GRAMMATICA BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD EN BIJVOEGLIJKE BEPALING AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE… Wat een betrekkelijk voornaamwoord is en hoe je ze uit een zin haalt. Wat een bijvoeglijke bepaling is en hoe je deze uit een zin haalt. Wat een bijvoegelijke bijzin is en hoe je deze uit een zin haalt. WAT GAAN WE DOEN DEZE LES? Startopdracht, neem de zinnen over bij de opdrachten 4,5,7 (blz 98,99,100) (10m) Uitleg theorie (10-15m) Maken opdrachten 1,3,4,5,7 paragraaf 3,2 BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD (BVN) WAT IS DAT? Het bvn (die,dat,wie,wat) verwijst naar een woord/groepje woorden dat al eerder in de zin genoemd is (het antecedent) Kijk maar eens naar de volgende zinnen Meneer Vrancken die altijd een mooie PowerPoint maakt, gaat zo naar huis. Het bord, dat nog even gekalibreerd werd, werkt weer. WANNEER GEBRUIK JE DE BVN DIE/DAT/WIE? Ligt aan het lidwoord van het antecedent. Lidwoord de=die De man die daar op straat loopt ken ik van vroeger. Lidwoord het=dat Het meisje dat daar op straat loopt ken ik van vroeger. Let op: staat er een voorzetsel voor het betrk vnw en verwijst het naar personen dan WIE De man op wie velen rekenen heeft zich kandidaat gesteld. WANNEER WAT? Wat gebruik je als het antecedent: Een onbepaald vnw is (niets, iets, alles) Niets wat ik doe is goed. Een overtreffende trap is. Het hardste wat hij ooit liep was 28km per uur. Een hele zin is. Hij uitte kritiek op haar opstel, wat zij niet leuk vond. BIJVOEGLIJKE BEPALING Sommige woorden geven extra informatie over het belangrijkste woord van het zinsdeel (de kern). Als deze kern een zelfstandig naamwoord is, dan is er sprake van een bijvoeglijke bepaling. De aardige buurvrouw van hiernaast is tot mijn grote schrik aangevallen door twee enge, gevaarlijke honden. Ze kunnen dus voor of na de kern staan. BIJVOEGLIJKE BIJZIN Soms is een bijvoeglijke bepaling zelf een zin: LET OP: Een bijvoeglijke bijzin begint altijd met een betrekkelijk vnw!! Vergelijk de volgende zinnen: Bijv bep De aardige man /hielp /de geconcentreerde kinderen. Bijv bijzin De man die aardig is,/ hielp/ de geconcentreerde kinderen. Bijv bep De opgeluchte leerling/ kon /weer/ gerust /ademhalen. Bijv bijzin De leerling die opgelucht was, /kon /weer /gerust /ademhalen. EVEN OEFENEN Wijs in de volgende zinnen de bijvoeglijke bepalingen aan bij de onderstreepte kern. 1. Roald Dahl is een bijzondere schrijver. 2. Hij schreef het populaire boek ‘Mathilda’. 3. Quintin Blake maakte hierbij de mooie, aansprekende tekeningen. 4. De kleindochter van Dahl is getrouwd met de award-winnende zanger Jamie Cullum. 5. Een prachtig geïllustreerd boek van Dahl heeft een prijs gewonnen.