MWD Praktijkgids dagstage 2015-2016 Minor MWD Code: SWMWD06PRAFV15 Coördinator: Eelco Boss Semesterplan: Minor MWD Opleiding: MWD Voltijd Inhoud 1. INLEIDING ............................................................................................................................. 3 2. ALGEMENE GEGEVENS .............................................................................................................. 4 2.1 CONTACTPERSONEN PRAKTIJKLEREN MINOR MWD .............................................................. 5 3. DOELSTELLINGEN EN KWALIFICATIES......................................................................................... 6 4. PRAKTIJKLEREN IN DE VOLTIJDOPLEIDING MWD ....................................................................... 7 5. ORGANISATIE PRAKTIJKLEREN IN DE MINOR MWD ................................................................ 8 5.1 ENTREEVOORWAARDE............................................................................................................... 8 5.2 STAGEDUUR EN STAGEMOGELIJKHEDEN ................................................................................. 8 5.3 HET VERWERVEN VAN EEN PRAKTIJKPLAATS .......................................................................... 9 5.4 VOORWAARDEN AAN DE PRAKTIJKPLAATS ............................................................................ 10 5.5 HET PRAKTIJKCONTRACT ........................................................................................................ 11 5.6 DE VERBINDING TUSSEN PRAKTIJKLEREN EN BINNENSCHOOLS LEREN ............................ 11 5.7 ZIEKTE EN VERZUIM ............................................................................................................... 13 6 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN ................................................................................... 14 6.1 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN STUDENT ................................................................ 14 6.2 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN DOCENT PRAKTIJKLEREN ...................................... 15 6.3 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN PRAKTIJKBEGELEIDER ........................................... 15 6.5 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN PRAKTIJKCOÖRDINATOR ....................................... 16 6.6 TAKEN PRAKTIJKBUREAU ........................................................................................................ 16 6.7 VERTROUWENSPERSOON ........................................................................................................ 16 7. RELATIE OPLEIDING – PRAKTIJKINSTELLING ............................................................................ 18 7.1 CONTACT TUSSEN INSTELLING EN OPLEIDING..................................................................... 18 7.2 INFORMATIE VOOR PRAKTIJKBEGELEIDERS .......................................................................... 18 7.3 VERZEKERINGEN ..................................................................................................................... 20 8. TOETSING EN BEOORDELING PRAKTIJK ................................................................................ 21 8.1 TOETSING ................................................................................................................................. 21 8.2 BEOORDELING ......................................................................................................................... 24 8.3 HERKANSING ........................................................................................................................... 24 8.4 TUSSENTIJDSE BEËINDIGING STAGE .................................................................................... 25 BIJLAGE 1 DE NEGEN MEEST GESTELDE VRAGEN ....................................................................... 26 BIJLAGE 2 STARTDOCUMENT PRAKTIJKLEREN ............................................................................. 27 BIJLAGE 3 CHECKLIST AGOGISCHE BASISHOUDING MINOREN ................................................ 29 BIJLAGE 4 FEEDBACKFORMULIER PRAKTIJKLEREN MINOREN ..................................................... 30 BIJLAGE 5 BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJKLEREN MINOR MWD .................................... 31 BIJLAGE 6 STAGEMARKT ALS ONDERDEEL VAN DE MWD PRAKTIJKDAG. .................... 33 BIJLAGE 7 OVERZICHT KERNTAKEN EN VOORBEELDEN BEWIJSMATERIAAL ............................. 35 2 1. Inleiding Voor je ligt de praktijkgids dagstage voor de minor MWD van de opleiding MWD aan de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle. Deze praktijkgids is in de eerste plaats bedoeld voor de studenten en daarnaast voor iedereen die bij de praktijkbegeleiding betrokken is. Voor jou, als student, is het belangrijk om deze praktijkgids zorgvuldig te lezen, zodat je weet wat je kunt verwachten en wat er van jou wordt verwacht. Tijdens major 2, major 3 en de minor MWD ga je één dag per week stage lopen. Deze dagstage dient als voorbereiding op je jaarstage in major 4 en 5. De bedoeling hiervan is dan ook om ervaring op te doen in het werk van de maatschappelijk werker en je te oriënteren op het werkveld of de doelgroep van jouw interesse. Praktijkleren omvat alle activiteiten die met het leren in de praktijk verbonden zijn. Het is belangrijk dat je tijdens de hele opleiding verbindingen leert leggen tussen het binnenschools leren (theorie) en het buitenschools leren (de praktijk). Door het directe contact met doelgroepen en instellingen breng je de theorie over het begeleiden en ondersteunen van mensen direct in de praktijk en werk je vanaf het begin aan het ontwikkelen van de houding die past bij een mwd’er. Bij een hbo-opleiding past dat je eigen verantwoordelijkheid neemt in je leerproces. Neem de regie in handen en leer je profileren als professional! Met deze praktijkgids hopen we stapsgewijs handen en voeten te geven aan de uitvoering van je praktijkleren. De docent die de opleiding mwd vertegenwoordigt, wordt aangeduid met de term docent praktijkleren. De instellingsbegeleider wordt praktijkbegeleider genoemd. Deze praktijkgids dagstage is niet los te zien van de overige studiehandleidingen, die gebruikt worden binnen de minor MWD! Veel plezier bij het werken in de praktijk, Eelco Boss Coördinator voor het praktijkleren in major 2, 3 en minor MWD 3 2. Algemene gegevens De algemene gegevens van de onderwijseenheid komen overeen met de gegevens in Educator Naam/titel onderwijseenheid Code onderwijseenheid Hoort bij major/minor Verantwoordelijke docent(en) School Type onderwijseenheid Studiepunten Praktijkleren minor MWD SWMWD06PRAFV15 Minor MWD Eelco Boss Maatschappelijk Werk en Dienstverlening praktijkleren 6 Studiebelasting Alle activiteiten in het kader van de praktijkperiode kennen een studiebelasting van 168 uur per semester. De studiebelasting wordt gerekend in credits (ects). Een credit is 28 SBU (studiebelastinguren). Voor praktijkleren in major 3 krijg je 6 ec’s. Studieactiviteiten per semester uren major 3 Activiteiten in de praktijk, 8 uur per week, in totaal 16 weken. 128 Begeleiding op school, 6 x 100 minuten per semester, inclusief voorbereiding. 15 Bewijsmateriaal 15 Dagverslagen en evaluatieverslagen 10 Totaal in (studiebelasting)uren 168 (6 ects) 4 2.1 Contactpersonen praktijkleren minor MWD De contactpersonen voor het praktijkleren minor MWD zijn: Eelco Boss; coördinator praktijkleren major 2, 3 en minor MWD Kamer E130, email: [email protected] Met organisatorische vragen kun je je wenden tot: Robert Jansen; Praktijkbureau Kamer E106, email: [email protected] 5 3. Doelstellingen en kwalificaties Doelstelling Het hoofddoel van de dagstage is dat de student aan het eind van het semester de kerntaken op niveau van de minor heeft afgerond. We hanteren hierbij het landelijk opleidingsprofiel dat in 2010 is vastgesteld1. Opleidingskwalificaties Voor de minor MWD geldt dat je op gevorderd niveau aan alle kerntaken werkt, maar niet aan alle eindkwalificaties MWD. Hieronder zijn de kwalificaties vermeld die aan het eind van de minor MWD op gevorderd niveau behaald moeten zijn. