Sneller betalen – dat loont! NYFER Straatweg 25 3621 BG BREUKELEN T 0346 291641 F 0346 291671 E [email protected] I www.nyfer.nl Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van en met financiële steun van Kamer van Koophandel Rotterdam. De visies en conclusies weergegeven in dit rapport zijn die van NYFER en komen niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de opdrachtgever. © auteursrecht NYFER, Breukelen, juni 2004 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Sneller betalen – dat loont! Economische gevolgen van een slechte betalingsmoraal Leo van der Geest Gijs Schunselaar Doelstelling NYFER NYFER doet toegepast-wetenschappelijk economisch onderzoek op een groot aantal beleidsterreinen. De resultaten daarvan worden ingebracht in het publieke debat over economie en samenleving. NYFER wil meten, analyseren en vergelijken om het sociaal- en financieel-economisch beleid op een hoger plan te brengen. Onderzoeksterreinen zijn arbeidsmarkt en sociale zekerheid, levensloop en pensioen, gezondheidszorg, onderwijs, kenniseconomie, stedelijke vernieuwing en ruimtelijke ontwikkeling, marktordening, regulering en mededinging, en financiële economie. Het onderzoek is multidisciplinair en combineert economische met historische en bestuurlijke inzichten. Veel onderzoek plaatst nationale ontwikkelingen in een breder, internationaal perspectief. Er is bijzondere aandacht voor een heldere presentatie. Adviseurs • • • • • • • Prof. dr. Lans Bovenberg hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg en directeur van wetenschapsinstituut CentER Prof. dr. Harry Garretsen hoogleraar internationale economie aan de Utrecht School of Economics Prof. dr. Eugene Kandel hoogleraar microstructuur financiële markten aan de Hebrew University of Jerusalem (Israël) Prof. dr. Ton Kreukels hoogleraar planologie aan de Universiteit van Utrecht Prof. dr. ir. Jan van Ours hoogleraar arbeidseconomie aan de Universiteit van Tilburg, wetenschappelijk directeur van OSA en tevens verbonden aan wetenschapsinstituut CentER Prof. dr. Swed er van Wijnbergen Hoogleraar economie Universiteit van Amsterdam, algemeen directeur van Infomedics Prof. dr. Eduard Bomhoff Hoofd van de School of Business van de Monash University Sunway Malaysia Inhoud 1 Inleiding 7 2 De betalingsdiscipline in Nederland 2.1 Betalingsachterstanden in Nederland 2.2 Internationale vergelijking 2.3 Oorzaken van betalingsachterstand 2.4 Waar zitten de slechte betalers? 9 9 11 15 17 3 Economische gevolgen van te laat betalen 3.1 Liquiditeitsproblemen en faillissementen 3.2 Kredietproblemen: een handrem op de groei 3.3 Kosten van kredietmanagement 21 21 26 30 4 Conclusies 33 Sneller betalen – dat loont! 1 Inleiding Tijdige betaling van facturen door bedrijven en (overheids)instellingen is een zaak van groot economisch belang. Wanneer de betalingsmoraal verslapt en bedrijven en instellingen er langer over gaan doen om hun rekeningen te betalen, leidt dat tot aanzienlijke economische schade. Vooral kleine en pas opgerichte bedrijven kunnen door slecht betalende debiteuren in financiële problemen komen en zelfs failliet gaan. Uit onderzoek blijkt dat een kwart van de faillissementen wordt veroorzaakt door te late betalingen. Daarmee gaan niet alleen bedrijven ten onder die op zich zelf levensvatbaar zouden zijn, maar het kost de economie als geheel ook banen en economische groei. Bovendien is slecht betaalgedrag een bron van ergernis en tijdverlies van ondernemers die hun tijd wel beter kunnen besteden dan achter onwillige debiteuren aan te zitten. Dit onderzoek probeert de economische schade van een slechte betalingsdiscipline te becijferen. Niet zozeer de schade die ondernemers lijden, maar de schade voor de economie als geheel. Want als er door een slechte betalingsmoraal minder economische groei is en er minder banen tot stand komen, worden we daar allemaal slechter van. Hoofdstuk 2 beschrijft hoe het met de betalingsmoraal in Nederland gesteld is en gaat op achtergronden en oorzaken van te laat betalen in. Hoofdstuk 3 gaat dieper in op de economische gevolgen daarvan en maakt een schatting van de macro-economische schade als gevolg van slecht betalen. In hoofdstuk 4 worden een aantal conclusies getrokken over het economische belang van een goede betalingsdiscipline. 7 Sneller betalen – dat loont! 8 Sneller betalen – dat loont! 2 De betalingsdiscipline in Nederland Nederland behoort binnen de Europese Unie tot de landen met een gemiddelde betalingsdiscipline. Niet buitengewoon slecht, maar zeker ook niet buitengewoon goed. Dit hoofdstuk laat zien hoe het betaalgedrag in Nederland is en hoe dit afsteekt tegen dat van andere Europese landen. Bovendien gaat het dieper in op achtergronden van slecht betalen: waarom zijn bedrijven traag met betalen en wat voor bedrijven en instellingen zijn het waar men het niet zo nauw neemt met de betalingsmoraal? 2.1 Betalingsachterstanden in Nederland Volgens een recent onderzoek van Intrum Justitia – marktleider in Europa op het gebied van kredietmanagement – was de gemiddelde betalingsachterstand in Nederland tijdens het vierde kwartaal van 2003 13,6 dagen.1 Dat is een lichte stijging ten opzichte van het derde kwartaal, toen de gemiddelde betalingsachterstand in Nederland 12,9 dagen was (figuur 2.1). In 1997 echter was de gemiddelde betalingsachterstand nog 19 dagen.2 Figuur 2.1 De gemiddelde betalingsachterstand is 13,6 dagen (4e kwartaal 2003) 15 14 13 12 11 10 3e kwartaal 2003 4e kwartaal 2003 Bron: Intrum Justitia 1 2 Intrum Justitia, 2004: Risk Index – 4e kwartaal 2003 Nederland. Intrum Justitia, 2004: European Payment Index – 2004 Spring Report. 