In Vorm april 2017 - Protestantse Kerk

advertisement
Weer In Vorm
Jaargang 2016-17 /nr. 11, maart 2017
Eindredactie: Chris Dees
Volgende editie: mei 2017
Kopij (tips) naar: [email protected]
StartStart
Van de redactie
Het elfde nummer is een feit. Spannende dagen hebben we achter de rug; op de cursusleidersdag 2017
hebben we de veranderingen binnen TVG besproken door de bezuinigingen binnen het PLD (Protestants Landelijk Dienstencentrum). Inmiddels zijn de cursusplaatsen TVG in den lande via hun cursusleiding van alle veranderingen op de hoogte gebracht!
Het platform TVG gaat onder de naam OCT (Ondersteuningscommissie TVG) verder met als speerpunten:
- het voorbereiden van een jaarlijkse Landelijke Contactdag TVG (LCT): dinsdag 21 november 2017
- onze Nieuwsbrief ‘Weer in Vorm’ wordt het cement tussen alle cursusplaatsen TVG (voor een gewijzigde opzet volgt een voorbeeld als voorstel in het volgende nummer!). De redactie is uitgebreid met
twee nieuwe leden: Heleen van de Velde (cursusplaats Groningen) en Annemarie van Duijn (cursusplaats Den Haag). Van harte welkom en we gaan uit van een prettige, levendige samenwerking!
100
- we volgen
de ontwikkelingen binnen het PLD op de voet en waar mogelijk zullen we vanuit onze
80
verantwoordelijkheid
daarop inspelen. ‘Weer in Vorm’ houdt een ieder voortaan bij de les.
60
Oost
In dit nummer is de lezing van Prof.Dr.W.H.Slob
zoals gebruikelijk als eerste opgenomen naast aan het
West
40
eind een verslag van de cursusplaats Assen Noord
over hun opzet om het tij te keren als er minder tot geen
20
aanmeldingen komen voor het nieuwe cursusjaar 2017/2018. Ook nu weer veel leesplezier.
0
1e kwrt 2e kwrt 3e kwrt 4e kwrt
Op zoek naar een secretaris
De ondersteuningscommissie TVG zoekt een secretaris voor haar platform. Deze commissie komt jaarlijks max. 4 keer bij elkaar in het midden van het land. Reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking.
Het OCT bestaat uit de volgende personen: Voorzitter: Tibbe Breimer; Penningmeester: Heleen van de
Velde; Contactpersoon PR en Hoofdredactie ‘Weer in Vorm’: Chris Dees; Algemeen lid: Simone Pluister.
De taken van deze secretaris worden:
Bereidt samen met de voorzitter de OCT-vergaderingen voor en nodigt de cursusplaatsen uit voor onze
jaarlijkse LCT
Weer In Vorm
Nieuwsbrief voor alle medewerkers, docenten en (oud-)cursisten van Theologische Vorming Gemeenteleden.
TVG is onderdeel van het Protestants Centrum voor Toerusting en Educatie van de PKN in Utrecht.
De taken van onze secretaris worden:
Bereidt samen met de voorzitter de OCT-vergaderingen voor en nodigt de cursusplaatsen uit
voor de Landelijke ContactDag (LCT)
-
Is contactpersoon naar de cursusplaatsen TVG en naar het PLD (Protestants Landelijk Dienstencentrum, afd. ‘Ondersteuning Gemeenten’)
-
Verzorgt de verslaglegging.
Als u belangstelling heeft te participeren in de OCT (al dan niet als secretaris) laat het ons
dan binnen enkele weken weten. Hopelijk kunnen we dan op 16 mei 2017, wanneer de
OCT bijeenkomt, kennis maken met een nieuw commissielid, cq. secretaris. We maken
dan ook kennis met onze nieuwe contactpersoon binnen het PLD: Bart van Noord.
Voor meer info en aanmelding kunt u terecht bij onze voorzitter: [email protected] Willen we
goed kunnen functioneren, is een secretaris meer dan gewenst. Deze taak is echt te doen.
Theologie gericht op het mysterie
Lezing cursusleidersdag 2017 door Prof.Dr.Wouter H.Slob
Het vorige jaar heeft de toenmalige scriba van de PKN behartenswaardige woorden
gesproken bij deze zelfde gelegenheid. Hij maakte een aantal belangrijke punten:
Iedere gelovige is theoloog, kennen en liefhebben horen bij elkaar, liefde en
schoonheid horen bij elkaar, theologie is gericht op het mysterie, theologie is
persoonlijk, theologie is praktisch en theologie is mensenwerk. Met al die punten
ben ik het van harte eens. Maar mogelijk dat ik ze om andere reden onderschrijf
dan dat Plaisier ze heeft bedoeld. Althans, onze wijsgerige uitgangspunten zijn
misschien niet helemaal dezelfde.
Dat hoeft echter geenszins een probleem te zijn bij het bespreken van één van deze
stellingen, waarbij een aantal andere mee zullen resoneren. De organisatie heeft mij
gevraagd nader te reflecteren op het vierde punt: theologie is gericht op het
mysterie. Een kwestie die ook mijns inziens van groot belang is, en die inderdaad,
zoals Plaisier destijds betoogde ‘door de seculariteit’ heen kan breken. We moeten
ons volgens Plaisier weer toevertrouwen aan het wonder, en niet blijven staan bij
‘wat niet kan.’ Plaisier wil ruimte vinden voor het transcendente, zonder terug te
keren naar een fundamentalisme.
Opmerkelijk genoeg bestaat er zeker ook in de filosofie hedentendage een
hernieuwde belangstelling voor het transcendente, en het doet mij dan ook
genoegen hierover met u van gedachten te wisselen. De vraag is daarbij wel waar