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 1 2 Werken met en namens cliënten: 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 1.6. Werken voor cliënten en potentiële cliënten: 2.1, 2.2 en 2.3. Werken in eigen instelling of organisatie: 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.6 en 3.7. Werken in externe samenwerkingsverbanden: 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5 en 4.6 Zichzelf ontwikkelen in het beroep: 5.1 (gekoppeld aan leerlijn SLB) en 5.2 Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep: 6.12.en 6.3 a,b en c MWD eindkwalificaties uit het landelijk opleidingsprofiel Herkenbaar en toekomstgericht II zoals: Werken vanuit protocollen en professionele autonomie 6 4. Praktijkleren in de voltijdopleiding MWD In de voltijdopleiding MWD is het opdoen van praktijkervaring een belangrijk onderdeel van het curriculum. Daarom wordt daar al in de tweede helft van de propedeuse, in major 2, mee gestart. In major 2 oriënteert de student zich op het werkveld, de doelgroep en zichzelf als beginnend professional. Dit gebeurt door een dag, of minimaal een dagdeel, stage te lopen binnen een agogische setting. In major 3 en in de opleidingsnabije minor doet de student een dag per week praktijkervaring op bij een agogische instelling. Deze stage is vooral gericht op het methodisch werken binnen het werkveld MWD. Het derde jaar is een praktijkjaar. De student is vier dagen per week bezig met de beroepsuitoefening op de instelling. Daarnaast is één dag per week gereserveerd voor onderwijs, supervisie en het maken van verslagen. In het vierde jaar is de praktijk sterk afhankelijk van de keuzes die de student maakt. In principe volgt de student een voltijds lesprogramma, waarbij één dag lesvrij is voor eigen invulling van praktijkleren. Tijdens major 6 wordt een afstudeeronderzoek gedaan. In schema ziet de opbouw van het praktijkleren binnen het voltijdse curriculum van de opleiding MWD er als volgt uit: 1e jaar (propedeusefase) Major 1 ‘cliënt en samenleving’ 2e jaar (hoofdfase) Major 3: Hulpverlening in de maatschappelijke context Hulpverlenen vanuit een organisatie. Dagstage Major 4 Praktijkfase 1 (vier dagen per week) 2e minor (MPG, ISD, SJD, OCT, P&V, werken in het gedwongen kader) Praktijkleren afhankelijk van keuze minor (twee dagdelen). 3e jaar (hoofdfase) 4e jaar (hoofdfase) Major 2 ‘organisatie en methodiek’ Dagstage Minor MWD: Integrale samenwerking Sociaal juridische dienstverlening Keuze: jeugd of GGZ Major 5 Praktijkfase 2 (vier dagen per week) Major 6: Onderzoek en afstuderen 7 5. Organisatie praktijkleren in de minor MWD Net als in major 3, ga je in de minor MWD één dag per week op stage. De vaste stagedag is de donderdag. Deze stagedag is vrijgeroosterd. Het kan zijn dat je doorgaat op de plek waar je stage loopt, maar je kunt ook op zoek gaan naar een andere plek. Het mooiste is natuurlijk als je een plek hebt die aansluit bij je gekozen keuzeblok. Het doel van de dagstage in de minor MWD is dat je meer ervaring opdoet met de verschillende werkvelden en doelgroepen vanuit het perspectief van je de minor MWD. Let op: voor praktijkleren in major 2, major 3 en de minor MWD kun je geen vrijstelling verkrijgen. 5.1 Entreevoorwaarde Om dagstage te mogen lopen in de opleidingsnabije minor, moet de dagstage major 3 met een voldoende zijn beoordeeld. 5.2 Stageduur en stagemogelijkheden Het stagelopen kent een aantal regels over de geschiktheid van stageplekken, hoe je aan een stageplek komt en het aantal uren dat je minimaal moet stagelopen. Een goede en leerzame plek is het halve werk! Dus zorg dat je dit op tijd geregeld hebt! De verantwoordelijkheid voor het wel of niet hebben van een stageplek ligt helemaal bij jou als student. Wel kan je slb'er of het praktijkbureau je helpen. Gedurende dit semester moet je 128 uur stage lopen. Dit is 8 uur per week. Deze uren kunnen op verschillende manieren ingevuld worden: Je mag gedurende dit semester bij één en dezelfde instelling stage lopen. Je moet tenminste een dagdeel (ten minste 4 uur) per semester stage lopen bij één en dezelfde instelling en deze aanvullen met uren bij diverse instellingen of in het kader van een bijzondere sociaal agogische activiteit (bv.een vakantiekamp, trainingsacteur zijn, een buitenlandexcursie of werkweek). Voorbeelden van dag(deel) stageplekken zijn: Begeleider bij een voedselbank. Vrijwilligerswerk via een instelling of vrijwilligerscentrale. Taalcoach bij vluchtelingenwerk. Maatje bij MEE. studentcoach Voorbeelden van aanvullende stage-uren Vakantiekampenbegeleider gedurende één vakantieperiode. Begeleider bij een logeeropvang gedurende een beperkte periode. Werken via een vrijwilligerscentrale, bv. vrijwilliger bij een GGZ-instelling, waarbij je een cliënt bij een activiteit begeleidt. 8 Stage in het buitenland, weekenden of vakanties Je mag ook in de weekenden en vakanties stage lopen. Hier gelden wel aanvullende regels voor. Voor het begeleiden van vakantiekampen, vrijwilligerswerk in het buitenland en logeeropvang gelden de volgende aanvullende regels: je mag maximaal twee weken per semester vakantiekampen begeleiden of vrijwilligerswerk in het buitenland doen. Hiervoor mag je per praktijkweek maximaal 42 uur (1,5 ects) declareren. Dus in totaal 3 ects aan vakantiekampen per semester. Voor logeeropvang geldt dat je hier maximaal 14 uur (0,5 ects) per twee dagen voor mag declareren. Het gaat erom dat je je uren maakt en deze goed verantwoordt, door het bijhouden van een logboek en een urenoverzicht dat geaccordeerd is door je praktijkbegeleider. Wanneer jij niet kunt voldoen aan het minimum van de verplichte praktijkuren (de norm is 128 uur per semester), dient de praktijkperiode zodanig te worden verlengd dat aan dit minimum aantal wel is voldaan. Afspraken over verlenging worden in overleg tussen jou, de opleiding en instelling schriftelijk vastgesteld. Oriëntatie op de uitstroomprofielen MWD Voor het lopen van de dagstage in de minor MWD maakt het niet uit in welk werkveld je stage loopt. Toch is het goed om alvast te weten dat de opleiding mwd de mogelijkheid biedt om bij het afstuderen een extra aantekening bij je diploma te krijgen, het zogeheten uitstroomprofiel. MWD Windesheim biedt de mogelijkheid om te kiezen voor het uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker of het certificaat GGZ-agoog. Voor beide uitstroomprofielen zijn de handleidingen te vinden op Sharenet. Je hoeft je pas rond het begin van de jaarstage (major 4) aan te melden voor een uitstroomprofiel. 5.3 Het verwerven van een praktijkplaats Je dient zo spoedig mogelijk in het semester te starten met je stage. Als dit door overmacht niet lukt, neem je contact op met jouw docent praktijkleren. Jij moet er dan rekening mee houden dat er of langer, of vaker op de later te verwerven praktijkplaats gewerkt moet worden. Je docent praktijkleren (dit is vaak je oude SLB-er uit major 3) begeleidt de stage vanuit Windesheim. Voor concrete vragen omtrent praktijkplaatsen kun je een beroep doen op het praktijkbureau ([email protected]). Voor het verwerven van een praktijkplaats ben je in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. Er zijn twee mogelijkheden om een stageplek te verwerven. 1. Eigen initiatief: zelf een stageplaats zoeken Het is aan te bevelen zelf initiatieven te ondernemen om een dagstageplek te zoeken. Kijk voor je contact zoekt met de instelling, eerst op de website www.praktijkmwd.nl of deze plek niet al bij Windesheim bekend is (al dan niet op de rode lijst staat) en of deze plek aan de eisen voldoet. Bij twijfel neem je contact op met het praktijkbureau ([email protected]). 9 2. Onze eigen ‘marktplaats’ voor praktijkplaatsen: www.praktijkmwd.nl Hier zetten instellingen hun stageplaatsen op en kunnen studenten reageren. Wanneer je een praktijkplaats hebt gevonden, leg je deze voor aan je docent praktijkleren. Dit doe je door in concept het startdocument (bijlage 2) in te vullen waarin je aangeeft hoe je binnen de stageplek aan de kerntaken van het maatschappelijk werk gaat werken. Indien je docent praktijkleren akkoord geeft, kun je het contract laten tekenen. Indien je niet aan alle kerntaken kunt werken binnen één instelling, zul je een aanvullende plek moeten zoeken. 5.4 Voorwaarden aan de praktijkplaats Praktijkleren omvat alle buitenschoolse activiteiten die ondersteunend zijn voor het binnenschools leren. Dit houdt in dat activiteiten als betaald (vakantie)werk en vrijwilligersactiviteiten in een agogische context als praktijkleren beschouwd kan worden. De voorwaarden die we stellen aan een praktijkplek zijn: • • • Werken in een agogische context: je werkt met mensen in een context waar begeleiding/gedragsbeïnvloeding centraal staat. Er moet een praktijkbegeleider zijn die zicht heeft op de werkzaamheden binnen de instelling en samen met jou minimaal eens per twee weken een begeleidingsgesprek voert en jou van feedback kan voorzien (invullen checklist agogische basishouding). Je moet er kunnen werken aan de kerntaken van het maatschappelijk werk. Neem bij vragen altijd eerst contact op met je docent praktijkleren of het praktijkbureau. 