9 Sneller betalen – dat loont! Onder betalingsachterstand wordt verstaan het aantal dagen dat de toegestane betalingstermijn wordt overschreden. In Nederland is een betalingstermijn van 30 dagen gebruikelijk, maar sommige bedrijven hanteren een kortere periode van 14 dagen. De gemiddeld toegestane betalingstermijn ligt daardoor op 27,1 dagen. Een gemiddelde betalingsachterstand van 13,6 dagen betekent dus dat rekeningen gemiddeld na 41 (40,7) dagen worden voldaan. De ene factuur blijft langer liggen dan de andere. Uit het onderzoek van Intrum Justitia over het vierde kwartaal van 2003 blijkt tevens, dat ongeveer 46% van de uitstaande vorderingen ouder dan dertig dagen is. Bijna de helft van de rekeningen wordt dus te laat betaald. Een kwartaal eerder bedroeg dit percentage 44%, wederom een lichte verslechtering van de situatie derhalve. Figuur 2.2 geeft de ouderdom van de uitstaande vorderingen weer. Figuur 2.2 Ouderdom van uitstaande vorderingen (4e kwartaal 2003) 60,0% 53,8% 50,0% 40,0% 28,2% 30,0% 20,0% 10,2% 10,0% 4,5% 2,0% 1,3% 121-180 dagen meer dan 180 dagen 0,0% tot 30 dagen 31-60 dagen 61-90 dagen 91-120 dagen Bron: Intrum Justitia Een ander onderzoek, in 2004 door de Groep Gerechtsdeurwaarders Nederland (GGN) uitgevoerd onder Nederlandse bedrijven, geeft aan dat 56% te laat betaalt (dus de toegestane termijn van dertig dagen overschrijdt). 3 Iets meer dus nog dan de 46% die Intrum Justitia vond. Het 3 GGN/Interview -NSS, 2004: Zó betaalt Nederland – betalingsgedrag van bedrijven . 10 Sneller betalen – dat loont! onderzoek wijst verder uit, dat bij bijna de helft (46%) van de bedrijven meer dan 30% van de facturen niet op tijd wordt betaald. Vergeleken met twee jaar geleden wordt een lichte toename van de betaaltermijn geconstateerd. 2.2 Internationale vergelijking Hoe steekt Nederland met zijn betaalgedrag af tegen andere Europese landen? Om dit te meten heeft Instrum Justitia de zogenaamde ‘European Payment Index’ ontwikkeld. Dit is een indicator voor het betaalgedrag in 22 Europese landen.4 De index voor elk land wordt samengesteld uit indicatoren als: - de contractuele betalingstermijn in dagen; - de daadwerkelijke betaaltermijn in dagen; - de ouderdomsstructuur van uitstaande vorderingen; - debiteurenverlies (in %); - verwachtingen ten aanzien van trends op het gebied van handelsrisico; - karakteristieken van de gevolgen van betalingsachterstanden; - oorzaken van betalingsachterstanden. In totaal wordt de index samengesteld uit 21 waarden. Uit de analyse van eind 2003 blijkt, dat Portugal met een waarde van 191 het slechtst scoort op de European Payment Index (de hoogste score op de index betekent de slechtste prestatie wat betreft betaalgedrag) en Finland het best met een score van 123. De Scandinavische landen (Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden) scoren met een gemiddelde van 129 allemaal goed op deze index. De Oosteuropese landen (Tsjechië, Hongarije en Polen) scoren als groep het slechtst (163), gevolgd door de groep Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen). Ook de Zuideuropese landen (Italië, Spanje en Portugal) betalen niet best. Nederland bevindt zich met een waarde van 153 in de middenmoot, maar scoort daarmee nog wel iets beter dan zijn buurlanden Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk. 4 De onderzochte landen zijn: Oostenrijk, België, Duitsland, Spanje, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Portugal, Denemarken, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Tsjechië, Hongarije, Polen, Estland, Letland, Litouwen, Zwitserland, IJsland en Noorwegen. 11 Sneller betalen – dat loont! Figuur 2.3 Nederland zit in de Europese middenmoot met zijn betaalgedraga 250 200 191 176 150 167 166 162 161 157 157 156 156 154 153 153 152 147 146 130 127 126 123 Ijsland Zweden Finland 143 137 100 50 0 Denemarken Noorwegen Ierland Frankrijk Zwitserland Italië Nederland Oostenrijk Ver. Kon. Hongarije Duitsland Letland Estland Polen België Spanje Litouwen Tsjechië Portugal a. Hoe hoger de score, hoe slechter het betaalgedrag Bron: Intrum Justitia Het is interessant om wat preciezer te kijken naar een aantal afzonderlijke indicatoren die in de European Payment Index zijn opgenomen. Allereerst tonen we de cijfers over de gemiddelde contractuele betalingstermijn en de overschrijding daarvan. Nederland kent een gemiddelde betalingstermijn van (afgerond) 27 dagen (figuur 2.4), en die termijn wordt gemiddeld met 14 dagen overschreden (we zagen deze waarden al eerder) (figuur 2.5). Met de totale gemiddelde termijn van 41 dagen bevindt Nederland zich boven in de Europese middenmoot gemeten naar snelheid van betalen (figuur 2.6). In Italië doet men gemiddeld het langst over zijn betaling: 93 dagen si de gemiddelde totale betaaltermijn. De overschrijding van de afgesproken betalingstermijn is in Portugal het grootst: gemiddeld 38 dagen. 