Weer In Vorm Jaargang 2016-17 /nr. 11, maart 2017 Eindredactie: Chris Dees Volgende editie: mei 2017 Kopij (tips) naar: [email protected] StartStart Van de redactie Het elfde nummer is een feit. Spannende dagen hebben we achter de rug; op de cursusleidersdag 2017 hebben we de veranderingen binnen TVG besproken door de bezuinigingen binnen het PLD (Protestants Landelijk Dienstencentrum). Inmiddels zijn de cursusplaatsen TVG in den lande via hun cursusleiding van alle veranderingen op de hoogte gebracht! Het platform TVG gaat onder de naam OCT (Ondersteuningscommissie TVG) verder met als speerpunten: - het voorbereiden van een jaarlijkse Landelijke Contactdag TVG (LCT): dinsdag 21 november 2017 - onze Nieuwsbrief ‘Weer in Vorm’ wordt het cement tussen alle cursusplaatsen TVG (voor een gewijzigde opzet volgt een voorbeeld als voorstel in het volgende nummer!). De redactie is uitgebreid met twee nieuwe leden: Heleen van de Velde (cursusplaats Groningen) en Annemarie van Duijn (cursusplaats Den Haag). Van harte welkom en we gaan uit van een prettige, levendige samenwerking! 100 - we volgen de ontwikkelingen binnen het PLD op de voet en waar mogelijk zullen we vanuit onze 80 verantwoordelijkheid daarop inspelen. ‘Weer in Vorm’ houdt een ieder voortaan bij de les. 60 Oost In dit nummer is de lezing van Prof.Dr.W.H.Slob zoals gebruikelijk als eerste opgenomen naast aan het West 40 eind een verslag van de cursusplaats Assen Noord over hun opzet om het tij te keren als er minder tot geen 20 aanmeldingen komen voor het nieuwe cursusjaar 2017/2018. Ook nu weer veel leesplezier. 0 1e kwrt 2e kwrt 3e kwrt 4e kwrt Op zoek naar een secretaris De ondersteuningscommissie TVG zoekt een secretaris voor haar platform. Deze commissie komt jaarlijks max. 4 keer bij elkaar in het midden van het land. Reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Het OCT bestaat uit de volgende personen: Voorzitter: Tibbe Breimer; Penningmeester: Heleen van de Velde; Contactpersoon PR en Hoofdredactie ‘Weer in Vorm’: Chris Dees; Algemeen lid: Simone Pluister. De taken van deze secretaris worden: Bereidt samen met de voorzitter de OCT-vergaderingen voor en nodigt de cursusplaatsen uit voor onze jaarlijkse LCT Weer In Vorm Nieuwsbrief voor alle medewerkers, docenten en (oud-)cursisten van Theologische Vorming Gemeenteleden. TVG is onderdeel van het Protestants Centrum voor Toerusting en Educatie van de PKN in Utrecht. De taken van onze secretaris worden: Bereidt samen met de voorzitter de OCT-vergaderingen voor en nodigt de cursusplaatsen uit voor de Landelijke ContactDag (LCT) - Is contactpersoon naar de cursusplaatsen TVG en naar het PLD (Protestants Landelijk Dienstencentrum, afd. ‘Ondersteuning Gemeenten’) - Verzorgt de verslaglegging. Als u belangstelling heeft te participeren in de OCT (al dan niet als secretaris) laat het ons dan binnen enkele weken weten. Hopelijk kunnen we dan op 16 mei 2017, wanneer de OCT bijeenkomt, kennis maken met een nieuw commissielid, cq. secretaris. We maken dan ook kennis met onze nieuwe contactpersoon binnen het PLD: Bart van Noord. Voor meer info en aanmelding kunt u terecht bij onze voorzitter: [email protected] Willen we goed kunnen functioneren, is een secretaris meer dan gewenst. Deze taak is echt te doen. Theologie gericht op het mysterie Lezing cursusleidersdag 2017 door Prof.Dr.Wouter H.Slob Het vorige jaar heeft de toenmalige scriba van de PKN behartenswaardige woorden gesproken bij deze zelfde gelegenheid. Hij maakte een aantal belangrijke punten: Iedere gelovige is theoloog, kennen en liefhebben horen bij elkaar, liefde en schoonheid horen bij elkaar, theologie is gericht op het mysterie, theologie is persoonlijk, theologie is praktisch en theologie is mensenwerk. Met al die punten ben ik het van harte eens. Maar mogelijk dat ik ze om andere reden onderschrijf dan dat Plaisier ze heeft bedoeld. Althans, onze wijsgerige uitgangspunten zijn misschien niet helemaal dezelfde. Dat hoeft echter geenszins een probleem te zijn bij het bespreken van één van deze stellingen, waarbij een aantal andere mee zullen resoneren. De organisatie heeft mij gevraagd nader te reflecteren op het vierde punt: theologie is gericht op het mysterie. Een kwestie die ook mijns inziens van groot belang is, en die inderdaad, zoals Plaisier destijds betoogde ‘door de seculariteit’ heen kan breken. We moeten ons volgens Plaisier weer toevertrouwen aan het wonder, en niet blijven staan bij ‘wat niet kan.’ Plaisier wil ruimte vinden voor het transcendente, zonder terug te keren naar een fundamentalisme. Opmerkelijk genoeg bestaat er zeker ook in de filosofie hedentendage een hernieuwde belangstelling voor het transcendente, en het doet mij dan ook genoegen hierover met u van gedachten te wisselen. De vraag is daarbij wel waar we precies naar op zoek zijn. Een gerichtheid op het mysterie kan een principiële bescheidenheid uitdrukken in de zin dat wij mensen de volheid van God nooit zullen kunnen doorgronden. Maar het kan ook de schaamlap zijn om het onzinnige mee te verhullen: als God het mysterie is, dan kun je er alles van maken. Iedere tegenwerping glijdt dan af als water van een eend en de theologie wentelt zich in het eigen gelijk van een zelfverklaarde immuniteit. En dat laatste komt haar geloofwaardigheid niet ten goede! [4] Om zicht te krijgen op dit verschil is het zinnig om nader te kijken naar de religieuze taal, en om te zien wat godskennis precies is, en wat het niet is. Wat doet de theologie precies? Beschrijft zij een buitentalige, onafhankelijke werkelijkheid en beeldt zij daarmee een waarheid af die haar voorafgaat? Of articuleert de theologie een waarheid die ten nauwste verbonden is met het menselijk bestaan, en die daarmee juist niet onafhankelijk is, maar een relevante relatie betekent? Spreken we over, of van God? Spreken over God: Theïsme Het klassieke theïsme, nog altijd de dominante positie binnen de godsdienstfilosofie, spreekt nadrukkelijk over God. God wordt dan gezien als een buitentalig, onafhankelijk wezen (of ‘entiteit’) die aan de schepping voorafgaat en haar voort heeft gebracht. Van die God kan een aantal eigenschappen in kaart worden gebracht, klassiek zijn daarbij Almacht, Alwetendheid en Algoedheid belangrijke aspecten. In deze lijn van denken is het bestaan van God een voorwaarde voor de zinvolheid van het geloof cq de theologie. Als God niet zou bestaan, zou de religiositeit onzinnig zijn. Deze opvatting is zodanig dominant dat het theïsme synoniem lijkt te zijn met gelovig. In het dagelijkse taalgebruik is haar tegenhanger het atheïsme in ieder geval praktisch synoniem met ongelovig. Onjuist, mijns inziens, en onfortuinlijk, want het theïsme behelst een zeer bepaald filosofisch perspectief. Dat bovendien in aanzet niet theologisch is; het is een wijsgerige constructie die pas na de reformatie denkbaar werd, en dus zeker niet samenvalt met de godsopvatting van alle tijden en plaatsen. En die, naar mijn stellige overtuiging, ook hard aan vervanging toe is, want het theïsme heeft de ongelovigheid niet alleen niet kunnen verhinderen, maar zelfs bevorderd. Dat ga ik betogen. Eerst is het echter zinnig om aan te geven dat het theïsme theologisch problematisch is. Een eerste vraag ligt in de voorwaardelijkheid van het bestaan van God voor de zinvolheid van het geloof. Is het aan ons, als mensen en gelovigen, wel gegeven om voorwaarden aan God te stellen? Zelfs de voorwaarde dat Hij bestaat? Een tweede kwestie is de vraag wie er dan vaststelt of aan de voorwaarden is voldaan? Dat kan alleen oordelende mens zelf zijn. Ironisch genoeg, want daarmee vereist de onafhankelijkheid van God, dus de instemming van mensen. Dat zal ik in zekere zin ook bepleiten, maar daarmee is wel de voorgegevenheid van God dus van de baan. Ten derde moet het de vraag zijn of wij God kunnen overzien, en of wij wel zicht kunnen krijgen op de eigenschappen van God. Als Hij bestaat, dan is Hij toch groter dan ons hoofd en hart? Maar hoe kunnen wij dan Zijn bestaan vaststellen, of ontkennen? Met deze aarzelingen kunnen er flinke theologische bezwaren rijzen tegen het theïsme en een aantal voorbeelden haalden recent de pers: Taede Smedes en Frits de Lange ontkenden het bestaan van God in Trouw (resp. 20 sept 2016 en 11 juni 2016), waarbij de Lange als paradoxale kop liet optekenen: ‘God sprak: Ik besta niet’. De bekendste Nederlandse theologische godsloochenaar is echter ongetwijfeld Klaas Hendrikse, die met zijn boekje ‘Geloven in een God die niet bestaat’ de knuppel flink in het hoenderhok gooide. Hij bekent zichzelf als atheïst, maar de lezer zij gewaarschuwd! Hij bepleit wel degelijk het geloof! Het boek van Hendrikse blinkt niet uit in filosofische helderheid, en kan ook om andere reden de irritatie flink wekken, maar hij maakt wel een belangrijk punt: God bestaat niet zoals appeltaarten bestaan, God is geen ding. Daar heeft hij gelijk. Bestaan is altijd een beperking in ruimte en tijd. Dingen bestaan hier en nu wel, maar ooit en elders niet. Precies dat is de kwestie, als we het bestaan van iets vaststellen. Maar zou zo’n beperking een kwaliteit van God kunnen of moeten zijn? Juist niet, zou je denken! Deze theologische bezwaren tegen het theïsme verwerpen het geloof niet. Juist niet. En het is niet een hopeloos woordenspelletje om van een verloren zaak toch nog iets spiritueels te maken. Deze theologische a-theisten beschouwen het theïsme