we precies naar op zoek zijn. Een gerichtheid op het mysterie kan een principiële
bescheidenheid uitdrukken in de zin dat wij mensen de volheid van God nooit
zullen kunnen doorgronden. Maar het kan ook de schaamlap zijn om het onzinnige
mee te verhullen: als God het mysterie is, dan kun je er alles van maken. Iedere
tegenwerping glijdt dan af als water van een eend en de theologie wentelt zich in
het eigen gelijk van een zelfverklaarde immuniteit. En dat laatste komt haar
geloofwaardigheid niet ten goede!
[4] Om zicht te krijgen op dit verschil is het zinnig om nader te kijken naar de
religieuze taal, en om te zien wat godskennis precies is, en wat het niet is. Wat doet
de theologie precies? Beschrijft zij een buitentalige, onafhankelijke werkelijkheid
en beeldt zij daarmee een waarheid af die haar voorafgaat? Of articuleert de
theologie een waarheid die ten nauwste verbonden is met het menselijk bestaan, en
die daarmee juist niet onafhankelijk is, maar een relevante relatie betekent?
Spreken we over, of van God?
Spreken over God: Theïsme
Het klassieke theïsme, nog altijd de dominante positie binnen de
godsdienstfilosofie, spreekt nadrukkelijk over God. God wordt dan gezien als een
buitentalig, onafhankelijk wezen (of ‘entiteit’) die aan de schepping voorafgaat en
haar voort heeft gebracht. Van die God kan een aantal eigenschappen in kaart
worden gebracht, klassiek zijn daarbij Almacht, Alwetendheid en Algoedheid
belangrijke aspecten. In deze lijn van denken is het bestaan van God een
voorwaarde voor de zinvolheid van het geloof cq de theologie. Als God niet zou
bestaan, zou de religiositeit onzinnig zijn.
Deze opvatting is zodanig dominant dat het theïsme synoniem lijkt te zijn met
gelovig. In het dagelijkse taalgebruik is haar tegenhanger het atheïsme in ieder
geval praktisch synoniem met ongelovig. Onjuist, mijns inziens, en onfortuinlijk,
want het theïsme behelst een zeer bepaald filosofisch perspectief. Dat bovendien in
aanzet niet theologisch is; het is een wijsgerige constructie die pas na de reformatie
denkbaar werd, en dus zeker niet samenvalt met de godsopvatting van alle tijden en
plaatsen. En die, naar mijn stellige overtuiging, ook hard aan vervanging toe is,
want het theïsme heeft de ongelovigheid niet alleen niet kunnen verhinderen, maar
zelfs bevorderd. Dat ga ik betogen.
Eerst is het echter zinnig om aan te geven dat het theïsme theologisch
problematisch is. Een eerste vraag ligt in de voorwaardelijkheid van het bestaan
van God voor de zinvolheid van het geloof. Is het aan ons, als mensen en
gelovigen, wel gegeven om voorwaarden aan God te stellen? Zelfs de voorwaarde
dat Hij bestaat? Een tweede kwestie is de vraag wie er dan vaststelt of aan de
voorwaarden is voldaan? Dat kan alleen oordelende mens zelf zijn. Ironisch
genoeg, want daarmee vereist de onafhankelijkheid van God, dus de instemming
van mensen. Dat zal ik in zekere zin ook bepleiten, maar daarmee is wel de
voorgegevenheid van God dus van de baan. Ten derde moet het de vraag zijn of wij
God kunnen overzien, en of wij wel zicht kunnen krijgen op de eigenschappen van
God. Als Hij bestaat, dan is Hij toch groter dan ons hoofd en hart? Maar hoe
kunnen wij dan Zijn bestaan vaststellen, of ontkennen?
Met deze aarzelingen kunnen er flinke theologische bezwaren rijzen tegen het
theïsme en een aantal voorbeelden haalden recent de pers: Taede Smedes en Frits
de Lange ontkenden het bestaan van God in Trouw (resp. 20 sept 2016 en 11 juni
2016), waarbij de Lange als paradoxale kop liet optekenen: ‘God sprak: Ik besta
niet’. De bekendste Nederlandse theologische godsloochenaar is echter
ongetwijfeld Klaas Hendrikse, die met zijn boekje ‘Geloven in een God die niet
bestaat’ de knuppel flink in het hoenderhok gooide. Hij bekent zichzelf als atheïst,
maar de lezer zij gewaarschuwd! Hij bepleit wel degelijk het geloof! Het boek van
Hendrikse blinkt niet uit in filosofische helderheid, en kan ook om andere reden de
irritatie flink wekken, maar hij maakt wel een belangrijk punt: God bestaat niet
zoals appeltaarten bestaan, God is geen ding. Daar heeft hij gelijk. Bestaan is altijd
een beperking in ruimte en tijd. Dingen bestaan hier en nu wel, maar ooit en elders
niet. Precies dat is de kwestie, als we het bestaan van iets vaststellen. Maar zou
zo’n beperking een kwaliteit van God kunnen of moeten zijn? Juist niet, zou je
denken!
Deze theologische bezwaren tegen het theïsme verwerpen het geloof niet. Juist niet.
En het is niet een hopeloos woordenspelletje om van een verloren zaak toch nog
iets spiritueels te maken. Deze theologische a-theisten beschouwen het theïsme niet
primair als een verouderde vorm van geloof, maar als een gebrek aan geloof.
Daarmee is hun kritiek anders dan die van de seculiere atheïsten, die het geloof