12 Sneller betalen – dat loont! Figuur 2.4 Gemiddelde toegestane betalingstermijn in Europese landen 80 68 60 40 38 30 25 23 13 8 Ijsland Polen Denemarken Nederland Zweden Litouwen Hongarije Zwitserland Duitsland Oostenrijk Ver. Kon. België Ierland Portugal Frankrijk Spanje 9 6 7 5 23 Tsjechië 10 23 Italië 10 9 8 15 15 15 15 15 16 17 17 18 19 20 20 14 Noorwegen 40 Estland Figuur 2.5 Gemiddelde overschrijding van de betalingstermijn (betalingsachterstand) Finland Bron: Intrum Justitia Letland 0 19 15 27 27 27 27 28 29 20 29 31 31 31 34 35 38 30 20 20 48 51 50 20 35 73 70 0 Finland Zweden Ijsland Denemarken Noorwegen Estland Spanje Nederland Zwitserland Letland Hongarije Frankrijk Duitsland Ierland België Oostenrijk Ver. Kon. Polen Litouwen Italië Tsjechië Portugal Bron: Intrum Justitia 13 Sneller betalen – dat loont! Figuur 2.6 Gemiddelde feitelijke betalingstermijn (gemiddelde toegestane termijn + gemiddelde overschrijding) 20 13 38 15 16 17 18 20 73 17 15 23 68 19 15 15 14 15 27 28 8 38 35 34 29 31 31 23 29 27 23 9 9 6 20 19 20 27 Ijsland Zweden Denemarken Letland Nederland Hongarije Zwitserland Polen Tsjechië Duitsland Oostenrijk Litouwen Ver. Kon. België Ierland Frankrijk Spanje Portugal Italië Gemiddelde betalingstermijn (dagen) 27 31 Finland 7 Noorwegen 8 51 48 Estland 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Gemiddelde betalingsachterstand (dagen) Bron: Intrum Justitia Frankrijk en Duitsland kennen beide een gemiddelde betalingsachterstand van 15 dagen (in Nederland is dit 14 dagen). Maar in Frankrijk wordt als betalingstermijn gemiddeld 51 dagen afgesproken, terwijl dit in Duitsland 31 dagen is. Per saldo moet de leverancier in Frankrijk dus langer op zijn geld wachten dan in Duitsland. De Scandinavische landen hebben niet alleen de kortste toegestane betalingstermijn, ze gaan daar ook het minst overheen. Een andere belangrijke indicator is welk percentage van de uitstaande vorderingen ‘over datum’ is. In Nederland was dat ten tijde van het onderzoek 48%. In Europees verband is dit een slechte score (zie figuur 2.7). Hoewel er een grote groep landen is waarvan de percentages dicht bij elkaar liggen, bevindt Nederland zich ver van de kopgroep bestaande uit noordelijke landen en – opvallend – Italië. Voor dit laatste land geldt kennelijk, dat de gemiddeld afgesproken betalingstermijn relatief lang is, maar dat een groot deel van de facturen wel binnen deze termijn betaald wordt. 14 Sneller betalen – dat loont! Figuur 2.7 Nederland heeft een relatief groot percentage achterstallige betalingen 80% 70% 60% 68% 56% 50% 51% 40% 48% 48% 47% 47% 47% 47% 46% 44% 44% 43% 30% 42% 41% 39% 39% 36% 36% 36% 36% 33% 20% 10% 0% Bron: Intrum Justitia 2.3 Oorzaken van betalingsachterstand Het al eerder genoemde onderzoek van GGN5 geeft aan, dat de belangrijkste reden voor het te laat betalen wordt gevormd door financiële problemen bij de debiteur: 36% van de ondervraagden geeft dit als reden op. Daarnaast geeft 23% van de ondervraagden op dat de debiteur te laat betaalt om rente te besparen (renteloos lenen). Andere redenen die genoemd worden zijn administratieve tekortkomingen bij de koper en onenigheid over de geleverde goederen of diensten (tabel 2.1). Tabel 2.1 Oorzaken van betalingsachterstand Financiële problemen bij de debiteur 36% Vooropgezette te late betaling 23% Administratieve tekortkomingen bij de koper 14% Betwisting van de geleverde goederen of diensten Andere reden Onbekend 9% 13% 4% Bron: GGN 5 GGN/Interview -NSS, 2004: Zó betaalt Nederland – betalingsgedrag van bedrijven. 15 Sneller betalen – dat loont! Ook in het onderzoek rond de European Payment Index is gekeken naar oorzaken van de betalingsachterstand. Financiële problemen bij de debiteur worden vaak als reden genoemd, maar zeker ook de opzettelijk late betaling om rente uit te sparen: de leverancier als kredietverstrekker. Onderstaande figuur laat voor verschillende groepen van landen zien, welke oorzaken voor betalingsachterstand worden genoemd.6 Figuur 2.8 Waarom wordt er te laat betaald? 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Financiële moeilijkheden debiteur Administratieve inefficiëntie Onenigheid geleverde zaak Opzettelijke late betaling Overig Baltische staten Oost-Europa Oost./Duitsl./Zwits. Zuid-Europa VK/Ierland NL/BE/FR Noord-Europa Bron: Intrum Justitia Heel opvallend is dat in vrijwel alle landen in ruim de helft van de gevallen bewust te laat wordt betaald. De late betaler eigent zich daarmee wederrechtelijk een rentevoordeel toe dat toekomt aan de leverancier. 7 Blijkbaar wordt late betaling in het betalingsverkeer echter niet als een ernstig vergrijp ervaren, want zelden of nooit wordt justitie ingeschakeld tegen klanten die te laat zijn met betalen. Hierboven is al aangegeven dat de betalingsmoraal verslechtert naarmate men verder afdaalt naar het Zuiden. Daar liggen ook culturele verschillen 6 Noord -Europa: Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden. Zuid-Europa: Italië, Portugal en Spanje. Oost-Europa: Tsjechië, Hongarije en Polen. Baltische staten: Estland, Letland en Litouwen. 7 Sinds 2002 is het in de EU mogelijk een wettelijke boeterente in rekening te brengen bij overschrijding van de toegestane betalingstermijn. Dit instrument wordt echter zelden toegepast omdat leveranciers bang zijn daarmee klanten te verliezen. 