niet primair als een verouderde vorm van geloof, maar als een gebrek aan geloof. Daarmee is hun kritiek anders dan die van de seculiere atheïsten, die het geloof willen afschaffen. Het verschil is het verschil tussen een zogenaamd ‘interne’ en ‘externe’ negatie. De seculiere atheisten zijn het met de theisten eens dat ‘bestaan’ op zichzelf een zinvolle vraag is met betrekking tot God, alleen geven zij een negatief antwoord. De religieuze a-theïsten ontkennen dat bestaan überhaupt op God van toepassing is, en dan is bevestiging noch ontkenning op zijn plaats. En dan is het hele debat over het bestaan van God dus een gepasseerd station. Kunnen wij over God spreken? Ik ga nog iets nader op de kwestie in. Als wij over God zouden kunnen spreken, dan maakt de theologie beschrijvende waarheidsclaims. Die claims moeten dan wel kunnen worden getoetst; we moeten vast kunnen stellen of de claims waar zijn of niet. De religieuze taal gaat dan over feiten die los van de beschrijving betekenisvol moeten zijn. Voor het theïsme zijn dan godsbewijzen vereist, en is de vraag naar de historische juistheid van de Bijbel uiterst relevant. Seculiere atheïsten zijn het met die eisen volledig eens, maar bestrijden dat die bewijzen valide zijn. Zonder op de details in te gaan, verzand dit in een welles-nietes spelletje, waarbij het steeds de vraag is hoe de argumenten moeten worden gewogen. En, niet verrassend, dat blijkt dan afhankelijk te zijn van de perspectieven van de beoordelaars. Er is geen neutrale blik op de werkelijkheid mogelijk, we denken allemaal vanuit onze eigen achtergrond en dat betekent dat een gelovige de werkelijkheid door een religieuze bril zal zien, en een ongelovige door een atheïstische. Daarmee wegen we ook onze argumenten, waarmee alle bewijzen circulair worden. Vanuit de wetenschapsfilosofie, en vanuit de postmoderne kritiek op de teloorgang van de Grote Verhalen is hier nog wel genoeg over verder te zeggen, maar we kunnen kortheidshalve ook concluderen dat het debat tussen theïsten en atheïsten simpelweg in een onbeslisbare patstelling verzand. Atheïsten zien aan de wieg van een pasgeboren kindje een biologisch proces, theïsten een door god-gegeven wonder. Theïsme noch atheïsme kunnen daarmee hun doorslaggevende gelijk aantonen, en dat is voor beiden geen goed nieuws. Want hun waarheidsclaims sluiten elkaar uit. Wat dat betreft is het fenomeen van het atheïsme op zichzelf eigenlijk al een teken aan de wand voor het theïsme. Als haar waarheden immers zo evident waren geweest, hoe heeft het atheïsme dan ooit wortel kunnen schieten? Het theïsme, dat de hakken zo dikwijls in het theologische zand heeft gezet, is wijsgerig geen succesvol programma gebleken; om niet te zeggen: het is mislukt. Het heeft de ontkerkelijking, de ongelovigheid, niet kunnen stuiten en haar wellicht zelfs bevorderd. Haar waarheidsclaims zijn in toenemende mate ongeloofwaardig gebleken, en moesten met steeds meer water bij de wijn op de twijfel worden bevochten. De theïstische intellectuele gymnastiek is soms verrassend creatief (fossielen die met meetbare ‘ouderdom’ zijn mee geschapen om het menselijk geloof op de proef te stellen), maar overtuigend zijn ze zelden. Voor de religieuze tegenstanders van het theïsme (de a-theïsten met een streepje) is dat niet verwonderlijk. De bewijzen die het theïsme vereiste zijn eerder een teken van wantrouwen dan van vertrouwen, en wortelt in de angst dat het geloof misschien toch niet waar is. Waarom zou je anders zo krampachtig naar bewijzen vragen? Wat mist is de vroomheid om God gewoon op Zijn Woord te vertrouwen. En was dat niet wat ‘geloven’ ook Bijbels betekent: pistis, vertrouwen. (En was kennis, gnosis, niet juist die belangrijke ketterij waar het christendom altijd mee te kampen heeft gehad?). Maar als het theïsme is mislukt, en als we niet probleemloos over God kunnen spreken, rest ons dan slechts zwijgen, en moet de religieuze taal maar worden afgeschaft? Heeft het atheïsme dan gelijk? Posttheisme ‘Het atheïsme is niet onjuist,’ schrijft de Tsjechische theoloog/filosoof Tomas Halik, ‘maar onvolledig’. De kritiek die atheïsten op het klassieke godsbeeld hebben, is ook zijn kritiek, maar daar is de kous niet mee af. Er is wel degelijk méér over, of misschien liever: van, God te zeggen. Voor Halik is God het mysterie, en dan is het niet verwonderlijk dat Hij niet uitputtend beschreven kan worden. Als God boven ons uit gaat, dan schieten onze woorden altijd te kort. Maar dan zijn we het debat tussen theïsten en atheïsten dus voorbij. De vraag naar het ‘bestaan van God’ is dan niet langer maatgevend, liever zouden we dan spreken over de ‘werkelijkheid van God’. Halik is een rooms-katholiek denker, en