willen afschaffen. Het verschil is het verschil tussen een zogenaamd ‘interne’ en
‘externe’ negatie. De seculiere atheisten zijn het met de theisten eens dat ‘bestaan’
op zichzelf een zinvolle vraag is met betrekking tot God, alleen geven zij een
negatief antwoord. De religieuze a-theïsten ontkennen dat bestaan überhaupt op
God van toepassing is, en dan is bevestiging noch ontkenning op zijn plaats. En dan
is het hele debat over het bestaan van God dus een gepasseerd station.
Kunnen wij over God spreken?
Ik ga nog iets nader op de kwestie in. Als wij over God zouden kunnen spreken,
dan maakt de theologie beschrijvende waarheidsclaims. Die claims moeten dan wel
kunnen worden getoetst; we moeten vast kunnen stellen of de claims waar zijn of
niet. De religieuze taal gaat dan over feiten die los van de beschrijving betekenisvol
moeten zijn. Voor het theïsme zijn dan godsbewijzen vereist, en is de vraag naar de
historische juistheid van de Bijbel uiterst relevant. Seculiere atheïsten zijn het met
die eisen volledig eens, maar bestrijden dat die bewijzen valide zijn. Zonder op de
details in te gaan, verzand dit in een welles-nietes spelletje, waarbij het steeds de
vraag is hoe de argumenten moeten worden gewogen. En, niet verrassend, dat blijkt
dan afhankelijk te zijn van de perspectieven van de beoordelaars. Er is geen
neutrale blik op de werkelijkheid mogelijk, we denken allemaal vanuit onze eigen
achtergrond en dat betekent dat een gelovige de werkelijkheid door een religieuze
bril zal zien, en een ongelovige door een atheïstische. Daarmee wegen we ook onze
argumenten, waarmee alle bewijzen circulair worden. Vanuit de
wetenschapsfilosofie, en vanuit de postmoderne kritiek op de teloorgang van de
Grote Verhalen is hier nog wel genoeg over verder te zeggen, maar we kunnen
kortheidshalve ook concluderen dat het debat tussen theïsten en atheïsten
simpelweg in een onbeslisbare patstelling verzand. Atheïsten zien aan de wieg van
een pasgeboren kindje een biologisch proces, theïsten een door god-gegeven
wonder.
Theïsme noch atheïsme kunnen daarmee hun doorslaggevende gelijk aantonen, en
dat is voor beiden geen goed nieuws. Want hun waarheidsclaims sluiten elkaar uit.
Wat dat betreft is het fenomeen van het atheïsme op zichzelf eigenlijk al een teken
aan de wand voor het theïsme. Als haar waarheden immers zo evident waren
geweest, hoe heeft het atheïsme dan ooit wortel kunnen schieten? Het theïsme, dat
de hakken zo dikwijls in het theologische zand heeft gezet, is wijsgerig geen
succesvol programma gebleken; om niet te zeggen: het is mislukt. Het heeft de
ontkerkelijking, de ongelovigheid, niet kunnen stuiten en haar wellicht zelfs
bevorderd. Haar waarheidsclaims zijn in toenemende mate ongeloofwaardig
gebleken, en moesten met steeds meer water bij de wijn op de twijfel worden
bevochten. De theïstische intellectuele gymnastiek is soms verrassend creatief
(fossielen die met meetbare ‘ouderdom’ zijn mee geschapen om het menselijk
geloof op de proef te stellen), maar overtuigend zijn ze zelden.
Voor de religieuze tegenstanders van het theïsme (de a-theïsten met een streepje) is
dat niet verwonderlijk. De bewijzen die het theïsme vereiste zijn eerder een teken
van wantrouwen dan van vertrouwen, en wortelt in de angst dat het geloof
misschien toch niet waar is. Waarom zou je anders zo krampachtig naar bewijzen
vragen? Wat mist is de vroomheid om God gewoon op Zijn Woord te vertrouwen.
En was dat niet wat ‘geloven’ ook Bijbels betekent: pistis, vertrouwen. (En was
kennis, gnosis, niet juist die belangrijke ketterij waar het christendom altijd mee te
kampen heeft gehad?).
Maar als het theïsme is mislukt, en als we niet probleemloos over God kunnen
spreken, rest ons dan slechts zwijgen, en moet de religieuze taal maar worden
afgeschaft? Heeft het atheïsme dan gelijk?
Posttheisme
‘Het atheïsme is niet onjuist,’ schrijft de Tsjechische theoloog/filosoof Tomas
Halik, ‘maar onvolledig’. De kritiek die atheïsten op het klassieke godsbeeld
hebben, is ook zijn kritiek, maar daar is de kous niet mee af. Er is wel degelijk
méér over, of misschien liever: van, God te zeggen. Voor Halik is God het
mysterie, en dan is het niet verwonderlijk dat Hij niet uitputtend beschreven kan
worden. Als God boven ons uit gaat, dan schieten onze woorden altijd te kort. Maar
dan zijn we het debat tussen theïsten en atheïsten dus voorbij. De vraag naar het
‘bestaan van God’ is dan niet langer maatgevend, liever zouden we dan spreken
over de ‘werkelijkheid van God’. Halik is een rooms-katholiek denker, en in zijn
nadruk op het mysterie sluit hij aan bij een rooms-katholieke metafysica die oude
papieren heeft. Met mijn protestantse achtergrond zou ik eerder bij de
ontoereikendheid van het menselijk kennen (lees: de zonde) beginnen, en dus een
epistemologische omstandigheid centraal stellen. Maar in zekere zin is dat lood om
