Alcoholisch gen Drankzucht diep in DNA noorderlicht.vpro.nl, januari 2007 De ene zuipschuit smacht meer naar alcohol dan de andere. Psychologe Esther van den Wildenberg onderzocht de verschillen in drankzucht bij Maastrichtse mannen met verschillende varianten van een gen. Alcoholisme wordt voor ongeveer de helft bepaald door genen. Eén van die genen in dit complot ligt op het zesde chromosoom en komt in twee variaties voor: een G- en een A-versie. Mensen met de G-versie, het G-allel, hebben een veel sterkere hunkering naar alcohol, blijkt uit het onderzoek van psychologe Esther van den Wildenberg aan de Universiteit van Maastricht. Volgens het Amerikaanse handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen (DSM) is alcoholafhankelijkheid een psychiatrische stoornis, een geestesziekte. Zo'n stoornis wordt vastgesteld als iemand aan een aantal criteria voldoet. Daar horen bijvoorbeeld controleverlies, het vertonen van alcoholtolerantie en ontwenningsverschijnselen bij. "Gek genoeg is een duidelijke hunkering naar alcohol geen maatstaf," zegt Van den Wildenberg, die juist die alcoholzucht onderzocht. Tja, wie niet? Bij het zien van welk glas voelt u zich het meest gelukzalig? "Er zijn aanwijzingen dat alcoholisme bij mannen sterker overerfbaar is. Alcoholverslaving zie je ook meer bij mannen. Vrouwen grijper eerder naar slaappillen," vertelt de psychologe. Vandaar dat ze voor mannen koos bij deze studie. In Maastricht wierf ze haar deelnemers onder studenten van verschillende faculteiten van de universiteit en de Hogere Hotelschool. "Er wordt genoeg gedronken in Maastricht," lacht ze. Ze vond 108 zware, maar niet verslaafde drinkers bereid om mee te werken. Daarvan droegen 24 een G-allel. De gemiddelde alcoholinname stond op 40 consumpties per week. In twee sessies zetten de onderzoekers Spa blauw en Brand bier voor de neuzen van de alcoholliefhebbers neer. Gedurende drie minuten kregen ze verschillende hints om iets met de drank te doen: 'schenk het in', 'ruik er eens aan', 'bekijk het eens goed'. Ze kregen watjes in de mond om hun speeksel mee op te vangen. Die watjes deden ze na afloop in een plastic zakje, zo konden de onderzoekers wegen hoeveel ze gekwijld hadden. Zwaardere drinkers watertandden het meest, maar er was geen verschil in spuugproductie tussen de personen met en zonder het G-allel. Een groot verschil tussen de twee groepen kwam via de ingevulde vragenlijst aan het licht. De dragers van het G-allel gaven blijk van een aanzienlijk grotere zin in alcohol dan de mannen uit de andere groep. Van den Wildenberg denkt dat een dergelijke hunkering kan bijdragen aan het ontwikkelen van een alcoholprobleem bij de eigenaren van dit type gen. "De G-variant komt best veel voor, bij ongeveer 25 procent van de bevolking. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alle drinkers met een G-allel per definitie verslaafd worden, maar áls ze verslaafd zijn is er wél een medicijn dat voor hen extra goed lijkt te werken." Ze licht toe: "Bij het gebruik van alcohol komen lichaamseigen morfines, endorfinen vrij. En die gelukzaligmakende stofjes hechten zich aan een receptor in de hersenen. Bij personen met de G-versie van het gen binden die maar liefst drie keer zo sterk. Als je die receptoren blokkeert met het medicijn Naltrexon plakken die endorfinen niet meer. Daardoor vermindert het prettige effect van alcohol. Het medicijn wordt nu al gebruikt voor de behandeling van alcoholisme. Je ziet dat mensen met het G-allel beter reageren op Naltrexon dan mensen met de A-variant. Bij behandeling van de G-groep zie je minder terugval als je ze deze zuchtremmer geeft. De trek in alcohol lijkt minder te worden." Er zijn natuurlijk veel meer factoren die drankzucht veroorzaken. Van den Wildenberg ziet een heel duidelijke toepassing van haar onderzoek. "In de toekomst zal van veel meer genen de werking bekend zijn en hun betrokkenheid bij verslaving. En er zullen steeds meer medicijnen tegen alcoholisme ontwikkeld worden die op verschillende receptoren in de hersenen inwerken. Als je dan behandeld wilt worden voor alcoholisme, laat je eerst je genen analyseren. Je kunt dan de medicijnen krijgen die het best bij jouw genen passen