in zijn nadruk op het mysterie sluit hij aan bij een rooms-katholieke metafysica die oude papieren heeft. Met mijn protestantse achtergrond zou ik eerder bij de ontoereikendheid van het menselijk kennen (lees: de zonde) beginnen, en dus een epistemologische omstandigheid centraal stellen. Maar in zekere zin is dat lood om oud ijzer. In de filosofie is een opmerkelijke terugkeer van de belangstelling van het religieuze, vaak juist specifiek christelijke, denken waar te nemen. Ooit waren het juist filosofen die de ‘dood van God’ proclameerden, nu zijn het filosofen die de ‘dood van de dood van God’ verkondigen (zoals Rick Benjamins het nog weleens uitdrukt). Ze buitelen over elkaar heen om zich als atheïst te presenteren, want zeker willen ze niet terug naar het theïsme, maar gaan dan aan de gang om de zegeningen van het geloof te benadrukken. Deze belangstelling is volop in ontwikkeling, en kent allerlei varianten maar nog geen gemunt label. Het wordt wel ‘God after God’ genoemd, ‘anatheïsme’, of ‘post-secularisme’. Ik houdt het vooreerst maar op post-theïsme. Het is in eerste instantie vaak filosofisch van aard, en de theologie volgt slechts schoorvoetend. Deze hernieuwde belangstelling voor het religieuze gaat niet om beschrijving, maar om betekenis. Om duiding en verwoording van de werkelijkheid. En interessant genoeg blijkt God dan weer een zinvolle notie. Het gaat daarbij niet om spreken over God. De verwijzing naar een buitentalige, onafhankelijke werkelijkheid is verstomd onder de atheïstische kritiek. Daarmee is God als objectieve werkelijkheid ook opgegeven. En dat verklaart ongetwijfeld de theologische terughoudendheid voor dit zogeheten ‘post-theïsme’. Maar dan wordt aan het begrip ‘objectiviteit’ wel een onterecht gunstige bijklank gegeven. Zou de theologie een God moeten willen verkondigen die onafhankelijk en objectief voorafgaat aan de werkelijkheid en altijd en eeuwig dezelfde zou zijn? Ook zonder schepping, gelovigen en lofprijzing? Dat wordt inderdaad expliciet door het theïsme bepleit, zonder zich te realiseren dat daarmee het geloof volstrekt overbodig zou worden. En zonder de Bijbels bemoeienis van God met de wereld te verdisconteren. Een bemoeienis die vaak positief is, in Zijn toewending naar de wereld met als brandpunt de incarnatie, maar die in de zondvloed bijvoorbeeld ook duister en vernietigend kon zijn. Maar die Hem nooit onverschillig liet. Met haar nadruk op het bestaan van God heeft het theïsme de geloofspraktijk over het hoofd gezien, en feitelijk overbodig verklaard. Een merkwaardige consequentie! Juist dat ligt anders bij het posttheïsme: de concrete geloofspraktijk is uiterst zinvol. Zelfs zo zinvol dat bijvoorbeeld Alain de Botton een hele religie voor atheïsten op wil tuigen. Hij neemt de hele godsdienst over, behalve het bestaan van God (wat toch een beetje geforceerd over komt). Met de nodige voorzichtigheid kan in het posttheïsme gesproken worden van een subjectieve werkelijkheid (voorzichtig, want de termen objectief en subjectief komen beslissend anders te liggen!). Vanuit de geloofspraktijk rijst ‘God’ op. Dan is God een werkelijkheid die niet buitentalig, maar juist binnentalig is, die niet zonder verwoording kan en die steeds opnieuw beleden moet worden. ‘God troont op de lofzangen van Israel,’ zoals de psalmist zegt, als de lofzang verstomd, valt Hij uit de hemel. In deze vorm van theologie gaat het niet om een eenduidige en definitieve beschrijving van God, waarbij de dogmatiek ultieme waarheden bevat. Het gaat om de betekenis van God die steeds contextueel en persoonlijk moet worden verstaan. De dogmatiek wordt daarmee niet opgeheven, maar krijgt het karakter van geloofsmogelijkheden die al of niet verstaan kunnen worden, maar waarbij het altijd om de persoonlijke zeggingskracht gaat. ‘De waarheid in de Bijbel,’ zo schrijft Halik, ‘is eerder een zaak van oprechtheid van leven dan van intellectueel inzicht.’ (Geduld met God, 157). Spreken van God In het posttheisme wordt niet over, maar kan wel van God gesproken worden. Zoals Martinus Nijhof psalm 23 berijmde: ‘Ik wil van God als van mijn herder spreken.’ Dat beeld is hem aangereikt vanuit de christelijke traditie, maar hij aanvaardt het als betekenisvol en zegt het voort. In filosofische termen zou je van een heidegeriaanse toe-eigening kunnen spreken. Spreken van gaat om de erkenning van zeggingskracht die wordt aangereikt, en impliceert daarmee ook de erkenning van gezag. In die zin rijst God op uit de geloofspraktijk, want zonder die geloofspraktijk verdampt God. Zou het mysterie ook zonder de lofprijzing kunnen bestaan? Juist daar valt niets méér van te zeggen dan dat het betekenisloos zou zijn geworden! In de geloofspraktijk krijgt God betekenis, en wordt God ‘waargemaakt,’ om het met de woorden van Liberaal Christendom te zeggen. Het gaat hier dus om een relationele theologie. Ja, wij mensen zijn geborgen in Gods hand en mogen voor onze bestemming, voor de betekenis van ons leven, afhankelijk zijn van God. Maar ook andersom! Zonder de geloofspraktijk zou God verdwijnen, althans betekenisloos worden in onze wereld. De gedachte dat God ook afhankelijk zou zijn van mensen stuit op de nodige theologische weerstand. De voorafgaandheid van God wordt dan immers opgegeven, en dan blijken uiteindelijk die atheïsten toch gelijk te hebben die zeggen dat God een projectie is. Maar wat is daar nu precies zo erg aan? Theologie is mensenwerk, benadrukte ook Arjan Plaisier vorig jaar. Natuurlijk is theologie mensenwerk, wij doen het immers. En alleen dan kun je ook kaas maken van de godsdienst- en theologiegeschiedenis. Als je bijvoorbeeld de Bijbel goed leest, dan zie je een ontwikkeling in het godsbesef, zoals bijvoorbeeld Karen Armstrong in haar History of God mooi heeft beschreven. Zonder zo’n ontwikkeling zou ook het begrip van de triniteit een monstrum zijn. Zoals we allemaal zullen weten is dat een theologische constructie uit de 4e eeuw. Theologie is mensenwerk, en juist door ons dat te realiseren kunnen we voorkomen dat het godsbesef samen gaat vallen met één van die theologische constructies, en in Zijn eigenheid zou worden beperkt. Als God een mysterie is, dan beschrijven wij Hem nooit uitputtend, en kan er reden zijn, of komen, om anders van Hem te spreken. Maar wat we dan van God zeggen, is dus het resultaat van mensenwerk, en dan is God dus niet ‘echt’. Misschien is dat wel een diepe angst, dat God zo een illusie wordt. Ten onrechte, lijkt me. Het land ‘de Verenigde Staten’, is ook ‘maar’ een menselijk construct, maar laten we niet denken dat het niet ‘echt’ zou zijn; -de verkiezingen van november zijn schrikbarend werkelijk, en bepalen de speelruimte van de wereld. Had het anders gekund, ja, het had anders bedacht kunnen zijn, maar we kunnen het niet zomaar veranderen (was het maar waar; wat de uitkomst van die verkiezingen betreft). En als dat nog niet ‘echt’ genoeg zou zijn, wat te denken van het begrip ‘gerechtigheid’. Ook dat bestaat niet zonder menselijke verantwoordelijkheden, zonder menselijke inspanningen. Maar het is wel iets waarvoor mensen, gelukkig, bereid zijn hun leven te geven. Zou Gods werkelijkheid geweld worden aangedaan, als Hij niet onafhankelijk en voorafgaand van de menselijke godsdienst gezien kan worden? Asymmetrie Er is echter een belangrijke reden waarom theïsten zo op de onafhankelijkheid van God hameren: ze vertrouwen de menselijke constructies niet; ten diepste ook niet die van henzelf! Dáár komt wel degelijk de vroomheid om de hoek, waar we niet te licht over zouden moeten denken! De onafhankelijkheid van God is essentieel, omdat God anders een speelbal in de hand van de machten zou kunnen worden. Dat is een zéér terechte zorg, zoals de geschiedenis een en andermaal heeft laten zien. Maar juist omdat de geschiedenis dit een en andermaal heeft laten zien, en de theologie bepaald niet bij uitzondering hand in hand met de macht heeft gelopen, zou het zaak zijn af te zien van theïstische waarheidsclaims. Want daarmee krijg je God in je macht. Als de verhouding tussen God en mensen als een inhoudelijke en substantiële relatie kan worden gezien, dan is het niettemin zaak om die relatie asymmetrisch te houden. God is op een andere manier afhankelijk van de schepping dan andersom. Het theïsme probeert dat ontologisch te waarborgen, in het idee dat God voorafgaat aan de schepping en ook zonder schepping volstrekt zichzelf zou blijven. Zoals een kunstenaar zonder kunst zou kunnen bestaan en ik olympisch kampioen, ook zonder ooit een gouden plak te hebben gewonnen? God heeft de schepping alleen dáárom al nodig, om Schepper te kunnen zijn! Maar de asymmetrie moeten we rechtdoen, kan dat niet op andere wijze dan in een ontologische waarborg? Ik zou denken van wel: in de lofprijzing, juist in de overgave aan God die een erkenning is van Zijn majesteit. In de lofprijzing gaat het in de eerste plaats om de erkenning van de gedachte ‘dat ik mijzelf niet heb gemaakt’ en dat ik de betekenis van mijn leven mag ontvangen. Een oude gedachte die terug te voeren is op het Schlechthinniges Abhängkeitsgefühl van Schleiermacher. Voorafgaand aan al het denken over waarheid of moraal moet het subject zich van zichzelf bewust worden en dat vereist dat hij zijn relatie tot al het andere onder ogen ziet. Het subject is niet een genoegzaamheid in zichzelf, maar is wezenlijk relationeel. Het gevaar dat het theïsme terecht