oud ijzer.
In de filosofie is een opmerkelijke terugkeer van de belangstelling van het
religieuze, vaak juist specifiek christelijke, denken waar te nemen. Ooit waren het
juist filosofen die de ‘dood van God’ proclameerden, nu zijn het filosofen die de
‘dood van de dood van God’ verkondigen (zoals Rick Benjamins het nog weleens
uitdrukt). Ze buitelen over elkaar heen om zich als atheïst te presenteren, want
zeker willen ze niet terug naar het theïsme, maar gaan dan aan de gang om de
zegeningen van het geloof te benadrukken. Deze belangstelling is volop in
ontwikkeling, en kent allerlei varianten maar nog geen gemunt label. Het wordt wel
‘God after God’ genoemd, ‘anatheïsme’, of ‘post-secularisme’. Ik houdt het
vooreerst maar op post-theïsme. Het is in eerste instantie vaak filosofisch van aard,
en de theologie volgt slechts schoorvoetend. Deze hernieuwde belangstelling voor
het religieuze gaat niet om beschrijving, maar om betekenis. Om duiding en
verwoording van de werkelijkheid. En interessant genoeg blijkt God dan weer een
zinvolle notie.
Het gaat daarbij niet om spreken over God. De verwijzing naar een buitentalige,
onafhankelijke werkelijkheid is verstomd onder de atheïstische kritiek. Daarmee is
God als objectieve werkelijkheid ook opgegeven. En dat verklaart ongetwijfeld de
theologische terughoudendheid voor dit zogeheten ‘post-theïsme’. Maar dan wordt
aan het begrip ‘objectiviteit’ wel een onterecht gunstige bijklank gegeven. Zou de
theologie een God moeten willen verkondigen die onafhankelijk en objectief
voorafgaat aan de werkelijkheid en altijd en eeuwig dezelfde zou zijn? Ook zonder
schepping, gelovigen en lofprijzing? Dat wordt inderdaad expliciet door het
theïsme bepleit, zonder zich te realiseren dat daarmee het geloof volstrekt
overbodig zou worden. En zonder de Bijbels bemoeienis van God met de wereld te
verdisconteren. Een bemoeienis die vaak positief is, in Zijn toewending naar de
wereld met als brandpunt de incarnatie, maar die in de zondvloed bijvoorbeeld ook
duister en vernietigend kon zijn. Maar die Hem nooit onverschillig liet.
Met haar nadruk op het bestaan van God heeft het theïsme de geloofspraktijk over
het hoofd gezien, en feitelijk overbodig verklaard. Een merkwaardige
consequentie! Juist dat ligt anders bij het posttheïsme: de concrete geloofspraktijk
is uiterst zinvol. Zelfs zo zinvol dat bijvoorbeeld Alain de Botton een hele religie
voor atheïsten op wil tuigen. Hij neemt de hele godsdienst over, behalve het
bestaan van God (wat toch een beetje geforceerd over komt). Met de nodige
voorzichtigheid kan in het posttheïsme gesproken worden van een subjectieve
werkelijkheid (voorzichtig, want de termen objectief en subjectief komen
beslissend anders te liggen!). Vanuit de geloofspraktijk rijst ‘God’ op. Dan is God
een werkelijkheid die niet buitentalig, maar juist binnentalig is, die niet zonder
verwoording kan en die steeds opnieuw beleden moet worden. ‘God troont op de
lofzangen van Israel,’ zoals de psalmist zegt, als de lofzang verstomd, valt Hij uit
de hemel.
In deze vorm van theologie gaat het niet om een eenduidige en definitieve
beschrijving van God, waarbij de dogmatiek ultieme waarheden bevat. Het gaat om
de betekenis van God die steeds contextueel en persoonlijk moet worden verstaan.
De dogmatiek wordt daarmee niet opgeheven, maar krijgt het karakter van
geloofsmogelijkheden die al of niet verstaan kunnen worden, maar waarbij het
altijd om de persoonlijke zeggingskracht gaat. ‘De waarheid in de Bijbel,’ zo
schrijft Halik, ‘is eerder een zaak van oprechtheid van leven dan van intellectueel
inzicht.’ (Geduld met God, 157).
Spreken van God
In het posttheisme wordt niet over, maar kan wel van God gesproken worden. Zoals
Martinus Nijhof psalm 23 berijmde: ‘Ik wil van God als van mijn herder spreken.’
Dat beeld is hem aangereikt vanuit de christelijke traditie, maar hij aanvaardt het
als betekenisvol en zegt het voort. In filosofische termen zou je van een
heidegeriaanse toe-eigening kunnen spreken. Spreken van gaat om de erkenning
van zeggingskracht die wordt aangereikt, en impliceert daarmee ook de erkenning
van gezag. In die zin rijst God op uit de geloofspraktijk, want zonder die
geloofspraktijk verdampt God. Zou het mysterie ook zonder de lofprijzing kunnen
bestaan? Juist daar valt niets méér van te zeggen dan dat het betekenisloos zou zijn
geworden! In de geloofspraktijk krijgt God betekenis, en wordt God
‘waargemaakt,’ om het met de woorden van Liberaal Christendom te zeggen.
Het gaat hier dus om een relationele theologie. Ja, wij mensen zijn geborgen in
Gods hand en mogen voor onze bestemming, voor de betekenis van ons leven,
afhankelijk zijn van God. Maar ook andersom! Zonder de geloofspraktijk zou God
verdwijnen, althans betekenisloos worden in onze wereld.
De gedachte dat God ook afhankelijk zou zijn van mensen stuit op de nodige