10 5.5 Het praktijkcontract Voor elke vorm van stage is een praktijkcontract en/of bevestiging van deelname nodig. Zodra je definitief bij de instelling van jouw keuze stage kunt lopen, dien je het praktijkcontract ondertekend in te leveren bij het praktijkbureau. Het liefst vóór aanvang, maar uiterlijk 14 dagen daarna. Je kunt het praktijkcontract downloaden van onze praktijksite: www.praktijkmwd.nl Je bent zelf verantwoordelijk voor de ondertekening en het inleveren van het praktijkcontract bij het praktijkbureau en je praktijkinstelling. Let op: als het contract niet ingeleverd is, word je beschouwd als ‘nog niet op stage’. Dit kan bij verzekeringskwesties van groot belang zijn! 5.6 De verbinding tussen praktijkleren en binnenschools leren Vanuit de opleiding word je begeleid bij je dagstage en leer je een koppeling te maken tussen de op school behandelde theorie en het leren in de praktijk. Ook wordt vanuit de opleiding een stagemarkt georganiseerd waardoor het mogelijk is om je breed te oriënteren op het werkveld en op de jaarstage. Lessen intervisie Praktijkleren Tijdens de minor MWD ontvangen jullie intervisie praktijkleren van (over het algemeen) de slb docent / docent praktijkleren van major3 in (vaak) dezelfde stamgroepen. Er is dit semester geen SLB, maar er is wel ruimte voor studieloopbaanbegeleiding tijdens praktijkleren. Een deel van de bijeenkomsten is begeleid, maar een aantal bijeenkomsten is ook onbegeleid. Van de onbegeleide bijeenkomsten worden notulen bijgehouden die in dezelfde week verzonden worden naar de docent praktijkleren. Jullie spreken onderling af wie er voorzit en wie er notuleert. Dit is belangrijk omdat de praktijkdocent op de hoogte moet blijven van wat er ‘speelt’ op je dagstage. Natuurlijk kun te te allen tijde buiten de lessen je praktijkdocent benaderen wanneer daar de noodzaak toe bestaat. De functie van de lessen praktijkleren in de minor MWD is drieledig: - in de eerste plaats: intervisie (inbreng van situatie uit de praktijk van de dagstage) en bewaking van de voortgang van praktijkleren door aandacht te besteden aan het startdocument, het bewijsmateriaal en verslaglegging. - In de tweede plaats: voortgang van het zoeken naar een jaarstageplek. Dit kan betekenen dat er aandacht besteed wordt aan sollicitatievaardigheden door brieven van studenten te bespreken, zoeksuggesties, uitwisselen van vacatures, rollenspelen etc. - In de laatste, maar zeker niet de minst belangrijke plaats, de algemene studievoortgang en ‘het welzijn’ van de studenten bewaken, dus min of meer de SLB-taken. Dit is belangrijk, onder meer omdat jullie moeten voldoen aan de entree-eis voldoen voor de jaarstage. 11 Programma lessen praktijkleren Periode 1/3 Week A (in je stamgroep, begeleid): terugblik op afgelopen toetsperiode doornemen praktijkgids opleidingsnabije minor (contracten en startdocument zijn belangrijk) en afspraken maken met betrekking tot de onbegeleide intervisiebijeenkomsten (notulist, voorzitter, verzenden van notulen). stand van zaken met betrekking tot het zoeken van een jaarstageplek intervisie praktijkleren Week B: geen bijeenkomst, inleveren startdocument. Week C (individueel met praktijkdocent): Bespreken van het startdocument Bespreken vorderingen verwerven van de jaarstage Week D: geen bijeenkomst Week E: geen bijeenkomst Week F: intervisie praktijkleren (in je stamgroep, onbegeleid) Bespreken sollicitatiebrieven (huiswerk!) Intervisie praktijkleren. Stand van zaken doornemen ten aanzien van de dagstage. Week G: geen bijeenkomst Periode 2/4 Week A: intervisie (in je stamgroep, begeleid) Theorie bespreken sollicitatiegesprek. Suggestie: rollenspelen sollicitatiegesprekken, liefst naar aanleiding van gesprekken die kort daarop ‘in het echt’ gaan plaatsvinden. Intervisie praktijkleren. Week B: geen bijeenkomst Week C: intervisie praktijkleren (in je stamgroep, onbegeleid) Intervisie praktijkleren. Stand van zaken doornemen ten aanzien van de jaarstage. Week D: geen bijeenkomst Week E: intervisie praktijkleren (in je stamgroep, onbegeleid) Intervisie praktijkleren. Stand van zaken doornemen ten aanzien van de jaarstage. Week F: geen bijeenkomst (inleveren persoonlijk profiel) Week G: eindgesprekken (individueel) 12 Bespreken afsluiting dagstage en persoonlijk profiel De MWD-praktijkdag en stagemarkt Eens per jaar, vaak in de toetsweek van periode 1, is er de MWD praktijkdag. Hierover krijg je te zijner tijd informatie via de mail. Tijdens deze dag is er voor elke MWD-student een aantrekkelijk programma dat in het teken staat van ‘de praktijk’ in de breedste zin van het woord. Voor de studenten in de minor MWD en major 3 wordt er in het kader van deze dag een stagemarkt georganiseerd waar studenten major 4 en 5 hun stage-ervaringen met jullie zullen delen. Voor studenten major 3 en de minor MWD biedt de stagemarkt de mogelijkheid om zich goed voor te bereiden op de jaarstage door het werkveld en de praktijkinstellingen te verkennen en oog te krijgen voor de rol en positie van de stagiair in de jaarstage. Uitgebreide informatie over de stagemarkt, de meeloopdagen en de voorbereiding op de stagemarkt vind je in de bijlage 6. Schoolvakanties Gedurende de schoolvakanties kun je in principe geen aanspraak maken op de begeleiding vanuit de opleiding. Hiervoor kunnen aanvullende afspraken tussen jou, de instelling en opleiding gemaakt worden. 5.7 Ziekte en verzuim In geval van verzuim, door ziekte of anderszins, wordt altijd de praktijkbegeleider op de hoogte gesteld. Bij verzuim van een week of meer wordt ook de docent praktijkleren geïnformeerd. 13 6 Taken en verantwoordelijkheden Tijdens de stage heb je met verschillende docenten en begeleiders te maken, zoals de praktijkbegeleider vanuit de instelling, de docent praktijkleren, de praktijkcoördinator en de medewerkers van het praktijkbureau van de opleiding. Tot slot kunnen incidenten op je stageplek een aanleiding zijn om met een vertrouwenspersoon te overleggen. In dit hoofdstuk worden de taken en verantwoordelijkheden van alle bij de stage betrokken partijen op een rij gezet, te beginnen met die van de student zelf. 6.1 Taken en verantwoordelijkheden student Als je een praktijkplek hebt gevonden, stel je in overleg met de opleiding en de praktijkinstelling vast welke taken en activiteiten je voor het praktijkleren gaat uitvoeren. Deze taken en activiteiten worden vastgelegd in de vorm van een praktijkcontract. Vervolgens lever je zo snel mogelijk het volledige praktijkcontract (inclusief de drie vereiste handtekeningen!) in bij het praktijkbureau MWD (E106). Een kopie geef je aan de praktijkbegeleider op jouw praktijkinstelling en één exemplaar houd je zelf. Let op: bij het zelf werven van een praktijkplaats/project moet je éérst toestemming krijgen van het praktijkbureau MWD. Als je het groene licht hebt gekregen, vul je het startdocument (bijlage 2) in en legt dat voor aan je docent praktijkleren (dit is onderdeel van de lessen praktijkleren). Indien je docent praktijkleren akkoord geeft, kun je het contract laten tekenen. Je hebt daarnaast in het praktijkleren de volgende taken en verantwoordelijkheden: Een zodanige beschikbaarheid dat een goede vervulling van het praktijkleren gewaarborgd is. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het tijdig aanwezig zijn op de instelling voor eventuele voorbereiding, het participeren in nabesprekingen, etc. Studenten hebben een verantwoordelijkheid voor het zorgvuldig handelen binnen een instelling en dienen zich bewust te zijn van het feit dat zij in het werkveld de opleiding vertegenwoordigen. De student is verplicht bij meer dan twee keer afwezigheid op de werkplek de docent Praktijkleren op de hoogte te brengen. Uiteraard dient de praktijkbegeleider/projectgroep meteen op de hoogte te worden gesteld als de voortgang van de activiteiten in het gedrang komt. Alle belangrijke informatie wordt via je studentmail verzonden. Tip: stuur je studentmail door naar een e-mailadres dat je vaak checkt. Het bijhouden van een logboek, waardoor praktijkbegeleider en docent praktijkleren inzicht krijgen in de manier waarop de student gewerkt heeft en de voortgang die de student boekt. Het werken aan de kerntaken en aan de leerdoelen. Het schrijven van evaluatie verslagen conform de richtlijnen (zie hoofdstuk 8). De student dient 100 % aanwezig te zijn bij de lessen Praktijkleren. In noodzakelijke gevallen van afwezigheid of in gevallen van overmacht kan met een vervangende opdracht tot 20% van afwezigheid worden gecompenseerd. 