III - Unizo

advertisement
III. 15
CONCRETE
VOORSTELLEN
Van groot belang is dat er continu vooruitgang wordt geboekt in concrete dossiers.
Hieronder wenst UNIZO enkele dossiers te suggereren die dringend (verder) aan
vereenvoudiging toe zijn:
eMil-project
(Het
milieuvergunningenloket
operationaliseren
en
de
milieuvergunningenbank optimaliseren)
Het milieuvergunningenloket beoogt een administratieve vereenvoudiging voor de indieners
van een milieuvergunningsaanvraag of melding door de eenmalige elektronische indiening
ervan en verdere afhandeling via elektronische weg. De eerste versie van het
milieuvergunningenloket zal eind 2008 worden gelanceerd. In 2008 zal het onderliggende
back-officesysteem verder worden uitgewerkt. Om de gebruiksmogelijkheden van de
milieuvergunningendatabank te optimaliseren, wordt gedacht aan een koppeling met de
Centrale Bedrijven Databank (van zodra de CBB effectief verbonden is met de federale of
Vlaamse kruispuntendatabank ondernemingen). Verder worden de nodige voorbereidingen
getroffen
voor
de
synchronisatie
van
de
gewestelijke
en
provinciale
milieuvergunningsdatabanken.
UNIZO stelt vast dat het hele project trager verloopt dan aanvankelijk voorzien. Wil de
overheid dit project realiseren, zoals oorspronkelijk voorzien, voor eind 2008, zal de overheid
snel een tandje moeten bijsteken.
Eén statuut voor leren en werken
Momenteel zijn tal van statuten mogelijk binnen deeltijds leren en werken. Dit zorgt ervoor
dat het geheel onoverzichtelijk en bijgevolg onaantrekkelijk is voor werkgevers. Bij het
uitwerken van één statuut met dezelfde rechten, plichten en vergoeding over alle systemen en
sectoren heen, is het van belang dat het aanbieden van stage- en werkervaringsplaatsen
aantrekkelijk blijft voor de werkgevers. Dit veronderstelt dat de “loonkost” van een leerling
niet hoger kan zijn dan de huidige leertijdbarema’s. Werkgevers moeten op hun beurt zorgen
voor een aantrekkelijke, leerrijke werkervaringsplaats voor de leerling. Bovendien moet ook
het recht op kinderbijslag voor de betrokken gezinnen gevrijwaard blijven.
SABAM en Billijke Vergoeding: ééngemaakte inning
De auteursrechten beschermen de tekstschrijvers en de componisten. Elke uitvoering van
beschermde werken buiten de familiekring moet beschouwd worden als een publieke
mededeling waarvoor auteursrechten verschuldigd zijn. De auteurs zijn verenigd in de
beheersvennootschap SABAM, een privé-onderneming, die tevens de bevoegdheid heeft om
deze rechten te innen. De geïnde bedragen worden onder de auteurs verdeeld aan de hand van
vooraf vastgelegde verdeelsleutels.
Daarnaast bestaat een billijke vergoeding voor de naburige rechten die de uitvoerende
kunstenaars en de componisten beschermen. Wie publiek gebruik maakt van muziek is dus
eveneens verplicht deze billijke vergoeding te betalen. De uitvoerende kunstenaars zijn
verenigd in de beheersvennootschappen Uradex en Simim, die de technische organisatie van
de inning uitbesteed hebben aan Honebel (voor de horeca), FCB (voor bioscopen) en
Outsourcing Partners (voor de overige sectoren).