theologische weerstand. De voorafgaandheid van God wordt dan immers
opgegeven, en dan blijken uiteindelijk die atheïsten toch gelijk te hebben die
zeggen dat God een projectie is. Maar wat is daar nu precies zo erg aan? Theologie
is mensenwerk, benadrukte ook Arjan Plaisier vorig jaar. Natuurlijk is theologie
mensenwerk, wij doen het immers. En alleen dan kun je ook kaas maken van de
godsdienst- en theologiegeschiedenis. Als je bijvoorbeeld de Bijbel goed leest, dan
zie je een ontwikkeling in het godsbesef, zoals bijvoorbeeld Karen Armstrong in
haar History of God mooi heeft beschreven. Zonder zo’n ontwikkeling zou ook het
begrip van de triniteit een monstrum zijn. Zoals we allemaal zullen weten is dat een
theologische constructie uit de 4e eeuw.
Theologie is mensenwerk, en juist door ons dat te realiseren kunnen we voorkomen
dat het godsbesef samen gaat vallen met één van die theologische constructies, en
in Zijn eigenheid zou worden beperkt. Als God een mysterie is, dan beschrijven wij
Hem nooit uitputtend, en kan er reden zijn, of komen, om anders van Hem te
spreken.
Maar wat we dan van God zeggen, is dus het resultaat van mensenwerk, en dan is
God dus niet ‘echt’. Misschien is dat wel een diepe angst, dat God zo een illusie
wordt. Ten onrechte, lijkt me. Het land ‘de Verenigde Staten’, is ook ‘maar’ een
menselijk construct, maar laten we niet denken dat het niet ‘echt’ zou zijn; -de
verkiezingen van november zijn schrikbarend werkelijk, en bepalen de speelruimte
van de wereld. Had het anders gekund, ja, het had anders bedacht kunnen zijn,
maar we kunnen het niet zomaar veranderen (was het maar waar; wat de uitkomst
van die verkiezingen betreft). En als dat nog niet ‘echt’ genoeg zou zijn, wat te
denken van het begrip ‘gerechtigheid’. Ook dat bestaat niet zonder menselijke
verantwoordelijkheden, zonder menselijke inspanningen. Maar het is wel iets
waarvoor mensen, gelukkig, bereid zijn hun leven te geven. Zou Gods
werkelijkheid geweld worden aangedaan, als Hij niet onafhankelijk en voorafgaand
van de menselijke godsdienst gezien kan worden?
Asymmetrie
Er is echter een belangrijke reden waarom theïsten zo op de onafhankelijkheid van
God hameren: ze vertrouwen de menselijke constructies niet; ten diepste ook niet
die van henzelf! Dáár komt wel degelijk de vroomheid om de hoek, waar we niet te
licht over zouden moeten denken! De onafhankelijkheid van God is essentieel,
omdat God anders een speelbal in de hand van de machten zou kunnen worden. Dat
is een zéér terechte zorg, zoals de geschiedenis een en andermaal heeft laten zien.
Maar juist omdat de geschiedenis dit een en andermaal heeft laten zien, en de
theologie bepaald niet bij uitzondering hand in hand met de macht heeft gelopen,
zou het zaak zijn af te zien van theïstische waarheidsclaims. Want daarmee krijg je
God in je macht.
Als de verhouding tussen God en mensen als een inhoudelijke en substantiële
relatie kan worden gezien, dan is het niettemin zaak om die relatie asymmetrisch te
houden. God is op een andere manier afhankelijk van de schepping dan andersom.
Het theïsme probeert dat ontologisch te waarborgen, in het idee dat God voorafgaat
aan de schepping en ook zonder schepping volstrekt zichzelf zou blijven. Zoals een
kunstenaar zonder kunst zou kunnen bestaan en ik olympisch kampioen, ook
zonder ooit een gouden plak te hebben gewonnen? God heeft de schepping alleen
dáárom al nodig, om Schepper te kunnen zijn!
Maar de asymmetrie moeten we rechtdoen, kan dat niet op andere wijze dan in een
ontologische waarborg? Ik zou denken van wel: in de lofprijzing, juist in de
overgave aan God die een erkenning is van Zijn majesteit. In de lofprijzing gaat het
in de eerste plaats om de erkenning van de gedachte ‘dat ik mijzelf niet heb
gemaakt’ en dat ik de betekenis van mijn leven mag ontvangen. Een oude gedachte
die terug te voeren is op het Schlechthinniges Abhängkeitsgefühl van
Schleiermacher. Voorafgaand aan al het denken over waarheid of moraal moet het
subject zich van zichzelf bewust worden en dat vereist dat hij zijn relatie tot al het
andere onder ogen ziet. Het subject is niet een genoegzaamheid in zichzelf, maar is
wezenlijk relationeel.
Het gevaar dat het theïsme terecht ziet, namelijk dat God kan worden misbruikt om
de macht of het eigen gelijk te legitimeren, is in deze gedachte eigenlijk bij
voorbaat uitgesloten. Het eigen gelijk is nooit waar het in deze theologie om kan
gaan, want het gelijk is geen bezit van onszelf, maar altijd van de ander. Het voert
te ver om hier een uitgebreide waarheidstheorie uit te werken, maar de gedachte is
dat wij de waarheid niet hebben, maar wel kunnen krijgen. En mogen doorgeven.
De waarheid gaat nooit om eigen gekoesterde waarheden, maar altijd om die
momenten waar het eigen gelijk wordt gecorrigeerd. Waar dingen toch anders