14 6.2 Taken en verantwoordelijkheden docent praktijkleren De docent praktijkleren is verantwoordelijk voor de begeleiding en beoordeling van de student vanuit de opleiding. In die rol is de docent ook verantwoordelijk voor de algehele studievoortgang. De docent praktijkleren is het belangrijkste aanspreekpunt gedurende de stage van de student. De docent praktijkleren heeft de volgende taken: Uitvoeren van studieloopbaanbegeleiding. Adviseren en beoordelen van het startdocument (voor de praktijk) en deze goedkeuren. Beoordelen van het eindevaluatieverslag plus bijbehorende verwerkingsopdrachten. Bijwonen van intervisiebijeenkomsten en docentenvergaderingen rond het praktijkleren. Signaleren van knelpunten rond praktijkleren en deze inbrengen bij de praktijkcoördinatoren of teamleiders. Informeren van het docententeam over de studievoortgang gedurende het praktijkjaar. Controle op naleving van het praktijkcontract door alle partijen. 6.3 Taken en verantwoordelijkheden praktijkbegeleider De praktijkbegeleider van de instelling is verantwoordelijk voor de begeleiding op de instelling. De praktijkbegeleider is tevens contactpersoon voor de docent praktijkleren. De praktijkbegeleider heeft de volgende taken: Het informeren en introduceren van de student over de instelling, de werkwijze, visie en missie en de groep waar het praktijkleren plaatsvindt. Tijdens de periode van praktijkleren houdt de praktijkbegeleider minimaal eens per veertien dagen een begeleidingsgesprek, opdat de student een beter inzicht krijgt in het eigen functioneren binnen de instelling. Deze gesprekken hebben betrekking op zowel taakgerichte aspecten, als op punten ten aanzien van het persoonlijk functioneren in het licht van het beroepsperspectief. De praktijkbegeleider geeft feedback op de voortgang van het praktijkleren aan de hand van de Checklist Agogische Basishouding (bijlage 3) en het feedbackformulier (bijlage 4). Het zicht houden op de werkzaamheden van de student, het bewaken van de omvang ervan en aansluiting bij de leerdoelen en het methodisch ondersteunen van de student. 15 6.5 Taken en verantwoordelijkheden praktijkcoördinator De praktijkcoördinator is de eerst verantwoordelijke voor de inhoudelijke en organisatorische gang van zaken betreffende het praktijkleren. Hij is tevens vraagbaak voor docenten en voor het werkveld. Daar waar uitzonderingen worden gemaakt, is alleen de praktijkcoördinator beslissingsbevoegd. Mochten ernstige samenwerkings- en/of functioneringsproblemen voorkomen, dan wordt de praktijkcoördinator ingeschakeld door de student, de praktijkbegeleider of door de docent praktijkleren. De communicatie tussen opleiding en student gebeurt via de studentenmail en sharenet. 6.6 Taken praktijkbureau Het praktijkbureau MWD is verantwoordelijk voor de administratieve kant van praktijkleren (formulieren rond praktijkleren en contactgegevens). Het praktijkbureau beslist of de praktijkplaats voldoet aan de door de opleiding gestelde criteria. Bij twijfel zal de medewerker overleggen met de praktijkcoördinator. De praktijkgidsen zijn alleen digitaal verkrijgbaar via ELO en de site www.praktijkmwd.nl 6.7 Vertrouwenspersoon Windesheim wil haar studenten en medewerkers een veilige werk- en studieomgeving bieden: een cultuur waarin geen plaats is voor ongewenst gedrag. Ongewenst gedrag kan overal voorkomen, ook tijdens stage. Als we het hebben over ongewenst gedrag, hebben we het over seksuele intimidatie, agressie en geweld, maar ook over pesten en discriminatie. Bij ongewenst gedrag op het werk (stage) gaat het om ongewenst gedrag van collega’s of leidinggevenden, maar ook van klanten, cliënten, patiënten of stagiaires. Onder ongewenst gedrag wordt verstaan het gedrag van een groep of individu dat zich richt op een persoon die dat gedrag als vijandig, vernederend of intimiderend beschouwt. Het kan gaan om woorden, gebaren, handelingen of juist het negeren van die persoon. Wat te doen als je op je stage met ongewenst gedrag te maken krijgt? Wanneer dat mogelijk, is geef dan aan de veroorzaker aan dat je niet van het gedrag gediend bent. Meestal komt ongewenst gedrag echter voor in situaties waarin sprake is van machtsongelijkheid. Dan kan het moeilijk zijn om aan te geven dat je er niet van gediend bent. Praat er dan over met je stagebegeleider, je docent/begeleider of de stagecoördinator. Je kunt er ook voor kiezen contact op te nemen met een vertrouwenspersoon. Dat kan een vertrouwenspersoon zijn van de instelling/de school/ het bedrijf waar je stage loopt of van Windesheim. 16 Vertrouwenspersonen bieden een luisterend oor, geven advies en kunnen zorgen voor bemiddeling. Zij ondernemen alleen actie als jij dat wilt en begeleiden je bij te ondernemen stappen Grotere bedrijven en instellingen hebben meestal eigen, interne vertrouwenspersonen of maken gebruik van externe vertrouwenspersonen die vaak verbonden zijn aan een arbodienst. De afdeling P&O van de instelling of het bedrijf kan je op hen attenderen. Je kunt ook de website of de personeelsgids raadplegen. De vertrouwenspersonen van Windesheim zijn te bereiken onder nummer 0884699900 Of per mail [email protected] 17 7. Relatie opleiding – praktijkinstelling 7.1 Contact tussen instelling en opleiding Gezien de mogelijkheid tot grote diversiteit in het invullen van de dagstage, vindt er in principe geen bezoek op de praktijkinstelling plaats. Er vindt wel een telefonische evaluatie plaats bij de instellingen waar je minimaal 4 uur stage loopt. Indien het wenselijk is, kan op ieder moment gedurende de stage op verzoek van de instelling of opleiding alsnog een gesprek plaatsvinden. Evaluatiemoment Aan het eind van de minor MWD vindt de eindevaluatie praktijkleren plaats. De eindevaluatie bestaat uit een gesprek tussen jou en docent praktijkleren, waarbij jouw eindevaluatieverslag de leidraad is. De docent praktijkleren neemt telefonisch contact op met je praktijkbegeleider voor een korte evaluatie. 7.2 Informatie voor praktijkbegeleiders Cursus Praktijkbegeleider Windesheim heeft een cursus ontwikkeld, speciaal voor praktijkbegeleiders. Deze wordt aangeboden aan praktijkbegeleiders in het domein Gezondheid en Welzijn. In deze cursus leert u in een groep van 8 – 12 praktijkbegeleiders hoe u effectief leren kunt stimuleren. We gaan uw rollen van praktijkbegeleider: organisator, begeleider, deskundige en beoordelaar aanscherpen. Kernwoorden zijn leervragen, leerstijlen, begeleidingsstijlen, leiderschapsstijlen, feedback, visieontwikkeling, evaluatie en beoordeling. Wij gaan met u aan de slag zodat u deze studenten blijvend kunt inspireren, motiveren, en trainen waardoor zij kunnen groeien. De cursus is geschikt voor beginnende én ervaren praktijkbegeleider. Ook levert de cursus registerpunten op voor de BPSW (voorheen NVMW) De cursus wordt gegeven door een ervaren docent en trainer met kennis van opleiding en werkveld. De cursus valt onder het open scholingsaanbod van Windesheim en er zijn kosten aan verbonden. Cursusdata en -tijden U heeft les op dinsdag van 9.30 - 12.30 uur. De cursus start in 2015 op 5 november en in 2016 op 29 maart. Iedere cursus bestaat uit vier dagdelen van drie uur. Meer informatie vindt u op de site van Windesheim www.windesheim.nl (zoekwoord praktijkbegeleider) 18 Praktijkbegeleidersdag Eén keer per jaar nodigen we alle praktijkbegeleiders een dag(deel) uit op Windesheim. Er is gelegenheid om ervaringen uit te wisselen, opleiding en werkveld op elkaar af te stemmen én er is een inhoudelijk thema dat besproken wordt. We willen hiermee een inspirerende bijeenkomst houden voor alle praktijkbegeleiders (voltijd en deeltijd/duaal). Deze bijeenkomst vindt dit studiejaar plaats op 14 april 2016. Te zijner tijd ontvangen alle betrokkenen een uitnodiging. Praktijkbegeleiders die lid zijn van de NVMW kunnen registerpunten ontvangen voor de begeleiding. Zij kunnen hiervoor een verklaring aanvragen bij het praktijkbureau ([email protected]). 19 7.3 Verzekeringen De student wordt geacht zelf een verzekering te hebben afgesloten ten behoeve van wettelijke aansprakelijkheden (voorheen WA). Mocht een stagebiedende instelling eisen dat de ‘individuele wettelijke aansprakelijkheid’ van de stagiair in een stagecontract met de hogeschool wordt geregeld, dan moet de student aantonen verzekerd te zijn tegen ‘individuele wettelijke aansprakelijkheid’. Vanuit de hogeschool is de student verzekerd tegen tegen lichamelijk letsel ten gevolge van ongevallen binnen de lestijden of tijdens buitenschoolse onderwijsactiviteiten zoals stages. Daarbuiten geldt de verzekering niet. Slechts wettelijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit ‘beroepsuitoefening’ tijdens de verrichting van stageactiviteiten is door de hogeschool verzekerd. Voor deze schade komen de eerste € 23,- per geval voor rekening van de stagiair. De student is gedurende de praktijkperiode vanuit de hogeschool verzekerd voor ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid. Als voorwaarde geldt dat je praktijkcontract moet zijn ingeleverd bij het praktijkbureau. Aansprakelijkheidsverzekeringen Dekking: de aansprakelijkheid van verzekerden (betreft personeel, bestuur en studenten) voor door derden geleden schade. Voor studenten geldt een secundaire dekking, dit wil zeggen dat de dekking van deze verzekering niet van kracht is indien de schade wordt gedekt onder een andere afgesloten verzekering. Collectieve ongevallenverzekeringen Dekking: blijvende invaliditeit c.q. overlijden als gevolg van een ongeval dat een personeelslid of student is overkomen tijdens verblijf in de gebouwen en/of op de terreinen van Hogeschool Windesheim c.q. de stageverlener, alsmede tijdens door Hogeschool Windesheim georganiseerde activiteiten, inclusief het gaan naar en komen van de plaats van de lessen, stages en/of activiteiten. Doorlopende reisverzekering Dekking: reizen, kampen en excursies (over de gehele wereld) van de bestuursen personeelsleden, stagiair(e)es, vrijwilligers en ingeschreven studenten welke door of onder auspiciën van CHW plaatsvinden. De verzekerde rubrieken zijn: uitkering bij geneeskundige behandeling, extra kosten (bv. kosten langer verblijf, overkomst familie, terugroeping etc.), reddingskosten, repatriëringkosten transportkosten en reisbagage. Voor vragen over de collectieve schoolverzekeringen kun je terecht bij de afdeling Finance & Control van de hogeschool. Daar kan tevens aangifte gedaan worden van schade. 