16 Sneller betalen – dat loont! aan ten grondslag. Het is algemeen bekend dat het motto “afspraak is afspraak” in de Zuidelijke landen minder zwaar telt dan in de Noordelijke landen. Daarentegen legt in het Zuiden (maar ook in Frankrijk en Duitsland) iemands persoonlijke autoriteit veel meer gewicht in de schaal dan in bijvoorbeeld de Scandinavische landen, maar ook in Nederland en het VK. 8 Dit kan gevolgen hebben voor het betaalgedrag. Terwijl men er in het Zuiden primair op vertrouwt dat een bepaalde persoon garant staat voor de betaling ongeacht wanneer dat is, hecht men er in het noorden meer belang aan dat de gemaakte afspraak wordt nagekomen, door wie het dan ook is. 2.4 Waar zitten de slechte betalers? Er zijn verschillen tussen sectoren in betaaltermijnen en betaalgedrag. Postorderbedrijven hanteren bijvoorbeeld gemiddeld de langste betalingstermijn (30,8 dagen), terwijl hun facturen gemiddeld met de minste betalingsachterstand worden voldaan (8,4 dagen). In de financiële dienstverlening worden bedrijven geconfronteerd met een gemiddelde betalingsachterstand van 19,6 dagen – ruim boven het gemiddelde van 13,6 dagen –, terwijl de gemiddeld gehanteerde betalingstermijn van 25 dagen iets onder het Nederlandse gemiddelde ligt. Onderstaande figuur toont de gemiddeld gehanteerde betalingstermijn in verschillende sectoren en de gemiddelde betalingsachterstand in die sectoren. 8 Hofstede, 1980: Culture’s consequences legt een verband tussen dergelijke cultuurverschillen en de manier waarop organisaties georganiseerd zijn. Maar de culturele verschillen weerspiegelen zich ook in andere maatschappelijke verschijnselen zoals het betaalgedrag. 17 Sneller betalen – dat loont! Figuur 2.9 Sectoren verschillen in betaaltermijn en betalingsachterstand (4e kwartaal 2003) 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 13,8 17,3 19,6 13,7 9,4 24,5 26,9 8,4 13,2 30,8 28,2 12,8 28,8 29,1 25 18,8 Anders Postorder Gezondheidszorg Telecom Transport E-commerce Financiële dienstv. Utiliteit Gemiddelde betalingstermijn (dagen) Gemiddelde betalingsachterstand (dagen) Bron: Intrum Justitia Ook zijn er duidelijke verschillen als we naar de omvang van bedrijven of instellingen kijken. Daarbij geldt in het algemeen: hoe groter de organisatie, hoe trager de betaling. Bij grote organisaties kan de leverancier er in het algemeen zekerder van zijn dat hij uiteindelijk wordt betaald, maar hij moet wel langer op zijn geld wachten. Uit een Engels onderzoek bleek bijvoorbeeld dat het grootbedrijf in 1994 een twee keer zo groot bedrag aan betalingen aan het MKB schuldig was als omgekeerd; dit resulteerde in een netto ‘lening’ van het MKB aan het grootbedrijf ten grootte van £ 20 miljard. De Franse situatie was in 1997 vergelijkbaar, volgens onderzoek afkomstig uit dat land. Ook meer recent Belgisch onderzoek lijkt het adagium ‘hoe groter de organisatie, hoe trager de betaling’ te bevestigen: vooral het MKB en grote ondernemingen betalen met vertraging, dit in tegenstelling tot eenmanszaken en particulieren.9 9 Graydon België (www.graydon.be), 2003: De invloed van de wet op de betalingsachterstand in België. 18 Sneller betalen – dat loont! Ook over de overheid wordt geklaagd als het gaat om betalingsgedrag. Weliswaar wordt er wel altijd betaald, maar in onderzoek van Blom, bijvoorbeeld, noemt slechts 27,4% het betalingsgedrag van de overheid ‘goed’ (wat betekent: betaling binnen de betalingstermijn). Daarnaast geeft 38,5% aan dat het betalingsgedrag van de overheid ‘slecht’ of ‘zeer slecht’ is, wat correspondeert met een overschrijding van de betalingstermijn van 30 dagen of meer.10 10 Blom, 2004: Zicht op debiteuren, blz. 77. Van de ondervraagde ondernemers levert 16,6% aan de overheid . 19 Sneller betalen – dat loont! 20 Sneller betalen – dat loont! 3 Economische gevolgen van te laat betalen Te laat betalen schaadt de economie op drie manieren: 1. Het veroorzaakt faillissementen van bedrijven; dat gaat ten koste van de economische groei en werkgelegenheid; 2. Het veroorzaakt kredietproblemen: groeiende bedrijven lopen sneller tegen hun kredietlimieten op en worden daardoor in hun ontwikkeling geremd; 3. Het gaat ten koste van de productiviteit: ondernemers moeten tijd en geld steken in het innen van hun vorderingen, die zij anders aan de ontwikkeling van hun bedrijf hadden kunnen besteden. Dit hoofdstuk brengt deze gevolgen in kaart en maakt een schatting van de economische schade waartoe dit leidt in termen van (gemiste) groei en werkgelegenheid. 3.1 Liquiditeitsproblemen en faillissementen Jaarlijks worden er in Nederland rond de 60.000 nieuwe bedrijven opgericht en 40.000 bedrijven opgeheven (figuur 3.1).11 Een deel van de starters zijn dochterbedrijven van al bestaande ondernemingen. Deze oprichtingen zijn van groot belang voor de economische dynamiek en werkgelegenheid. 11 Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 9. 21 Sneller betalen – dat loont! Figuur 3.1 Aantal bedrijven naar starters, dochters en opheffingen, 19872002 Bron: Bangma, Bosma en Gibcus, 2004, blz. 9 Hoeveel omzet de nieuw opgerichte bedrijven maken en hoeveel toegevoegde waarde zij creëren is niet bekend. Wel bekend is dat nieuw opgerichte bedrijven van groot belang zijn voor de werkgelegenheid. In 2002 bijvoorbeeld waren de nieuw opgerichte bedrijven goed voor 119.000 banen: 61.000 banen bij starters en 58.000 bij nieuwe dochterbedrijven (figuur 3.2). 