ziet, namelijk dat God kan worden misbruikt om de macht of het eigen gelijk te legitimeren, is in deze gedachte eigenlijk bij voorbaat uitgesloten. Het eigen gelijk is nooit waar het in deze theologie om kan gaan, want het gelijk is geen bezit van onszelf, maar altijd van de ander. Het voert te ver om hier een uitgebreide waarheidstheorie uit te werken, maar de gedachte is dat wij de waarheid niet hebben, maar wel kunnen krijgen. En mogen doorgeven. De waarheid gaat nooit om eigen gekoesterde waarheden, maar altijd om die momenten waar het eigen gelijk wordt gecorrigeerd. Waar dingen toch anders bleken te liggen dan vooraf gedacht. Juist waar het eigen gelijk wordt opengebroken, toont de waarheid zich, en daarin ligt de aanspraak van God. Bij waarheid gaat het eerder om het gelijk van de ander, dan om het eigen gelijk. Transcendentie Plaisier wilde een lans breken voor het transcendente. In de erkenning dat ons leven betekenis mag krijgen in de relatie naar God, en dat die betekenis ons geschonken wordt, krijgt ook het transcendente een wezenlijke betekenis. Maar het transcendente ‘zelf’ (als we daar al over kunnen spreken) blijft buiten beeld en altijd Anders. Wie, wat, hoe, en zelfs of, God is blijft een mysterie. Maar dat is geen breekpunt: wij hoeven God niet te kennen om ons door Hem gekend te weten. Op deze manier voorkomen we dat we God in onze zak, en daarmee Zelf niet meer nodig zouden hebben. De essentie van geloven is juist de vrome overgave. Als deze vorm van transcendentie aanvaardbaar is, dan is een religieuze betekenis die boven de feitelijkheden uitstijgt ook verder te brengen. Het gaat dan om een betekenis die een extra dimensie toevoegt aan het gangbare perspectief, maar daar niet strijdig mee is. Feiten kunnen dan wetenschappelijk worden vastgesteld, maar de betekenis die ze in existentiële zin hebben is daar niet mee gegeven. Daar is een levensbeschouwing voor nodig, die wel betekenisvol kan zijn of niet, maar niet waar of onwaar. Waarheid in dit perspectief is daarmee nooit de beschrijvende afspiegeling van feiten, maar is de verwoorde uitdrukking van wat belangrijk is in het leven. En geeft daarmee ook richting aan het bestaan. Daar kan zeker van worden gesproken. Levensbeschouwingen, en daarmee ook religies, kennen een samenhangende structuur en een bepaalde logica. Die kan in kaart worden gebracht en uit worden gelegd. Dat is wat het vak dogmatiek in de theologie typisch tot taak heeft. En waar ook de TVG aan bijdraagt. De dogma’s beschrijven echter niet een juiste weerspiegeling van de waarheid, maar tonen geloofsmogelijkheden die waar gemaakt moeten worden. Dat wil zeggen: die betekenis moeten krijgen in het geleefde leven. Twee voorbeelden Eén van de centrale leerstellingen in de christelijke traditie is de notie van de triniteit, waarbij Jezus de Zoon van God is. Een lastig en omstreden punt, want hoe moeten we ons dat precies voorstellen? De maagdelijke geboorte komt er aan te pas om de bovennatuurlijke conceptie van Jezus duidelijk te maken, maar veel begrijpelijker wordt het daar bepaald niet van. Integendeel, want daarmee lijkt de goddelijkheid van Jezus een biologische kwestie te worden. Wat anderzijds weer niet zo vanzelfsprekend is omdat de Davidische afstamming van Jezus, ook niet onbelangrijk, via de lijn van Jozef loopt. Nu is er in de Bijbel vaker sprake van ‘zonen van God’ en ook Adam wordt ‘zoon van God’ genoemd, maar bij Jezus moet het allemaal wat sterker verankerd worden. Hij is niet zomaar een ‘zoon van God’, maar Hij is dé Zoon van God, die met de Vader op één lijn komt te staan. Zo wordt althans de triniteit uitgewerkt. Maar dit is dus mensenwerk: het trinitarisch dogma is een product van de 4e eeuwse theologie. En dat was nog een hele klus, onder andere omdat de trinitieit geen bijbels gegeven is, en voor de klassieke verwoording afhankelijk was van een begrip uit de Griekse filosofie (het beruchte homoousios). Maar betekent dat een diskwalificatie van het Zoonschap van Jezus? Geenszins lijkt me, behalve als het feit zou moeten gelden. En dat is Zijn Zoonschap niet, maar zijn bestaan wel. Aangaande Jezus kun je wel degelijk van feiten spreken. Op een enkele recalcitrante dominee na, is er geen wetenschapper die het bestaan van Jezus van Nazareth als historisch feit zou willen ontkennen. De aanwijzingen van zijn feitelijke historiciteit zijn dermate overweldigend en, vooral, dermate veelkleurig dat een verzonnen Jezus veel onbegrijpelijker zou zijn dan een historische figuur. Maar het historische bestaan van Jezus van Nazareth is niet de kwestie, de kwestie is of Hij Gods Zoon is. En dat is geen zaak die de geschiedschrijving kan beslissen. ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben, … wie zeggen jullie dat Ik ben,’ vraagt Jezus. Waarop Petrus antwoord: ‘U bent de Christus.’ Daarmee stelt Petrus geen objectieve eigenschap van Jezus vast, maar erkent Hij diens gezag. Op soortgelijke wijze is onze erkenning aan de orde als wij instemmen met het trinitarisch dogma. Daarmee stellen we geen feitelijkheid vast, maar aanvaarden wij het gezag van Jezus als de Zoon van God. We beschrijven dus geen objectief gegeven, maar drukken onze verhouding tot Jezus uit. Een tweede voorbeeld van hoe betekenis boven de feiten uit kan gaan, kreeg ik onlangs aangereikt van een belangstellende bij een lezing. Tijdens de lezing was het probleem van het kwaad aan de orde gekomen, en kwam de vraag hoe God in Zijn Almacht, Alwetendheid en Algoedheid toch het kwaad kon toelaten. De vragensteller bracht het voorbeeld ernstige ziekte naar voren, waarbij het geloof aan het wankelen gebracht zou worden, want waar is God in al het lijden? Het probleem van het kwaad is natuurlijk één van de lastigste problemen in de godsdienstfilosofie en een belangrijk tegenargument tegen het bestaan van God. Het theïsme heeft zich dan ook uitgebreid beziggehouden met het vinden van antwoorden op dit probleem (waarvan de zogeheten theodicees de belangrijkste zijn). Deze discussie kan interessant genoeg zijn, maar dreigt het probleem van het kwaad vooral een intellectueel spelletje te maken. Veel belangrijker is, lijkt mij, de pastorale kant van de zaak. Dan blijkt dat juist ziekte, de diepte van het leven, niet zelden juist een plek is waar God zich laat ontmoeten. De betekenis van een mensenleven valt niet samen met het biologische proces. Als organisme is een mens in feite betekenisloos, of in ieder geval inwisselbaar, maar juist in relatie tot anderen krijgt een mens betekenis, en dat gaat boven de biologische feitelijkheid uit. Kan zelfs boven de dood uitgaan. Het is altijd wat riskant om dat als predikant naar voren te brengen, want het lijkt al snel een goedkope verklaring voor het kwaad en daarmee een soort van goedpraten van het lijden. Maar dat bezwaar valt weg als de lijdende het zelf zo naar voren brengt. Na mijn lezing kreeg in onverwacht bijval van een man die zijn kwetsbaarheid tijdens de discussie niet eens had kunnen delen. In de ernstige ziekte van zijn vrouw had hij kunnen ervaren dat de betekenis van het leven veel méér kan zijn dan het biologische proces dat ten einde loopt. ‘De ernstige ziekte van mijn vrouw, die op jonge leeftijd is overleden, was de mooiste tijd van ons leven’, vertelde hij. Hij wilde het verval van de biologische processen niet eens als ‘kwaad’ kwalificeren, zo diep was de volkomen toenadering juist in die uitzichtloze situatie. Deze man ontkende het lijden geenszins, en had zeker geen goedkoop doekje voor het bloeden gezocht. Maar had betekenis gevonden die de biologische feitelijkheid verre te boven ging. Conclusie Ik heb vooral gesproken over de mysterie-gerichtheid van de theologie, maar terloops is ook het persoonlijk en praktische aan de orde geweest, en mag duidelijk zijn geworden dat theologie mensenwerk is. Dat ieder gelovige theoloog is, is daarmee ook impliciet onderschreven. Vijf van de zeven thema’s van Arjan Plaisier zijn daarbij in mijn betoog opgenomen. Twee andere, dat kennen en liefhebben, en liefde en schoonheid bij elkaar horen, heb ik minder direct kunnen adresseren, en vergen een nadere uiteenzetting van de rol van Geest; dat laat ik vandaag terzijde. Ik zou denken dat ik hiermee de positie van Plaisier dicht ben genaderd, maar zoals ik aan het begin zei, ben ik er niet zeker van of onze wijsgerige posities uiteindelijk wel helemaal dezelfde zijn. Recent trof ik Plaisier op een colloquium in Groningen, waar we hem hadden gevraagd om commentaar te geven op ideeën die verwant waren met het verhaal van vandaag. Hij merkte op dat mijn positie de theologie een zaak van ‘slechts’ woorden zou maken. Helemaal duidelijk was dat bezwaar mij niet. Want de theologie ís een zaak van woorden. Of liever: een zaak van het levende Woord. Het Woord dat tot ons komt, dat verstaan moet worden, én steeds opnieuw stem gegeven. Wat onze wijsgerige posities ook zijn, het lijkt me dat Plaisier en ik het daarover in ieder geval eens zijn. En u wellicht ook wel. Drie of minder aanmeldingen. Paniek of uitdaging? In Assen hebben we zo’n laag aantal aanmeldingen nog niet meegemaakt. De cursusleiding heeft een commissie ingesteld ‘TVG Assen met het oog op morgen’ om te onderzoeken hoe we verder gaan. Deze commissie bestaat uit twee bestuursleden w.o. de secretaris en de penningmeester, een cursist en jaarvertegenwoordiger, en een docent. In de vergadering van de begeleidingscommissie