20 8. Toetsing en beoordeling praktijk 8.1 Toetsing De student laat op de volgende manieren zien dat hij de opleidingskwalificaties MWD op gevorderd niveau behaald heeft: 1. Door het werken aan bewijsmateriaal, werken met de kerntaken (zie voor een overzicht bijlage 7) en het bijhouden van een logboek. 2. Door het schrijven van een evaluatieverslag. 3. Door het voeren van een evaluatiegesprek. 1a Startdocument kerntaken Om helder te krijgen hoe je aan de kerntaken gaat werken maak je een startdocument. Hierin beschrijf je: 1. jouw werkzaamheden met betrekking tot de kerntaken; 2. de leerdoelen die je hebt per kerntaak; 3. per kerntaak een voorstel voor bewijsmateriaal. 4. een voorstel voor het te volgen congres, de literatuurstudie/documentaire of training (behorende bij kerntaak 6). Indien je stage akkoord is, maak je het startdocument Praktijkleren. Tijdens het individuele gesprek in week C zal je startdocument besproken worden en krijg je feedback. Het moet in ieder geval toegevoegd worden aan je eindverslag en van voldoende kwaliteit zijn. In bijlage 2 vind je het sjabloon van het startdocument 1b bewijsmateriaal Binnen de minor MWD werk je aan de kerntaken van het maatschappelijk werk. Door het werken aan bewijsmateriaal per kerntaak laat je zien dat je gewerkt hebt aan de kerntaken. Voor de kerntaak 1 tot en met 4 formuleer je zelf bewijsmateriaal. (zie bijlage 7) Het startgesprek in periode 1/3 kun je gebruiken om je voorgestelde bewijsmateriaal aan je praktijkdocent voor te leggen. Kerntaak 5 wordt getoetst via de checklist agogische basishouding (bijlage 3). Deze laat je voordat je het evaluatieverslag maakt invullen door je praktijkbegeleider en bespreekt de uitkomst. Als voorbereiding op de jaarstage maak je op basis van deze checklist een profiel van jezelf waarin je je sterke en zwakke punten beschrijft. Dit profiel vormt de basis en is een vereiste voor je POP major 4. In dit profiel zit tenminste: • Een kernkwadrant • Een sterkte/zwakte analyse • Drie persoonlijke leerdoelen die te relateren zijn aan de sterkte/zwakte analyse en het kernkwadrant. • Een korte persoonlijke beschouwing over je persoonlijke en professionele ontwikkeling afgelopen semester. • Een afschrift van de profielschets die je van de vierdejaarsstudenten hebt gekregen in het vorige semester als bijlage. 21 Kerntaak 6 wordt getoetst door middel van een theoretische reflectie van een training, een congresbezoek, het bekijken van een documentaire of een literatuurstudie. Je kunt denken aan het bijwonen van een congres (zie de website van Windesheim, of google) of het volgen van een training/cursus op bijvoorbeeld je stageplaats. Ook kun je een specifiek vraagstuk uit de praktijk waar je nog weinig kennis van hebt, onderzoeken, waarbij je literatuur bestudeert of een aantal documentaires over het vraagstuk bekijkt. Over de uitkomst van de gevolgde training/congres of studie, schrijf je een reflectieverslag waarin de leervragen en uitkomsten in verwerkt zijn (wat wil je ermee gaan doen als hulpverlener). Van de literatuur/documentaire maak je tevens een korte samenvatting die je bijvoegt. 1c Het logboek In het werk is het maken van verslagen en rapporten een veel voorkomende zaak. Vandaar dat we er bij de start van de opleiding al mee oefenen. Je doet dat in de vorm van een logboek. Door het wekelijks bij te houden, wordt vastgelegd waar je mee bezig bent geweest. Zo wordt het voor je begeleiders inzichtelijk hoe en waaraan je gewerkt hebt. De aantekeningen in het logboek vormen bovendien een basis voor het evaluatieverslag. Het logboek wordt daarom niet inhoudelijk beoordeeld. In het eindverslag wordt het logboek als bijlage toegevoegd. Hieronder staat een globale indeling voor het maken van een logboek. Logboek van … Datum … Docent … Aantal uren…. Wat heb ik vandaag gedaan? Wat heb ik er van geleerd? Onderbouwd met voorbeelden. Hoe ben ik bezig geweest met de kerntaken? 2. Evaluatieverslag Het eindevaluatieverslag lever je op een door je docent praktijkleren vast te stellen tijdstip in. In het eindevaluatieverslag moeten onderstaande aspecten aan de orde komen. Het verslag wordt ook aan de hand van deze aspecten beoordeeld. Voorblad: jouw naam, de naam van de praktijkinstelling, van jouw praktijkbegeleider, jouw docent praktijkleren/slb'er. Contactgegevens: van de praktijkinstelling en van jouw praktijkbegeleider (ook e-mailadres en direct telefoonnummer) Inhoudsopgave met paginaverwijzing Hoofdstuk 1. Beschrijf waar je hebt stage gelopen. Indien dit verschillende instellingen betreft, geef je een korte beschrijving van de verschillende instellingen. Daarnaast focus je hier op de missie, de visie en de strategie van de instelling. (max. 1 A4) 22 Hoofdstuk 2. Geef een beschrijving van de stand van zaken met betrekking kerntaken van het maatschappelijk werk Beschrijf per kerntaak: - de werkzaamheden die je hebt verricht op je stage. - de stand van zaken met betrekking tot je leerdoelen. - link de twee bovenstaande zaken met je bewijsmateriaal. (max. 3 A4). Hoofdstuk 3. bewijsmateriaal van kerntaak 1 t/m 4 (kijk voor voorbeelden in bijlage 7). In je verslag moet duidelijk zijn waarom je juist voor dit bewijsstuk hebt gekozen, wat je ervan hebt geleerd én hoe je het geleerde in andere situaties kunt gebruiken (transfer). Daarnaast zijn toegevoegd: checklist met persoonlijk profiel (kerntaak 5) en theoretische reflectie (kerntaak 6). Hoofdstuk 4: Korte reflectie op de stagemarkt & de verwerkingsopdracht (zie ook bijlage 6). In hoeverre draagt de stagemarkt bij aan het verwerven van een praktijkplaats voor de jaarstage. Ben je door de stagemarkt op andere gedachten gebracht en is het beeld rond de jaarstage gewijzigd. Bijlage: Bijlage: Bijlage: Bijlage: Logboek + totaal urenoverzicht, geaccordeerd door je stagebegeleider Startdocument Checklist Agogische Basishouding Feedbackformulier Praktijk Voor alle verslagen geldt dat ze netjes verzorgd ingeleverd moeten worden op ELO en eventueel op papier (overleg dit met je docent) en je mag de maximale grootte niet overschrijden. Let op spelling en stijl, en op het tijdig inleveren van je verslag. Het is van belang dat je de aangegeven grootte van de hoofdstukken niet overschrijdt. De gedachte dat meer pagina’s volschrijven wel een voldoende op zal leveren, is misplaatst! De praktijkdocent maakt met jullie de afspraak wanneer het verslag ingeleverd moet worden. Een verslag waarin meer dan drie spel- of stijlfouten op een pagina voorkomen, wordt niet beoordeeld maar aan je teruggegeven. In Educator wordt als beoordeling een ‘afwezig’ genoteerd. Zorg ook voor de juiste manier van bronvermelding (conform APA). 3. Evaluatiegesprek praktijkleren Aan het eind van het semester vindt een individueel gesprek voor praktijkleren plaats. Dit is een gesprek tussen jou en je praktijklerendocent. 23 8.2 Beoordeling Formele criteria voor beoordeling Om aan het eind van de opleidingsnabije minor beoordeeld te kunnen worden moet de student voldaan hebben aan de volgende voorwaarden: - De student heeft per semester 128 uur gewerkt in de praktijk, zoals blijkt uit het logboek dat hij tijdens het praktijkleren bijhoudt en door de praktijkbegeleider is geaccordeerd; - De student heeft het praktijkcontract ingeleverd bij het praktijkbureau. - De student heeft alle praktijklessen op school actief gevolgd. Alleen in geval van overmacht is een aanwezigheid van 80% aanvaardbaar met een compensatie van 20% aan vervangende opdrachten; - De student heeft het startdocument ingeleverd en dit is goedgekeurd door de docent praktijkleren; - De student heeft in de praktijk gewerkt aan verwerkingsopdrachten; - De student heeft regelmatig begeleidingsgesprekken met zijn praktijkbegeleider gehad; - De docent Praktijkleren ontvangt het logboek als bijlage bij het praktijkverslag; - De student heeft zich gehouden aan de verplichtingen die in de Praktijkgids vermeld staan; - De student heeft volgens de richtlijnen een evaluatieverslag geschreven. - De student heeft tijdens de minor deelgenomen aan de stagemarkt en n.a.v. hiervan een inhoudelijk verslag geschreven. 