Bovenstaande verplichting valt ten laste van een heel brede waaier aan ondernemers waar
muziek gespeeld wordt: handelszaken, horeca, ondernemers uit de dienstensector, vrije
beroepers en ondernemingen waar muziek gespeeld wordt in de werkruimtes. Deze
ondernemers zijn op basis van die reglementering voor dezelfde handeling – met name het
publiek afspelen van muziek – twee verschillende rechten verschuldigd. Bovendien worden
deze rechten geïnd door verschillende instanties. Dit heeft als praktisch gevolg dat de
ondernemer geconfronteerd wordt met dubbele formulieren (identieke gegevens dienen
dubbel doorgegeven te worden), dubbele procedures en afzonderlijke betalingen. Deze
ontdubbeling zorgt voor een administratieve overlast voor de ondernemer die bovendien een
meerkost met zich meebrengt: dubbel werk voor gelijke gegevens kost tijd en geld!
Gezien de gesplitste inning een administratieve belasting vormt en kostenverhogend werkt,
stelt UNIZO voor de inning van beide bedragen samen te voegen.
B-health en het Vlaamse Gezondheidsinformatiesysteem
Het federale gezondheidsinformatiesysteem ‘B-health’ kan slechts een administratieve
vooruitgang betekenen voor de medische vrije beroeper, indien bij de uitwerking ervan
rekening gehouden wordt met parallelle regionale initiatieven. Zo kondigde de Vlaamse
overheid aan een eigen Vlaamse gezondheidsinformatiesysteem uit te zullen bouwen. Beide
informatiesystemen moeten op elkaar afgestemd worden zodat efficiënter en kostenbesparend
kan worden gewerkt.
Systeem voor deeltijds werken
Het basisprobleem van deeltijdse arbeid is dat dit type van arbeidsovereenkomst aanvankelijk
geconcipieerd werd om arbeid te delen (en meer mensen aan het werk te krijgen), terwijl het
nu een instrument is voor flexibiliteit voor zowel werkgever als werknemer. De regels die
gepaard gaan met de eerste doelstelling blijken erg contraproductief te zijn voor de tweede.
Hier volgen enkele problemen die vastgesteld worden in het kader van de
arbeidsovereenkomst op zich, van de lonen en van de arbeidsduurregeling:



1
Niemand betwist het feit dat een deeltijdse overeenkomst schriftelijk moet opgesteld
worden. Wel leidt de huidige omschrijving ertoe dat contracten die in de eerste week van
de arbeidsovereenkomst getekend worden, worden geïnterpreteerd als een voltijdse
arbeidsovereenkomst. Toch is het niet ongebruikelijk dat dit soort van administratie
gebeurt op het ogenblik dat de werknemer zich inwerkt. Er wordt dus best een
soepelheid in de regelgeving ingeschreven of het onweerlegbaar vermoeden dat een
(tijdelijk) ontbreken van een contract tot een voltijdse overeenkomst leidt, moet
weerlegbaar worden.
Het feit dat veranderlijke uurroosters moeten uithangen op de plaats waar het
arbeidsreglement kan geraadpleegd worden, is niet meer van deze tijd. Bij een uurrooster
zijn eigenlijk twee zaken van belang: het moet duidelijk zijn voor de werknemer en het
moet controleerbaar zijn voor de arbeidsinspectie. Boetes omwille van het feit dat het
rooster niet “uithangt” hebben met deze doelstellingen op zich niets te maken. Het moet
dus voldoende zijn dat het rooster aan de werknemer is meegedeeld: hetzij door
uithangen, hetzij door hem per post, per mail of door overhandiging te bezorgen. Indien
het rooster niet wordt uitgehangen, is het voldoende een afschrift van de brief of mail te
bewaren. Via de Dmfa1 kan verdere controle uitgeoefend worden.
Een variabel uurrooster moet minimum vijf dagen op voorhand aan een werknemer
worden overgemaakt. Dit leidt in heel wat sectoren tot onoverkomelijke problemen. Deze
problemen hebben ten eerste te maken met de onvoorspelbaarheid van de markt. In de
horeca weet men vaak ’s morgens niet welke drukte men in de loop van de dag kan
Elke werkgever doet elk kwartaal een Multifunctionele Aangifte bij de RSZ met daarin de loon- en
arbeidstijdgegevens van al zijn werknemers




verwachten. Ook in het wegvervoer, en vooral in het internationaal transport (zowel
goederen als autocars), is een snel inspelen op de markt een noodzaak. Ten tweede is er
het probleem van het wegvallen van een werkkracht, die snel vervangen moet kunnen
worden. Bakkerijen kennen het fenomeen van de wekelijkse deeltijdse hulp die ’s
morgens afbelt. De bakker moet in staat zijn één van zijn andere habitués in te schakelen,
zonder dat dit noodzakelijk als zwartwerk wordt beschouwd.
