- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting Nederlands h5 en H6
Lezen
Onderwerp  waar gaat de tekst over
Doel  wat is het doel van de schrijver?
Hoofdgedachte  samenvatting van de tekst in een zin
Verbanden:
- Chronologisch verband  vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat,
terwijl, dadelijk, intussen
- Opsommend verband  ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog),
bovendien, verder, ten slotte, en, nier alleen … maar ook,
- Tegenstellend verband  tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter,
toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant
- Vergelijkend verband  net zo als, evenals, meer … dan, groter … dan, beter
… dan
- Concluderend verband  kortom, dus, daarom, al met al, hieruit volgt
- Voorwaardelijk verband  als … (dan), indien, mits, tenzij, wanneer, gesteld
dat
- Redengevend verband  omdat, daarom, dus, immers, want, de reden
hiervoor is. HEEFT ALTIJD EEN BESLUIT
- Oorzakelijk verband  door, doordat, daardoor, als gevolg van, zodat, dat
komt door, het gevolg is, dus, dankzij. HEEFT ALTIJD EEN GEVOLG
Functie van alinea’s  wat is de inleiding, wat is het slot etc.
Soorten teksten  wat wil de schrijver? Je informatie geven, reclame maken etc.
Teksten samenvatten  wat mag er wel en niet in een samenvatting? Zou je dit
wel/niet in een samenvatting zetten?
Soorten informatieve teksten:
- Instructie  gebruiksaanwijzing
- Uitleg  folder, leerboeken
- Je wordt op de hoogte gebracht van iets wat gebeurd is  nieuwsbericht,
verslag/notulen, geboortekaartje
- Aankondiging  trouwkaart, poster/flyer/advertentie, nieuwsbericht
Taal en woordenschat
Woorden H5 (welke past het beste in de zin?)
Woorden
Betekenis
Unicum
Eenmalig iets
In het geweer komen
Verzetten zich tegen
Militante
Strijdvaardige
Vivisectie
Snijden in iets levends
Hun boekje te buiten gaan
Gaan te ver, doen dingen die ze niet mogen doen
Vergelden
Bestraffen of belonen
Radicale
Extreme
Legitiem
Wettelijk, gerechtvaardigd
Intimidatie
Bangmakerij door met iets te dreigen
In een kwaad daglicht gesteld
Ongunstig of slecht voorgesteld
In hun schulp kruipen
Zich terugtrekken
Laster
Kwaadsprekerij, ernstige roddel
Campagne
Uitgebreide actie om iets aan te prijzen of af te keuren
Laten zich niet onbetuigd
Zijn bezig met wat ze moeten doen, laten zich niet afleiden
Genomineerd
Voorgedragen, naam wordt genoemd
Er niet voor terugdeinzen
Gaan altijd door, zijn nergens bang voor
Gaf de pijp aan Maarten
Hield ermee op, sterven
Culmineerde
Liep uit op, bereikte als toppunt
Controverse
Geschil, ruzie
Escaleren
Uit de hand te lopen
Woorden H6 (welke past het beste in de zin?)