bleken te liggen dan vooraf gedacht. Juist waar het eigen gelijk wordt
opengebroken, toont de waarheid zich, en daarin ligt de aanspraak van God. Bij
waarheid gaat het eerder om het gelijk van de ander, dan om het eigen gelijk.
Transcendentie
Plaisier wilde een lans breken voor het transcendente. In de erkenning dat ons leven
betekenis mag krijgen in de relatie naar God, en dat die betekenis ons geschonken
wordt, krijgt ook het transcendente een wezenlijke betekenis. Maar het
transcendente ‘zelf’ (als we daar al over kunnen spreken) blijft buiten beeld en
altijd Anders. Wie, wat, hoe, en zelfs of, God is blijft een mysterie. Maar dat is
geen breekpunt: wij hoeven God niet te kennen om ons door Hem gekend te weten.
Op deze manier voorkomen we dat we God in onze zak, en daarmee Zelf niet meer
nodig zouden hebben. De essentie van geloven is juist de vrome overgave.
Als deze vorm van transcendentie aanvaardbaar is, dan is een religieuze betekenis
die boven de feitelijkheden uitstijgt ook verder te brengen. Het gaat dan om een
betekenis die een extra dimensie toevoegt aan het gangbare perspectief, maar daar
niet strijdig mee is. Feiten kunnen dan wetenschappelijk worden vastgesteld, maar
de betekenis die ze in existentiële zin hebben is daar niet mee gegeven. Daar is een
levensbeschouwing voor nodig, die wel betekenisvol kan zijn of niet, maar niet
waar of onwaar.
Waarheid in dit perspectief is daarmee nooit de beschrijvende afspiegeling van
feiten, maar is de verwoorde uitdrukking van wat belangrijk is in het leven. En
geeft daarmee ook richting aan het bestaan. Daar kan zeker van worden gesproken.
Levensbeschouwingen, en daarmee ook religies, kennen een samenhangende
structuur en een bepaalde logica. Die kan in kaart worden gebracht en uit worden
gelegd. Dat is wat het vak dogmatiek in de theologie typisch tot taak heeft. En waar
ook de TVG aan bijdraagt. De dogma’s beschrijven echter niet een juiste
weerspiegeling van de waarheid, maar tonen geloofsmogelijkheden die waar
gemaakt moeten worden. Dat wil zeggen: die betekenis moeten krijgen in het
geleefde leven.
Twee voorbeelden
Eén van de centrale leerstellingen in de christelijke traditie is de notie van de
triniteit, waarbij Jezus de Zoon van God is. Een lastig en omstreden punt, want hoe
moeten we ons dat precies voorstellen? De maagdelijke geboorte komt er aan te pas
om de bovennatuurlijke conceptie van Jezus duidelijk te maken, maar veel
begrijpelijker wordt het daar bepaald niet van. Integendeel, want daarmee lijkt de
goddelijkheid van Jezus een biologische kwestie te worden. Wat anderzijds weer
niet zo vanzelfsprekend is omdat de Davidische afstamming van Jezus, ook niet
onbelangrijk, via de lijn van Jozef loopt. Nu is er in de Bijbel vaker sprake van
‘zonen van God’ en ook Adam wordt ‘zoon van God’ genoemd, maar bij Jezus
moet het allemaal wat sterker verankerd worden. Hij is niet zomaar een ‘zoon van
God’, maar Hij is dé Zoon van God, die met de Vader op één lijn komt te staan. Zo
wordt althans de triniteit uitgewerkt. Maar dit is dus mensenwerk: het trinitarisch
dogma is een product van de 4e eeuwse theologie. En dat was nog een hele klus,
onder andere omdat de trinitieit geen bijbels gegeven is, en voor de klassieke
verwoording afhankelijk was van een begrip uit de Griekse filosofie (het beruchte
homoousios). Maar betekent dat een diskwalificatie van het Zoonschap van Jezus?
Geenszins lijkt me, behalve als het feit zou moeten gelden. En dat is Zijn
Zoonschap niet, maar zijn bestaan wel. Aangaande Jezus kun je wel degelijk van
feiten spreken. Op een enkele recalcitrante dominee na, is er geen wetenschapper
die het bestaan van Jezus van Nazareth als historisch feit zou willen ontkennen. De
aanwijzingen van zijn feitelijke historiciteit zijn dermate overweldigend en, vooral,
dermate veelkleurig dat een verzonnen Jezus veel onbegrijpelijker zou zijn dan een
historische figuur. Maar het historische bestaan van Jezus van Nazareth is niet de
kwestie, de kwestie is of Hij Gods Zoon is. En dat is geen zaak die de
geschiedschrijving kan beslissen. ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben, … wie
zeggen jullie dat Ik ben,’ vraagt Jezus. Waarop Petrus antwoord: ‘U bent de
Christus.’ Daarmee stelt Petrus geen objectieve eigenschap van Jezus vast, maar
erkent Hij diens gezag. Op soortgelijke wijze is onze erkenning aan de orde als wij
instemmen met het trinitarisch dogma. Daarmee stellen we geen feitelijkheid vast,
maar aanvaarden wij het gezag van Jezus als de Zoon van God. We beschrijven dus
geen objectief gegeven, maar drukken onze verhouding tot Jezus uit.
Een tweede voorbeeld van hoe betekenis boven de feiten uit kan gaan, kreeg ik
onlangs aangereikt van een belangstellende bij een lezing. Tijdens de lezing was
het probleem van het kwaad aan de orde gekomen, en kwam de vraag hoe God in
