intern gevecht,
uitwerken o.a. via zijn theorie van de 2 ‘tegengestelde’
basisdriften (eros en tanatos) die in ons aan het werk zijn
o Voor Freud is die spanning tussen individu en
maatschappij, het gevolg van een interne spanning die er
als was  beschermt ons tegen een al te naïeve visie op de
verhouding tussen individu en maatschappij
o Dus: elke maatschappij zal haar eigen vormgeving bepalen
van dat spanningsveld, en zal dus haar eigen afwijkingen
creëren
Kan die botsing verschillende vormen aannemen? JA
o ~ onze identiteit is een constructie gebaseerd op de
spiegelingen die ons voorgehouden worden (= die
determinanten die in de maatschappij aan het werk zijn, de
verhoudingen die we moeten overnemen)
o We nemen die verhoudingen over, maar tezelfdertijd
houden we daar een bepaalde verdeeldheid aan over die
dan zal zorgen voor dat onbehagen
o We kunnen op 100 jaar tijd vrij makkelijk drie
vormgevingen (én dus: drie verschillende identiteiten,
combinaties van verhoudingen tegenover iemand anders,
en verschuivingen van normen en waarden) beschrijven:
 De Victioriaanse vormgeving/maatschappij (grosso
modo tot 1950, afhankelijk van het milieu)
 De mei ‘68 generatie
 De hedendaagse maatschappij, de ‘Enronmaatschappij’
 Ondertussen opnieuw kanteling?
 Dit zijn meteen drie modellen die drie verschillende
identiteiten, drie verschillende normen en waarden
zullen naar voor schuiven
82

Victoriaanse maatschappij: gemakkelijkst om te beschrijven omwille van twee redenen: we
kennen het vrij goed + het is voorbij (we kunnen het van op afstand bekijken, die nog
voldoende dicht is om het goed te kunnen zien)

Uitdrukkelijk: patriarchale maatschappij (laatste ‘stuiptrekkingen’ hiervan), gekoppeld aan
religie, bepaalde politieke opvattingen (koningen, keizers, patriarchen, paus, …)  hangt
allemaal heel nauw samen
o
o
o

Binnen dat patriarchale model is seksualiteit in het algemeen en vrouwelijke
seksualiteit in het bijzonder, het ‘kwade’ en tevens oorzaak van zonden, moreel
verderf, …
De moraal zal zeer dwingend en zeer verbiedend zijn
Het is geen toeval dat Freud in het hart van de identiteit (Ego) het Über-Ich (super
Ego) als verbodsinstantie zal gaan plaatsen  massaal verbod op seksualiteit, op
genieten en op lichamelijkheid in het algemeen
 Gevolg: de stoornissen die daarbij horen (en door Freud beschreven)
kunnen begrepen worden als ‘seksuele stoornissen’
 Die moeilijkheden vertalen zich dan ook uitdrukkelijk in (het ontbreken
van of de pathologische uiting van) hun seksuele activiteit: in alle gevallen
ontbreekt het orgasme en is seksualiteit alleen maar iets waar men van
droomt (nachtmerries)
 Dit zal de voedingsbodem worden voor de seksuologie + basis voor de
eerste vormen van psychoanalytische therapie (accent op verdrongen
seksualiteit en verdrongen verlangens, genderposities)
 Psychoanalyse en ruimer een aantal politieke bewegingen uit dat
tijdskader, stonden in het licht van de emancipatiebeweging (ruime
emancipatie: niet enkel tegenover de Ander van het ander geslacht, maar
ook tegenover de Ander van de autoriteit  gaat hand in hand) 
daardoor zal men in staat zijn een andere verhouding te installeren
De spiegels beginnen te schuiven, en één van de belangrijke redenen daarvan (twee maal
herhaald) waren de wereldoorlogen
o
Op grond van WOI is de klassieke moraal, de patriarchale moraal, aan flarden
geschoten
o De week na de oorlogsverklaring waren er letterlijk honderdduizenden
vrijwilligers die zich kwamen aanmelden ( vandaag: op één hand te tellen?)
o Op korte tijd is er een complete mentaliteitsverandering ontstaan:
 Toen: normaal, heldhaftig
 Nu: pathologisch
o Fundamenteel andere visie op 80 jaar tijd! En dat heeft alles te maken met het feit
dat hetgeen waarin men geloofde, een serieuze deuk gekregen heeft met de
wereldoorlogen
 Uitmonding op mei ’68 (‘fictief culminatiepunt’ – opstanden Parijs)
MEI ’68 GENERATIE: ‘DE VERPLICHTE VRIJE LIEFDE’

Vanaf de jaren ’50-’60 krijg je een nieuwe generatie die op een heel andere manier begint na
te denken over man-vrouwverhoudingen, ook al omdat, als effect van WOII, er een hogere
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten
VICTORIAANSE MAATSCHAPPIJ: ‘HET BELANG VAN HET JUISTE ORGASME’
83
sociale mobiliteit ontstaan is (hoger onderwijs  relativiteit begrijpen  afstand nemen 
… + contraceptiva, emancipatie van de vrouw, …)

Victoriaanse tijdperk = tijdperk waarbij men op zoek moest gaan naar het ‘juiste orgasme’
 Post mei ’68 generatie = het tijdperk waarbij men op zoek moest gaan naar de verplichte
vrije liefde
o
o
o

Verplichte vrije liefde als een soort omkering van hetgeen er voordien geweest
was (vaak merkbaar wanneer er een evolutie is op ethisch vlak/normen en
waarden: dan krijg je plots een omkering): hetgeen niet mocht, moet nu
Autoriteit wordt in die periode ook uitermate verdacht  we maken daar de fout
van te denken dat autoriteit per definitie synoniem is van patriarchaat
 DUS: het patriarchale moet weg, en in dezelfde beweging gaat men ook
autoriteit wegvegen
Lacan: zal daar ironisch over doen: het postmoderne Über-Ich (in vergelijking met
dat van Freud: het Über-Ich van het verbod: “Gij zult niet…”) geeft exact de
omgekeerde boodschap: “Gij moet …”: je moet en zult genieten
 Dit zal zich 10 jaar later vertalen in ‘jij moet en zal consumeren’  het
genot zal via producten moeten gebeuren
Zelfde periode: men ziet een mogelijkheid om individuele autonomie te verwerven, om voor
een stuk het ‘individuele of eigen verlangen’ te gaan volgen
Belangrijk in het licht van het huidige tijdperk
Victoriaanse tijdperk tot 1968 periode: maatschappij waarbij alle accent op de
groep/identificatie ligt (alle mensen dragen dezelfde kleren, zien er ‘leeftijdsloos
oud’ uit)  er is een uniformiteit aan het werk
o Één van de grote redeneren voor het protest in ’68 was precies die verplichte
uniformiteit, het feit dat iedereen hetzelfde moest doen en dat er geen kans was
op individuele verlangens, autonomie, …
o Dat zal zo goed lukken dat we vandaag aan de andere kant zitten: zeer vergaande
vorm van individualisering met accent op autonomie, separatie, het eigen
verlangen, …  en: we snakken allemaal naar de groep terug
o Twee extremen: zekerheid en voorspelbaarheid  onveiligheid, …
 De beste oplossing is ergens tussenin (dit hebben we even gehad tussen ’70 en
’90)

Op vlak van genderverhoudingen: grote experimenteerperiode, waarin men vooral wist wat
men NIET meer wilde (= klassieke huwelijk)
HEDENDAAGSE MAATSCHAPPIJ: ‘GENOT OP AFBETALING’

Vanaf de jaren ’90 krijgen we ondertussen een nieuw model, waar wij ten volle inzitten, dat
zich gepresenteerd heeft op een quasi onzichtbare manier, omdat het als ideologie zich
gepresenteerd heeft via het bedrijfsleven als een soort weerspiegeling van de realiteit
o
Identiteit: gebaseerd op die constructie, spiegeling met wat ons aangereikt/
voorgehouden wordt, nl. die 4 belangrijke verhoudingen met als kern de normen
en waarden)
 Onze identiteit is als constructie/resultaat van die spiegels, gebaseerd op een
dominante ideologie (als een theoretisch geheel van normen en waarden
over de ideale sociale verhoudingen binnen een ideale maatschappij)
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten
o
o
84



Enron-model:
o
o
o
o
o
In eerste instantie begonnen als een correctie op de vorige ideologie (cf.
‘organische levensduur’ van een ideologie: opkomend – dominant – karikatuur
van zichzelf – klaar om afgelost te worden)  in eerste instantie is deze ideologie
dus ook als positief te bekijken
Gaat van start met de idee van meritocratie (= diegene die het hardst werkt,
wordt het best beloond)  vriendjespolitiek, familiale politiek, …
 Dat meritocratische installeert zich in Europa in eerste instantie via het
onderwijs: onderwijsmeritocratie
 De klassieke sociale klassestructuur werd op pakweg 50 jaar
doorbroken
 Amerika: economische meritocratie: als iemand maar hard genoeg werkt
én is, kan hét maken  American dream/mythe
 Bijkomend idee: de omgeving/staat/overheid moet zo iemand zo
weinig mogelijk in de weg mag liggen
 Cf. ‘zogenaamde’ vrije markt
 Deze twee zullen samenkomen en zullen op een bepaald ogenblik de
spiegels gaan bepalen
De international Enron is de eerste geweest die deze ideologie vertaald heeft
naar een human resource management, naar de manier waarop zij met hun
personeel omgingen
 Vraag: ‘Hoe kunnen we de productiviteit verhogen?’
 Antwoord (= meritocratisch idee): ‘De mensen die het hardst werken en die
de hoogste productiviteit hebben, gaan we het meest belonen’
 Men gaat dat proberen te bevorderen door de mensen onderling in
competitie te plaatsen (bij mensen met een ‘analoge’ functie, ‘klassen’ van
werknemers)  Wie produceert meer dan zijn collega? (cf. verhouding
tegenover de andere gelijke)
 Men voegt een derde factor toe (naast beloning en competitie): angst: op
het einde van het jaar wordt 20% ontslagen in functie van die vergelijking +
de mislukking wordt publiek gemaakt in het bedrijfsblad/de website
 “Rank and yank”
 ~ ons onderwijssysteem: watervalsysteem
 ~ bedrijfswereld: up or out
 Op 15 jaar tijd is dat heel snel doorgedrongen in alle sectoren
Dit neoliberale model heeft gesurft op 1968: heel die beweging heeft die klassieke
ideologie (relieus-patriarchaal) van tafel geveegd, waardoor een soort vacuüm
ontstond waarin dit neoliberale model in de plaats gekomen is, het overgenomen
heeft en zo beginnen groeien is
Maar: x aantal jaar later is dit model een karikatuur van zichzelf geworden
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten

Tot pakweg 1960: patriarchaal-religieuze ideologie  “Vlaamsche
identiteit”
Na 1960 wordt het een andere ideologie: ‘postmoderne ideologie’
met accent op individu, vrijheid, …
De nieuwe ideologie (sinds 1990) doet dat via een economisch
model (doet zich in eerste instantie zo voor, maar zal van daaruit
heel snel andere velden innemen): het Enron-model
85
Karikatuur van zichzelf geworden:
o
o
o

Vragen:
 Wat is de karikatuur?
 Welke effecten zijn hierdoor ontstaan?
 Welk effect heeft dit gehad op onze identiteit, onze genderverhoudingen en
onze seksualiteit?
Elke identiteit berust op een ideologie, en aldus op een aantal opvattingen over
mensen en over de verhoudingen tegenover andere mensen
Het neoliberale model kunnen we met twee centrale opvattingen typeren, die
allebei juist zijn  MAAR: ze zijn helaas onvolledig
 De mens is maakbaar
 Cf. hedendaagse psychologie: de identiteit is een constructie
 Dit idee heeft zich op 10 jaar tijd vertaald naar een ander idee:
‘Ieder mens moet hét maken’  en dat is natuurlijk iets anders
o En dit in concurrentie met de ander
o Je krijgt een soort veralgemeend ‘rank and yank’-systeem
 2 tekorten in deze opvatting:
o Wat dat competitieve betreft: we zijn competitief, maar
ook een sociale diersoort die ook solidair is en gericht is
op samenwerking  wij hebben die 2 tendensen in ons
 Cf. onderzoek van Frans De Wael: 2 tegengestelde
clusters van gedragingen ingebakken in primaten:
 Gerichtheid op individualiteit en autonomie
(egoïsme)
 Gerichtheid op groep, samenwerking,
solidariteit
 Het mooie van zijn onderzoek is dat hij heel mooi
bewijst dat het overgewicht van de ene of andere
gedragscluster, functie is van de omgeving
(ondervond hij door manipulatie van de omgeving)
 Mensen willen een evenwicht en kunnen dat zelf
gaan bepalen, de maatschappij zo organiseren
 De mens is een competitief wezen
 Mensen zijn sociale zoogdieren  een sociale diersoort is per
definitie competitief
Enkele kritische vragen:
o
Hebben we een wetenschappelijke methode, een mogelijkheid, om de
maatschappij te evalueren? Om te kijken of mensen gelukkiger zijn (dan in een
andere maatschappij)?
 Dat is een heel belangrijke én heel gevaarlijke vraag, omdat een
dergelijke vraag bijna altijd een ideologische ondertoon heeft die de
invulling daarvan bepaalt
 Maar: geluksonderzoek is een hype en stelt niet veel voor:
zelfbeoordeling, representatieve steekproeven, …  oefening in sociale
wenselijkheid + veel kritiek op kwantificering
 We hebben sit eigenlijk niet nodig om een maatschappij te evalueren 
we hebben vandaag de dag veel betere meetinstrumenten en criteria
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten

86
o
o

Veld van de sociologie: men gebruikt ‘psychosociale gezondheidsindicatoren’ hiervoor
 Bv. het aantal mensen die drugs gebruiken, het aantal
tienerzwangerschappen, het aantal kinderen die uitvallen op
school, het aantal echtscheidingen, hoeveelheid psychofarmaca
die geslikt worden, …  aantal duidelijk en feitelijk
waarneembare cijfers (+ eventuele fouten = onderschatting)
 Als je die cijfers hebt, en die gaan de slechte richting uit, is dat niet
direct een ‘goede maatschappij’ waarin je wil leven, werken, je
kinderen wil groot brengen, …
 Met die cijfers (bijgehouden door de EU) in de hand kunnen we
landen gaan vergelijken, regio’s, steden, …
Zijn er maatschappijen waarin mensen gelukkiger kunnen zijn of niet?
 We zien dat de cijfers voor de meerderheid van de EU-landen systematisch
de slechte kant uitgaan: er treden meer van die factoren op dan voordien
 De maatschappij is er slechter aan toe
Wat is de oorzaak/verklaring van die ‘slechtere maatschappij’?
 We redeneren niet meer in termen van causaliteit, maar in termen van
correlaties en verklarende varianties
 Één factor als onafhankelijke variabele  correlaties met andere
variabelen?
 Factor met de hoogste verklarende variantie = de toename van de
inkomensongelijkheid (of: het wegvallen van de middenklasse, de
middengroep)  een dergelijke maatschappij gaat heel snel de slechte
richting uit
 We denken in eerste instantie aan de financiële of
inkomensongelijkheid
 Maar: deze is eigenlijk maar een (belangrijke) vormgeving van het
‘rank and yank’-systeem, waarbij je een opdeling krijgt tussen
winnaars en verliezers  zal zich ook financieel vertalen
Wat is het effect van deze maatschappij op de genderverhoudingen, op de seksualiteit en op de
verhouding die wij aannemen ten opzichte van ons lichaam?
o
o
o
Onze identiteit berust altijd op een ideologie  de huidige ideologie houdt ons
voor dat wij het moeten én kunnen maken, en m.a.w. dat perfectie binnen onze
mogelijkheden ligt, als we maar hard genoeg ons best doen, en de juiste keuzes
maken
Dat discours/vertoog vertaalt zich heel snel!
 Cf. wijdverbreide opvatting: “het merendeel van de werklozen zijn
profiteurs, want moesten ze willen, zouden ze wel werk vinden”
Het effect daarvan, is dat het eigenlijk ook nooit goed genoeg is
 Cf. Richard Sennet (kritiek op de individualisering): “het gevolg daarvan is
dat iedereen vandaag op zoek is naar zichzelf, en dit op de koop toe via de
seksualiteit” (“the endless search for oneself via the genitals”)
 We vinden geen een van de twee: de seksualiteit is niet bevredigend, noch
de zoektocht naar onszelf  dit omdat er een soort mythische perfectie
achter schuilt die zou moeten bereikt worden (maar: uit hoofde van de
definitie zelf, kan ze niet bereikt worden)
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten

87
o
o
Onze hedendaagse identiteit en genderverhoudingen, zitten vandaag uitdrukkelijk in dat
model, en dat zorgt voor het ‘nieuwe onbehagen’
o
o

Het moet perfect zijn, dus is het per definitie nooit perfect genoeg
Het moet de juiste keuze zijn, dus is het per definitie nooit de juiste keuze, er is
altijd nog een betere keuze
MAAR: goede nieuws: deze ideologie kent op dit ogenblik haar eindpunt  verandering
o
o
We zien van onderuit (want uit de politiek zal die verandering niet komen)
verschillende initiatieven ontstaan met één gemeenschappelijk kenmerk:
initiatieven die weer een groep/groepen bij elkaar brengen rond een
gemeenschappelijk thema
 individualisering, autonomisering, ‘rank and yank’, …
Het nieuwe onbehagen in de cultuur: de verplichting tot genieten

Dit vertaalt zich dan meteen ook in de genderverhoudingen: bv. moderne manier
om een partner te vinden via internet en datingsites
 Er valt iets af te dingen op de manier waarop dit gebeurt: die
neoliberalisering is dus een verregaande vorm van economisering, een
vermarkting waarbij alles tot een product wordt  rationele keuze
 Men heeft ditzelfde model toegepast op de partnerkeuze: men gaat een
partner kiezen in functie van een aantal verlangde kenmerken die men
rationeel bekeken heeft (zoals men bij een grasmachine doet)
 Maar: dit heeft één groot nadeel: dit betekent dat er altijd nog een betere
mogelijkheid/keuze (‘grasmachine’) is, alleen kan men die niet ‘betalen’
(en alleen al daardoor is het ‘beter’)
 Als je de partnerkeuze ook op die manier gaat structureren, kom je bij het
grasmachinemodel dat niet werkt
 Als we het effectief hebben over een partnerkeuze, is die keuze
nooit rationeel
 Je kiest je lief emotioneel, en nadien gebruik je je verstand (de
ratio komt in het beste geval achteraf, maar het is niet datgeen
wat de keuze zal bepalen)
 Als men in deze sfeer komt, is de mislukking eigenlijk ingebakken
Die verplichte perfectie, in combinatie met het moeten nastreven en het
schuldbesef dat eraan gekoppeld is (als je die perfectie niet bereikt) leidt ertoe
dat men ervan uitgaat dat men nog meer zijn best moet doen
88
LET’S TALK ABOUT SEX - GASTCOLLEGE
EEN WANDELING DOORHEEN ENKELE TOPICS IN SEKSUOLOGISCH
ONDERZOEK EN PRAKTIJK
INLEIDING
EEN KORTE WANDELING DOORHEEN DE GESCHIEDENIS VAN DE SEKSUOLOGIE
RICHARD VON KRAFFT-EBING (1840-1902)

Casuïstiek: database om een classificatie over seksuele stoornissen te gaan produceren

1886: Psychopathia sexualis
MAGNUS HIRSCHFELD (1868-1935)

1908: Zeitschrift für Sexuologie  allereerste maandblad voor seksuologie

1919-1933: Institut für Sexualwissenschaft

Sterk maatschappelijk engagement

Differentiatie
o
o
o
o
Homoseksualiteit
Transvestisme
Transseksualiteit
Interseksualiteit (wordt vandaag niet meer gebruikt): « aandoeningen in de
seksuele ontwikkeling »
EERSTE ONTWIKKELINGEN SEKSUOLOGIE ALS WETENSCHAP
Seks als goed of slecht, beoordeeld vanuit juridische, morele
Let’s talk about sex - gastcollege
 Begin 20e eeuw: hoogdagen van de seksuologie
89
Seks als gezond (normaal) of ongezond (abnormaal), beoordeeld vanuit medische,
psychiatrische, psychologische
ALFRED KINSEY (1894-1956)

1947: Institute for Sex Research (Indiana)

1948: ‘Sexual behavior in the human male’

1953: ‘Sexual behavior in the human female’

Interviews met 8603 mannen en 7789 vrouwen

Moest cursus over seksualiteit geven (enkel voor verloofden)  maar: geen informatie
beschikbaar over seksualiteit  met collega’s: heel veel interviews
o
o

Zijn publicaties hebben een gigantische schokgolf als gevolg
Veel mensen seks voor het huwelijk, niet zeldzaam holebi-contact, …
Kinsey schaal

‘40 en ‘50: begrip ‘gender identiteit’ (intersekseproblematiek of ASO/DSD)

1972: ‘Man and woman, boy and girl’ (Money & Ehrhardt)

Model voor ontwikkeling van …
o
o
o
Sekse (= biologisch geslacht)
Genderidentiteit (= innerlijke beleving: man/vrouw voelen)
Genderrol (= sociale rol, gebaseerd op waarden en normen)
 case met tweelingjongetjes waarbij één besnijdenis verkeerd
liep  één jongetje als meisje opgevoed
Let’s talk about sex - gastcollege
JOHN MONEY (1921-2006)
90
WILLIAM MASTERS (1915-2001) & VIRGINIA JOHNSON (1925-2013)
Seksuele responscyclus  fysiologische, biologische respons bij seks
o
o

Sekstherapie:
o
o
o
o

1966: ‘Human sexual response’
1970: ‘Human sexual inadequacy’
Residentieel
Cliëntenkoppel én therapeutenkoppel (twee therapeuten gaven therapie)
Gedragstherapeutisch (patroon afbreken en terug opbouwen)
Sensate Focus-oefeningen
Seksuele responscyclus:
o
Er is nog een fase aan toegevoegd (door Kaplan): “er is toch wel meer”
HELEN SINGER KAPLAN (1929-1995)

Toevoeging fase seksueel verlangen

1979: ‘Disorders of sexual desire’

Verre vs nabije oorzaken seksuele disfuncties
o
Verre oorzaken (combinatie):
 Psychopathologische ontwikkeling
Let’s talk about sex - gastcollege

91
o
 Relationele problematiek
Nabije oorzaken:
 Gebrek aan kennis
 Ontbrekende vaardigheden
 Faalangst
 Onrealistische verwachtingen
WEDEROPBOUW NA WO II (1945-1973)

Seks als biologische functie, heteroseksuele coïtus als doel en seksuele normaliteit

Seks tussen instemmende partners

(1974: homoseksualiteit verdwijnt uit DSM  reflectie van wat er maatschappelijk aan het
werk was)

Seks als sociaal-maatschappelijk product (= tegehanger van het biologische)  invloed op
hoe mensen hun seksualiteit vormgeven, hoe ze hun seksualiteit gaan zien

1976, 2004: ‘Hite report on female sexuality’

1981: ‘Hite report on men and male sexuality’

1/3 vrouwen orgasme via coïtus (en anderen dus niet)
Let’s talk about sex - gastcollege
SHERE HITE
92
ERNST GRAFENBERG (1881-1957)

1950

G-spot (mythe!)

Slechts 30% van de vrouwen komt regelmatig klaar via coitus (Hite, 1976; Laumann et al,
1994; Wade et al, 2005; Lloyd, 2005)

Vaginaal (of coitaal) orgasme = volwassen orgasme?

« With the change to femininity the clitoris should wholly or in part hand over its sensititvity,
and the same time its importance, to the vagina. » (Freud, 1953, p.118)

Is 70% van de vrouwen onvolwassen?

Vaginaal orgasme is terug…
o
PVI
= penile-vaginal intercourse
= PVI zonder additionele stimulatie glans clitoris

Onderscheid tussen vaginale en clitorale sensaties suggereert dat vrouwen in staat zouden
moeten zijn om de anatomische bron van hun seksuele plezier waar te nemen

Kunnen mannen onderscheid maken tussen basis- en eikel-orgasme?

Elk orgasme is clitoraal
o
o
Gans clitoris is veel gevoeliger dan vagina (geboortekanaal..)
Clitoris = topje ‘ijsberg’
Let’s talk about sex - gastcollege
VAGINAAL OF CLITORAAL ORGASME?
93
o
« Moeilijk zich enige vorm van seksuele stimulatie voor te stellen waarbij clitoris
NIET betrokken is » (Levin, 2003)
CONSTRUCTIONISME VS MEDICALISERING (1973-HEDEN)
Seks als sociaal-maatschappelijk product, roep om gelijke rechten en aandacht voor preventie
seksueel geweld
Terugkeer van de biologische benadering
SEKSUELE GEZONDHEID IN DE LAGE LANDEN
SEKSUELE GEZONDHEID IN VLAANDEREN

Representatieve studie bij N=1832 Vlamingen
o
o
o
Toevallig gekozen deelnemers
Huisbezoeken door interviewer
Gevoelige gegevens ingevoerd via laptop
Let’s talk about sex - gastcollege
SEKSUELE GEZONDHEID IN NEDERLAND
94
o

Speekselstalen
Doel: betrouwbare gegevens rond
o
o
o
Socio-demografische kenmerken (opleidingsniveau, partnerschappen, RSV,
gezinsklimaat…)
Biologische kenmerken (gebruik psychofarmaca, medische geschiedenis …)
Psychologische kenmerken (mentale gezondheid, seksuele en relationele
tevredenheid…)
PREVALENTIE SEKSUELE DISFUNCTIES
Prevalentie functiestoornissen/disfuncties bij seksueel actieve vrouwen:
Let’s talk about sex - gastcollege

95
Prevalentie functiestoornissen/disfuncties bij seksueel actieve mannen:

Mythes versus feiten
o
« Legalisering abortus leidde tot meer abortussen »
De periode 1990-2011 vertoont geen toename tegenover de periode 1970-1990.
Tussen 1970-1990 nam het aantal abortussen wél toe tegenover 1950-1970,
ondanks gebrek aan een wettelijke context.
o
« Seksueel grensoverschrijdend gedrag bepaalt later seksueel functioneren »
Wie in de kindertijd slachtoffer werd, loopt een risico op een lager mentaal en
fysiek welzijn later in het leven. Maar gemiddeld genomen zijn slachtoffers even
tevreden met hun huidig seksleven en hechten ze er evenveel belang aan als nietslachtoffers.
« Jongeren starten steeds vroeger met seks »
Jongeren starten vandaag vroeger (op 17 jaar tegenover op 20 jaar bij de huidige
65-plussers), maar zijn er daarom niet minder klaar voor. Het ‘seksuele traject’
(van tongzoen tot geslachtsgemeenschap) bedraagt bijna 3 jaar en blijft
ongewijzigd doorheen generaties.
« Vlaming heeft 2 à 3 keer per week seks »
De Vlaming heeft gemiddeld 5 keer per maand of 1.2 keer per week seks. Die
frequentie ligt lager bij tieners, hoger bij twintigers, dertigers en veertigers en
opnieuw lager bij 50-plussers.
o
o

Meer informatie: www.sexpert-vlaanderen.be
Let’s talk about sex - gastcollege

96
ENKELE RELEVANTE TOPICS: SEKSUELE EFFECTEN VAN …
HORMONALE CONTRACEPTIE

Uitvinder contraceptieve pil: Pincus et al (1959), Science
o
o

Veel literatuur rond nevenwerkingen, maar kennis omtrent seksuele effecten?
o

Orale contraceptie meest populair: 50-85% van de vrouwen zijn ‘current/former
users’ (Skouby, 2004)
Vlaanderen:
o
o

Rond het effect op seksualiteit enz. weten we heel weinig!
West-Europa:
o

1960 goedkeuring FDA voor gehuwde vrouwen  initieel was dit zo!
1972 goedkeuring voor ongehuwde paren: ‘right to non-procreative sex’
Gezondheidsenquête (2004): 57% vrouwen reproductieve leeftijd (Bayingana et al,
2006)
Sexpert: 84% van seksueel actieve, pre-menopauzale vrouwen in Vlaanderen
gebruikt contraceptie (Elaut et al, 2015)
Meest gebruikte methoden:
o
o
o
Combinatiepil (38%)
Hormonale spiraaltje (Mirena®) (14%)
Vrouwelijke sterilisatie (10%)
SEKSUALITEIT EN HORMONALE CONTRACEPTIE?

Vroegste studies (jaren ‘60 en ‘70):
o
o

Meerderheid vrouwen geen negatieve seksuele effecten
Wél in kleine minderheid (Glick, 1967; Dennerstein & Burrows, 1976)
’80: ‘Safety and Efficacy Task Force’ (Human Reproduction Program, WHO)  John Bancroft
en collega’s
o
Doel:


Literatuurstudie effecten op welzijn/seksualiteit vrouwen (Bancroft &
Sartorius, 1990)
Aansluitend, reeks verdere studies

Seksuele en emotionele effecten zijn belangrijkste reden voor stopzetten pilgebruik

Seksuele effecten bij pilgebruiksters bestaan (het zit niet tussen onze oren)

Pilgebruik zorgt voor ‘afvlakking’ seksueel verlangen doorheen maandelijkse cyclus
 Nuancering: zie verder
Let’s talk about sex - gastcollege
DRIE ONDERZOEKSLIJNEN
97
CONCEPTUEEL KADER: SEKSUEEL VERLANGEN/SEKSUELE MOTIVATIE

Incentive Motivation Model (Gijs, Laan & Both, 2009)

Seksueel verlangen ≠ iets dat spontaan opborrelt  voorwaarden (o.a. adequaat seksueel
systeem + omgeving)
INFORMATIEVERWERKINGSMODEL VAN HET SEKSUEEL SYSTEEM
Seksuele ervaring = resultaat van een complex matching-proces
o
o
o
Aanwezigheid seksuele stimulus activeert seksueel systeem
Vanuit dit seksueel systeem wordt de aandacht (vanuit werkgeheugen) gericht op
seksuele stimulus, zodat
 In expliciet geheugen, d.m.v. bewuste toegankelijke herinneringen,
betekenis stimulus geactiveerd wordt
 In impliciet geheugen emotionele opwinding geactiveerd wordt
Activatie van het seksueel responssysteem passeert langs evaluatieve processen
die gedrag(svoorbereiding) al dan niet laten doorgaan (inhibitie/facilitatie)
(wanneer we seksuele prikkels ervaren, gaan we daar niet altijd naar handelen 
die actietendens wordt gereguleerd)
Let’s talk about sex - gastcollege

98
INCENTIVE MOTIVATIE MODEL

« Seksueel responssysteem »
o
o

Centrale seksuele opwindbaarheid [‘arousability’ (Bancroft, 1989) of ‘centrale
motivationele staat’ (Bindra, 1974)]
Energetisch aspect vanuit het individu (push): kracht en intensiteit waarmee doel
nagestreefd wordt
Adequate stimuli in de omgeving die passen bij de voorwaarden van het seksueel
responssysteem
o
Situationeel aspect (pull)

Leidt tot voorbereiding van actietendens

Binnen regels die toegang tot seksuele partners of het uitvoeren van actietendensen sturen
(regulatie)

Seksuele motivatie:
STOPZETTEN VAN PILGEBRUIK
Redenen voor stopzetten gebruik op 2 niveaus (Sanders et al, 2001)
o
o

Spontaan gemelde redenen:
 Fysieke (37%)
 Emotionele (33%)
 Seksuele (8%) effecten  klein percentage/aandeel hiervan (maar:
statistische analyse op gedaan, want sociale wenselijkheid speelt mee)
Logistische regressie naar beste voorspellers (87% verklaarde variantie):
 Frequentie seksuele gedachten
 Verminderde seksuele opwindbaarheid
 Emotionele nevenwerkingen
Stoppen/switchen = frequent !
o
Respectievelijk 47% en 14% (binnen 12 maanden na start)
SEKSUELE EFFECTEN PIL

Zeer beperkt degelijk onderzoek naar prevalentie van seksuele effecten bij pilstarters (crosssectioneel: men recruteerde 2 groepen van vrouwen en gaven hen een verschillend
preparaat)
 BIAS !
Let’s talk about sex - gastcollege

99
Wél hypothesen rond mogelijk effect op seksuele motivatie/verlangen
o Sinds ‘70: iatrogeen ‘hypo-androgenisme’: vanuit afname vrij beschikbaar
testosteron
o Recenter: desensitisatiehypothese (mooi alternatief voor de relatief eenvoudige
eerdere hypothese)