8.3 Herkansing Bij een onvoldoende beoordeling heb je recht op een herkansing. Als de praktijk voldoende is maar het verslag niet, dan mag je binnen drie weken het verslag herschrijven. Praktijkleren wordt pas voldoende beoordeeld als gesprek én verslag voldoende zijn! Wanneer je niet hebt voldaan aan de inhoudelijke criteria en je functioneren in de praktijk onvoldoende was, zal er contact plaatsvinden tussen de opleiding en de instelling. In dit overleg wordt bekeken of verlenging van de stage mogelijk is en wat de inhoud van deze verlenging moet zijn. Jij maakt hier vervolgens een plan van aanpak voor. Dit stuur je binnen twee weken naar de praktijkbegeleider en docent praktijkleren voor goedkeuring. Na acht weken vindt een nieuwe beoordeling plaats. De student zorgt weer minimaal één week voor het gesprek voor een evaluatieverslag. Er vindt een nieuw gesprek plaats tussen jou en de docent praktijkleren en, indien gewenst, met de praktijkbegeleider. Indien je niet op dezelfde plek je stage kunt verlengen, zul je zelf moeten kijken naar een andere stageplek, waar je aan de nog niet behaalde kwalificaties kunt werken. Dit doe je in overleg met de docent praktijkleren 24 8.4 Tussentijdse beëindiging stage Wanneer de praktijkperiode tussentijds beëindigd wordt, is er contact tussen de opleiding en de instelling. Helder moet worden welke factoren ertoe geleid hebben dat jij of de instelling tussentijds het praktijkleren beëindigd heeft. Daarnaast wordt bepaald in hoeverre jij zelf verantwoordelijk bent voor het tussentijds beëindigen van de stage. Op basis van dit overleg tussen opleiding en instelling kan de docent Praktijkleren jou aanwijzingen geven over het zoeken en vinden van een nieuwe praktijkplaats. Jij dient je te houden aan deze aanwijzingen. Wanneer jij het oneens bent met de aanwijzingen van de docent Praktijkleren, vindt er een gesprek plaats met de oe-verantwoordelijke praktijkleren. Deze neemt naar aanleiding van het gesprek een besluit. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Examencommissie MWD/SPH/CMV. Jij maakt in alle gevallen een kort verslag van de situatie en van de gemaakte afspraken; de docent Praktijkleren tekent dit verslag voor akkoord. Het origineel neem jij op in je portfolio; een kopie gaat naar de docent Praktijkleren en de Praktijkcoördinator. 25 Bijlage 1 De negen meest gestelde vragen Vraag 1: ‘Moet ik nu één, twee of drie semesters stage lopen?’ Antwoord: Voor iedereen geldt: je loopt drie semesters stage. Vraag 2: ‘Wat zijn de eisen aan mijn praktijkplek?’ Praktijkleren omvat alle buitenschoolse activiteiten die ondersteunend zijn voor het binnenschools leren. Dit houdt in dat activiteiten als betaald (vakantie)werk in een agogische context, bestuurswerk en vrijwilligersactiviteiten als praktijkleren beschouwd kan worden. Van de student wordt verwacht dat hij kritisch kijkt of hij de kerntaken kan behalen. Dit vergt ook flexibiliteit van de student om te bekijken hoe en waar hij de aan de kerntaken gekoppelde verwerkingsopdrachten kan behalen. In ieder geval moet het hoofdbestanddeel van je werkzaamheden plaatsvinden in het kader van agogisch handelen en moet er een praktijkbegeleider zijn, die zicht heeft op je werkzaamheden binnen de instelling. Vraag 3: ‘Moet ik perse stage lopen op de daarvoor vrij geplande dagen?’ Antwoord: Voor major 2 is dit de woensdag, voor major 3 en voor de minor MWD is dit de donderdag. Je mag hiervan afwijken in overleg met je instelling. Zo zijn er veel studenten die in het weekend, ’s avonds of in een schoolvakantie stage lopen. Wat vaststaat, is dat je nooit onderwijs op Windesheim mag laten vallen voor het lopen van stage, én dat je aan jouw praktijkuren moet komen: 128 per semester. Vraag 4: ‘Is het verplicht om een praktijkcontract in te leveren?’ Antwoord: ja. En het contract moet je tijdig, dus binnen drie weken nadat je bent gestart op je praktijkplek, drievoudig ondertekend inleveren bij het Praktijkbureau in E106 of postvak 211. Vraag 5: ‘Waar kan ik terecht met mijn vragen?’ Antwoord: zoek altijd eerst in deze studiehandleiding. Je kunt vervolgens met jouw inhoudelijke vragen het best terecht bij jouw docent Praktijkleren. Mocht deze nog niet zijn toegewezen of komt hij of zij er niet uit, dan kun je voor vragen terecht bij het Praktijkbureau. Vraag 6: ‘Waar kan ik terecht met problemen?’ Antwoord: wanneer je problemen hebt op je praktijkplek of op Windesheim, probeer dan altijd eerst zelf tot een oplossing te komen. Mocht dit niet gaan of je wilt overleggen, dan is je docent Praktijkleren hierin de aangewezen persoon. Mocht hij/zij je niet verder kunnen helpen, ga dan naar de oe-verantwoordelijke praktijkleren major 2, 3 of opleidingsnabije minor. Vraag 7: ‘Mag ik alle plekken bellen die ik wil?’ Antwoord: heel veel praktijkinstellingen zijn al benaderd door het Praktijkbureau, door je medestudenten (zitten al vol) of voldoen eenvoudigweg niet aan onze criteria. Daarom moet je echt altijd eerst toestemming vragen aan het Praktijkbureau. Vraag 8: ‘Is het erg als ik in september/februari nog niet kan beginnen met stage lopen?’ Antwoord: nee. Het komt vaker voor dat studenten pas later kunnen starten met hun stage. Er zijn instellingen die bijvoorbeeld een uitgebreide selectie uitvoeren die veel tijd kost. En er zijn instellingen die veel tijd kwijt zijn om iedereen te positioneren. Bijvoorbeeld bij het bemiddelen in maatjesprojecten. Stel je begint te laat met je stage, dan is het logisch dat je een periode intensiever stage loopt om aan je praktijkuren te komen. Bijvoorbeeld door tijdelijk een zaterdag te gaan stagelopen, of in de vakantie. Overleg dit met je docent Praktijkleren. Je kunt de tijd die je aan de start van je semester dan over hebt, goed besteden aan andere studieonderdelen. Heb je in februari nog geen praktijkplek kunnen vinden, dan krijg je van de Praktijkbureaumedewerker MWD een mailtje over de verplichte inschrijving. Vraag 9: ‘Ik doe liever een alternatieve opdracht, is dit oké?’ Antwoord: Nee, zeker niet! Het is de bedoeling dat praktijkleren in de praktijk plaatsvindt! 26 Bijlage 2 Startdocument praktijkleren Naam : …………………………………………………………… Studentnummer : ………………………………………………………….. Naam docent praktijkleren : …………………………………………………………… Instelling : ……………………………………………………………. Naam praktijkbegeleider : …………………………………………………………… Functie : …………………………………………………………… akkoord: ja / nee Beschrijf hieronder je kennis, vaardigheden en feedback die je gekregen hebt vanuit eerdere stageervaringen. Beginsituatie Benoem hieronder de werkzaamheden die je in je stageplek uitvoert en kunt koppelen aan deze kerntaak. Benoem een leerdoel ten aanzien van deze kerntaak. Beschrijf hier je voorstel voor bewijsmateriaal. Kijk voor de voorwaarden en inspiratie in bijlage 7 Kerntaak 1: werken met en namens de cliënt Kerntaak 2: Werken voor cliënten en potentiële cliënten Kerntaak 3: Werken in de eigen instelling of organisatie Kerntaak 4: Werken in externe samenwerkingsverbanden Kerntaak 5: Zichzelf ontwikkelen in het beroep Kerntaak 6: Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep Benoem hier waar jij je aankomend semester in wilt versterken (maak hierbij gebruik van je POP en eerder ingevulde checklisten agogische basishouding). Maak een plan van aanpak met de volgende punten: 1. Beschrijving van: -welk congres je wilt bijwonen -welke literatuur je wilt gaan bestuderen -welke documentaires wilt gaan bekijken 27 -welke training je wilt gaan volgen 2. Beschrijf de link met de beroepspraktijk van de maatschappelijk werker 3. Formuleer leervragen: Ik wil meer weten van, ik wil beter beheersen dat etc. 4. Formuleer vanuit deze leervragen leerdoelen: na afronding ben ik in staat om…, kan ik laten zien dat… 28 Bijlage 3 Checklist Agogische Basishouding Minoren Aspecten van de Agogische Basishouding Score van het gedrag per competentie. In staat zijn tot … (cijfer 1 t/m 10) student praktijkbegeleider 1. Openheid willen en kunnen tonen: Verschillen tussen eigen en andermans denken/ voelen en handelen kunnen benoemen Precies en duidelijk je bedoelingen verwoorden 2. Stabiliteit, incasseringsvermogen en weerbaarheid willen en kunnen tonen: Met stress om kunnen gaan Eigen gevoelens en emotionaliteit kunnen hanteren Voor jezelf