De regelgeving voorziet een minimale prestatie voor deeltijdse arbeidsovereenkomsten,
doch hierover kan en wordt in de sectoren afgeweken. Bovendien wordt er onderscheid
gemaakt tussen minimale prestaties en minimale contracten. Dit staat haaks op
overeenkomsten die werknemers en werkgevers op het veld wensen af te sluiten. Er is
wel degelijk behoefte aan zogenaamde “minicontractjes” waarbij een werknemer zich
voor een beperkt aantal uren aan een werkgever verbindt.
Referteperiodes op basis waarvan het maximum aantal bijkomende uren moet worden
berekend, kunnen van sector tot sector verschillen. Dit maakt ook deze regeling zeer
onduidelijk voor kleine werkgevers. Bovendien rijst de vraag waarom er een ander
regime van bijkomende uren zou moeten worden toegepast op een vast uurrooster dan
wel op een variabel uurrooster. Bijkomende uren zijn per definitie uren die noodzakelijk
zijn buiten het normale rooster en deze kunnen zich dus op gelijkaardige wijze
manifesteren bij een vast en bij een variabel uurrooster.
Indien er per week gemiddeld één bijkomend uur wordt gepresteerd per kwartaal, dan
moet de arbeidsovereenkomst in die zin worden aangepast. Vermits heel wat activiteiten
seizoensgerelateerd zijn, leidt dit tot onnodige ophoging van de arbeidsovereenkomst. Ze
is onnodig vanuit het perspectief van de werkgever aangezien een eenmalige of
seizoensgebonden verhoging van de activiteit geen uitbreiding van de arbeidsduur tijdens
de andere periodes rechtvaardigt. Maar ze is ook onnodig vanuit het oogpunt van de
werknemer aangezien het systeem van bijkomende uren reeds overschakelt in overuren
wanneer een drempel wordt overschreden.
In heel wat sectoren waar naargelang het seizoen of de dag nood is aan extra hulp, is het
bijzonder moeilijk om vaste arbeidskrachten te vinden. Heel vaak kan men wel beroep
doen op studenten en op gepensioneerden. De regelgeving voor het tewerkstellen van
studenten is echter bijzonder complex geworden terwijl gepensioneerden beperkt worden
in hun mogelijkheden tot bijverdienen. Dit laatste is vrij bizar: hoe meer een
pensioengerechtigde zou bijverdienen, hoe meer hij zal bijdragen. Waarom dus
beperken?
Vereenvoudiging studentenarbeid
Een student mag gedurende het jaar tweemaal 23 dagen aangenomen worden met een
studentencontract: 23 dagen gedurende de zomervakantie (juli-augustus-september) en 23
dagen daarbuiten in “periodes van niet-verplichte aanwezigheid” in de onderwijsinstellingen.
Indien deze periodes gerespecteerd worden, moet op het loon van de student slechts een
solidariteitsbijdrage2 aan de RSZ betaald worden. Indien deze maximale periodes
overschreden worden (al was het met één enkele dag), vervalt het voordeeltarief voor het
ganse jaar, en is elke werkgever in principe de gewone werkgevers- en werknemersbijdrage
aan de RSZ verschuldigd.