Prospectieve cross-over studie bij 55 hetero paren
o
o
o
o
o
Élke vrouw drie verschillende vormen van contraceptie: klassieke combinatiepil
(COC) – minipil (POP) – vaginale ring (VR)
Bio-psycho-sociale factoren:
 Product, genetische androgeengevoeligheid & geslachtshormonen
 Psychologisch functioneren, stemming
 Relationele en seksuele tevredenheid
Prospectieve meting van seksueel verlangen bij beide partners
Onderzoeksvragen:
 Verandering van seksueel verlangen?
 Welke BPS factoren hangen hiermee samen?
Resultaten: solitair (met jezelf) en dyadisch (met vrouwen) seksueel verlangen
vrouw  gaan samen met het product dat vrouwen gebruiken
  contraceptief product :  vaginale ring
  CAG RL:
 minder én meer actieve receptor
 Enkel  dyadisch seksueel verlangen vrouw
  stemming
 Seksueel verlangen vrouw
≠ zelfwaarde
  solitair en dyadisch seksueel verlangen vrouw
  baseline verlangen
o  dyadisch seksueel verlangen vrouw
  verlangen bij partner (cf. ‘blik van de ander’)
≠ relationele/seksuele tevredenheid
1.
IATROGEEN ‘HYPO-ANDROGENISME’

Geslachtshormonen (oestrogenen/androgenen) van belang voor ‘centrale opwindbaarheid’
(Pfaff, 1980, 1990)
o
o
Voorbeeld: menopauze  graduele  oestrogenen (eierstokken)   vochtig
worden (lubricatie) tijdens vrijen   pijn
Rol testosteron bij vrouwen?
Let’s talk about sex - gastcollege

100

o
Effect van suprafysiologische T-niveaus (‘teveel’ testosteron) op seksuele
motivatie: vaker zin, meer opgewonden, …
Idee dat de pil op dat systeem zal inwerken

Samenstelling meeste combinatiepillen: ethinylestradiol en progestageen

 oestrogenen   productie plasmaproteïne (‘Sex Hormone Binding Globulin (SHBG)’)

 SHBG (‘Sex Hormone Binding Globulin (SHBG)’)   binding vrij beschikbaar testosteron =
minder vrij testosteron = minder zin
 jarenlang als verklaring naar voor geschoven

Evidentie ter verklaring van seksuele effecten: ?
2. DESENSITISATIEHYPOTHESE
Poging (= hypothese!) tot beantwoorden van onbeantwoorde vragen in relatie tussen
androgenen en seksualiteit (Bancroft, 2002, 2005):
o
o

Géén (pre/post-natale) desensitisatie in vrouwen
o
o
o
o

Androgeengevoeligheid: mannen ≠ vrouwen (mannen: meer testosteron =
minder gevoelig voor testosteron)
Mannen meer nood aan testosteron voor perifere masculinisatie
 Indien CZS mannen even gevoelig aan testosteron als vrouwen:
‘maladaptieve gedragsmatige effecten’ (hyperstimulatie)
 Nood aan (pre- en/of post-natale?) ‘desensitisatie’ van brein voor
gedragsmatige T-effecten
Grotere genetische variabiliteit bij lagere testosteron niveaus
Manifesteert zich in grotere variabiliteit in gedragsmatige (seksuele?) responsen
Voorbeeld: meisjes (XX) met Congenitale Adrenale Hyperplasie (CAH)
 Prenataal hogere testosteronniveaus  meer masculien gedrag
Voorbeeld: supra-fysiologische testosteronniveaus bij chirurgisch menopauzale
vrouwen onder hormoonsubstitutie
 Evidentie van tolerantie! (na verloop van tijd testosteron stukje nodig om
evenveel zin te hebben
Desensitisatiehypothese: vrouwen
o
o
Zijn niet enkel gevoelig zijn aan veel lagere (dan mannelijke) testosteronniveaus
Vertonen ook grotere inter-individuele variabiliteit in responsen op T
AFVLAKKING MAANDELIJKSE CYCLUS
 toename in seksueel verlangen rond ovulatie
Let’s talk about sex - gastcollege

101
Prospectieve dagboekstudie bij 89 hetero paren
o
o
o
o
o
o
Vrouwelijke partners gebruikten reeds orale contraceptie
Bio-psycho-sociale factoren (7 X 4):
 Cyclus, bloedingspatroon
 Affect, weekendeffect
 Frequentie seksuele activiteit
Prospectieve meting van seksueel verlangen bij beide partners
Onderzoeksvragen:
 Cycluseffect van seksueel verlangen?
 Welke BPS factoren hangen hiermee samen?
Resultaten:
 Solitair en dyadisch seksueel verlangen vrouw
≠ contraceptieve cyclus: stabiel
  dyadisch seksueel verlangen man
  bloedingsdagen
 Zowel  solitair als dyadisch seksueel verlangen vrouw
  positief affect
≠ negatief affect
 Noch solitair noch dyadisch seksueel verlangen (man én vrouw)
≠ weekend effect
o Frequentie seksuele activiteit
 contraceptieve cyclus:  herstart pil
Conclusie: seksueel verlangen en seksueel gedrag uit elkaar hangen (verlangen
betekent niet per se dat dat je seks hebt, en omgekeerd)
Let’s talk about sex - gastcollege

102
VERLANGEN VERSUS GEDRAG?
 Controlegroep van mensen die geen anticonceptie gebruiken, vs vrouwen met wel
contraceptie

Incentive Motivation Model

Er zijn biologische argumenten, maar er zijn absoluut ook argumenten om dit plaatje veel
ruimer te gaan bekijken !
Let’s talk about sex - gastcollege
IMPLICATIES VOOR THEORIEVORMING
103
SEKSUALITEIT EN HORMONALE CONTRACEPTIE ?

Klinische implicaties:
o
Contraceptieve counseling
 Groot aandeel intra- en interindividuele factoren
 Betekenis seksuele stimuli
 Onderscheid tussen verlangen en gedrag
PSYCHOFARMACA

Belang van neurotransmissie

Dopaminerg systeem: dopamine activeert
o
o
Serotonerg systeem: serotonine reguleert
o
o

Serotonine-agonisten
Serotonine-antagonisten
Noradrenerg systeem: effect op sympatisch deel ZS
ANXIOLYTICA

Benzodiazepines als grootste groep, bv. diazepam (Valium®) en oxazepam

Seksuele bijwerking: vertraging orgasme
ANTI-PSYCHOTICA/NEUROLEPTICA

Anti-dopaminerge werking, sommigen ook serotonerg
Let’s talk about sex - gastcollege

Dopamine-agonist werkt dopaminerg
 = stof met dopamine-effect
Dopamine-antagonist werkt anti-dopaminerg
 = stof die dopamine-effect onderdrukt
104

Conventionele
anti-psychotica
(spiertrekkingen, bibberen, etc.)

Seksuele bijwerking: remming erectie/orgasme/ejaculatie
o
(bv.
haloperidol):
extrapiramidale
symptomen
! risico op priapisme (penis/clitoris) !
STEMMINGSSTABILISATOREN

Bv. litium en enkele anti-epileptica

Beïnvloeding serotonerg en adrenerg systeem (?)

Seksuele bijwerking: vermindering zin, erectie en orgasme
ANTI-DEPRESSIVA
Tricyclische anti-deprresiva (TCA):
o
Seksuele bijwerkingen: remming zin, opwinding en orgasme

Monoamine oxidase inhibitoren (MAOI’s)

Serotonine en noradrenaline heropname inhibitoren (SNRI’s):
o
Seksuele bijwerkingen: remming zin, opwinding en orgasme

Noradrenaline en dopamine heroponame inhibitoren (NDRI’s)

SSRI’s (bv. paroxetine, fluoxetine, sertraline, citalopram)
o
o
Seksuele bijwerkingen: remming orgasme
(paroxetine off label voor PE – nu: dapoxetine of Priligy®)
 ?
 67%
 ?
 34-73%
 Voor 38% is probleem zo groot dat ze neigden medicatie te stoppen (= groot cijfer!)
Let’s talk about sex - gastcollege

105
! Respondenten ZONDER voorafgaande seksuele disfunctie (= heel, methodologisch, net
uitgevoerde studie)

Spontane remissie?
o
Verder behandelen en wachten tot het vanzelf overgaat?
 9.7% volledig herstel of spontane remissie na 6 maanden behandeling
 11.2% gedeeltelijke verbetering na 6 maanden
 79% geen enkele verbetering
Let’s talk about sex - gastcollege

106
MEDICAMENTEUS GEÏNDUCEERDE SEKSUELE DISFUNCTIE
WAT MET COMPLIANCE?

1/2 spreekt zelden tot nooit met behandelaar over seksueel functioneren: ♀ (20%) < ♂ (75%)

4/10 overwoog wel eens medicatiestop omwille van seksuele nevenwerkingen

1/3 was al minstens éénmaal hierom met medicatie gestopt
AANPAK?

Algemeen (maar niet altijd realistisch voor ons om dit te doen):
o
o
Stap 1: ken seksueel functioneren vóór opstart van medicatie (Hoe gaat het op dit
moment?)
Stap 2: vraag er opnieuw naar na opstart
 Taak van de arts! + Bevraag partner!

Bij klachten:
o
o
o
o
o
o
o
Stap 1: erkennen en bespreken van disfunctie (= bijwerking)
Stap 2: wachten op spontane remissie (10% gaat vanzelf weg, 10% gedeeltelijke
verbetering)
Stap 3: verlagen dosis (50-70% van de bijwerkingen kan hierdoor verbeteren)
Stap 4: weekend drug holiday (= bv. 76 uur medicatievrije periode inlassen, bv. in
residentiële setting)
Stap 5: overstappen naar ander anti-depressivum (zie grafieken boven: antidepressivum dat meer aan de linkerkant staat)
Stap 6: ‘antidotum’ toevoegen (bv. buspiron, sildenafil)
Stap 7: seksuologische begeleiding (kan ook eerder voorkomen als stap)  best
een aantal mogelijkheden om daar therapeutisch mee aan de slag te gaan
SEKSUOLOGIE ALS BIOPSYCHOSOCIALE DISCIPLINE
WAT IS SEKSUOLOGIE EN WAT DOET EEN SEKSUOLOOG?
Seksuoloog als evidence-based practioner, werkzaam binnen
o
o
o
o
Wetenschappelijk onderzoek
Beleidswerk en preventie
Klinische hulpverlening
Vorming en educatie

Seksuologie = vakgebied, met specifieke opleiding

Titel is niet beschermd (in principe kan iedereen die daar zin in heeft, zo’n bordje aan de deur
hangen)

Therapeutisch dominantie van systeemdenken en CBT

Seks = samenspel van heel wat verschillende factoren (~ bio-psycho-sociaal)
o
o
o
o
Lichaam
Context van relatie
Gedachten/cognities
Normen, waarden, … in een bepaalde tijd/cultuur
Let’s talk about sex - gastcollege

107

Klinisch seksuoloog werkt bij voorkeur in INTERDISCIPLINAIR/MULTIDISCIPLINAIR team

o Erectiele disfunctie: contact met huisartsen, uroloog
o Pijn tijdens vrijen: nood aan gynaecologische controle
o Etc.
PLISSIT als stepped-care model van hulpverlening (voor getrapte zorg):
o
Toestemming verwerven
Kunnen we het daarover hebben?
o
Psycho-educatie en informatie
Aantal zaken recht zetten, informatie bieden
o
Sekstherapie/psychotherapie
IS AANDACHT VOOR SEKSUALITEIT NODIG?

Hulpverleners in geestelijke gezondheidszorg
o
o
o
o
o
Vinden van wel: goede intenties (belangrijk om over seksualiteit te kunnen en
durven praten)
Maar komen er om verschillende redenen vaak niet toe
“Ik doe intakes op adolescentenkliniek, daar speelt de seks niet zo...”
“Op afdeling stemmingsstoornissen speelt het hoogstens als er klachten zijn over
bijwerkingen van medicatie.”
“Getraumatiseerde patiënten hebben wel wat anders aan hun hoofd.”
HOE SEKSUALITEIT BESPREEKBAAR STELLEN?

( Eerst: toestemming vragen! )

Hebben je huidige klachten een impact op je seksuele leven?

Zo ja, heb je daar last van?

Wens je daar hulp mee?
 Het onderwerp zelf als hulpverlener bespreekbaar stellen, verzesvoudigt de rapportage van
seksuele klachten!
Let’s talk about sex - gastcollege
 ‘Seksuele anamnese disforie’ (Enzlin, 2005)
108
ONDERWERPEN VOOR SEKSUOLOOG

DSM-IV-TR:
o
o
o
o

Seksuele disfuncties, stoornissen m.b.t.
 Seksueel verlangen
 Seksuele opwinding
 erectiestoornis
 Orgasme
 Seksuele pijn
 Vaginisme (spieren die onbewust worden aangespannen)
 Dyspareunie (pijn tijdens het vrijen)
Seksuele stoornissen door medische aandoening/middel
Parafilieën
 Exhibitionisme
 Fetisjisme
 Pedofilie
 Sado-masochisme etc.
Genderidentiteitsstoornissen
DSM-5:
o
o
o
o
Seksuele disfuncties, stoornissen m.b.t.
 Seksueel verlangen
 Seksuele opwinding
 Erectiestoornis
 Vrouw: seksuele interesse/opwindingsstoornis
 Orgasme
 Genito-pelviene pijn-penetratie stoornis
Seksuele stoornissen door medische aandoening/middel
Parafilieën
 Parafilie
 Parafiele stoornis
Genderdysforie
 Kinderen
 Adolescenten/volwassenen
BEROEPSVERENIGINGEN EN OPLEIDINGSMOGELIJKHEDEN

Master Seksuologie
o
o
o

KU Leuven
Brede theoretische vorming
Brede instroom
PEV Klinische seksuologie
o
o
o
Universiteit Gent
Praktijkgerichte vorming
Gericht naar klinisch werkzame
 Artsen
Let’s talk about sex - gastcollege
OPLEIDINGSMOGELIJKHEDEN
109


Psychologen
Pedagogen
BEROEPSVERENIGINGEN

Vlaanderen
www.seksuologen-vlaanderen.be
Wallonië
www.ssub.be
EEN KIJKJE IN DE SEKSUOLOGISCHE PRAKTIJK
JOYCE HEEFT GEEN ZIN OM TE VRIJEN
Let’s talk about sex - gastcollege

110
GVO = gezin van oorsprong
Let’s talk about sex - gastcollege
JAN IS BANG OM ZIJN ERECTIE TE VERLIEZEN
111
112
Let’s talk about sex - gastcollege
Let’s talk about sex - gastcollege
MAAIKE HEEFT PIJN BIJ HET VRIJEN
113
114
Let’s talk about sex - gastcollege
GENDERSTUDIES
BEKEKEN
VANUIT
EVOLUTIONAIR PERSPECTIEF

Belangrijk om ons psychologisch model aan te vullen:
o
o
Met de sociologie
Met de biologie

We hebben die andere perspectieven nodig, en zeker op vlak van seksualiteit, gender, liefde,
…

Gastlessen Johan Mertens: beeld van seksualiteit en gender vanuit evolutionair perspectief
o
o
o
o
o
Hij heeft de 4 lessen als volgt opgevat: rustig beginnen: we moeten ons met een
bepaalde gedachtegang vertrouwd maken (geen voorkennis nodig)
Voor elke les wordt de samenvatting van de powerpoint online gedeeld
De lessen worden opgebouwd: stelselmatig verzwaard
Onderwerpen en voorbeelden zijn rechtstreeks van belang voor ons en vormt één
geheel met wat prof. Verhaeghe vertelt over genderstudies
Eerst wordt er een kader geschetst waarbij diep ingegaan wordt op de psyche van
de mens
GEN-CULTUUR CO-EVOLUTIE
WAAROVER GAAT HET?

Als we het over de mens hebben en onze nauwe verwanten, hebben we meer dan een louter
darwinistisch perspectief

Eerste vraag die we ons kunnen stellen: ‘Wat bedoel je daarmee, met de mens?’