Zijn Almacht, Alwetendheid en Algoedheid toch het kwaad kon toelaten. De
vragensteller bracht het voorbeeld ernstige ziekte naar voren, waarbij het geloof
aan het wankelen gebracht zou worden, want waar is God in al het lijden? Het
probleem van het kwaad is natuurlijk één van de lastigste problemen in de
godsdienstfilosofie en een belangrijk tegenargument tegen het bestaan van God.
Het theïsme heeft zich dan ook uitgebreid beziggehouden met het vinden van
antwoorden op dit probleem (waarvan de zogeheten theodicees de belangrijkste
zijn). Deze discussie kan interessant genoeg zijn, maar dreigt het probleem van het
kwaad vooral een intellectueel spelletje te maken.
Veel belangrijker is, lijkt mij, de pastorale kant van de zaak. Dan blijkt dat juist
ziekte, de diepte van het leven, niet zelden juist een plek is waar God zich laat
ontmoeten. De betekenis van een mensenleven valt niet samen met het biologische
proces. Als organisme is een mens in feite betekenisloos, of in ieder geval
inwisselbaar, maar juist in relatie tot anderen krijgt een mens betekenis, en dat gaat
boven de biologische feitelijkheid uit. Kan zelfs boven de dood uitgaan. Het is
altijd wat riskant om dat als predikant naar voren te brengen, want het lijkt al snel
een goedkope verklaring voor het kwaad en daarmee een soort van goedpraten van
het lijden. Maar dat bezwaar valt weg als de lijdende het zelf zo naar voren brengt.
Na mijn lezing kreeg in onverwacht bijval van een man die zijn kwetsbaarheid
tijdens de discussie niet eens had kunnen delen. In de ernstige ziekte van zijn
vrouw had hij kunnen ervaren dat de betekenis van het leven veel méér kan zijn dan
het biologische proces dat ten einde loopt. ‘De ernstige ziekte van mijn vrouw, die
op jonge leeftijd is overleden, was de mooiste tijd van ons leven’, vertelde hij. Hij
wilde het verval van de biologische processen niet eens als ‘kwaad’ kwalificeren,
zo diep was de volkomen toenadering juist in die uitzichtloze situatie. Deze man
ontkende het lijden geenszins, en had zeker geen goedkoop doekje voor het bloeden
gezocht. Maar had betekenis gevonden die de biologische feitelijkheid verre te
boven ging.
Conclusie
Ik heb vooral gesproken over de mysterie-gerichtheid van de theologie, maar
terloops is ook het persoonlijk en praktische aan de orde geweest, en mag duidelijk
zijn geworden dat theologie mensenwerk is. Dat ieder gelovige theoloog is, is
daarmee ook impliciet onderschreven. Vijf van de zeven thema’s van Arjan Plaisier
zijn daarbij in mijn betoog opgenomen. Twee andere, dat kennen en liefhebben, en
liefde en schoonheid bij elkaar horen, heb ik minder direct kunnen adresseren, en
vergen een nadere uiteenzetting van de rol van Geest; dat laat ik vandaag terzijde.
Ik zou denken dat ik hiermee de positie van Plaisier dicht ben genaderd, maar zoals
ik aan het begin zei, ben ik er niet zeker van of onze wijsgerige posities uiteindelijk
wel helemaal dezelfde zijn. Recent trof ik Plaisier op een colloquium in Groningen,
waar we hem hadden gevraagd om commentaar te geven op ideeën die verwant
waren met het verhaal van vandaag. Hij merkte op dat mijn positie de theologie een
zaak van ‘slechts’ woorden zou maken. Helemaal duidelijk was dat bezwaar mij
niet. Want de theologie ís een zaak van woorden. Of liever: een zaak van het
levende Woord. Het Woord dat tot ons komt, dat verstaan moet worden, én steeds
opnieuw stem gegeven. Wat onze wijsgerige posities ook zijn, het lijkt me dat
Plaisier en ik het daarover in ieder geval eens zijn. En u wellicht ook wel.
Drie of minder aanmeldingen. Paniek of uitdaging?
In Assen hebben we zo’n laag aantal aanmeldingen nog niet meegemaakt. De cursusleiding
heeft een commissie ingesteld ‘TVG Assen met het oog op morgen’ om te onderzoeken hoe
we verder gaan. Deze commissie bestaat uit twee bestuursleden w.o. de secretaris en de
penningmeester, een cursist en jaarvertegenwoordiger, en een docent. In de vergadering
van de begeleidingscommissie van febr. 2017 hebben we onze punten ingediend voor nader
overleg en afronding. Een verslag van onze werkzaamheden tot nu toe laat ik nu volgen in de
hoop dat andere cursusplaatsen hier profijt van kunnen hebben .
De beleidsnotitie ‘TVG Assen met het oog op morgen’ kende 8 hoofdpunten:
 Verkorten van het 1e leerjaar met 1 maand; start in oktober van elk seizoen
 Een openingsochtend voor cursisten, docenten, oud-cursisten wordt op prijs gesteld
 Deelnemers cursus meer betrekken in de promotie van TVG Assen
 Intensivering van bestaande promotieactiviteiten
 Publiciteit verbeteren
 Ontwikkelen van nieuwe activiteiten door het cursusjaar heen
 TVG Vervolg meer aandacht geven in publiciteit en werving
 Organisatie verbreden en meer samenwerking zoeken met andere cursusplaatsen in
de regio
1. Aandachtspunten voor de opzet van de cursus 2017-2018