Woorden
Betekenis
Schrandere
Slimme
Weergaloze
Ongeëvenaarde, onovertroffen, zonder weerga
Onuitputtelijke
Raakt nooit op
Verleiding
Ding waar je naartoe getrokken wordt, uitgedaagd
Rampspoed
Zware ellende, verschrikkelijk ding
Vindingrijkheid
Kan goed oplossingen vinden, dingen uitvinden
Volharding
Vasthoudendheid, doorzettingsvermogen
Loodst
Leidt als een soort gids (een loods) een schip door een lastige vaarroute
Getrotseerd
Doorstaan, weerstand geboden aan
Stramien
Patroon, vaste opeenvolging van gebeurtenissen
Ondergeschikt aan
Minder belangrijk dan
Beproevingen
Opdrachten, testen, problemen overwinnen
Facetten
Kanten, aspecten
Fundamentele
Basis
Ontvankelijker
Wordt een beter mens, ergens open voor staan
Gastvrijheid
Heel aardig, doet veel voor je gasten
Vertier
Ontspanning, afleiding, amusement
Tragiek
Droevig en dramatisch verloop
Op de proef stellen
Uitdagen, testen
Bij uitstek
Vóór alles, meer dan wie of wat dan ook
Stijlfiguren (kunnen herkennen):




Hyperbool  overdrijven
Understatement  het afzwakken van iets dat eigenlijk erg is
Litotes  ontkent het tegenovergestelde (goed  niet slecht)
Eufemisme  nare, pijnlijke dingen verzachten
Uitdrukkingen (kunnen aanvullen):
Pais en…
In geuren en…
De tering naar de …
Met kop en…
Huis en…
In zak en…
Kant noch…
Door merg en…
Op stel en…
Een lach en een…
In kannen en…
Van kwaad tot…
Kommer en…
Vlees noch…
Van de regen in de…
Met hand en…
Met horten en…
Kind noch…
Dood en…
Van de hak op de…
Door dik en…
Heug en…
Vree
Kleuren
Nering
Schouders
Haard
As
Wal
Been
Sprong
Traan
Kruiken
Erger
Kwel
Vis
Drup
Tand
Stoten
Kraai
Verderf
Tak
Dun
Meug
Samenstelling of afleiding (kunnen zeggen wat het is):
Samenstelling  twee of meer verschillende woorden aan elkaar geschreven
Afleiding  kernwoord met een voor of achtervoegsel
Grammatica
Zinsdeel
Persoonsvorm
Teken
()
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Gemengde rest
Scheidbare
werkwoorden
Werkwoordelijke
uitdrukking
( o)
( ) + {}
[}
[ 1]
[ 2]
Noodzakelijk
[ 3]
wederkerend
voornaamwoord
Naamwoordelijk gezegde [ 4]
Het zegt altijd iets over het onderwerp.
In de rest van de zin staat altijd een
koppelwerkwoord
Stel de vraag: wie/wat +gezegde +
onderwerp
Voor wie of aan wie
Een zinsdeel dat altijd met een vast
voorzetsel begint.
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Voorzetselvoorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Bepaling van gesteldheid
Waarom, waar, wanneer, waaraan, hoe
hoeveel enz.
bvg
Bijvoeglijke bepaling
Interne bijvoeglijke
bepaling
Nevenschikkend
voegwoord
onderschikkend
voegwoord
Wanneer te gebruiken/ hoe te vinden
Maak de zin vragend
Verander de zin van tijd
Stel de vraag: wie/wat +persoonsvorm
Alle andere werkwoorden in de zin
Werkwoorden met –te of –aan (het)
Het stukje van een werkwoord dat op
een andere plaats in een zin staat
Een zinsdeel dat een vaste combinatie
heeft met de persoonsvorm en die
alleen maar figuurlijk gelezen kan
worden
Alle vormen van ‘zich’
<>
Het zegt iets van het gezegde en iets
van het lijdend voorwerp
Zegt iets over het zelfstandig
naamwoord. Je gebruikt het op het
tweede vlak
Vormen van erg, heel, super enz.
En, of, maar, want, dus, noch. Een
woord tussen twee hoofzinnen.
Dat, of, omdat, aangezien etc. Een
woord tussen een hoofdzin en een bijzin
Woordsoort
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Uitleg
De of het
Een
Je kunt er een lidwoord voor zetten. Het is een
MEDIPLADI: mensen, dieren, planten of dingen
Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Zelfstandig werkwoord
Belangrijkst werkwoord in de zin met een eigen
betekenis (meestal het laatste werkwoord in een
zin)
Hulpwerkwoord
Overige werkwoorden in een zin. Heeft geen
eigen betekenis
Koppelwerkwoord
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen,
heten, dunken, voorkomen
Aanwijzend
Gebruik je als je iets aanwijst: deze, die, dit, dat,
voornaamwoord
zo’n en zulke
Vragend voornaamwoord
Staat meestal aan het begin van een vraag: wie,
wat, welk(e), wat voor (een)
Persoonlijk voornaamwoord Duidt iets of iemand aan: ik, jij, je, u, hij, zij, ze,
het, wij, we, jullie, u, zij etc.
Bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan van wie iets is: mijn, jouw, uw, zijn,
haar etc.
Wederkerend
Kan je niet weglaten in een zin, hoort bij een
voornaamwoord
werkwoord
Wederkerig
Elkaar, mekaar, elkander
voornaamwoord
Betrekkelijk
Woorden die betrekking hebben, terugverwijzen:
voornaamwoord
die, dat, wie, wat
Onbepaald voornaamwoord Wijst iemand of iets aan, maar zegt niet precies
over wie of wat het gaat: iemand, niemand etc.
Bepaald hoofdtelwoord
Geeft een precies aantal: zes, vijftien etc.
Onbepaald hoofdtelwoord
Onduidelijk aantal: veel, sommige etc.
Bepaald rangtelwoord
Een plaats in een rij: vierde, derde etc.
Onbepaald rangtelwoord
Onduidelijke plaats in een rij (eerste, laatste
etc.)
Voorzetsel
Geeft een plaats, tijd, reden of oorzaak aan (in,
op etc.)
Bijwoord
Is het geen van de andere woordsoorten? Dan
is het een bijwoord
Nevenschikkend/
Zie andere tabel
onderschikkend voegwoord
Tussenvoegsel
Uitroepingen van emotie of klanknabootsingen
Wat van bovenstaande tabellen kunnen?
 Is het een zelfstandig, hulp of koppelwerkwoord?
 5 zinnen of alle vlakken ontleden (+ premiezin)
 Woordsoorten benoemen (ong. 20)
Notities:
1. Zoek en benoem eerst altijd de zinsdelen op t eerste vlak
2. Heeft 1 van die zinsdelen een eigen persoonsvorm?  bijzin, dus in tweede
vlak met pv en ow ontleden, anders pijltjes gebruiken
Zijn
Worden
Blijven
Kun je als een van deze ww in de zin staat hem door de andere 2
vervangen?  koppelwerkwoord
1. Dat = dit  aanwijzend voornaamwoord
2. Dat = die en slaat ergens op terug  betrekkelijk voornaamwoord
3. Dat = *  onderschikkend voegwoord
Beknopte bijzin (wel/geen beknopte bijzin? Nee/Ja  onderstrepen!):


-
Het onderwerp en de persoonsvorm ontbreken. In plaats daarvan is er een
verzwegen onderwerp, dat je kunt afleiden uit de hoofdzin
Zo herken je een beknopte bijzin:
In plaats van ow en pv staat in de beknopte bijzin:
 Te + infinitief (ww)
 Te + infinitief + voltooid deelwoord (ww)
 Een voltooid deelwoord (ww)
 Een onvoltooid deelwoord (ww)
Foutieve beknopte bijzin (fout of niet? Nee/ja  verbeteren!):


-
Het verzwegen zou hetzelfde moeten zijn als het onderwerp van de hoofdzin,
maar dat is niet bij de foutieve beknopte bijzin.
Zo verbeter je een beknopte bijzin:
Twee mogelijkheden:
1. Verander de beknopte bijzin in een echte bijzin met een persoonsvorm en
een logisch onderwerp
2. Je verandert de hoofdzin en vult daarbij het verzwegen onderwerp van de
beknopte bijzin in.
Foutieve samentrekking (5 zinnen foutieve samentrekking. In welke functie fout?):
 = in twee delen van een zin worden woorden maar een keer genoemd en de
tweede keer weggelaten
 Wanneer fout:
- Als ze niet dezelfde functie hebben:
 Functie  ow, lv, pv etc.
 Getal  mv of ev
 Betekenis  andere definitie
Download