Homo sapiens (= wij)
De impact van cultuur op onze levenswijze is enorm groot
CO-EVOLUTIE

Cultuur
o
o
o

Verzameling van waarden, overtuigingen en kennis die aangeleerd is en sociaal
overgedragen in een groep (Kurzban et al. Science 2012)
= Verzameling van al datgene wat we aangeleerd hebben in de populatie
 Je wist het dus niet op het moment van je conceptie
 Het is hoe dan ook aangeleerd
 De verzameling van al datgene in een populatie, is cultuur
Simpel voorbeeld: persoon op jacht met pijl en boog: moeilijk om een efficiënte pijl
en boog te maken  vraagt jaren leerschool om zover te komen (= culturele
overdracht)
Genotype
o
o
Verzameling van erfelijke factoren (genen) van een individu
= De verzameling van onze genetische constitutie (dat wordt overgeërfd)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
o
115
o
o
o
o
o

Heel merkwaardige kijk op dit concept de dag van vandaag, omdat we zo
egocentrisch geworden zijn (“natuurlijk was het ei eerst, en was de kip een
uitvinding van het ei om meer eieren te produceren”)
Het is niet iets abstract: elk van ons heeft zijn eigen genotype
Dagelijkse toets van elk individu aan het milieu
Populatie = voortplantingsgemeenschap (meer laatste les) = de verzameling van
alle individuen die nakomelingen kunnen krijgen onder elkaar
 = gene pool
 Bv. stekelbaarsjes uit één vijver
 Wij mensen zijn de dag van vandaag mondiaal één populatie geworden
Dood: wanneer iemands genetisch materiaal niet aangepast is
Gen-cultuur co-evolutie
o
o
o
o
o
o
(Cumulatieve culturele evolutie)
= Cultuur + genotype
Vanaf het moment dat wij homoïden zijn, heeft de cultuur meegespeeld: cultuur is
een heel belangrijk principe in het voortbestaan
2,5 miljoen jaar interactief doorgeven van genen en cultuur
Pels van rendier (genetische evolutie) tegenover rendierpels van mens (gencultuur co-evolutie)  wij kunnen ons adapteren aan situaties die voor veel
andere organismen extreem geworden zijn
Pagel Nature 2012
EVOLUTIE VAN ENKELE CRUCIALE GEDRAGSKENMERKEN
Taal
o
o
o
o
o
o
o
Gaat over de akoestische communicatie bij de mens
Complexe akoestische communicatie bij primaten
 Bv. eerste deel “Let op” en tweede deel “het is een slang/arend/…”
 Daar is selectie voor: diegene die te dom zijn om dit te begrijpen, worden
uitgeselecteerd
Aangeleerde communicatie bij mensapen (kunnen veel begrijpen, maar niet
praten): bonobo’s, chimpansees, gorilla’s, orang-oetans, …
Reorganisatie brein (voor opslag, gebruik en verwerven van cultuur)
 (Taal is een instrument, er is geen ‘gen’ voor taal)
 We weten dat bij onze voorouders, vanaf 500 000 jaar een gen gemuteerd
is dat sterk gerelateerd is aan taal
 200 000 jaar geleden: duplicatie en triplicatie van dat gen, waardoor onze
taal er met sprongen op vooruit gegaan is
 Co-existentie met het ontstaan van de homo sapiens
FOXP2 * is one of the few human genes that differ from its chimpanzee version. A
series of mutations in FOXP2 has occurred in the last 500 000 years; the most
recent one took place about 200 000 years ago, when modern humans appeared
in Africa.
* transcription factor foxhead box protein P2
Lieberman Science 2013
Fisher et al. Science 2013
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

116
Reproductiegedrag en catastrofale overbevolking
o
o
o
o
o
o
o
De aarde had al 4 miljard jaar achter de rug voor het leven verscheen
We gaan het niet over de mens hebben, maar over de homo sapiens (wij bestaan
als soort al 200 000 jaar)
Lintmeter van 2 meter, opgedeeld in centimeter (= 200 centimeter = 200 000 jaar):
1 cm = 1000 jaar
Onder: grafiekje/tijdsas gaande van het verleden naar vandaag, met de uitbeelding
van de populatiedensiteit
 Dit is slechts 12 000 jaar, terwijl je eigenlijk 200 000 jaar moet teruggaan
 De menselijke soort is nooit dichter geweest dan nu: het is pas die laatste
2 mm dat we zo in aantal toegenomen zijn
 Bv. prof heeft in de loop van zijn leven de wereldbevolking zien
verdubbelen
 Clou van het verhaal: dit is niet ons referentiepunt, de mens die we
vandaag bestuderen als normaal fenomeen  we kunnen de psyche van
de mens niet begrijpen als we ons tot dit puntje van de ijsberg beperken
Ehrlich et al. Nature 2012
Wanverhouding tussen psychologische adaptatie aan het prehistorisch milieu van
onze voorouders jager-verzamelaars en onze moderne wereld
 We zitten met een wanverhouding tussen ons psyche de dag van vandaag
en die uit het verleden
 We lopen met een genetische constitutie die geadapteerd is aan de tijd
van onze ouders en grootouders
 De mens is niet geadapteerd aan de dag van vandaag
Kanttekening bij evolutionaire psychologie
 Recente Angelsaksische (USA) visie geprojecteerd op ancestraal leven
 We lopen met een psyche rond die eigenlijk gemaakt is vanuit dat
prehistorisch verleden, en dat historische en zeker dat recente is maar een
laagje vernis dat er op ligt  de meeste van die stromingen zijn
Amerikanen (= vrij puriteins als het over genderstudies, seksualiteit, …
gaat)
 Voorbeeld: jaloersheid wordt geponeerd als een belangrijk voorbeeld (o.a.
Buss)
 Jaloezie is in die Angelsaksische landen nogal hoog ontwikkeld
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

117

o
o
Zij vertalen dat naar de mens in het algemeen en gaan uit dat die
gedachten en gevoelens die hen eigen zijn, en extrapoleren dat
naar het verleden en zien dat als iets dat eigen is aan de mens
 Let op als je iets over ‘DE mens’ zegt
WEIRD people (Western, Educated, Industrialized, Rich, Democratic)
 Zij hebben de vakliteratuur van psychologische tijdschriften (A1
publicaties) uitgevlooid  wat bleek: de meeste studieobjecten in een
enquête waren mensen die behoren tot ‘WEIRD people’
 Als je die verzameling neemt, kom je niet eens aan 12% van onze
wereldbevolking en al de rest wordt niet meegenomen
 Men gaat uit dat die mensen zullen staan voor de psychologie van
iedereen  MAAR: is niet zo: die WEIRD people zijn marginaal in hun
gedrag, i.p.v. de norm
Henrich et al. Beh Brain Sci 2010
GENETISCHE EVOLUTIE KAN SNEL, CULTURELE EVOLUTIE KAN TRAAG

Dus niet altijd: genetische evolutie gaat traag en culturele evolutie gaat snel

Selectie voor grijze muizen ( witte muizen: ‘zaklampje’)
o
Experimenten: witte muizen (= verliesmutatie) gehouden: een witte muis is ideaal
om met een stift op te schrijven
o DUS: we zien dat een verliesmutatie in het nieuwe milieu van een muis (=
laboratorium) een winstmutatie wordt
 Evolutie kan dus snel gaan

MAAR: evolutie kan ook traag gaan
KOKEN: SNELLE GENETISCHE ADAPTATIE
Wij zijn als mens aan koken aangepast (wij zijn niet-gekookt eten niet meer gewoon!)
o

Onze kauwspieren zijn gereduceerd geweest, omdat het niet meer nodig was om
zo’n uitgebreide spierbundels te hebben om te eten
Taakverdeling tussen geslachten: vrouwen
o
o
o
Zorg voor kroost (zogen) en dagelijks proviand (bv. brandhout om te koken)
 Gezien vrouwen de bost dragen en vaak zuigelingen hebben die de borst
willen en zij samen moeten blijven, ligt het voor de hand dat zij er niet ver
op uit trekken zonder hun zuigelingen  daarom is het aangewezen dat
zij zorgen voor de dagelijkse pot
 Ze trokken er in groep op uit, kwamen terug, en de pot werd ’s avonds
gekookt voor het gezamenlijk maal
 Men denkt dat men in de prehistorie serieus wat afwist van gastronomie:
men kookte op verschillende manieren (roosteren, bakken, …)
 Bv. papillot in klei
 Potten en pannen kennen we pas sinds de sedentarisatie
Verzamelaars: vrouwen waren de verzamelaars bij uitstek (bv. nu: solden als
‘modern fourageren’)
Zorgen voor de dagelijkse gekookte maaltijden die gezamenlijk en meestal ’s
avonds opgegeten worden
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

118
o
o
Culturele smaakvariaties
o
o

Taakverdeling tussen geslachten: mannen
o
o
o
o

Via de melk worden heel veel smaakstoffen overgedragen
Wij als mens krijgen via de borstvoeding – cultureel al – de smaak mee via de
moedermelk  zo krijgt men de culinaire culturele gewoontes mee
Mannen hun borsten zijn cultureel niet mee ontwikkeld en kunnen er dus op uit
trekken voor een aantal dagen
Rondtrekkende jagers, vissers
Verdediging waar nodig (geen oorlog!)
 Getalsterkte is belangrijk: als men in groep was, was élke soort (ook
leeuwen en zo) bang van ons: men staat in groep uitermate sterk
 Cf. brandweerMANNEN (het zit niet in onze genen…)
 Omgekeerd: vogelvrij = doodstraf (vogelvrij verklaard worden vroeger,
zorgde ervoor dat de man alleen kwam te staan en dus ten dode
opgeschreven was)
 ‘time out’, ‘in de hoek staan’ = zware straf (bij sociale dieren)
 Culotta Science 2013
 Fry Science 2012
 Fry et al Science 2013
Verre excursies mogelijk:
 Jacht groot wild
 Verbeelding en heimwee (naar huis)(later: empathie)  zorgt ervoor dat
mannen terugkeren
 Samenhorigheidsgevoel: camaraderie veel meer bij mannen dan bij
vrouwen (cf. sportclubs, hooliganisme, mannenclubs, ‘teambuilding’, …)
Resultaat (van alles samen): nomadische jager-verzamelaars culturen
o
Dat is finaal de eerste cultuur waarover we het hebben
CO-EVOLUTIE MELKVEEHOUDERIJ EN GENEN VOOR MELKVERTERING

Sahara met herdersvolkeren: het is nog maar vrij recent dat men begreep met wat men hier
te maken had (in Europa: potscherven gevonden – was zeer gek, want zat vol met gaatjes):
vandaag kan men daar een chemische analyse op doen, waaruit blijkt dat die potten gemaakt
werden om gestremde melk in te doen en waar men dan uiteindelijk kaas mee maakte

Lactase voor lactose vertering
o
± 7500 jaar of 350 generaties (Hongarije) populaties die melk of melkproducten
consumeren
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

 Dat zit er bij ons zo in dat je een gekookte maaltijd niet alleen eet
 Consumptie in groep: één keer per dag eet je in groep met nabestaanden
Craig et al Nature 2013
Kaner Nature 2013
119
Curry Nature 2013
o
Alle zoogdieren kunnen zolang ze zogen, melksuiker verteren: het gen dat dat
enzym aanmaakt voor de afbraak van melksuiker: lactase/lactose
 Eens het zoogdier gespeend wordt (= gestopt met zogen), zal voor de rest
van het leven geen lactase meer gemaakt worden en vanaf dat moment is
melk ‘giftig’
 Nu blijkt dat naarmate we in dat donkere gebied gaan, er meer en meer
volwassenen zijn die gans hun leven lactase blijven aanmaken en dus melk
kunnen verteren (herdersvolkeren die melkproducten gebruikten: kaas,
yoghurt, boter, …)
 Het gebruik van die producten heeft evolutionair en cultureel enorme
voordelen
Lactase persistence allele in contemporary Europeans. The dashed black line
indicates the limits of the geographic distribution of early Neolithic cattle
pastoralist (Funnel Beaker Culture) inferred from archaeological data
o

In het noorden heeft zuivel voordelen op landbouw:
o
o
Onafhankelijk van seizoenen
Veel graasterrein
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
o
120
o
o
Calorierijk en bewaarbaar (kaas)
Rijk aan vitamine D

 Remedie tegen hongersnood

‘Milk revolution’ in twee stappen (we krijgen een melkrevolutie in ons bestaan na de ijstijden,
toen veehouderij mogelijk werd)
o
o

Bereiding kaas en yoghurt tegen ‘lactasevergiftiging’
Melkconsumptie na genetische adaptatie (winstmutaties)
 Mutatie: slechts 1 nucleotideverandering in DNA (van cytosine naar
tymine) volstaat voor lactose resistentie
 Andere lactase hotspots hebben afzonderlijke mutaties
 Merkwaardig is dat het 3 verschillende puntmutaties zijn en die
alle 3 ontstaan gegeven hebben aan herdersvolkeren, en meer
bepaald pastorale culturen
Resultaat: herders
CO-EVOLUTIE LANDBOUW EN GENEN VOOR ZETMEELVERTERING
Maltase en amylase
o
o
o
o

Vanaf ontwikkeling landbouw (vooral graanteelt) en sedentarisatie
Wij leefden als jagers-verzamelaars en herders niet ter plaatse
 Wij zijn graan en planten pas beginnen kweken vanaf dat het mogelijk was
 Vanaf dan pas landbouwvolken
 Planten hebben één belangrijk nadeel voor ons in ons evolutionair
perspectief: als je er wil van leven, moet je er bij blijven (zoniet wordt het
door andere herbivoren opgegeten)
 Maar: planten hebben wortels, dus als je er wil bij blijven, moet je
sedentair worden
 Dat was dus de reden van sedentarisatie
Amylase: breekt de zetmeelmolecules af tot meervoudige suikers (maltose) en
een aantal diersoorten kan dat niet
 Samen met ons deden dat ook een aantal huisdieren (co-evolutie), anders
konden ze niet met ons samenleven
Co-evolutie van mens en hond (vanaf wolf)
Graan, rijst en coöperatie
o
Graan: naar individualisme en analytisch denken
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

121
o
o
o

Rijst: naar collectivisme (rijsttelers zijn meer coöperatief dan graantelers)
Henrich Science 2014: blijkt dat culturen die gebaseerd zijn op graanteelt, meer
analytisch denken en individualistisch benaderen dan de rijstculturen die het
tegenovergestelde doen
Talhelm et al Science 2014
Resultaat: landbouwers
CULTURELE CO-EXISTENTIE (GEEN INTEGRATIE, LAAT STAAN ‘INBURGERING’)

Blätterhöhle, Mainz, Duitsland

Gedeelde (dus vredelievende) begraafplaats voor de 3 verschillende culturen en niches:
jagers-verzamelaars, herders en landbouwers  betekent dat men cultureel overeen kwam

Neolithische culturen:
o
o
o

Meer dan 2000 jaar gebruikt door de 3 culturen
Onderzocht op DNA, C, N, S
Bollingo et al. Science 2013
Visser-jager-verzamelaars (dus meer dan jager-verzamelaars)
Herders afkomstig van Anatolië (‘milk revolution’)
Landbouwers: hier mutatie voor verteren van zetmeel (amylase, enz.) (agrarische
revolutie)
Uitwisselingsmodel voor koolhydraten-proteïnen (vis en jachtwild): van jagers-verzamelaars
(gaven graanproducten) naar landbouwers (gaven proteïnen) (herders gaven calorierijk eten)
o
Resultaat van co-existentie en handel:
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
o
o
o
122






Verving geleidelijk jager-verzamelaars
 Groot deel van de Europeanen zijn afstammelingen van lactose
resistente melkveehouders (er was weinig genetische
uitwisseling)
 Bollingo et al. Science 2013
Dus zeer intens cultureel contact
 Waar we veel van elkaar leerden, maar onze eigen culturele
eigenheid behielden
 Maar gehecht aan voorouderlijke levenswijze en dieet
Minstens 2000 jaar ‘parallelle gemeenschappen’ met weinig genetische
uitwisseling: dus een zware culturele interactie (handel) met eigenheid
van de culturen en relatief weinig genetische uitwisseling (geen
“inburgering”!)
 We zijn met onze inburgering fout bezig: dat komt van mensen die
niet kunnen verdragen dat er verschillende culturen vredelievend
samenleven
Geweldloze samenlevingen, geen prehistorische oorlogsvoering
 Oorlog (collectief groepsgeweld) …: “het zal wel altijd zo geweest
zijn, dat is cultureel eigen aan de mens”  klopt niet!!
 Tot nader order is dat nog niet teruggevonden in archeologische
contexten
 Wij zijn een soort die helemaal niet geëvolueerd is om boel te
maken
Bollingo et al. Science 2013
Gibbons Science 2014
CULTURELE NICHE CONSTRUCTIE

= De constructie van onze niche (= de omgeving waarin we wonen als diersoort,
plantensoort)
o

Bv. bevers wijzigen de elementen van de natuur op zo’n wijze dat hij er een
geschikte omgeving mee creëert (door een dam te bouwen)
Elementen wijzigen in het plaatselijk milieu
CULTURELE NICHE CONSTRUCTIE