Deze regeling is onmogelijk uit te voeren. Een werkgever die een student aanwerft, kan op
geen enkele wijze nagaan hoeveel dagen de student reeds gewerkt heeft. Indien de student de
gewerkte dagen bewust of onbewust verkeerd doorgeeft, kan dit voor een enorm financieel
verschil zorgen, zonder dat de werkgever daarvan onmiddellijk op de hoogte is. Theoretisch
is het zelfs zo dat een werkgever die de student volledig conform tewerkstelt in de eerste
jaarhelft, toch nog zou kunnen opdraaien voor extra sociale bijdragen indien de student het
contingent dagen alsnog overschrijdt in de tweede jaarhelft.
Het werken met twee contingenten is onwerkbaar en onnuttig. Bovendien is het opmerkelijk
dat de werkgever verantwoordelijk wordt gesteld voor het overschrijden van het contingent
terwijl de enige persoon die dit met zekerheid kan weten, de student is. Vandaar dat het
noodzakelijk is de regelgeving enerzijds te vereenvoudigen en anderzijds diegenen
verantwoordelijk te stellen die de overtreding begaan.
UNIZO stelt daarom voor nog slechts één contingent van 50 dagen over te houden
waarbinnen een student aan het studententarief3 kan worden tewerkgesteld. Bovendien is de
werkgever slechts verantwoordelijk voor eigen tewerkstelling. Concreet betekent dit dat een
student die bij verschillende werkgevers werkt en daarmee het contingent van 50 dagen
overschrijdt, gewone werknemersbijdragen moet betalen. Indien echter geen enkele van deze
werkgevers de student gedurende meer dan 50 dagen tewerk heeft gesteld, blijft daar het
solidariteitstarief van kracht.
Afschaffing aangifte toegelaten activiteit na 65 jaar
Vanaf 01.01.2006 moeten gepensioneerden die een toegelaten activiteit aanvatten als
werknemer, indien ze reeds 65 jaar zijn en hun pensioen reeds in betaling is, deze activiteit
niet meer aangeven.
Er werd reeds een ontwerp van koninklijk besluit uitgewerkt om onder dezelfde modaliteiten
ook voor een zelfstandige activiteit de aangifte ervan af te schaffen. Hierbij werd
hoogdringendheid ingeroepen wat echter niet aanvaard werd door de Raad van State. Het
advies van de Raad van State moet dus nog gevraagd worden.
UNIZO hoopt dat het dossier hierdoor geen onnodige vertraging oploopt.
2
In de zomervakantie is dit 5% werkgevers- en 2,5% werknemersbijdrage; daarbuiten is dit 8% werkgevers- en
4,5% werknemersbijdrage.
3
Bijdrage wordt gewogen berekend op 5,4% voor werkgever en 2,8% voor werknemer; voor de eenvoud kan dit
5 en 2,5% blijven.
Statistiekverplichtingen
Ondernemingen worden te vaak geconfronteerd met enquêtes vanwege de overheid. UNIZO
erkent het belang van correct cijfermateriaal om zo de sociaaleconomische toestand van
België nauwkeurig in kaart te kunnen brengen. Belangrijkste knelpunt is dat de vragenlijsten
die vertrekken vanuit de verschillende overheidsdiensten niet op elkaar zijn afgestemd. Veelal
worden dezelfde vragen (op korte tijd) door verschillende overheden gesteld. Hier vraagt
UNIZO om afstemming en samenwerking om zo de ondernemer minimaal te moeten
bevragen en toch hetzelfde resultaat te bekomen.
Positief nieuws is er te melden omtrent de prodcom-enquête en de structuurenquête. De eerste
is een maandelijkse verplichting voor 7400 bedrijven en vraagt naar de industriële productie.
De tweede peilt naar de structurele kenmerken van ondernemingen. 40.000 bedrijven moeten
ze jaarlijks invullen. Het door de Hoge Raad voor de Statistiek goedgekeurde voorstel om de
prodcom-enquête naar 25% en de structuurenquête naar 40% minder ondernemingen uit te
sturen, is tijdens de vorige legislatuur vorm gegeven via twee ontwerp-KB’s. UNIZO vraag de
nieuwe regering om deze KB’s zo snel mogelijk te ondertekenen.