12 In dat zelfde jaar nam de werkgelegenheid in de totale Nederlandse economie met 58.000 personen toe (meegeteld zijn alle banen vanaf 12 uur per week). Dit illustreert hoe belangrijk nieuwe bedrijven zijn voor de werkgelegenheid. 12 Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 10. 22 Sneller betalen – dat loont! Figuur 3.2 Bruto banengroei bij starters en nieuwe dochterbedrijven in de periode 1987-2002 Bron: Bangma, Bosma en Gibcus, 2004, p. 10. Lang niet alle nieuw opgerichte bedrijven redden het. Gemiddeld is na twee jaar ongeveer een kwart verdwenen en na vijf jaar de helft. 13 Overigens hoeft dat lang niet altijd te betekenen dat die bedrijven failliet zijn gegaan. In 2002 gold dat maar voor een op de tien opgeheven bedrijven. Veel bedrijven stoppen bij ‘gebrek aan perspectief’ zonder dat er een faillissement aan te pas komt.14 Ook kan het zijn dat een bedrijf wordt overgenomen door een ander, waarbij het oorspronkelijke bedrijf wordt opgeheven. Toch is er elk jaar ook een flink aantal faillissementen. De laatste jaren zit daar zelfs een forse stijging in. In 2003 zijn bijna 8750 faillissementen uitgesproken, het hoogste aantal dat ooit door het CBS is geregistreerd (zie figuur 3.3). Dit hangt samen met de slechte conjunctuur van de afgelopen jaren, die veel bedrijven in problemen heeft gebracht. Een faillissement is in de meeste gevallen niet vrijwillig. Schuldeisers dwingen de ondernemer het bedrijf te beëindigen. 13 14 Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 28. Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 26. 23 Sneller betalen – dat loont! Figuur 3.3 Het aantal faillissementen loopt de laatste jaren sterk op 10000 9000 8748 8000 7000 6000 6428 6771 6464 5847 5000 5577 5834 5547 5031 4498 4000 3840 3000 2000 1000 0 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Bron: CBS Een faillissement kan vele oorzaken hebben. De ondernemer kan onbekwaam zijn, de markt kan tegenzitten, de conjunctuur is slecht, er kan fraude in het geding zijn of persoonlijke omstandigheden kunnen een rol spelen. 15 Maar ook financiële problemen die worden veroorzaakt door te late betalingen van afnemers, kunnen het faillissement inluiden. Uit een groot Europees onderzoek ten behoeve van de Europese Commissie (1995) bleek dat een kwart van de faillissementen wordt veroorzaakt door te late betalingen. 16 Op basis daarvan becijferde de Commissie dat het slechte betalen Europa jaarlijks 450.000 banen kost, die de toch al hoge werkloosheid verder doen oplopen. Bovendien, zo becijferde de Commissie, gaat er elk jaar voor € 23,6 miljard aan uitstaande vorderingen verloren als gevolg van faillissementen veroorzaakt door late betalingen. Van de 8.750 faillissementen die in 2003 in Nederland werden uitgesproken, ging het in 6.386 gevallen om bedrijven en instellingen (de overige faillissementen betroffen natuurlijke personen). 17 Een faillissement van een bedrijf gaat vaak gepaard met een flinke schuld. Het CBS houdt voor zogenaamde beëindigde faillissementen bij, wat er aan onbetaalde schuld is 15 Blom, 2004: Faillissement: oorzaak en gevolg, blz. 73. European Commission, 1998: Combating late payment in commercial transactions. 17 In 2003 waren er 1.151 faillissementen van eenmanszaken, 4.687 faillissementen van BV’s en 320 faillissementen van VOF’s en 228 ‘overige’ (bron: CBS, Faillissementsstatistieken). 16 24 Sneller betalen – dat loont! overgebleven. Over het jaar 2002 waren deze bedragen gemiddeld € 226.000 bij eenmanszaken en € 400.000 bij vennootschappen (BV’s, NV’s, VOF’s en CV’s). Passen we deze bedragen toe op de uitgesproken faillissementen van 2003, dan laat de rekensom zien dat door de ruim 6.000 faillissementen ruim € 2,2 miljard in rook is opgegaan (ongeveer € 2 miljard aan onbetaald gebleven schulden bij BV’s en VOF’s plus ongeveer € 260 miljoen bij eenmanszaken; de 228 ‘overige’ faillissementen zijn in de berekening niet meegenomen). In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat ook in Nederland een kwart van de faillissementen te wijten is aan achterstallige betalingen. Dit betekent dat er in 2003 ruim € 550 miljoen is ‘verdampt’ door een slechte betalingsmoraal. Wanneer er steeds netjes op tijd was betaald zou de toegevoegde waarde van de B.V. Nederland ruim € 550 miljoen hoger zijn geweest, alleen doordat er minder bedrijven failliet waren gegaan. Dit komt overeen met 0,12% van het bruto binnenlands product (BBP). Het is nu ook mogelijk een schatting te maken van de schade in termen van werkgelegenheid. Het BBP (dat is de optelsom van wat er in Nederland aan toegevoegde waarde wordt geproduceerd) bedroeg in 2003 ruim € 450 miljard. Die productie werd voortgebracht door bijna 8,3 miljoen personen. Dat betekent dat de toegevoegde waarde per persoon in 2003 ongeveer € 54.000 was. Let wel: hier zitten ook personen bij die maar een paar uur per week werken, maar ook die kunnen hun baan kwijtraken door een faillissement. Een eenvoudig rekensommetje leert dan dat de productiederving van € 550 miljoen overeenkomt met ruim 10.000 banen. In werkelijkheid zal het aantal verloren gegane banen nog iets hoger liggen omdat de toegevoegde waarde per hoofd bij bedrijven die failliet gaan, vermoedelijk minder is dan gemiddeld in de Nederlandse economie (het zijn natuurlijk niet de allersterkste bedrijven die kopje onder gaan). In dit onderzoek wordt daarmee geen rekening gehouden. Het berekende verlies van 10.000 banen als gevolg van faillissementen die veroorzaakt zijn door slecht betalen, is daarmee aan de voorzichtige kant. Eerder is vermeld dat er jaarlijks ongeveer 60.000 banen worden gecreëerd door nieuw opgerichte bedrijven. Nu blijkt dat er zo’n 10.000 banen weer verloren gaan door faillissementen ten gevolge van slecht betalen. Het zijn natuurlijk niet altijd de pas opgerichte bedrijven die failliet gaan, al lopen zij wel het grootste risico. Juist die nieuw opgerichte bedrijven vormen een 25 Sneller betalen – dat loont! bron van innovativiteit en economische dynamiek. 