Bv. graslei

Stimulerende impact op genetische adaptatie:
o
Verteren melk, zetmeel, alcohol enz.
 Alcohol: analoog verhaal – ‘water bij de wijn doen’ – godsdienstverschillen
 Men ontsmette vroeger het water door er wijn bij te doen  later begon
men expliciet wijn te drinken omdat het leuk en lekker was
 Koude streken: bier leren drinken omdat het water besmet was met
cholera
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
NICHE CONSTRUCTIE
123

o

Culturele contexten geënt op genetische constitutie  moeilijk van elkaar
los te trekken
Pigment: van zwart tot wit (met vitamine D)
 We maken melanine dat pigmenteert naarmate dat het nodig is (bruin
wanneer er veel zon is)
 Cf. Human Skin Colour Distribution
Remmende impact op genetische adaptatie
o
o
o
o
Door het feit dat we aan culturele niche constructie doen, hebben we bv. vuur
ontwikkeld om ons te warmen en te koken, en kledij om ons te beschermen tegen
de koude
 zowel culturele als genetische adaptatie
Vuur en kleding: weinig genetische adaptatie aan koude culturele genderdifferentiatiemogelijkheden (cfr. volgende les)
Slecht zien en brillen: genetische selectie onderdrukt
 In het verleden zou dat een serieuze verliesmutatie zijn
Enzovoort
KRITISCHE EVALUATIE (VAN DEZE LES)

Prof probeert ons een denktrand bij te brengen vanuit onze evolutionaire context:
psychologie hier en vandaag proberen begrijpen vanuit ons evolutionair verleden

Cultuur bestaat niet uit zuivere, afzonderlijke pakketjes die mooi van elkaar te
onderscheiden zijn
o
o
Gen-cultuur co-evolutie analyseert cultuur en biologie (bij meerdere soorten)
o
o

Gaat over de impact van beide samen!!
‘Nature-nurture’ voorbijgestreefd: slaat op niks en is een terminologie uit het
verleden waar je beter over zwijgt
Culturele differentiatie van ons gedrag
o
o
Wat bedoel je met “de psychologie” van de mens?  dat bestaat niet!!
 Je zit met culturele differentiatie wereldwijd: deze is zo groot dat je dat
niet kunt herleiden tot een eenheidsworst
 Verschillende stromingen en allemaal samen op hetzelfde moment
Cfr. WEIRD people: let op met de extrapolatie van deze mensen!
 Deze komen slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden voor
 Extrapoleer deze mensen niet tot ‘de mens’
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Evenmin zijn genen eenvoudige evoluerende blokjes, los van de omgeving (te
simplistisch gedachtegoed)
Het één kan niet zonder het andere! Integratie!
124
MAN-VROUW
WAAROVER GAAT HET?
MERKWAARDIGE MENINGEN

“Ik hou van jou”: als we mondiaal kijken naar de relatie tussen mannen en vrouwen en hoe
gemiddeld gezien mannen zich gedragen t.o.v. vrouwen en de positie van vrouwen, lijkt van
dat gezegde weinig te kloppen  merkwaardige meningen

“People everywhere understand seks as something females have that males want”:
merkwaardig dat men mannen en vrouwen zo ziet

“The most successful scientists and engeneers are predominently male” (rector Harvard
University, 2005): ‘mannen intelligenter dan vrouwen’

“Why are women so good at chess?” (grootmeester in schaken, en toevallig ook psycholoog)

Hormonenbalans
o
o
o
o
IQ ↔ visueel-spatiale vaardigheden
o
o
o
Bij de mens zwak in vergelijking met een aantal andere soorten (chimpansees,
bonobo’s), DUS je moet daarop geen IQ gaan baseren!
Hopkins et al. Current Biol 2014
Chimpansee Ayumu: bolletjes aanstippen in stijgende volgorde (ervoor werden
gedurende een seconde cijfers getoond op het scherm): wij halen als mens nog
geen fractie van wat chimpansees halen  onze visuo-spatiale vaardigheden zijn
zo geprogrammeerd in ons evolutionair perspectief dat die functioneren in de
mate dat wij ze nodig hebben ( regenwoud: nodig om de weg niet te verliezen)
DISCRIMINATIE EN VOOROORDELEN

Nobelprijs voor de Vrede, 2011: waarom 3 vrouwen? En dan nog bruin tot zwart?
o
o
o
o
o
o
Toeval of discriminatie ten voordele van vrouwen? Of omgekeerd?
Citaat uit het verslag: ze krijgen hun Nobelprijs voor “niet-gewelddadige strijd
voor de veiligheid van vrouwen en het recht van vrouwen om zich volledig in te
zetten voor vredeswerk”
Of zijn het vrouwen die opkomen tegen discriminatie door mannen?
Discriminatie tussen geslachten, of is er meer?
 ‘Ras’, overtuiging enz.
Is discriminatie lokaal of wereldwijd?
Is discriminatie dan recent of van alle tijden?
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Niet enkel sekseverschillen, maar ook een heel aantal merkwaardige zaken, bv. de
verhouding van de wijsvinger t.o.v. de ringvinger bij mannen en vrouwen (MAAR:
statistisch niet uit elkaar te houden)
Relatie vindt weerspiegeling in digit ratio 2D-4D
O.a. Manning Buser Games Econ Beh 2012: er schijnen daar een aantal typische
vrouwelijke gedragspatronen aan gecorreleerd te zijn (moederzorg, muzikaliteit,
…)
Ruimtelijk oriëntatievermogen van jongens/mannen is een constante, terwijl dat
bij vrouwen gestuurd wordt door de menstruatiecyclus
125
Vrouwen die opkomen tegen discriminatie door mannen
o
o

Juridische en maatschappelijke betekenis van discriminatie:
o

Waar nodig, bewust of onbewust, manipuleren we de zaken zo dat ze nooit meer
lijken op de originele, oorspronkelijke en juiste manier van voorstellen
Subjectief denken
o
o

"Onrechtmatig onderscheid maken tussen mensen of groepen"
 Rechtmatig onderscheid is voorwaardelijke coöperatie
 Ebola: Liberia – West-Afrika: de sterfte van vrouwen tijdens de
bevalling is het laatste jaar verdubbeld  reden: ebola is zeer
besmettelijk en wordt overgedragen via lichaamsvochten 
consequentie: geen enkele vrouw werd nog bij de bevalling
geholpen
 Dit is een ‘rechtmatig’ onderscheid maken
 Je kunt dus heel merkwaardige situaties meemaken naargelang de
levensomstandigheden, waarbij het ene geslacht t.o.v. het andere
geslacht bevoor- of benadeeld kan worden
Manipulatie waar nodig
o

Conner et al. Science 2014
Mevrouw Karman: kwam voornamelijk op voor het reduceren van discriminatie
door mannen
We zijn permanent subjectief aan het denken waar we pretenderen dat we
objectief zijn
We zijn courant vooringenomen, met een subjectieve benadering van de feiten
 Dat is niet erg, zolang we ons daar bewust van zijn wanneer nodig
 WEIRD people (Henrich et al. Beh Brain Sci 2010; zie vorige week): men
pretendeert in die uitspraken dat de bevindingen die gedaan worden,
opgaan voor de volledige mensheid/bevolking
 Pas in 1948: kiesplicht voor vrouwen in België (niet enkel in België, maar
wereldwijd, hebben tot in de eerste helft van de 20e/21e eeuw vrouwen
moeten vechten voor hun rechten)
A 2008 survey of the top psychology journals found that 96% of subjects were from Western
industrialized countries - which house just 12% of the world's population. Strange, then, that
research articles routinely assume that their results are broadly representative, rarely adding
even a cautionary footnote on how far their findings can be generalized.
o
o
= WEIRD people
Henrich et al. 2010 Nature 466: 29

Nobelprijs voor de Vrede, 2014: recht op onderwijs voor meisjes  Malala Yousafzai werd
neergeschoten omdat ze als kind opkwam voor recht op onderwijs

We zitten dus met serieuze discriminatie en vooroordelen die rechtstreeks de kern raken van
die genderverschillen tussen man en vrouw  hoe komt dat?
CONCEPT MAN-VROUW VANUIT EVOLUTIONAIR PERSPECTIEF
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

126
Basisprincipes:
o
Relatie tussen:




Nu weten we dat die ‘black box’ enerzijds door onze erfelijke constitutie
(DNA) en anderzijds door het milieu gestuurd wordt
Onbegonnen werk om op 4 lessen iets zinnigs te zeggen over naturenurture
Een verhaal over de zee-olifant als voorbeeld: er is recent onderzoek
gedaan bij vinpotigen dat interessant is (groep: zeehonden, walrussen, …)
 Zoals elk zoogdier is er een brein in een lichaam, en het volume
hersenen kun je uitdrukken in % van het totale lichaamsgewicht
 We constateren dat bij intraseksuele competitie van mannen, je in
‘bodybuildingsituaties’ terecht komt, en waarbij je kan zeggen dat
als er toch van geslachtsverschillen gesproken moet worden
(empathie, intelligentie) dit zeker niet ten voordele spreekt van
het mannelijke geslacht bij zoogdieren
Basisprincipes bij de mens:
o
o
o
o
o
Man-vrouw verschillen hebben meer te maken met cultuur en
vooringenomenheid dan met biologie (herinner je 1: gen-cultuur coëvolutie)
 Ook hier, in deze context, kunnen we zeggen dat als we het hebben over
man-vrouw verschillen, dat we eerder te maken hebben met culturele
eigenaardigheden (vooringenomenheid i.p.v. objectiveren) dan over
biologie
 Wij zijn als mens een ‘cultureel beest’
Let op voor gemeenplaatsen/veralgemeningen zoals:
 Vrouwen verbannen naar een suboptimaal professioneel leven
 Mannen verbannen naar suboptimaal ouderschap
 Dat heeft allemaal niets van doen met biologie
Zorg voor het nageslacht in een sociale context (in de breedste zin)
Lust  romantische liefde  hechting aan de partner
 Je doorloopt één of meerdere cycli als mens
 Al sinds het begin der tijden
 Lustgevoel: kan tijdelijk zijn of kan evolueren naar een volgende fase van
romantische liefde (het object van je liefde is voor jou alles)
 De fase van romantische liefde kan evolueren dat men dat weer gaat
relativeren: partners voor elkaar, voor het hele leven
 Er kan ook een cyclus naast een andere cyclus komen

Vrouw =
 Man met verschillende geaardheid en brein
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

127


Vrouwen verbaal sterker dan mannen
‘Ploeg catastrofaal voor de vrouw’ (Helen Fisher 2006, cfr. internet) (in
historische tijden)  meer hierover: zie verder
OUDERZORG VAN MONO- TOT POLYGAMIE
MANNELIJK EN VROUWELIJK

Er bestaan maar twee geslachten!

Evolutie naar ongelijke geslachtscellen (wanneer die verschillen: zygote, beginnend leven 
reservestoffen aan toegevoegd  groei)
o
o
o
Ofwel weinig grote geslachtscellen, ofwel veel kleine geslachtscellen  keuze
Vrouw: macrogameet/eicel
Man: microgameet/zaadcel (minder grondstoffen insteken, zodat men meer
geslachtscellen kunnen maken)
 Gevolg:
o
o
Overmaat aan zaadcellen voor beschikbare eicellen (nijpend tekort aan eicellen)
Competitie tussen mannen voor (de gunst en de bevruchting van) vrouwen
PARTNERS VOOR HET NAGESLACHT
Geen ouderzorg
o
o
o
o

Beide partners geven 50% van hun genen aan hun nakomeling
Bij de meerderheid van de soorten is er alleen een productie van geslachtscellen,
en is het verhaal af
 Sommige soorten: minder produceren en zorgen voor minder verlies door
zorg te dragen voor die cellen
Bv. mosselen: vrijen niet, maar spuien hun geslachtscellen in het water
Het alternatief is dat je wel ouderzorg ontwikkelt: zorg dragen voor je
‘geslachtsproducten’
Ouderzorg:
o
o
Genetische monogamie
 Bepaald door de limiterende factoren van het milieu: ieder individu van
om het even welke soort, is aangepast aan de omgeving waarin hij leeft
 Bv. pinguïns: als elk van beide partners zich 100% en permanent
inzet voor zijn/haar nageslacht, lukt dat
 Bv. merels: zoeken permanent regenwormen voor zijn/haar
nageslacht
 Die limiterende factoren zorgen ervoor dat men genoodzaakt is
om in een monogame situatie samen te leven (want dit niet doen,
vraagt energie en die heeft men niet)
 Monogame soorten zijn meestal monogaam voor het leven
 Geen uiterlijke geslachtsverschillen
Sociale monogamie: monogaam voor de omgeving
 Als het milieu meer luxueus wordt, zodanig dat we ons meer dan één
nakomeling te hebben, schuiven we weg van die monogame situatie 
selectie voor polygamie mogelijk
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

128
o
Eerste fase: sociale monogamie: men is voor de omgeving (in de
sociale context) monogaam, maar in principe polygaam
 !!! Spermashopping en extrapaarcopulaties: risicospreiding ♀ (klassieke
opinie)
 Jaloezie bij vogels: andere motieven mannetjes – vrouwtjes
 Nestkastjes (= ‘luxeappartement’): vrouwtjes keuze om wettelijke
echtgenoot te worden, maîtresse te worden, of niets te hebben
o Mâitresse: helft van de jongen (= extrapaarcopulaties)
sterft door miserie
o Er is selectie vanuit mannelijke kant voor sociale
monogamie
o Er is ook bij vrouwtjes selectie voor sociale monogamie
 Vrouwtjes doen aan risicospreiding door spermashopping
(verschillende soorten DNA) tijdens de voortplantingsperiode =
vrouwtje ligt aan de oorsprong van de extrapaarcopulaties
 = dit is de klassieke visie, die gaat nu niet meer op! (de dag van
vandaag weten we meer!)
 Prikkels voor coöperatie bij ♂ ♂ (recente opinie)
 Als vrouwtjes aan spermashopping doen en mannetjes niet nee
zeggen, en je daardoor de uitkomst hebt dat tot 50% en meer van
de jongen afkomstig zijn van andere mannen, wordt de situatie
volledig anders
 (Mensen gaan niet ‘vreemd’: men gaat bij bekenden)
 Als het zo is dat in een nest een bepaalde, niet te verwaarlozen
frequentie jongen ligt van de buren (vrouwen weten altijd wie hun
nakomelingen zijn!), krijg je een onzekerheid over het vaderschap
(door die spermashopping)
 Het is in het belang van het nakomelingenschap van ieder individu
om tijdens die voortplantingsperiode (en zeker vanaf dat die
jongen er zijn) wat minder territoriaal te zijn en wat meer
coöperatief: door dit gedrag van vrouwen gaan we de weg op van
coöperatief en sociaal gedrag
 Sheldon et al. Nature 2014
 Eliassen et al. PLOSone 2014
 Territorium: verdedigd woongebied (= bezit)
Polygamie als 1 partner volstaat: mannetje of vrouwtje kan alleen voor het ‘kind’
zorgen (bv. anemoonvisjes, juffervisjes)  broedzorg voor wie laatst bij het
legsel/de worp is
 Partnerschap is nodig voor de voortplanting in de enge zin van het woord,
maar niet in de bredere context, want daar kan één partner volstaan:
 Uitwendige bevruchting: ♂
 Inwendige bevruchting (= uitzonderingen: eerst bevruchting en
pas dan nakomelingen, bv. zoogdieren): ♀
ALTRUÏSME BIJ BLOEDVERWANTEN
VERWANTSCHAPSSELECTIE
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

129
Selectie van verwanten (bloedband)
o
o
o
o
o
o
Schino et al Ecol Lett 2010
Marshall Tr Ecol Evol 2011
 Doch lees deze publicatie na laatste les (groepsselectie) voor een beter
begrip
rB – K > 0 (Hamilton): altruïsme (= voor elkaar iets doen in het kader van een winwin operatie): “ik wil veel doen voor mijn nageslacht als zij het maar goed hebben en
blijven leven, want zij zetten mijn erfelijk materiaal door”  je krijgt een
altruïstische interactie als de baten van de interactie groter zijn dan de kosten
 r = verwantschapscoëfficiënt (van 0, helemaal niet verwant, tot 1, helemaal
verwant)
 B = baten
 K = kosten
Verwantschapsselectie of ‘kin selection’: altruïsme voor bloedverwanten
(zus/broer > neef/nicht) omdat jouw erfelijk materiaal ook bij hen aanwezig is
Promoot voortbestaan eigen genen
Fitness: % eigen genen in de volgende generatie van de populatie
 = het aandeel van je erfelijk materiaal dat je gaat meegeven in de gene
pool of erfelijke constitutie van de volgende generatie
 Directe fitness: component v.d. fitness door zelf te reproduceren
 Indirecte fitness: component v.d. fitness door verwanten te helpen
 Samen: inclusieve fitness

Evolutionair perspectief vanuit het gen (genen), en niet vanuit het individu: we zijn niet
anders dan een genetische expressie van dat continuüm