Elektronische machtigingen voor vrachtvervoer
Het zou een enorme administratieve vereenvoudiging zijn, moesten machtigingen en
dergelijke (inschrijvingsbewijs, vergunningen, …) voor vrachtvervoer op elektronische wijze
gebeuren. De chauffeur moet dan niet langer de papieren in het voertuig hebben (en snel
oplopende boetes ontvangen wanneer deze niet aanwezig blijken te zijn). De politiediensten
moeten enkel nog via hun elektronisch netwerk de nummerplaat doorgeven en zien dat de
noodzakelijke documenten beschikbaar zijn voor een bepaald voertuig.
Bewaartermijn facturen
Eind 2005 werd de bewaarplicht voor boeken en facturen in de BTW-wetgeving
teruggebracht van 10 naar 7 jaar. Op deze wijziging is tot op heden geen wijziging van de
boekhoudreglementering gevolgd. In het kader van deze boekhoudwetgeving moeten onze
ondernemers hun boeken nog steeds 10 jaar bijhouden. Door het duidelijke verband tussen
wat in beide wetgevingen onder ‘boekhouding’ wordt verstaan, is de beperking van de
bewaartermijn tot zeven jaar voor bepaalde stukken een maat voor niets aangezien zij
krachtens de boekhoudwetgeving nog steeds onder de bewaartermijn van tien jaar vallen.
Op gebied van directe belastingen geldt er een bewaarplicht van 5 jaar voor alle boeken en
bescheiden aan de hand waarvan het bedrag van de belastbare inkomsten kan worden
vastgesteld. Voor de ondernemers en ondernemingen geldt dit in de eerste plaats voor de
boekhouding zodat ook hier de termijn van 5 jaar wordt uitgehold door de bewaarplicht uit de
boekhoudwetgeving.
Naast het feit dat het hanteren van verschillende bewaartermijnen in de verschillende
regelgevingen de zaken alleen maar complexer maakt en aanleiding geeft tot verwarring, is
een aanpassing van de bewaartermijn in de boekhoudwetgeving ook noodzakelijk omwille
van de kostprijs die aan de bewaring van de stukken kleeft.
Het bewaren van stukken, ongeacht of dit digitaal of in papieren vorm gebeurt, is
tijdsintensief en duur. Hoe langer de bewaring noodzakelijk is, hoe meer kosten hieraan
verbonden zijn. Het ter beschikking houden van zowel fysieke als digitale opslagruimte heeft
immers een kostprijs die ontegensprekelijk gerelateerd is aan de duurtijd. Een beperking van
deze duurtijd levert dan ook een kostenbesparing op. Dit geldt in het bijzonder voor KMO’s
die voor deze diensten vaak aangewezen zijn op gespecialiseerde derden.
Volmachtplicht bij terugstorting BTW
Om een teruggave van BTW te kunnen krijgen, moet de BTW-plichtige dit aanvragen in zijn
aangifte. Deze teruggave gebeurt door betaling op een bank- of postrekening. De
belastingplichtige moet een volmacht geven aan zijn financiële instelling of aan De Post om
deze teruggave te kunnen ontvangen. Hiertoe moet hij een formulier invullen en dit
overmaken aan de financiële instelling of de Post. Deze instellingen zenden op hun beurt de
volmacht naar het Centrum voor Informatieverwerking van de BTW-administratie (C.I.V.).
De volmacht treedt pas in werking op het einde van het kwartaal waarin de gegevens door het
C.I.V. zijn ontvangen.
De eigenlijke teruggave gebeurt door een storting door de BTW-administratie van alle
bedragen naar de Post. Deze Post crediteert de postrekeningen van iedere financiële instelling
voor het totaal van de bedragen die aan hun klanten toekomen, waarna deze de bedragen
storten aan de desbetreffende BTW-plichtigen. De collectieve overschrijving van de BTWadministratie naar de financiële instellingen bevrijdt de BTW-administratie ten opzichte van
alle belastingplichtige.