van febr. 2017 hebben we onze punten ingediend voor nader overleg en afronding. Een verslag van onze werkzaamheden tot nu toe laat ik nu volgen in de hoop dat andere cursusplaatsen hier profijt van kunnen hebben . De beleidsnotitie ‘TVG Assen met het oog op morgen’ kende 8 hoofdpunten: Verkorten van het 1e leerjaar met 1 maand; start in oktober van elk seizoen Een openingsochtend voor cursisten, docenten, oud-cursisten wordt op prijs gesteld Deelnemers cursus meer betrekken in de promotie van TVG Assen Intensivering van bestaande promotieactiviteiten Publiciteit verbeteren Ontwikkelen van nieuwe activiteiten door het cursusjaar heen TVG Vervolg meer aandacht geven in publiciteit en werving Organisatie verbreden en meer samenwerking zoeken met andere cursusplaatsen in de regio 1. Aandachtspunten voor de opzet van de cursus 2017-2018 Dagdeel Blijven we voor de dinsdagochtend kiezen? Kunnen we de huidige cursustijden (09.00-12.15 u.) handhaven? Locatie Blijven we omwille van de financiën in het wijkcentrum ‘Het Markehuus’? Doelgroep Kiezen we voor met name senioren, en/of juist ook? Kiezen we voor de PKN of ook daarbuiten? RK/Remonstrants/Doopsgezind/VVP/e.a. Valt er samen te werken met andere cursusplaatsen TVG uit de regio? En hoe dan? Model - Continueren we het huidige model van 3 jaargroepen met 28 dagdelen van 2 lessen? - Geen jaargroepen meer, maar met jaarprogramma’s werken? - Nieuwe publiciteit en opnieuw werven sept./okt.; na herfstvakantie starten met kennismakingsgroep TVG; in dec./jan. jaargroep 1 gaat van start - Opsplitsen in modules of blokken? Afspraken - Leerjaar 1 start in de eerste week van oktober. De maand september wordt gebruikt voor werving deelnemers leerjaar 1. - Er moeten minimaal 7 deelnemers zijn om leerjaar 1 te laten starten. Gaat dit niet lukken, dan kunnen mogelijk de nieuwe inschrijvingen bij leerjaar 3 gevoegd worden. Dan is in 2017/2018 het 3e jaar één groep geworden met drie verschillende instroomjaren. 2. Andere activiteiten en publiciteit/werving Praktische toepassingen Zorg voor een duidelijke en overzichtelijke website met zakelijke informatie over het cursusjaar, met tussentijdse upidates over aanpassingen/veranderingen De landelijke folder met inlegvel TVG Assen in een ruime oplage verspreiden onder kerkenraden/kerkbladen/predikanten/e.d. Per cursusjaar nieuwsbrieven uitbrengen over het cursusgebeuren in Assen met interessante items van cursisten, docenten en cursusvakken die in kerken neergelegd en meegenomen kunnen worden ter informatie en promotie Interviews maken met (oud-)cursisten en (oud-)docenten over cursuservaringen, cursusvakken, sfeerverslag van een jaarlijks uitje als cursisten TVG Assen, excursies naar een moskee, synagoge of anderszins, passies in het leven bijv. om in kerkbladen, regionale kranten, lokale omroepen onder de aandacht te brengen Flyers/visitekaartjes maken met verwijzing naar de site en verspreiden bij HOVO/ volksuniversiteiten/wijkcentra/bibliotheek o.a. Meer gebruik maken van sociale media Lokale profilering: Pool samenstellen van cursisten/docenten die wijkavonden bezoeken in de wat grotere plaatsen in de regio Frequentie eigen activiteiten ruimer promoten: Maart/april/mei 2017: afstemmen van goede momenten in het cursusjaar om een item te verbreden en te verdiepen zoals het organiseren rond een morgen of avond rond de Mattheϋs Passion en/of over hulp van predikanten aan joden tijdens WO II. Deze activiteiten breed uitzetten en aankondigen in de media als een activiteit van TVG Assen Febr. t/m april 2017: enkele cursusochtenden van TVG Assen openbaar maken en aankondigen in regionale media w.o. kerkbladen en via de huidige cursisten/docenten In mei en in september van elk cursusjaar twee promotieavonden/-ochtenden organiseren om in de regio belangstelling te wekken voor de TVG cursusplaats Assen. De ‘eigen’ TVG-vervolgblokken Assen c.q. masterclass c.q. studium generale meer openstellen voor geïnteresseerden en breed aankondigen in de lokale en provinciale media, door het hele cursusjaar heen Goed kijken naar de opbouw van het rooster vooral voor de nieuwe cursisten; de beide eerste blokken van cursusjaar 1 ruim vermelden in de PR-activiteiten, zoals bijv. kerkmuziek en/of kerk en kunst In Assen hopen we op deze manier op meer cursisten te mogen rekenen in het nieuwe cursusjaar. De 3 cursisten, die zich aangemeld hebben, zijn nu ondergebracht bij het 2e cursusjaar. Mochten de aanmeldingen blijven teruglopen, dan neigen we naar geen jaargroepen meer, maar werken met één jaarprogramma. Hierover is het laatste woord nog niet gezegd! Jim Boon, Tibbe Breimer, Chris Dees, Nanno Levenga namens de commissie ´TVG Assen met het oog op morgen´ 06/03/2017