Inclusieve fitness telt!
o
o
o
= directe + indirecte fitness
Direct of indirect doet niet ter zake
Homofobie ongegrond (“je kan toch geen kinderen krijgen”  zever: kan ook
helpen met de opvoeding van kinderen uit de bloedband, waarbij hij/zij kan
bijdragen aan de verderzetting van zijn/haar erfelijk materiaal)
WETMATIGHEDEN

Kentekens om verwanten te herkennen
o

Vuistregels:
 Wie je eerst ziet na je geboorte zijn je ouders (cfr. ganzen Lorenz)
 Een ‘nabestaande’ in de natuur, is een verwant
 Kenmerken: zicht, geur, geluiden, … (zie verder)
Juridische en maatschappelijke betekenis van discriminatie
o
"Onrechtmatig onderscheid maken tussen mensen of groepen"
 Herinner je
rB – K > 0
 Geen verwantschap (r = 0)
 Geeft enkel kosten zonder baten
 Risico op discriminatie van ‘vreemdelingen’
 Zicht
 Geluiden: taalbarrières
 “Eigen volk eerst”
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

130
DYNAMIEK VAN FAMILIALE RELATIES
FAMILIE
Waarover gaat het?
o
o
o
o
Woord dat we heel vaak gebruiken
Juiste omschrijving: samenlevingsvorm van ouders met hun volwassen
nakomelingen
Wanneer de kinderen niet volwassen zijn, is er geen sprake van een familiale
relatie (bv. wel ‘gezin’ als je dat wilt)
Het gaat om indirecte fitness: als er coöperatieve broedzorg is (met meerdere
personen zorgen voor de gezamenlijke fitness), heb je een voordeel van familiale
relaties

Familie: samenleven van volwassen nakomelingen met ouder(s)

Voordelen:
o
o
o

Indirecte fitness verhoogt
 Door coöperatieve broedzorg
 Inclusieve fitnesstheorie
 Bij sommige diersoorten heel sterk uitgesproken (bv.
stokstaartjes: oudere broertjes en zusjes zorgen voor de kleintjes
wanneer de ouders gaan jagen zijn)
 = Alloparentale hulp: en passant leert men de stiel, en als kleintje
wordt men verzorgd door oudere verwanten
 Alloparentale hulp
 Zorg voor jongen waarvan men geen ouder is (cf. babysitten)
o Indien wij natuurlijk zouden leven, zouden wij geen
poppen hebben, maar echte kleine kinderen om
verzorgend mee te spelen
 Verticale leeftijdsopbouw in opvoeding!
Leerschool
 Je leert vanaf je geboorte allerlei informatie uit de groep en je leert vanuit
een opvoedende context omgaan met kleintjes
 Cfr. deel 1, gen-cultuur co-evolutie
 Cultuuroverdracht (bv. apen in Japan hebben geleerd om de winter door
te brengen in thermische warmwaterbaden)
 Opvoeding: je zorgt en je wordt verzorgd
Territorium overerven
 Als je nog thuis woont: onroerend goed overnemen van de ouders als die
gestorven zijn
 Bv. eikelspechten: verzamelen eikels, maar die komen maar één keer in
het jaar naar boven (bewaren die in gaatjes in bomen)
Ecologische beperkingstheorie verklaart ontstaan families
o
Families ontstaan wanneer het thuis beter is dan ergens anders: men is door de
omgeving beperkt om weg te gaan (cf. ecologische beperkingstheorie)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

131
o
o
o
In een gunstig milieu zien wij bij alle soorten met familiale constellaties, families
degraderen
 Dat gebeurt bij ons tot in het absurde
 Bv. ‘gek argument’: zich maar twee kinderen kunnen permitteren omdat
men maar 3 kamers heeft
 Typisch: anti-familiaal leven en men vindt dat gewoon normaal
 We zijn sociaal en psychologisch gezien totaal fout bezig en we beseffen
het niet
Beter thuis dan tekorten elders voor:
 Overleven
 Voortplanten
In gunstig milieu degraderen families
 Van familieleven naar elk zijn kamer in huis
FAMILIERELATIES
Familiedynastie
o
o
o
o

Matriarchaat
o
o
o
o

Gaat over een vrouw en haar nakomelingen, ongeacht het geslacht
Verzameling van een ♀ en al haar nakomelingen
Typisch: zuiver, duidelijk te omschrijven
Clan: aantal matriarchaten
Filopatrische (afstammings)lijn langs matriarchale of patriarchale kant
o
o
o
o

Meerdere generaties samen in familieverband (ook kleinkinderen en
achterkleinkinderen)
Niet enkel accumulatie van ervaringen, maar ook van macht  geeft aanleiding
tot conflictsituaties in de sociale dominantiehiërarchie
Sociale dominantie met dominantiehiërarchie (van oud naar jong)
Sociale dominantie: veranderingen in voortplantingsrechten (hoeft niet altijd
over kinderen te gaan: delen/geven en nemen) van de leden (generaties) in de tijd
Afstammingslijn van het sedentair geslacht (meestal patriarchaal)
Vrouwelijk of mannelijk filopatrisch systeem
Het zou veel logischer en duidelijker zijn moesten kinderen de naam van hun
moeder krijgen
Levinson Science 2012
Soorten families
o
o
o
Eenvoudige, conjugale, biparentale of kernfamilie (nucleaire familie)
 Één reproducerend paar (slechts één of twee voortplanters, samen met
hun jongen/kinderen)
Uitgebreide familie: meerdere voortplanters
 Bv. leeuwen
 Als je begint met een koppel (zeer uitzonderlijk) en de kinderen
samenblijven in datzelfde matriarchaat en onderling voortplanten
Belangenconflicten zijn gewoon/normaal in families en voor de buitenwereld
verborgen
 Eigendomsrechten (wat is voor wie, en hoeveel?)
 Voortplantingsrechten (wie mag voortplanten?)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

132

Reproductieve asymmetrie
o
o
o
o
o
Gelijkwaardige verwanten (evenveel erfelijk materiaal) delen vlotter: sociaal
gedrag tussen verwanten zit bij ons ingebakken
 Twee zussen (aan allebei even verwant)  symmetrie
 Zus (aan haar meer verwant dan aan nicht) en nicht  asymmetrie
Hoe minder verwant, hoe meer compensatie nodig voor hulp (beloning)
Pestgedrag van ouder (♂) om jong (zoon) de voortplanting te beletten
 Functie van verwantschapscoëfficiënt r
 Bv. bijeneters (vogels): volwassen kinderen helpen de ouders bij het
opvoeden van nog kleinere jongen  vader probeert de ‘vrijage’ van de
zoon te voorkomen, pestgedrag, tot de zoon het opgeeft (want even
verwant aan zijn broertjes en zusjes, dan aan zijn kinderen later)
Hogere asymmetrie: hogere monopolisatie voortplanting (terroriseren)
Twisten tussen matriarchale bloedband en patriarchaal bezit
 Vrouwen kijken in eerst instantie naar het welzijn/welvaren van hun
bloedband, tegen het belang van mannen in vaak
 Mannen zijn meer om de clanconstellaties begaan
 “Bloed stroomt matrilineair, bezit erft patrilineair”
 Verschil tussen bezit en eigendom (territoriaal versus groep)
 Zoals rijk en geluk
 Historisch en prehistorisch

Voortplanter wordt vervangen na verdwijning (meestal dood) partner (dit is niet typisch
menselijk)

Gevolg: gedeelde voortplanting mogelijk

Incestverbod = exogamiegebod in families
o
o
o

Inteelt geeft accumulatie verliesmutaties (negatieve erfelijke eigenschappen) 
dus zeer zware genetische selectie tegen: er is geen selectie in de loop van de
evolutie voor inteelt (want doet het veel minder goed)
 Inteelt komt quasi niet voor, tenzij het ‘nodig’ is
 Als het wel vaak voorkomt, is dat omdat we niet natuurlijk leven
 Als je niet sociaal leeft, kun je geen verwant tegenkomen
 Bij sociaal levende soorten: regel: één geslacht blijft en het andere trekt
weg
Geen seks gerelateerde agressie binnen (eenvoudige) families
Inteelt (incest) wordt vermeden:
 Één geslacht blijft: sedentair geslacht (meer verwantschap)
 Vuistregel:
o ♂ vogels
o ♀ zoogdieren
Vervang- of stief familie (‘nieuw samengesteld gezin’)
o
o
Voortplanter wordt vervangen na verdwijning (meestal dood) partner
Gevolg: gedeelde voortplanting mogelijk
 Incestverbod opgeheven
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
VERVANGFAMILIES
133

o
Gewijzigde sociale dynamiek: zonen (wanneer volwassen) uitzicht op
ouderschap, waar dat voordien niet mogelijk was
 Onzekerheid over ouderschap leidt tot coöperatie (zie later) (zie ook
eerder, voorbeeld van de vogels)
 Maar ook seksuele agressie
Zelfde situatie bij overgang van eenvoudige naar uitgebreide familie!
 Één geslacht blijft en ander geslacht komt binnen
GEMENGDE FAMILIES

Gemengde families hebben situaties waarbij niet iedereen iedereen als gelijke ziet

Kinderen afkomstig van verschillende voortplantingsrelaties
o broertjes 50%
o halfbroertjes 25%
o stiefbroertjes 0%
verwant

In eenvoudige families stimuleren ouders broederlijk delen (alle kinderen = gelijkaardig)
 nodig want kind:
o
o
100% verwant aan zichzelf
50% aan broers/zussen

In stieffamilies stimuleren ouders favoritisme onder verwanten (cf. genetisch egoïsme:
eigen kinderen, schone kinderen)

Minder coherent dan zuivere families

Kan zelfs leiden tot infanticide (meer hierover in les 3), in noodsituaties of situaties van
tekort (dan zou een ouder/moeder het kind kunnen voortrekken, of erger nog)

Geïntegreerde theorie voor sociale dynamiek van een familie: het is een dynamisch en geen
statisch proces, dat heel sterk afhankelijk is van milieuomstandigheden (het milieu bepaalt in
welke mate een familie uitgebreid of eng zal zijn, en stevig of minder stevig)

Rolverdelers in de dynamiek:
o
o
o
o

Ecologische beperkingstheorie: als er tekorten zijn ergens anders, ga je families
hebben die des te sterker zijn als het binnenshuis ‘rijker’ is dan in de omgeving (cf.
middeleeuwen: adel)
Verwantschapsselectie (Hamilton): hoe sterker de bloedband, hoe meer men
voor elkaar over heeft
Sociale dominantie: hoe sterker het geslacht van bovenuit, hoe minder van
onderuit er kan
Reproductieve asymmetrie: hoe minder iemand verwant is, hoe minder je er gaat
voor over hebben
Dynamiek van de familie (structuur en gedrag) is een functie van de veranderingen in de
omgeving
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
SAMENGEVAT
134
SEKSUELE SELECTIE
SOCIAAL LEVEN
WAAROM SOCIAAL?
Gevaar vermijden
o
o
o
o
o

Waarover gaat het?
 Taakverdeling tussen voedsel zoeken en uitkijken
 Meer ervaring met leeftijd
Verdunningseffect: risicospreiding
Waakzaamheid: communiceren voor heel de groep
 Democratische besluitvorming
Emotionele aanstekelijkheid
 Synchroon handelen: kuddedieren
 Overname gemoedstoestand van anderen: angst overnemen
 Cognitieve empathie
 Emotionele aanstekelijkheid gecombineerd met beoordeling van
situatie van de ‘andere’ (oplossing bieden)
Functie en motivatie van gedrag:
 Functie: evolutionaire verklaring (eerder voor biologen)
 Motivatie: aanzet tot activiteit (eerder voor psychologen)
 Gemotiveerde autonomie:
 Motivatie ontkoppeld van functie
 Meestal buiten het bewustzijn om
o Seksuele activiteit ↔ voortplanting
o Restaurantbezoek ↔ eten (grondstoffen indoen)
Proviand bemachtigen
o
o
o
Groepen zijn informatiecentra (‘kuddementaliteit’)  zwermen, recepties, …
Bemachtigen grote prooien: co-evolutie (ook de prooi evolueert o.b.v.
socialisatie)
Circulerende beweiding/vruchtgebruik: veiliger + tijd voor omgeving om te
recupereren
 = Nomadische mens in woongebied: trekken verder zodat de omgeving
terug kan recupereren en niet uitgeput geraakt (keren later terug)
 Grote, zelfs gemengde Afrikaanse kudden grazers

Nomadische mens in een woongebied

Niet enkel voordelen, ook nadelen
o
o
Competitiedruk bij tekorten: optimale groepsgrootte in functie van limiterende
omgeving
Verhoogde kans op infecties: parasieten
NIET TE VERGETEN

Sociaal gedrag wordt enkel bij sociaal levende soorten aangetroffen
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

135

Sociaal leven is essentieel voor de evolutie van coöperatie en altruïsme (bv. luipaard of
roodborstje: leeft alleen)
SEKSUELE SELECTIE
WAT IS SEKSUELE SELECTIE?
Seksuele selectie: selectie van een individu voor de beste genen onder beschikbare
soortgenoten
o
Bv. een opvallend mannetje boven een ander verkiezen

Natuurlijke selectie: selectie van de omgeving voor de beste individuen onder beschikbare
soortgenoten  survival of the fittest

Leven = overleven + voortplanten
o
o
o

Intraseksuele selectie
o
o
o

Overleven = natuurlijke selectie
Voortplanten = seksuele selectie
Vaak tegengestelde belangen: veilig zonder partner ↔ risico’s met partner (zie
verder)
Competitie tussen geslachtsgenoten voor de gunst van het andere geslacht
 Bv. zee-olifanten: lichaamsgewicht en grootte stijgt om vrouwtjes te
versieren (maar hersenen en testikels groeien niet mee)  competitie
tussen mannetjes
(Culturele) evolutie kan twee richtingen uit (bij ♂♂):
 Ofwel toenemende competitie en isolatie
 Ofwel toenemende coöperatie en socialisatie
 Bv. vogels : spermashopping  coöperatie mannetjes
 (Zie les 2 bij sociale monogamie!)
Het gevolg van competitie tussen mannetjes, waarbij ze zelfs met elkaar vechten
voor de verovering van vrouwtjes
Interseksuele selectie
o
o
Voorkeur individu van ene geslacht voor individu van andere geslacht
Wanneer een individu meer indruk maakt op het andere geslacht dan zijn rivalen

Reproductiestrategie: intra- en interseksuele selectie samen

Vrouwen bepalen de selectie
o
o
Mannetjes bevruchten eieren sneller dan wijfjes ze kunnen maken
 Dus:
 Reproductief succes man gelimiteerd door vrouw
 Reproductief succes vrouw gelimiteerd door hulpbronnen (bv. huisvesting, voedingsvoorzieningen, …)
Belangenconflict tussen geslachten
 Hoge reproductie investering bij vrouwen: zij bepalen selectie
 Mannen winnen bij copuleren (weinig investering)
 Vrouwen winnen bij afwijzen (kieskeurig: grote investering)
o Recente invloed van voorbehoedsmiddelen op seksuele
selectie!
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

136

Reproductieve inspanning
o
o
o
o
Reproductieve inspanning = partnerkeuze + ouderzorg
Mannetjes investeren vaak meer in paringsinspanning + seksuele competitie
Vrouwtjes investeren vaak meer in parentale inspanning
= sterk cultureel afhankelijk!
COMMUNICATIE TUSSEN GESLACHTEN

Geen communicatie:
o

Ongeslachtelijke vermenigvuldiging
Communicatie:
o
o
Geslachtelijke vermenigvuldiging
Informatieoverdracht tussen zender en ontvanger via signalen
 Visuele signalen
 Rijk en variabel, doch vragen aandacht (en licht)
 BEELD
 Akoestische signalen
 Gericht en over lange afstand doch trager
 TAAL
 Tactische signalen
 Bij sociale organismen
 Verwaarloosd in onze cultuur !
 Nadeel: gelijktijdigheid: deze drie signalen moeten gelijktijdig aanwezig zijn
 Chemische signalen (bv. schaamhaar: produceert bacteriën en chemische
stoffen)
 Feromonen: seksferomonen
 Duurzaam doch niet flexibel