Naast het feit dat het geven van de volmacht de nodige administratieve rompslomp met zich
meebrengt, neemt deze procedure ook de nodige tijd in beslag (o.a. doorsturen volmacht door
financiële instelling waar ondernemer geen zicht op heeft wanneer dit gebeurt). Hierdoor kan
de teruggave waar de BTW-plichtige recht op heeft soms op zich laten wachten zonder dat
enige interesten verschuldigd zijn.
Bij de inschrijving in de KBO moeten alle ondernemers en ondernemingen een
rekeningnummer opgeven zodat dit reeds gekend is. Het aanduiden van deze rekening in de
aangifte zou moeten volstaan om de teruggave te laten verlopen op een rechtstreekse manier
naar de belastingplichtige, zoals dit reeds gebeurt bij terugbetaling van directe belastingen
naar alle belastingplichtigen die hier recht op hebben.
Aanvraagprocedure octrooien
Vandaag moet voor de verlening van een octrooi al snel gerekend worden op een termijn van
18 à 24 maanden. Om de instapdrempel van het nationaal octrooistelsel te verlagen, vraagt
UNIZO om bij octrooiaanvragen te lange rechtsonzekerheid te vermijden en administratieve
lasten te minimaliseren. Dit kan enerzijds door de invoering van een elektronische procedure.
Dit moet de drempel voor de indiening van octrooien door KMO’s verlagen – door hen
gemakkelijker zelf octrooiaanvragen in te laten dienen – en de behandelingstermijn
versnellen. Anderzijds door de afschaffing van het afzonderlijke formaliteitenonderzoek. Dit
is een loutere formaliteit die de procedure vertraagt en geen toegevoegde waarde biedt voor
de uiteindelijke verlening van het octrooi. In buurlanden als Nederland en Frankrijk die
evenmin een formaliteitenonderzoek kennen, blijft de rechtsgeldigheid van octrooien in
dezelfde mate behouden.
Attesten bij overname van een handelszaak
De overdracht van een geheel van goederen, samengesteld uit onder meer elementen die het
behoud van cliënteel mogelijk maken, die voor de uitoefening van een vrij beroep, ambt of
post of een industrieel, handels- of landbouwbedrijf worden aangewend, moet aan de
ontvanger van de belastingen worden gemeld. De overdracht is pas tegenstelbaar na verloop
van één maand na deze kennisgeving. Dit geeft de ontvanger de tijd om na te gaan of er
belastingschulden zijn en eventueel maatregelen te nemen.
De overnemer is ook hoofdelijk aansprakelijk voor de belastingschulden van de overlater.
Deze niet-tegenstelbaarheid en de hoofdelijke aansprakelijkheid kan je als overnemer
vermijden door een attest, uitgereikt door de ontvanger van de belastingen, waarin staat dat er
geen belastingschulden meer zijn. Dit attest moet in tweevoud bij de ontvanger van de
belastingen van de woonplaats of de maatschappelijke zetel van de overdrager worden
aangevraagd. Deze regeling geldt zowel in de directe belastingen (personenbelasting en
vennootschapsbelasting), als inzake onroerende voorheffing (Vlaamse bevoegdheid) en BTW.
In navolging van deze regeling eisen ook de RSZ en de sociale verzekeringskas een dergelijk
attest voor openstaande sociale zekerheidsschulden. Bij een overname kan het dus zijn dat 5
verschillende attesten moeten worden aangevraagd bij 5 verschillende instanties, … Al deze
attesten mogen bovendien slechts dateren van maximum 30 dagen voor de kennisgeving van
de overdracht aan de bevoegde instanties.
UNIZO vraagt dan ook het samenvoegen van deze verschillende om te komen tot één attest
bij overname.