18 Behalve dat zij banen en groei kosten, gaan de faillissementen dus ook ten koste van het innovatieve vermogen van de economie. 3.2 Kredietproblemen: een handrem op de groei Late betaling betekent voor ondernemingen dat zij extra werkkapitaal nodig hebben om de uitstaande vorderingen te financieren. Het bestaande bedrijfskapitaal moet anders worden ingezet of er moet extra financiering van buiten worden aangetrokken, bijvoorbeeld door verhoging van het bankkrediet. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. 19 Veronderstel een Finse onderneming die metaalproducten maakt voor de internationale markt. De omzet van die onderneming is € 55 miljoen per jaar. De balans van de onderneming ziet er als volgt uit. Activa Kas en andere liquide activa Uitstaande vorderingen Voorraden en andere vaste activa € 1 miljoen € 3 miljoen € 6 miljoen Passiva Vermogen en schulden € 10 miljoen Volgens de in Finland geldende contractuele betaaltermijn van (afgerond) 20 dagen heeft het bedrijf € 3 miljoen aan uitstaande vorderingen (20/365 x € 55 miljoen). Omdat de feitelijke betaaltermijn in Finland gemiddeld 26 dagen is (zie figuur 2.6), loopt het bedrag aan uitstaande vorderingen op tot (26/20 x € 3 miljoen =) € 3,9 miljoen. Dit betekent dat het bedrijf € 0,9 miljoen extra aan zijn kasmiddelen of voorraden moet onttrekken om de debiteurenportefeuille te financieren. Als daar geen ruimte voor is, moeten externe financieringsbronnen worden aangeboord om liquiditeitsproblemen te vermijden. 18 Thurik, Wennekers en Uhlaner, 2002: Entrepreneurship and economic performance: a macro perspective. 19 Dit voorbeeld is ontleend aan Intrum Justitia, 2004: European Payment Index – Spring 2004 report. 26 Sneller betalen – dat loont! Extra krediet is niet in alle gevallen mogelijk. 20 Het verkrijgen van financiering is een berucht knelpunt vooral voor jonge en groeiende ondernemingen.21 Banken zijn vaak terughoudend om deze ondernemingen te financieren. Als zowel interne als externe financiering niet lukken, moet het bedrijf zijn productie verminderen om niet boven het bedrag van € 3 miljoen aan uitstaande vorderingen uit te komen. In het Finse voorbeeld moet de productie beperkt blijven tot € 42 miljoen Dit betekent een omzetverlies van € 13 miljoen, ofwel 20%. De gemiddelde overschrijding van de betaaltermijn in Finland met 6 dagen kost het bedrijf in dit voorbeeld dus 20% aan omzet wanneer het tegen zijn kredietgrenzen aanloopt. Veronderstel nu dat het Finse bedrijf al zijn productie naar Nederland zou willen exporteren. Dan loopt het tegen het probleem aan dat Nederlanders trager betalen dan Finnen. In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat de gemiddelde betaaltermijn in Nederland 40,7 dagen is tegen 26,3 dagen in Finland. De debiteurenportefeuille van het Finse bedrijf zou dan groeien naar € 6,1 miljoen. Als hiervoor geen externe financiering kan worden gevonden moet het Finse bedrijf zijn omzet terugschroeven naar € 27 miljoen om niet in liquiditeitsproblemen te raken. Het bedrijf kan dus maar de helft van zijn potentiële omzet realiseren omdat Nederland slechter betaalt dan Finland. Als het bedrijf naar Italië zou willen exporteren, wordt dat nog veel erger. Het krijgt dan te maken met de gemiddelde betaaltermijn van 93,1 dagen die in Italië geldt. Als er geen financiers te vinden zijn voor dit extra leverancierskrediet, blijft de omzet steken op € 12 miljoen, ongeveer een vijfde van wat mogelijk zou zijn bij een betalingsdiscipline naar Finse maatstaven. Het bovenstaande voorbeeld maakt duidelijk dat slecht betalen tot een enorm verlies aan potentiële omzet kan leiden in gevallen waarin bedrijven tegen hun kredietlimieten oplopen omdat er te veel geld onder de slecht betalende klanten zit. Zij kunnen daardoor ook niet altijd de extra financieringsmiddelen aantrekken die zij nodig hebben om door te groeien. 20 In veel gevallen zal een bedr ijf wel extra krediet kunnen krijgen, maar daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan. Als we de kredietrente op 7% stellen, kost de extra financiering van € 0,9 miljoen het bedrijf € 63.000 per jaar aan rente. Dit gaat ten koste van de winstmarge en de groei van het bedrijf. Vanwege de beperkte omvang tellen we dit effect in dit rapport niet mee. 21 MKB Nederland, 2004: Financiering, prijs en toegang. Vreemd vermogen in het mkb . 