Materiële voordelen voor ♀ en nageslacht
o

Bv. (bruids-)giften: baltsvoederen; valentijn
Herkennen “goede genen”
o
Ostentatieve ornamenten
 Zelfversterkend effect door wegloopselectie vanuit de oorspronkelijke
vorm: weglopen van oorspronkelijke toestand naar een ostentatief
kenmerk (zo mooi en opvallend mogelijk maken = tonen van goede
genen)
 Evolutie van overdreven structuren en gedragingen
 Erectie bij mannen
 Mens zonder penisbeen (baculum)  moet dit tonen
 Voor prospecterende vrouwen: eerlijk signaal voor goede
gezondheid
 Keuze ♀ (erfelijk) voor ostentatief ♂ (erfelijk) geeft zonen met ostentatief
kenmerk, die haar genen beter doorgeven: als een vrouw (erfelijk) de
keuze maakt voor een bepaalde man met een ostentatief kenmerk
(erfelijk), dan gaan haar zonen dit ostentatief kenmerk ook verkrijgen en
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
SELECTIEMECHANISMEN
137
o
o
kan de vrouw haar genen beter doorgeven  deze zonen worden dan
weer sneller geselecteerd door andere vrouwen (cirkelredenering)
 Geldt ook voor vrouwen
Handicap principe
 Idem, doch ostentatief ornament wordt handicap (bv. niet meer kunnen
stappen)
 Nulmodel: seksuele en natuurlijke selectie houden elkaar in evenwicht
 Compromis tussen:
o Optimale overleving en
o Optimaal succes bij ♀♀
 Voordeel + nadeel = 0
o Geen verschillen tussen geslachten zonder seksuele competitie
o Geslachtsdimorfisme in niet monogame situaties
 Pak of das
tegenover
 Rok, hoofddoek of kleed
o Monogamie = geen seksueel dimorfisme/geslachtsdimorfisme
 Hoe
meer
naar
monogamie,
hoe
minder
geslachtsverschillen
 Wanneer seks overbodig is, bv. bij oudere koppels
Schoonheid


o
Schoonheid en symmetrie
Herkennen “goede genen”: eerlijke signalen
 Symmetrie = schoonheid: staat voor ‘goede genen’
 gaat over het volledige lichaam!
(Partner-)kopiëring: succesvolle individuele kenmerken nabootsen (bv. reclame)
COMPETITIE TUSSEN GESLACHTEN
Operationele geslachtsverhouding
o
o
Verhouding tussen beschikbare ♀♀ voor ♂♂
Sterke competitie: bij asymmetrische verhoudingen (geen 1/1)
SEKS IN EEN GEMEENSCHAP
SPERMACOMPETITIE

Competitie tussen verschillende ejaculaten voor de bevruchting
o
Vrouwtje gaat seks hebben met verschillende mannetjes: zaadcellen gaan
onderling in competitie en enkel de sterkste en meer geschikte zaadcel kan de
eicel uiteindelijk bevruchten
INTEELT VOORKOMEN

Inteelt: accumulatie van verliesmutaties

Inteelt verhinderen: één resident geslacht (filopatrische lijn)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

138
o
o
Dus: meer verwantschapsselectie onder het resident geslacht (cf. regel van
Hamilton)
Regel (uitzonderingen !): bij zoogdieren blijven de ♀♀ (kinderkribbe + zogen)
COPULATIEDEVALUATIE

Sociale vrede

Infanticide
o
o
Infanticide preventie
o
o
Vrouwelijke coalities
 Receptieve periode = vruchtbare periode
 Niet-verwante mannen in vrouwelijke coalities
 Copulatiedevaluatie met sociaal acceptabele mannetjes (moeten zich
sociaal gedragen zoals het hoort  enkel dan selectie door vrouwtje)
Mannelijke coalities
 Receptieve periode > vruchtbare periode  onzekerheid over vaderschap
neemt toe
 Niet-verwante vrouwen in mannelijke coalities
o ♂ ♂ verwant met iedereen in de groep (onderdrukt
agressie) (kinderen en volwassenen), behalve adulte
vrouwen
 Seks krijgt socialiserende functie (seks voor gunsten)
PRIMATENPERSPECTIEF
GEMEENSCHAPPEN

Vrouwen aggregeren voor proviand en veiligheid, mannen voor vrouwen (in de periferie)

Mannen verhogen de veiligheid van de groep:
o Verdunningseffect
o Verdediging
 Sterk seksueel dimorfisme (risico op infanticide)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Zekerheid geen vaderschap
→ mannen: vermoorden alle zuigelingen
Gedrag van leeuwen als uitgewerkt voorbeeld:
 Troep is sociaal georganiseerd
 Troep bestaat uit:
 Leeuwinnen: bloedverwanten (matriarchaten)
 Leeuwen: niet verwant aan de leeuwinnen
 Feromonen synchroniseren voortplanting van leeuwinnen
 Copulatiedevaluatie (onzekerheid over vaderschap)
 Alle mannetjes zorgen voor alle welpen
 Infanticide: nieuwe mannetjes doden alle welpen
 Leeuwinnen komen weer in oestrus
 Evolutionaire selectie voor dit gedrag
139
 man met meerdere vrouwtjes
‘FUSION-FISSION’ SOCIALE ORGANISATIE
Van polygyn (veelvrouw) naar veelman-veelvrouw (‘multimale-multifemale’)
o
o
o
o
Een vrouwtje kan ook meerdere mannen hebben
Reductie dimorfisme (lichaamsgrootte, hoektanden, enz.  meer gelijkend)
Spermacompetitie neemt toe (want: vrouw kiest welke man ze wilt)
Evolutie richting vriendschap
 Socioseksuele activiteiten
 ♀ copuleert met meerdere ♂♂
 Orgasme♀
 Holebigedrag in gradaties bij veel sociale primaten
 Akoestische communicatie voor contact
 Informatie overdracht (cultuur) via taal
 Vrouwen meer verbaal (ook schrijven)
 Herinner u: inteelt verhinderen, één resident geslacht
(filopatrische lijn)
VAN BORSTVOEDING TOT GROOTMOEDER
SPENINGSCONFLICT

Einde zoogperiode
o
Mama (= mamma) wordt moeder als de kost te groot wordt bij kosten/baten = 1
(kind groeit en wordt te groot !)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

140
o
o
 Zuigeling zuigt, moeder zoogt
 Als kosten / baten = 1  kind wordt te groot om te zuigen
Fitnessbelangen van ouder en kind asymmetrisch
 r ouder = 0.5 >< r kind = 1
 Ouders r = 0.5 voor alle kinderen
 Kind r = 1 voor zichzelf en r = 0.5 voor anderen
Speningsconflict: agressie van kind, afwijzen van de moeder
 Verschil met oedipuscomplex: geslacht van het kind doet er niet toe en
heeft niets te maken met jaloezie tegenover vader
GROOTMOEDERHYPOTHESE

Grootmoeder is nauwe verwante
o
o
Haar kleinkind behoort tot haar matriarchaat
Grootmoeder is een inruilbare moeder, maar geen inruilbare mama (gaat niet
zogen)
 Van directe naar indirecte fitness
o
o
o
Grootmoeder voedt
o
o
o

Na spening blijft kind afhankelijk van geprepareerde voeding
 Groenten- fruitpap
 Kus: grootmoeder maalt voeding voor in mond en geeft door via kus
Zij blijft actief: betrokken in opvoeding (derde generatieà
Zij heeft rijke ervaring: leert kind door voordoen
 Scholing, cultuuroverdracht
 Graafwerktuigen (vuistbijlen) vanaf paleolithicum
Grootmoeder is de moeder van de vader van het kind
o
o
Gevolg van onze sociale adaptatie om inteelt te voorkomen
Politieke interesse, niet politiek actief
ZEKERHEID OUDERSCHAP

♀♀ Kennen hun kinderen; enkel directe fitness
o

In nood intermatriarchale competitie
♂♂ onzeker, doch
o
o
o
Onderling verwant: indirecte fitness belangrijk naast directe
Selectie voor sociale bewogenheid binnen de groep:
 Indirecte fitness + seksuele selectie
 Functie ♂♂ minder centraal dan ♀♀
Taal: o.a. voor seksuele selectie
♀♀ kiezen partners op basis van reputatie (bv. meer taalvaardig)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Grootmoeder gaat indirect fitness verwerven en genen en cultuur (opvoeding)
doorgeven via kleinkinderen: bv. grootmoeder seksueel actief voor voedsel voor
kleinkind
Aanpassing aan opvoeding kleinkinderen (grootmoederhypothese)
Seks in ruil voor voedsel blijft gelden
141
MENOPAUZE
Win-win operatie (altruïsme) tussen niet-verwante vrouwen voor
o
o

Zogen (gesynchroniseerde reproductie)
Babysitten
Bij dood van de moeder
o
o
Geen win-win operatie meer
Menopauze als sterftekans = 100%
GROEPSLEVEN
ALTRUÏSME TUSSEN NIET-VERWANTEN
KENNISMAKING

Kunnen altruïsme en vriendschap vanuit een evolutionair perspectief?
o
Evolutie: ‘survival of the fittest’  sommigen denken dat altruïsme niet mogelijk
is voor survival of the fittest
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

142

o
Egotrippers zouden voordeel hebben t.o.v. altruïsten en iedereen zou een
egotripper worden  dit dacht men vroeger
 We gaan dat weerleggen, want men vergeet vaak dat je
selectiemechanismen kan hebben voor coöperatief gedrag
Natuurlijke selectie bevordert egotripperij (d) ten koste van coöperatie (c):

Altruïstische interacties tussen donor en begunstigde met kost c en baat b
o
o
o
Altruïsme: men geeft iets aan een ander
 Als je iets geeft ben je de donor
 Diegene die iets krijgt is de begunstigde
 Als je iets geeft, dan kost je dat iets (c) en de baat (b) is wat de andere
krijgt
 Resultaat is dat de baat groter moet zijn dan de kost, anders heb je iets
absurd  je krijgt dus win-win operaties
 Als je samen iets doet, bereik je iets dat je alleen niet kan bereiken
 Bv. Je zit samen in de les en je zou nota’s bij je hebben en je hebt
een groene stift en je maat heeft een gele stift, dan heb je elk een
kleurtje om te markeren
o Maar: als je overeenkomt om die van elkaar te gebruiken,
heb je ondanks het feit dat je maar 1 stift hebt, wel 2
verschillende kleuren
o Dus: in dit geval, in dat eenmalig simpele geval, zie je al dat
de coöperant het haalt van een egotripper
Kosten-baten te meten in fitness win-win operaties; gedeelde winst > b -c
Selectie als coöperant wint van egotripper
ALTRUÏSME TUSSEN 2 INDIVIDUEN (‘PRISONERS DILEMMA GAME’ OF ‘TIT FOR TAT’)

Samenwerken (win-win operatie)

Direct tussen 2 individuen
o
Eenmalige coöperatie
o
Herhaalde coöperatie

We zien coöperatie tussen twee individuen  je kan van elkaar aanvoelen “we hebben veel
aan elkaar gehad, we gaan ons de volgende keer weer samen zetten”  je krijgt dus
herhaalde coöperaties van ‘ik krab jouw rug als jij mijn rug krabt’

Herhaald samenwerken (win-win operatie)
o
Voorwaarde om tot coöperatie te kunnen komen tussen twee individuen die niet
verwant zijn (Trivers):
 Elkaar herkennen als individu (zodat je die de volgende keer kan
herkennen  bepaalde hoeveelheid intelligentie nodig)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Behalve wanneer specifieke mechanismen coöperatie promoten
143

o
‘Win-blijf, verlies-wissel’ strategie uitbouwen voor partnerschap
o
o
o

In projecten (bedrijfsleven)
Voor voortplanting
Je kan de theorie van Trivers (die met zijn twee voorwaarden onverbiddelijk is)
uitbouwen
 Stel iemand vraagt je een euro om iets te kopen  je antwoordt daarop:
“sorry maar ik heb er geen bij”
 Onder die 2 voorwaarden, is het gedaan met toekomstige samenwerking:
je voldoet niet aan de voorwaarden om iets voor elkaar te doen
 Maar: we kunnen de optelsom maken: “ik heb geen euro bij, maar de
volgende keer wel, die persoon kan dat begrijpen, dat is geen reden om de
interactie af te breken”
 Je maakt dus bij elke interactie een mathematische optelsom van + en – en
zolang de uitkomst positief is, blijf je samenwerken als je je niet kan
verbeteren
 Als het negatief uitdraait, stop je ermee: win-blijf, verlies-wissel strategie
 Dat zie je op allerlei terreinen, ook op vlak van de voortplanting: dat is
helemaal niet romantisch (ook een ‘optelsom’)
Belangenaltruïsme (zie dan ook verder)
 Secundair gevolg van altruïsme: altruïst heeft onrechtstreeks belang bij altruïstisch
gedrag
o
o
o
Het is in iemands eigenbelang om altruïstisch te zijn (want: interessanter dan
egoïstisch zijn  je hebt er meer aan)  dus: de altruïst heeft er onrechtstreeks
belang aan dat hij altruïstisch is
Reproductief partnerschap
 Reproductief succes afhankelijk van welzijn partner (want die staat ook in
voor jouw of jullie gezamenlijke kinderen)  vandaar dat het interessant
is alles voor elkaar te doen met het oog op het welzijn van jullie
nakomelingschap
‘Win-blijf, verlies-wissel’ strategie uitbouwen tot vriendschap
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Elkaar regelmatig terugzien (want: tegenover iets positiefs van de vorige
keer, zal weer iets positief staan de volgende keer, en tegenover een
vergrijp de vorige keer, zal er de volgende keer een sanctie staan)
 Dat is een heel stevige vorm van coöperatie die heel lang kan duren onder
die twee essentiële voorwaarden
 Als jullie elkaar kennen heb je een gemeenschap waar je veel voor
elkaar doet
 Als je in de Veldstraat loopt en je ziet de anderen als veldbomen
waar je vruchten kan plukken, kan je iets stelen van elkaar omdat
de kans groot is dat je elkaar niet kent en elkaar nooit zal terugzien
 er is niet meer voldaan aan de essentiële voorwaarden en men
besteelt elkaar
 In die zin is onze sociale context vandaag compleet anders dan
wat deze altijd geweest is in prehistorische tijden  de
evolutionaire reden waarom het nu gebeurt, is omdat we geen
mechanismen ontwikkeld hebben om te leven in deze situaties
Altruïsme: coöperatie (win-win operatie) met een tijdsinterval tussen prestatie
en tegenprestatie
144



Als je aanvoelt dat die voordelen (empathisch en bewust of onbewust) zo
positief uitvallen, dan evolueert dat mogelijks tot een intense
vriendschapsrelatie die niets met geslacht te maken heeft
Maar: je kan dit niet onbeperkt uitbreiden
Mogelijke interacties tussen 2 individuen: Ik / andere
o
o
o
o
+ / + coöperatie (mutualisme: coöperatie tussen verschillende soorten)
- / + altruïsme op langere termijn: wederkerig altruïsme (wederkerigheid, reciprociteit); wordt dus + / +
- / - competitie (haat)
+ / - uitbuiting (manipulatie, schijnvriendschap, parasitisme)
ALTRUÏSME TUSSEN MEERDEREN
REPUTATIE
 Indirecte wederkerigheid

“Ik krab uw rug en iemand anders krabt de mijne”

Steunt op:
o
o
o
Interacties zijn openbaar met nabestaanden als toeschouwers (waarneming) in een
dynamisch sociaal netwerk
o
o
o
o

We kennen elkaar, we zien elkaar regelmatig etc., maar we hebben het intellect,
het vermogen om dat allemaal van elkaar bij te houden, want we leven samen en
ik doe iets voor jou en jij voor de anderen en de andere doet dan weer iets voor
mij waarbij we allen van elkaar zien hoe iedereen zich gedraagt
Je moet niet afwachten wat het wordt, je weet het van elkaar op voorhand
De reputatie van iedereen in de groep is uitermate belangrijk
Indirecte wederkerigheid steunt dus op reputatie, cognitieve vermogens en
informatieoverdracht
 Je informeert elkaar wat de andere volgens jou is (maar: het is niet dat het
objectief moet gebeuren)
 Het kan interessant zijn je vriend(in) op te hemelen of net in een slecht
daglicht te plaatsen, of niets te zeggen
 Vandaar dat journalistiek soms fouten maakt door geen informatie te
geven
 Die interacties nu verlopen weer in het openbaar onder nabestaanden: we
nemen dat waar, we zien wat iedereen doet, en dit in een dynamisch
sociaal netwerk
Gevolg: hoe meer behulpzaam, hoe meer geholpen
o
Politiek dienstbetoon
 Hoe meer je behulpzaam bent voor een ander, hoe meer dat bijdraagt aan
je positieve reputatie en jij er ook vroeg of laat op kan rekenen
 Het is zelfs zo erg geweest dat men politiek dienstbetoon heeft moeten
afschaffen
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Uitbouwen van reputatie
Cognitieve vermogens
Informatieoverdracht (inclusief taal en roddels)
145
o
‘Privacy’  bestaat niet (is voor ons allemaal uitermate belangrijk als er ‘stront
aan de knikker is’, het schaadt onze reputatie): van het moment dat iemand of een
groep veel belang hecht aan privacy, is er evolutionair iets niet in orde