Attesten bij overheidsopdrachten
De aannemer die meedingt naar een overheidsopdracht moet bij het indienen van zijn offerte
een hele resem administratieve documenten aanleveren om aan te tonen dat hij in aanmerking
komt voor de opdracht. De Dienst voor administratieve vereenvoudiging (DAV) wil hierin
verandering brengen en werkt aan een afbouw van de administratieve rompslomp bij
overheidsopdrachten.
De federale aanbestedende overheden zijn voortaan verplicht een elektronische databank te
raadplegen om het dossier van elke onderneming aan te vullen. Deze verplichting tot online
raadpleging is momenteel nog maar alleen weggelegd voor de federale aanbestedende
overheden, te weten: de federale overheidsdiensten, de programmatorische federale
overheidsdiensten, de instellingen van openbaar nut onder het gezag, de controle of het
toezicht van de Staat. Voor overheidsopdrachten uitgeschreven door gemeenten, provincies,
kerkfabrieken enz. moeten ondernemers dus nog steeds de papieren documenten toevoegen
aan hun offerte.
Er werd beslist dat welbepaalde informatie niet langer mag opgevraagd worden bij de
inschrijver op overheidsopdrachten. Het gaat om het RSZ-attest, het attest inzake BTW-plicht
en de jaarrekeningen, neergelegd bij de Nationale Bank. Voor alle duidelijkheid: andere
documenten, zoals een attest van niet-faillissement, het attest van registratie als aannemer of
erkenning als aannemer, het attest van goed zedelijk gedrag enz., moeten nog wel door de
inschrijver toegevoegd worden.
UNIZO en Bouwunie vragen al jaren de ontwikkeling van een nationaal bijgehouden
databank. Zo kunnen de overheden zelf controleren of de aannemer in orde is en moet deze
niet telkens weer attesten aanvragen of kopieën opsturen. De elektronische uitwisseling tussen
de verschillende overheidsdiensten van attesten over BTW, sociale zekerheidsbijdragen en
jaarrekeningen is hierin een eerste stap. UNIZO en Bouwunie vragen nu een spoedige
uitvoering van alle vereenvoudigingsplannen. In eerste instantie moet het elektronisch
systeem toegankelijk zijn voor álle overheidsdiensten en álle mogelijke documenten en
attesten raadpleegbaar maken.
Buiten gebruik stellen kleinste euromunten
De administratieve kost waarmee cash geld de maatschappij confronteert is groot en uit zich
in het bijzonder voor de 1- en 2-eurocentmuntstukken. Het maken van deze kleinste
euromunten is duurder dan hun effectieve waarde. Deze kleinste munten afschaffen is
juridisch niet mogelijk, maar het gebruik ervan beperken, zou reeds een zeer grote besparing
opleveren voor alle partijen: handelaars, consumenten en maatschappij. Niet alleen wordt het
betaalgemak vergroot (minder wachtrijen aan de kassa) maar ook de maatschappelijke kost
van het cash betalen wordt aanzienlijk teruggedrongen.
Via onderstaand afrondingssysteem zou men zonder risico voor prijsverhogingen deze
besparing kunnen realiseren.
 Er kan alleen afgerond worden als dit in de winkel staat aangekondigd.
 Contante betalingen worden afgerond. Kaartbetalingen worden niet afgerond.
 Er gelden de normale afrondingsregels: 1, 2, 6 en 7 cent worden naar beneden afgerond 3,
4, 8 en 9 cent naar boven.
 Alleen het eindbedrag wordt afgerond, niet de afzonderlijke producten.
In Nederland zou volgens onderzoek op basis van bovenstaande afrondingsregels jaarlijks 30
miljoen euro bespaard worden. Dat handelaars en overheid voorstanders zijn van dergelijke
maatregel is weinig verwonderlijk. Na een bevraging (door de Nederlandse
Consumentenbond) na een testfase in 2004 in één Nederlandse gemeente (Woerden) bleek
maar liefst zelfs 88% van de consumenten tevreden over deze verandering. Het systeem werd
dan ook in heel Nederland overgenomen.
UNIZO plant binnenkort een gelijkaardig pilootproject in Waregem.
Download