27 Sneller betalen – dat loont! Het belang hiervan kan ook nog op een andere manier worden geïllustreerd, uitgaande van de gemiddeld in Nederland toegestane betalingstermijn van 27,1 dag. Figuur 3.4 laat zien welk potentieel omzetverlies een onderneming kan lijden door overschrijding van deze termijn. De figuur laat allereerst zien dat de in Nederland gebruikelijke overschrijding met 13,6 dagen bedrijven die tegen hun kredietlimieten aanlopen, ruim 30 % aan omzet kost. Zouden de betalingsachterstanden oplopen tot niveaus die in Duitsland of België gebruikelijk zijn, dan stijgt dit tot boven de 40%. Zouden we afzakken naar Italiaanse betalingsgewoonten, dan kost dit bedrijven die geen kredietruimte hebben zelfs 70% aan potentiële omzet. Finland laat zien dat het ook beter kan. Introductie van het Finse betaalgedrag in Nederland biedt bedrijven 3% extra ruimte om hun omzet te vergroten. Zou de officiële betaaltermijn van Finland (20 dagen) hier gemeengoed worden, dan zou er zelfs ruimte ontstaan voor 35 % omzetstijging zonder dat extra kredietfaciliteiten hoeven te worden aangesproken. Figuur 3.4. Voorbeeld van het omzetverlies dat een bedrijf kan lijden als het wegens achterstallige betalingen tegen zijn kredietlimiet aanloopt (in %) 60 40 20 0 Finland officiële termijn Finland Nederland Duitsland België Frankrijk Italië -20 -40 -60 -80 Bron: NYFER o.b.v. Intrum Justitia De conclusie uit het bovenstaande is dat bedrijven ernstig in hun expansie kunnen worden geremd als zij financieringsmiddelen in slecht betalende debiteuren moeten steken in plaats van in het verbeteren van hun marktpositie. Hoe groot is de economische schade daarvan? 28 Sneller betalen – dat loont! De in Nederland gebruikelijke overschrijding van de betaaltermijnen met 13,6 dagen betekent dat bedrijven bijna 50 % meer krediet in hun debiteurenportefeuille moeten steken dan nodig zou zijn wanneer iedereen zich aan de afgesproken termijn hield. Dit legt een beslag op de financiële middelen van ondernemingen. Uit de Statistiek Financiën van Ondernemingen van het CBS blijkt dat er per ultimo 2002 voor € 51 miljard aan handelsdebiteuren op de balans stond van het gezamenlijke Nederlandse bedrijfsleven. Omdat de leveringen aan binnenlandse bedrijven ongeveer twee keer zo groot zijn als de leveringen aan buitenlandse bedrijven, nemen we aan dat van de uitstaande vorderingen ook tweederde (€ 34 miljard) betrekking heeft op Nederlandse handelsdebiteuren. Het terugbrengen van de betaaltermijn van gemiddeld 40,7 dagen nu naar de gemiddeld toegestane termijn van 27,1 dag betekent dat bedrijven € 11,4 miljard minder hoeven te financieren. Een vermindering van openstaande vorderingen is voor ondernemingen te vergelijken met een verlaging van de vennootschapsbelasting (vpb). Er blijft immers meer geld over, dat kan worden gebruikt voor extra investeringen, aflossing van schulden of wat dan ook. CPB-econoom De Mooij heeft onlangs berekend wat een vermindering van de vpb met 1%-punt betekent voor de binnenlandse investeringen en de economische groei.22 De vpbopbrengst was in 2002 € 15,4 miljard. Door een verlaging van de vpb met 1%-punt houden bedrijven ongeveer € 450 miljoen in kas. Voor een deel zetten zij dit in voor investeringen. Het te verwachten effect daarvan op de economische groei is € 0,25 miljard. Veronderstel nu – heel voorzichtig – dat 10% van de bedrijven in hun groei worden geremd doordat zij tegen kredietlimieten aanlopen.23 Die 10% krijgt, wanneer iedereen zich aan de gemiddelde toegestane betaaltermijn houdt, € 1140 miljoen extra financiële ruimte. Conform de berekening van De Mooij is het te verwachten effect hiervan op de economische groei € 630 miljoen. Een dergelijke impuls levert natuurlijk ook banen op. Volgens de eerdere berekening komt dit neer op een extra banengroei van 11.500 banen. 22 De Mooij, 2003: Heeft de vennootschapsbelasting een toekomst? Oratie Erasmus Universiteit Rotterdam. 23 Zie ook Verhoeven en Bangma, 2000: Groeipatronen van bedrijven. 29 Sneller betalen – dat loont! Natuurlijk houdt een verbetering van het betaalgedrag niet alleen in dat bedrijven sneller hun geld ontvangen, maar ook dat ze zelf sneller moeten gaan betalen. Macro-economisch gezien is dat een verschuiving, geen extra bate. Toch wordt er voordeel geboekt omdat door de snellere betalingen de totale omvang van de debiteurenportefeuille daalt. Dit geeft extra financiële ruimte aan bedrijven, waarvan het voordeel hierboven is becijferd. 3.3 Kosten van kredietmanagement Naast de verliezen als gevolg van faillissementen en de kosten van gemiste groei omdat te veel investeringsmiddelen van bedrijven vastzitten in de debiteurenportefeuille, is er nog een derde reden waarom een slechte betalingsmoraal de economie schaadt: ondernemers moeten meer tijd en geld in hun debiteurenbeheer steken dan bij een goede betalingsdiscipline nodig zou zijn. Dit gaat ten koste van de tijd en het geld zij die voor hun eigenlijke business beschikbaar hebben. In een recente enquête van Graydon onder 421 ondernemers in het middenen kleinbedrijf is gevraagd hoeveel tijd deze ondernemers aan hun debiteurenbeheer kwijt zijn (zie tabel 3.1) Tabel 3.1 Hoeveel tijd zijn ondernemers aan debiteurenbeheer kwijt (in %)? 