Beloning voor de altruïstische daad is belangrijk, niet wie ze geeft

Egotrippers krijgen vergelding door uitsluiting van verdere coöperatie (als je anderen niet
helpt, zul je zelf niet meer geholpen worden)

Evolutie naar:
o
o
o
Sociale en morele normen (goed en kwaad) binnen de groep, cultuurgebonden 
morele normen waar men collectief bepaalt wat kan en niet kan, goed of slecht is
 Daar zit een bepaalde dynamiek in: wat nu moreel getolereerd is, was dat
vroeger niet (bv. samenwonen voor het huwelijk)
Empathie  sterke selectie hiervoor binnen groepen
Strategisch denken
 Coalitievorming, maar ook manipulatie en verraad
GEMENGDE COALITIES

Onvoorwaardelijke strategie
o
o
Het is mooi om onvoorwaardelijk goed te zijn voor de ander
Maar: soms zijn er egotrippers die hiervan profiteren, en dan wordt dat
coöperatief gedrag ondermijnd en soms zo zwaar, dat het niet meer functioneel is
 Dus: beter een meerderheid die voorwaardelijk coöperatief is: “ik ben goed, als jij
ook goed bent voor de ander” (cf. discriminerende spelers)
Voorwaardelijke strategie van een ‘discriminerende speler’
o

Basissystemen voor morele beoordeling van medespelers
o
o
o

Op basis van ervaring uit het verleden met medespeler in een populatie
discriminatoren kunnen onvoorwaardelijke coöperatoren toenemen en invasies
van egotrippers veroorzaken
 Als je onvoorwaardelijk goed bent, moet je niet investeren in straffen,
enz., en profiteer je van het discriminerend gedrag van anderen die dat
wel doen  als onvoorwaardelijk coöperant ben je een egotripper van
tweede orde
 Buren samen voor
 Gebruik ladder
 Aankoop stookolie
 …
Als in zo’n groep iemand bekend staat als een slecht individu, dan mag hij nog
geven wat hij wil, hij blijft een slecht individu
Het is niet omdat je een goed individu bent en er iets mis gegaan is, dat je een
slecht individu wordt
Als je samenwerkt met een slecht iemand, dan word je ook slecht
Netwerkwederkerigheid
o
o
Clusters van coöperatoren (dus: niet iedereen wordt als gelijk beschouwd: men
heeft preferentiële partners)
Sociale netwerken
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

146
GROEPSLEVEN
GROEPSSELECTIE

Selectie op individueel niveau, niet op groepsniveau (het draait niet om het belang van de
groep)!

Meerlagige selectie
o
o
o

Groepsselectie werkt gelijktijdig in op meerdere niveaus
Dynamiek op rekening van individuele fitness
 Het kan als individu goed zijn en je fitness verbeteren om altruïstisch te
zijn, zodanig dat een clan het beter gaat doen dan de andere
Individuen geclusterd in groepen
 Individu > verzameling individuen > groep > populatie > metapopulatie > ...
 Dan krijg je groepen die in het kader van competitie van survival, de weg
van coöperatie ingeslagen zijn
 De ene groep kan het dan beter doen dan de andere groep, en dit soms op
een merkwaardige manier
Collectieve beslissingen in groep
o
o
o
Vermijden individuele fouten
Beslissing sneller en juister in groep dan individueel
Decentralisatie van de communicatie (zelforganiserend systeem)
NORMATIEVE VERPLICHTINGEN
Sociaal gedrag gesteund op culturele groepsselectie
o
o
Hoog ontwikkelde normen en waarden voor coöperatief gedrag tussen nietverwante individuen (dus geen verwantschapsselectie)
Genetische selectie voor sociaal gedrag binnen groepen (niet noodzakelijk tussen
groepen)  groepsselectie in gen-cultuur co-evolutie  daarin past ons sociaal
gedrag

Fair-play en wederkerigheid, zelfs onbaatzuchtigheid

Normen gelden binnen groep (intergroep normering anders)

Normen dicteren groepsbelang
o
o

Groepsbelang staat hoger dan individueel belang
Enig resterend individueel belang: reputatie
Samenwerking op grote schaal mogelijk tussen niet-verwanten
o
Oorlogvoering; invasie geallieerden in Normandië
GEMEENSCHAPSGOED (‘COMMONS’)

Democratische besluitvorming met beteugeling van profiteurs  je krijgt een democratische
besluitvorming van wat kan en niet kan, en die steunt op het besluit van de meerderheid 
dat is essentieel!

Voorwaarde: keuze niet individueel maar door de groep (met een meerderheid aan prosociale individuen)
o
Gezondheidszorg, ziekteverzekering en onderwijs  wordt betaald m.b.v.
belastingen en zijn voor iedereen beschikbaar (= sociaal)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

147

Dus, voor beleidsverantwoordelijken:
o
o
Idee ‘universeel eigenbelang’ (‘tragedy of the the commons’) is fout  enkel als je
exploiteert zonder te overexploiteren, heb je een continuüm
Wel: ‘algemeen welzijn’ (‘public good’) (geen BNP, wel ‘bruto nationaal welzijn’)
 Quota visserij
 Internationaal Kyoto protocol (het is moeilijk om tot gemeenschappelijke
besluiten te komen over het broeikaseffect, …)
STRAF
Bestraffen:
o
o

Sterk rechtvaardigheidsgevoel (verschilt van persoon tot persoon)
o
o

Duur: men betaalt een prijs voor de straf
Contraproductief (bv. ook in speltheorie): geen winst voor bestraffer en de groep
Beloont fair gedrag en straft onrecht ten koste van zichzelf
Gerelateerd aan reputatie in natuurlijke groep (prehistorisch)
Sociaal en antisociaal straffen
o
o
o
Sociaal straffen: sanctioneert wie minder bijdraagt (maar: kan wraak of antisociaal
straffen uitlokken, i.p.v. zich sociaal aan te passen)
Antisociaal straffen: sanctioneert wie evenveel of meer bijdraagt
 Aantasting weldoener
 Omgekeerd evenredig met coöperatieniveau
Wraak: onredelijke vergelding van (terechte) sancties
OPENBAAR LEVEN

Conformisme
o
Wijd gedeelde inzichten over aanvaardbare gedragingen gevat in algemeen
gestelde regels (= wetgevende macht)
o Straffen in overeenstemming met de regels: verschillende sociale normen
(coöperatie, egotrippen) (= uitvoerende macht)  verschillend gebruik van straf
 De scheiding van deze twee machten, heeft als groot voordeel dat antisociaal
straffen onderdrukt wordt

Openbare instelling
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

148
o
o

Gelegitimeerde gezagsdragers (wet-en machthouders)
o
o

Overdracht van individueel straffen naar groep wordt ‘tweede-orde publieke
eigendom’
Juridische regelgeving en uitvoerende macht in wetstaat onderdrukt antisociaal
straffen en wraak
Ontlasten individu van straf en wraak
Tijdelijk en voor de eeuwigheid
Van religie naar godsdienst
o
o
Religie
 Individueel gevoel van verbondenheid met ‘het zijnde’
 Is bespreekbaar en kan gedeeld worden met anderen
Godsdienst
 Gedeelde religieuze gevoelens, onderworpen aan regels
 Gelegitimeerde gezagsdragers (priesterklasse) daarbinnen
 Sancties geëxtrapoleerd naar tijdloze dimensie (“God ziet alles en je zal
bestraft worden tot in de eeuwigheid”)
ONS LEVEN IN DE PREHISTORIE
RECEPTIEVE PERIODE > VRUCHTBARE PERIODE

Receptieve periode > vruchtbare periode (permanent receptief)
o
o
o
Verdoken receptieve periode bij vrouwen + mannen wijsmaken dat je niet
seksueel toegankelijk bent
Niet-verwante vrouwen in mannelijke coalities (en andere varianten)
Voortplantingssynchronisatie door feromonen (hierdoor kan er gezamenlijk
gezoogd worden, cf. ‘sociale controle in clan’)

Circulerend rondtrekken in woongebied
o
o
o

Sociale controle in de clan (reputatie)
Snelle en accurate besluitvorming in de groep
Groepsleven maakt sterk
 Tegen gevaar
 Omgekeerd: vogelvrij = doodstraf
Taakverdeling tussen geslachten
o
o
Jagers-verzamelaars zie les 1
Vrouwen
 Zorg voor kroost (zogen) en dagelijks proviand  het eten werd sociaal
gekookt en sociaal gebruikt (want: psychologisch onverantwoord om
alleen te eten)
 Verzamelaars
 Gevolgen van bereiding gekookte maaltijden
 (Voorbeeld van gen-cultuur coëvolutie)
 Snelle genetische adaptatie
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
SOCIAAL NOMADISCH MATRIARCHAAT
149
o
 Culturele smaakvariaties
 Kortom: sociaal nomadisch matriarchaat (de vrouwen bepaalden veel)
Mannen
 Rondtrekkende jagers, vissers
 Verdediging waar nodig
 Verre excursies mogelijk (want: niet gebonden aan zogen):
 Jacht groot wild
 Verbeelding en heimwee
 Samenhorigheidsgevoel/kameraderie o.b.v. verwantschappsselectie
RELATIES

Seks in ruil voor voedsel tot op hoge leeftijd:
o
o

Kunst van mannen voor vrouwen (om in de gunst van de vrouw te komen: vakmanschap in
ruil voor vrouwelijke appreciatie)
o
o

Essentieel voor nageslacht
“Vet = levensverzekering”
“Für elise”
Venusbeeldjes (= symbool van welgestelde vrouw die geslaagd is in haar leven) en
rijkdom
Specialisatie:
o
o
“Vakmanschap”
 Voorwerpen in silex
Kunstambacht
HISTORISCHE TIJDEN
DOMESTICATIE VAN GEWASSEN

Sedentarisatie voor bescherming tegen begrazing (van grazers, wilde herbivoren, … die de
planten opeten)
o
o

Overschotten in goede jaren (ga je niet weggooien, want je hebt ervoor gewerkt  bezit)
o

Planten bewegen niet (hebben wortels)
Nederzettingen
Ontstaan van bezit met
 Rijkdom en armoede
 Macht (meer rijkdom > minder rijkdom)
Nieuwe vijanden
o
o
Graaneters, muizen, graankevers
Eigen soort (plunderen: men ging jagen op bezit van anderen)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
 Vanaf het schrift
150
NEDERZETTINGEN

Vroeger waren dit hoogstens kampementen

Territoriale verdediging
o

Plunderende benden voor winstbejag
o
o
o

Staand leger voor defensie: nodig dat mannen instaan voor de verdediging van de
groep
Waar men vroeger op jacht ging op everzwijnen, zeehonden, … gaan de jonge
gasten er nu ook op uittreken om winstbejag te maken ten nadele van andere
clans
Geen marginalisatie meer van psychopaten: machoculturen  worden opgehemeld
 Alexander De Grote; Julius Caesar; Dzjengis Khan; Napoleon; enzovoort
 (asociaal ‘scoren’ bij mannen i.p.v. oorspronkelijke dienstverlening)
Niet enkel met wapens strijden: kan bv. ook in de financiële wereld
Van vredelievend moederland naar strijdvaardig vaderland
o
o
Verschuiving naar versnippering en eigen gelijk
Getalsterkte van mannen wordt belangrijk
SEDENTAIR PATRIARCHAAL POTENTAAT
Door bezit
o
o

Zekerheid vaderschap
o
o
o
o
o
o

Mannen zijn eigenaar van land, vee en vrouwen
Individualisatie van bezit en verwantschapsselectie (families)  grond erven 
door hard werken kun je dat nog vermeerderen
Voor overerving: mannelijk filopatrische afstammingslijn
 Mannen hebben gewerkt voor dat bezit, moeten het afgeven/doorgeven
als erfenis binnen die mannelijke lijn
 Binnen vrouwelijke lijn lukt deze overerving niet, omdat er dan een
verschuiving zou zijn van de ene clan naar de andere
Met zekerheid vaderschap: kuisheid bij de vrouw wordt belangrijk
Van natuurlijke vrouwelijk gestuurde polygamie (seksuele selectie: vrouwen
bepaalden wie de man van hun keuze was)
Naar mannelijk gedicteerde polygamie
 Vrouwelijke domesticatie (vrouw als bezit)  autonomie
 Mannelijke arrogantie
Nieuwe vorm: monogame schijnheiligheid
 Men doet alsof men als vrienden samenleeft, maar in de praktijk is dat niet
waar
 Vergelijk liefdesleven studenten met ‘echtelijke band’
Sedentair patriarchaal potentaat
 Vanuit nomadisch sociaal matriarchaat
Uitgestelde dispersie/verspreiding van vrouwen (tegen inteelt)
o
Uithuwelijken met bruidsschat (bezit vader  bezit man)
 Vrouw = investering
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

151
o
Kans op suboptimale condities (als risico van de afhankelijkheid van de landbouw)
o
o

Samengevat:
o
o
o
o

Misoogsten en gebrekziekten (bv. hongersnood) in slechte tijden
Populaties boven draagkracht van milieu
 Jonge vrouwen in marginaliteit
 Beproeven hun geluk elders (handel)
 Strooptochten (voorwaarden altruïsme niet voldaan)
 Agressief egocentrisch gedrag
 Verkrachting
o Kind blijft leven
o Selectie voor mannelijke agressie ( sociaal gedrag)
o Dat is dus het fenomeen verkrachting dat kenmerkend is
vanaf historische tijden (vroeger was er sterke selectie
tegen agressief gedrag van mannen; ze werden
geëxcommuniceerd, en die negatieve reputatie wilde men
niet)
o Pas vanaf historische tijden werd dit ontkoppeld: men ging
op andere plaatsen vrouwen verkrachten en het had geen
repercussie meer voor hun reputatie
Territoriale verdediging
 Staand leger voor defensie
Plunderende benden voor winstbejag
 Geen marginalisatie meer van mannen: machoculturen
 (Asociaal ‘scoren’ bij mannen i.p.v. dienstverlening)
Van vredelievend moederland naar strijdvaardig vaderland
 Van sociaal nomadisch matriarchaat naar sedentair patriarchaal potentaat
Van ecocentrisch naar egocentrisch wereldbeeld
 (moeder-)godinnen 
(vader-)goden
 Eros

Thanatos (voor freudianen)
Als we dat nu allemaal samenvatten: hoe zijn historische tijden kunnen komen tot wat we zijn
vandaag en hoe past de psycholoog hierin?
o
o
o
o
o
o
We leven met onze psyche, gevoelens, empathie, gedragspatronen, in grote lijnen
op een noemer die je menselijk kan noemen en die minimum 200 000 jaar oud is
Maar: de laatste paar 1000 jaar hebben we eigenaardige fenomenen meegemaakt
die door de gen-cultuur co-evolutie hun stempel beginnen drukken zijn op ons
hele bestel
Aan de basis hiervan lag de domesticatie van gewassen: je kreeg dan
nederzettingen en de laatste 200 jaar een ongecontroleerde bevolkingsexplosie
Dat is naar analoog met BNP en BNwelzijn: iedere vrouw heeft het recht op het
geluk van moederschap
Maar: het gaat over kwaliteit, niet kwantiteit
We zitten met een patriarchaal potentaat: staand leger, iedereen voor defensie,
waarbij niemand toegeeft dat hij de andere aanvalt, maar meestal is het toch een
plunderende bende voor winstbejag (bv. waar wij in Congo officieel de beschaving
gingen uitdragen)
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief

Risico op incest (situaties die vroeger niet bestonden)
152
o
o
o
o
Je krijgt geen marginalisatie meer van mannen in centraal bestaan met vrouwen,
maar een machocultuur waarbij scoren iets heel belangrijk geworden is i.p.v.
bescheidenheid
 We leren onze kinderen dat ze goed hu best moeten doen om veel punten
te halen, terwijl je ze beter zou moeten aanleren dat ze goed hun best
zouden moeten doen opdat anderen het ver zouden mogen brengen
We zijn geëvolueerd van vredelievend moederland naar strijdvaardig vaderland
We gingen van een ecocentrisch, moederaarde wereldbeeld, naar een
egocentrisch wereldbeeld, en van moedergodinnen naar vadergoden
Van erosconcept, namelijk het gevoel van verbonden zijn met het gelukmakende
en gelukzalige in het algemeen, van seks tot vreugde, zijn we geëvolueerd naar
thanatos, de doodsgedachte
Dit allemaal omdat planten wortels hebben
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
o
153
154
Genderstudies bekeken vanuit evolutionair perspectief
Download