Dagdeel
Blijven we voor de dinsdagochtend kiezen?
Kunnen we de huidige cursustijden (09.00-12.15 u.) handhaven?

Locatie
Blijven we omwille van de financiën in het wijkcentrum ‘Het Markehuus’?

Doelgroep
Kiezen we voor met name senioren, en/of juist ook?
Kiezen we voor de PKN of ook daarbuiten? RK/Remonstrants/Doopsgezind/VVP/e.a.
Valt er samen te werken met andere cursusplaatsen TVG uit de regio? En hoe dan?

Model
- Continueren we het huidige model van 3 jaargroepen met 28 dagdelen van 2 lessen?
- Geen jaargroepen meer, maar met jaarprogramma’s werken?
- Nieuwe publiciteit en opnieuw werven sept./okt.; na herfstvakantie starten met
kennismakingsgroep TVG; in dec./jan. jaargroep 1 gaat van start
- Opsplitsen in modules of blokken?

Afspraken
-
Leerjaar 1 start in de eerste week van oktober. De maand september wordt gebruikt
voor werving deelnemers leerjaar 1.
-
Er moeten minimaal 7 deelnemers zijn om leerjaar 1 te laten starten. Gaat dit niet
lukken, dan kunnen mogelijk de nieuwe inschrijvingen bij leerjaar 3 gevoegd worden.
Dan is in 2017/2018 het 3e jaar één groep geworden met drie verschillende instroomjaren.
2. Andere activiteiten en publiciteit/werving
Praktische toepassingen

Zorg voor een duidelijke en overzichtelijke website met zakelijke informatie over het
cursusjaar, met tussentijdse upidates over aanpassingen/veranderingen

De landelijke folder met inlegvel TVG Assen in een ruime oplage verspreiden onder
kerkenraden/kerkbladen/predikanten/e.d.

Per cursusjaar nieuwsbrieven uitbrengen over het cursusgebeuren in Assen met interessante items van cursisten, docenten en cursusvakken die in kerken neergelegd en meegenomen kunnen worden ter informatie en promotie

Interviews maken met (oud-)cursisten en (oud-)docenten over cursuservaringen, cursusvakken, sfeerverslag van een jaarlijks uitje als cursisten TVG Assen, excursies naar een
moskee, synagoge of anderszins, passies in het leven bijv. om in kerkbladen, regionale
kranten, lokale omroepen onder de aandacht te brengen

Flyers/visitekaartjes maken met verwijzing naar de site en verspreiden bij HOVO/ volksuniversiteiten/wijkcentra/bibliotheek o.a.

Meer gebruik maken van sociale media
Lokale profilering:

Pool samenstellen van cursisten/docenten die wijkavonden bezoeken in de wat grotere
plaatsen in de regio
Frequentie eigen activiteiten ruimer promoten:

Maart/april/mei 2017: afstemmen van goede momenten in het cursusjaar om een item
te verbreden en te verdiepen zoals het organiseren rond een morgen of avond rond de
Mattheϋs Passion en/of over hulp van predikanten aan joden tijdens WO II. Deze activiteiten breed uitzetten en aankondigen in de media als een activiteit van TVG Assen

Febr. t/m april 2017: enkele cursusochtenden van TVG Assen openbaar maken en aankondigen in regionale media w.o. kerkbladen en via de huidige cursisten/docenten

In mei en in september van elk cursusjaar twee promotieavonden/-ochtenden organiseren om in de regio belangstelling te wekken voor de TVG cursusplaats Assen. De ‘eigen’
TVG-vervolgblokken Assen c.q. masterclass c.q. studium generale meer openstellen voor
geïnteresseerden en breed aankondigen in de lokale en provinciale media, door het hele
cursusjaar heen

Goed kijken naar de opbouw van het rooster vooral voor de nieuwe cursisten; de beide
eerste blokken van cursusjaar 1 ruim vermelden in de PR-activiteiten, zoals bijv. kerkmuziek en/of kerk en kunst
In Assen hopen we op deze manier op meer cursisten te mogen rekenen in het nieuwe cursusjaar. De
3 cursisten, die zich aangemeld hebben, zijn nu ondergebracht bij het 2e cursusjaar. Mochten de
aanmeldingen blijven teruglopen, dan neigen we naar geen jaargroepen meer, maar werken met één
jaarprogramma. Hierover is het laatste woord nog niet gezegd!
Jim Boon, Tibbe Breimer, Chris Dees, Nanno Levenga
namens de commissie ´TVG Assen met het oog op morgen´
06/03/2017
Download