op komen 3. Effectief willen en kunnen communiceren met individuen en groepen: Functioneel groepsgedrag kunnen tonen Luistervaardigheid tonen Voor een groep een verhaal kunnen doen Steun vragen en geven De anderen doelgericht beïnvloeden 4. Je eigen mening willen en kunnen formuleren: Een discussie kunnen voeren Relevante kennis kunnen verzamelen en ordenen 5. Initiatief willen en kunnen nemen: Uitdagingen aangaan Mening ( ook ongevraagd) geven Vragen stellen 6. Willen en kunnen reflecteren op eigen gedrag en dat van anderen: Nadenken over eigen en andermans handelen Nadenken over zichzelf als persoon in relatie tot anderen 7. Expressief en creatief willen en kunnen zijn: Verbaal en non-verbaal uiting kunnen geven aan gevoelens/ emoties Meer mogelijkheden zien om problemen/ obstakels op te lossen 29 Bijlage 4 Feedbackformulier praktijkleren minoren De praktijkbegeleider vult het feedbackformulier in. Hij geeft per kerntaak een beoordeling in rapportcijfers (1-10) en onderbouwt dit in de tweede kolom. De feedback van de praktijkbegeleider wordt meegenomen als adviesbeoordeling bij de definitieve beoordeling door de docent Praktijkleren. Voorwaardelijk 1. De student heeft 128 uur in de praktijk gewerkt 2. De Checklist Agogische Basishouding is ingevuld 3. De student heeft het eindverslag bij de instelling ingeleverd Kerntaak 1.Werken met en namens cliënten Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee commentaar Beoordeling 1.1) De student gaat op een professionele wijze contact aan met verschillende cliënten/ cliëntsystemen De student kan de volgende twee spanningsvelden in deze relatie herkennen: Afstand–nabijheid en Weerstand 1.2) De student kan op basis van observaties en gesprekken met een cliënt of cliëntsysteem een probleem verhelderen en ontrafelen. 1.3) De student kan planmatig werken, bouwt contacten procesmatig op en kan dit verantwoorden 2.Werken voor cliënten & potentiële cliënten 2.1) De student signaleert (vanuit zijn kennis op het gebied van maatschappij- en organisatie en juridische aspecten) probleemveroorzakende of probleemversterkende factoren op micro- meso- en macroniveau. 2.2) De student analyseert veranderingen in de samenleving analyseren die een relatie hebben met de beroepsuitoefening. 2.3) De student brengt interculturele communicatie op gang en benoemt barrières op basis van diversiteit. 3.Werken in de eigen organisatie 3.3) student neemt actief deel aan intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in teamverband. Hij neemt actief deel meerdere vormen van overleg. 4.Werken in extern samenwerkingsverband 4.1) De student heeft inzicht in het omgaan met overeenkomsten en verschillen in normen en waarden, en is bewust van persoonlijk-professionele dilemma’s met kennis van normatief werken. 4.2) De student neemt deel aan multidisciplinair overleg en samenwerking ten behoeve van cliënten, cliëntsystemen en situaties waarvoor dat nodig is. 5.Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep 5.1) De student onderscheidt ethische dilemma’s met kennis van de beroepscode. 5.3) De student levert een bijdrage aan het beroep en de organisatie door: o oriëntatie op maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen o signalen relateren aan beroepshandelen o signaleringsonderzoek doen met kennis van onderzoeksmethoden mbt.praktijkgericht onderzoek Adviesbeooreling praktijkbegeleider Totaal kerntaken 1-5 : 5 Praktijkinstelling:………………………………………………………………………….. Datum: ……………….. Naam Praktijkbegeleider:……………………………………………………………. 30 Bijlage 5 Beoordelingsformulier praktijkleren minor MWD Naam Student: Studentnummer: Instelling: Voldaan aan de volgende voorwaarden: o De student heeft per semester 128 uur gewerkt in de praktijk, zoals blijkt uit het logboek dat hij tijdens het praktijkleren bijhoudt; o Minder dan 3 taalfouten per pagina. o De student heeft het praktijkcontract ingeleverd bij het praktijkbureau. o De student heeft alle praktijklessen op school actief gevolgd. Alleen in geval van overmacht is een aanwezigheid van 80% aanvaardbaar met een compensatie van 20% aan vervangende opdrachten; o De student heeft een voldoende voor het startdocument. o De student heeft in de praktijk gewerkt aan de kerntaken en leerdoelen; o De student heeft regelmatig begeleidingsgesprekken met zijn praktijkbegeleider gehad; o De docent Praktijkleren ontvangt als bijlage bij het eindverslag: het logboek, checklist agogische basishouding, feedbackformulier, geaccordeerd uren overzicht. Evaluatieverslag Cijfer 110 1:Beschrijf waar je hebt stage gelopen, indien dit verschillende instellingen betreft geef je een korte beschrijving van de verschillende instellingen. Daarnaast focus je hier op de missie, de visie en de strategie van de instelling (max 2 A4) 2: Geef een beschrijving van de stand van zaken met betrekking tot de kerntaken. Beschrijf per kerntaak: - de werkzaamheden die je hebt verricht op je stage. - De stand van zaken met betrekking tot je leerdoelen - De link van bovenstaande twee zaken met je bewijsmateriaal (max 3 A4) 3: De adviesbeoordeling van je praktijkbegeleider, na akkoord praktijkdocent. weging feedback 20% 40% 40% Voorwaar delijk O/V 4: Opdrachten praktijkdag MWD - stagemarkt: geef helder aan wat dit heeft opgeleverd en wat je nodig heb om tot een keuze te komen voor een praktijkplaats in major 4/5. - Verwerkingsopdracht (zie bijlage 6) nvt 31 bewijsmateriaal Kerntaak 1: werken met en namens de cliënten O/V feedback Kerntaak 2: werken voor cliënten en potentiële cliënten Kerntaak 3: werken in de eigen organisatie Kerntaak 4: werken in een extern samenwerkingsverband Kerntaak 5: zichzelf ontwikkelend in het beroep Kerntaak 6: Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep NB alle onderdelen dienen minimaal 5.5 en V(oldoende) te zijn. Eindcijfer: onderdeel 1 telt 1 keer, de onderdelen 2 en 3 tellen twee keer. De som hiervan delen door 5 -> eindcijfer. 32 Bijlage 6 Stagemarkt als onderdeel van de MWD Praktijkdag. Eens per jaar vindt er een MWD Praktijkdag plaats. Inleiding: De stagemarkt is een voorlichtingsactiviteit voor studenten van major 3 en de minor MWD verzorgd door major 4 en 5 studenten. De stagemarkt wordt één maal per jaar gehouden op de vrijdag in lesweek 1van periode 2. De stagemarkt maakt onderdeel uit van de MWD praktijkdag. Doelstelling: Voor studenten major 3 en de opleidingsnabije minor MWD biedt de stagemarkt de mogelijkheid om zich goed voor te bereiden op de jaarstage door het werkveld en de praktijkinstellingen te verkennen en oog te krijgen voor de rol en positie van de stagiair in de jaarstage. Voor major 4 en 5 studenten is deze stagemarkt bedoeld om het beroep maatschappelijk werk te profileren en op een heldere wijze de werkzaamheden te verwoorden. Major 4 studenten werken hiermee aan de 11de Windesheimcompetentie en aan kwalificatie F2 (de maatschappelijk werker levert een bijdrage aan de opleiding van maatschappelijk werkers bijvoorbeeld door het begeleiden van stagiars). Deze kwalificatie wordt voorwaardelijk getoetst in praktijkfase 1, praktijkfase 2 en inhoudelijk in SLB, Toetsing In het evaluatieverslag praktijkleren (dagstage) verantwoorden major 3 en minor MWD studenten hun deelname aan de stagemarkt. De stagemarkt is voor major 4 en 5 studenten een onderdeel van SLB major 4/5 (qua toetsing en studiebelasting). De jaarstagiairs verantwoorden hun activiteiten in het eerstvolgende procesverslag. LET OP: DE AANWEZIGHEID VAN STUDENTEN WORDT VIA PRESENTIELIJSTEN GECHECKT DOOR HET PRAKTIJKBUREAU EN AAN DE SLB’ER DOORGEGEVEN. De werkwijze van de stagemarkt Stamgroepen major 3 en de praktijkgroepen van de opleidingsnabije minor MWD gaan ‘in rondes’ van twee lesuren op bezoek bij de stamgroep major 4 of 5. Gemiddeld zullen studenten van major 3 en de opleidingsnabije minor twee of drie stamgroepen major 4 bezoeken. Dit wordt in het rooster opgenomen. De SLB’er van major 3 of de praktijkdocent in de opleidingsnabije minor is zo mogelijk aanwezig op de stagemarkt. De meeloopdagen Ook is er tijdens de stagemarkt een inschrijving voor de meeloopdagen. Het is belangrijk dat Major 4 studenten ruim op tijd weten of de praktijkinstelling de mogelijkheid biedt voor meeloopdagen. Neem dit punt mee in de voorlichting en zij laten dit aan het praktijkbureau weten. Binnen twee weken na de stagemarkt kunnen major 3 studenten via een inschrijfmodule zich opgeven voor een meeloopdag. Het praktijkbureau zal hierover nader berichten. Let op: niet iedere major 3 of minor MWD student kan meelopen in de praktijkinstelling major. Het is ook goed om in je eigen netwerk te kijken of je kunt meelopen in een major4 praktijkplaats. De voorbereiding (major 4 en 5 studenten): Tijdens de SLB bijeenkomsten bereid je de stagemarkt voor. Op de tweede terugkomdag na de zomervakantie wordt een lesuur zonder docent geroosterd waarin je als stamgroep de presentatie kunt voorbereiden. Het is de bedoeling dat in je voorlichting op de stagemarkt vertelt over je werkveld en je rol als stagiair en de koppeling tussen onderwijs en praktijk. Het is belangrijk dat jullie als groep je goed voorbereid, omdat het lastig is om gecombineerde voorlichting te geven over verschillende werkvelden en verschillende praktijkinstellingen. Het is een idee om vanuit een bepaalde thema (actuele ontwikkeling of je rol als stagiair) de voorlichting vorm te geven. Je hebt per voorlichting twee lesuren. Gebruik bij de voorlichting flaps, computer met beamer of bord. Bedenk wat interessant en relevant is voor tweedejaars om te horen! Dus geen hele organisatiestructuren, maar wel welke taken je uitvoert, welke cliënten met welke problemen komen, het resultaat van je werk en dergelijke. Ook kun je studenten tips geven voor een succesvolle stage. Let er op dat je geen al te subjectieve informatie geeft en geen eventuele frustraties rondom instelling of docenten overdraagt! Geef ook voldoende ruimte om vragen te stellen. Er zijn verschillende manieren om dit vorm te geven: speeddating; vragencarrousel, quiz etc. 33 De voorbereiding (major 3 studenten en studenten minor MWD): In de SLB major 3 ten tijdens de praktijklessen van de opleidingsnabije minor bereiden studenten zich voor. Het is de bedoeling dat studenten vragen verzamelen voor de stagemarkt, zodat zij gerichte informatie kunnen opvragen aan de jaarstagiairs. De stagemarkt is een verplicht onderdeel. Voor studenten major 3 / minor MWD is de stagemarkt een onderdeel van praktijkleren (de dagstage). Voor major 4 en 5 studenten in de stagemarkt een onderdeel van SLB major 4/5. Opdracht major 3 en minor MWD studenten Tijdens het plenaire middagdeel voor alle studenten wordt er een actueel onderwerp behandeld. Schrijf een kort opiniërend stuk van maximaal 1 A4 over het thema dat dit jaar behandeld wordt en de discussie die er op volgde, en neem dit op in je praktijkverslag. Vervangende opdracht voor major 3 en minor MWD studenten: Major 3 studenten, die de stagemarkt niet kunnen bezoeken moeten een vervangende opdracht doen. De vervangende opdracht is: De student maakt van 2 door hem zelf gekozen werkvelden een analyse op basis van de volgende factoren: - motiveer je keuze voor dit werkveld. - cliënt populatie: welke cliënten zie je vooral in dit werkveld en waarom? - competentie werker: wat moet de maatschappelijk werker nog meer kunnen dan het beroepsprofiel om in dit werkveld te kunnen werken: noem 2 aspecten en motiveer je antwoord. -noem één macro factor die vooral in het afgelopen jaar van belang is geweest m.b.t. het werkveld? Je schrijft een bondig verslag en je presenteert dit in de SLB. Vervangende opdracht voor major 4 en 5 studenten: Major 4 en 5 studenten die de stagemarkt niet kunnen bezoeken moeten zelf met een voorstel komen voor een vervangende opdracht bij de SLB’er. In dit voorstel moeten de doelstellingen van de stagemarkt getoetst kunnen worden. 34 Bijlage 7 Overzicht kerntaken en voorbeelden bewijsmateriaal Eisen bewijsmateriaal: De bewijzen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : authentiek zijn; actueel zijn; relevant zijn; van voldoende kwantiteit zijn, en van voldoende variatie zijn. Authentiek: vertrouwen dat het bewijs een accurate representatie is van de ervaring. Is het bewijs een accurate representatie van de ervaring en deskundigheid van de deelnemer? Als aan de authenticiteit van bewijzen wordt getwijfeld, dan leidt dit tot een lagere waardering van de kwaliteit van de bewijsvoering. Actueel: weerspiegelen de bewijzen het huidige competentieniveau van de deelnemer? Bewijzen van recente datum zullen eerder aan dit vereiste voldoen dan bewijzen die van vroegere datum zijn. Dit hangt ook samen met de aard van de competenties Relevant: dekken de bewijzen de belangrijkste elementen van een competentie/ beroepstaak? Hoe specifieker hoe relevanter. Kwantiteit: betrekking op aantal maanden of jaren ervaring in een bepaalde competentie, of de hoeveelheid trainingen en andere opleidingsactiviteiten. Variatie van contexten: hoe groter de variatie in contexten waarin de ervaring is opgedaan hoe groter de kans dat competenties ontwikkeld zijn. Verantwoording: In je verslag moet duidelijk zijn waarom je juist voor dit bewijsstuk hebt gekozen, wat je ervan hebt geleerd én hoe je het geleerde in andere situaties kunt gebruiken (transfer). Taakgebieden Kerntaken opleidingskwalificaties Voorbeelden van bewijsmateriaal - - Taakgebied I Directe en Indirecte hulpen dienstverlening Kerntaak 1 (A) Werken met en namens cliënten: Psychosociale hulpverlening - A4. De maatschappelijk werker verleent hulp en diensten op methodische en reflectieve wijze. Hij of zij handelt volgens de regulatieve cyclus en vangt, afhankelijk van de situatie, op verschillende punten in deze cyclus aan. A6.De maatschappelijk werker kan verwijzen naar netwerkpartners, evalueert en sluit af. - - - Een verslag van een gesprek met feedback van je begeleider of de cliënt. Een door jou ingevuld en geanonimiseerd hulpverleningsplan of intakeformulier. Een (geluids) opname van een gesprek met een reflectie. Een uitgewerkte casus waarin jij uitlegd hoe je methodisch te werk bent gegaan en hoe je het contact hebt afgerond met toelichting vanuit de theorie. Certificaat van een cursus die jouw methodisch werken binnen de instelling versterkt. - Kerntaak 2 (B) Werken voor cliënten en potentiële cliënten B1. De maatschappelijk werker signaleert probleemveroorzakende of probleemversterkende factoren in de maatschappelijke context (van cliënt, cliëntsysteem), zoals wetten, regels, voorzieningen, situaties die voor bepaalde groepen in de samenleving nadelig werken en handelt gericht op cliënt, cliëntsysteem en/of samenleving; - - - - - Taakgebied II Werken in en vanuit een arbeidsomgeving Kerntaak 3 (C) Werken in de eigen instelling of organisatie - - Kerntaak 4 (D) Werken in externe samenwerkingsverbanden - - - C6. De maatschappelijk werker werkt volgens en rapporteert conform het kwaliteitsborgingsysteem van de organisatie. De maatschappelijk werker verantwoordt de effectiviteit en efficiëntie van zijn functioneren naar collega’s en leidinggevenden vanuit de bestaande kaders van de eigen organisatie. C7 De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan beheersmatige aspecten van de organisatie. Beheer valt daarbij op te vatten als het richting geven aan alle processen die zich in een organisatie afspelen met het oog op de gestelde doelen. De maatschappelijk werker voedt de informatiesystemen met gegevens uit de eigen portefeuille en gebruikt (ICT) hulpmiddelen voor het registreren van deze werkzaamheden. Hij is zich bewust van financiële afrekening en verantwoording D1. De maatschappelijk werker draagt de in het beroep vigerende waarden en normen uit. D3. De maatschappelijk werker voert de werkzaamheden uit die voortvloeien uit de samenwerking en levert een proactieve bijdrage aan het optimaal functioneren van externe samenwerkingsverbanden waarin hij of zij participeert. D4. De maatschappelijk werker kan het beroep maatschappelijk werk profileren en zijn taakuitvoering vanuit het beroepsmatig werken verantwoorden. D5. De maatschappelijk werker kan andere professionals consulteren, adviseren en coachen. D6 De maatschappelijk werker kan een andere professional aanspreken op het uitvoeren van zijn taken in het externe samenwerkingsverband. - - - - - - Interview met cliënt over maatschappelijke veranderingen zoals multiculturele samenleving of de versobering van de zorg met een reflectie. Beschrijf hoe jouw stageinstelling omgaat met concrete signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld en wat jij daar van vindt. Beschrijf hoe jouw instelling probeert de (lokale) politiek te beïnvloeden om te belangen van de doelgroep te behartigen en wat jij daar van vindt. Uitgewerkte casus met een analyse hoe maatschappelijke veranderingen op micromeso-macro niveau hun uitwerking hebben. Een beschrijving van het gehanteerde kwaliteitszorgsysteem en hoe dit functioneert. Enkele voorbeelden waaruit jij volgens de protocollen en richtlijnen van de organisatie kan werken: notulen, contactjournaals etc. Een certificaat van een cursus binnen de instelling met betrekking tot de richtlijnen binnen de instelling (methodiek, rapportage, casuïstiek etc.) Een verslag van een voorlichtingsbijeenkomst waaraan jij een bijdrage geleverd hebt. Een casusbeschrijving waaruit blijkt dat je intensief met andere partijen samengewerkt hebt. Een bijdrage geleverd hebben aan een website, social media of foldermateriaal van een instelling, gericht op de samenwerking met andere instellingen. 36