6-19 werknemers < 1 uur per week 1-3 uur per week 3-10 uur per week 10-30 uur per week 30-40 uur per week > 40 uur per week Geen antwoord 27,3 37,4 26,4 – – – 8,9 20-49 werknemers 16,7 20,9 40,7 7,3 5,1 4,6 4,7 50-110 werknemers 13,1 18,5 32,6 16,8 8,8 4,0 6,2 Bron: Blom, 2003: Zicht op debiteuren, blz. 45 Naast tijd zijn er kosten met het debiteurenbeheer gemoeid. In paragraaf 2.2 is al genoemd dat in Nederland bijna de helft van de uitstaande vorderingen 30 Sneller betalen – dat loont! ‘over datum’ is. Daar moet dus aandacht aan worden besteed. Daarnaast geldt in het algemeen dat 2-6% van de debiteuren dubieus is.24 Een voorzichtige schatting is dat de kosten van aanmaningen en andere administratieve handelingen die met te laat betalen te maken hebben, 1% van de debiteurenportefeuille belopen. In de vorige paragraaf is becijferd dat de in Nederland uitstaande vorderingen van bedrijven € 34 miljard bedragen. Het gaat hier dan dus om € 340 miljoen. Nu zijn kosten voor een goed debiteurenbeheer nooit helemaal te vermijden. Maar het lijkt niet onaannemelijk dat de helft hiervan kan worden bespaard wanneer er in het algemeen netjes op tijd wordt betaald. Het voordeel hiervan voor bedrijven is dan € 170 miljoen. Opnieuw kan worden berekend wat een structurele kostenbesparing van € 170 miljoen betekent voor de werkgelegenheid en de economische groei. Volgens dezelfde methode die hiervoor is gehanteerd, betekent deze kostenbesparing een extra impuls voor de economische groei van bijna € 100 miljoen en een extra werkgelegenheid van 1700 banen. 24 Blom, 2003: Zicht op debiteuren , blz. 191. 31 Sneller betalen – dat loont! 32 Sneller betalen – dat loont! 4 Conclusies Het beeld is nu compleet. Te laat betalen schaadt de Nederlandse economie op drie manieren. Het leidt er ten eerste toe dat (vooral kleine) bedrijven in liquiditeitsproblemen komen en failliet gaan (of zich zelf opheffen). Het betekent in de tweede plaats dat bedrijven meer kapitaal nodig hebben om hun activiteiten te financieren. Een deel van de bedrijven – vooral kleinere en snelgroeiende bedrijven – die dit niet uit eigen middelen kunnen financieren, loopt daardoor tegen kredietlimieten op en kan niet expanderen. En het leidt er, ten slotte, toe dat bedrijven meer tijd en geld in hun debiteurenbeheer moeten steken dan bij een goede betalingsdiscipline nodig zou zijn. Deze drie effecten veroorzaken (macro-)economische schade doordat er kansen op economische groei en werkgelegenheid verloren gaan. Tabel 4.1 vat de omvang van de schade nog eens samen. Tabel 4.1 Schade van te laat betalen voor de Nederlandse economie 1. Faillissementen 2. Verloren groeikansen door kredietlimieten 3. Extra kosten debiteurenbeheer Totaal Gemiste economische groei (mln. euro’s) Gemiste werkgelegenheid (in personen) 550 630 10.000 11.500 100 1.700 1280 23.200 Bron: NYFER Het blijkt dat een flink deel van de ondernemers bewust te laat betaalt om te kunnen profiteren van het ‘gratis’ leverancierskrediet. Men zou kunnen denken dat het macro-economisch niet zoveel uitmaakt als iedereen wat later betaalt omdat latere ontvangsten en latere betalingen elkaar in evenwicht houden: het nadeel van de een is het voordeel van de ander en vice versa. Dit is een grote vergissing. Deze studie maakt duidelijk dat de Nederlandse economie jaarlijks meer dan een miljard euro groei misloopt 33 Sneller betalen – dat loont! doordat er slecht wordt betaald en dat er bijna 25.000 banen minder zijn dan er hadden kunnen zijn bij een goede betalingsdiscipline. We worden er dus met z’n allen slechter van dat er op grote schaal de hand wordt gelicht met de afgesproken betalingsvoorwaarden. Stel dat Nederland zijn betalingsgedrag op de volgende manier wist te verbeteren: 1. de algemeen aanvaarde, officiële betalingstermijn wordt teruggebracht van bijna 30 dagen nu naar 15 dagen. Met het huidige elektronische betalingsverkeer zou dat technisch geen enkel probleem hoeven zijn. 2. Daarnaast wordt de gemiddelde overschrijding van de afgesproken betalingstermijn teruggebracht naar 5 dagen in plaats van 13,6 dagen nu (een aantal slechte betalers blijf je altijd houden). In dat geval zou het gemiddelde bedrijf binnen 20 dagen zijn geld in huis hebben in plaats van meer dan 40 dagen nu. Dat zou een enorme impuls voor de Nederlandse economie zijn: 1. het aantal faillissementen daalt met een kwart; dat levert een extra economische groei op van € 550 miljoen en levert 10.000 banen op; 2. handelskredieten aan Nederlandse bedrijven worden gehalveerd; bedrijven die tegen hun kredietlimiet zitten krijgen daardoor € 1700 miljoen extra aan financiële ruimte; dat zorgt voor een extra economische groei van € 940 miljoen en 17.200 extra banen); 3. bedrijven hoeven nòg minder tijd en geld aan hun incasso-activiteiten te besteden; stel dat nog een zo’n 20% extra op debiteurenbeheer kan worden bezuinigd, dan spaart dit € 120 miljoen uit en levert het 2000 banen op. Tabel 4.2 vat dit samen. 34 Sneller betalen – dat loont! Tabel 4.2 Economische effecten van een vermindering van de gemiddelde betalingstermijn tot 20 dagen Extra economische Extra groei werkgelegenheid (mln. euro’s) (in personen) 1. Minder 550 10.000 faillissementen 2. Besparing op 940 17.200 leverancierskrediet 3. Besparing op 120 2.000 debiteurenbeheer Totaal 1610 29.200 Bron: NYFER Gevolgen voor de regio Rotterdam In het bovenstaande zijn de schadelijke gevolgen van betalingsachterstanden van bedrijven becijferd voor de Nederlandse economie als geheel. Het is natuurlijk ook mogelijk de gevolgen op regionaal niveau te berekenen. Het werkgebied van de Kamer van Koophandel Rotterdam bijvoorbeeld (waaronder naast Rijnmond ook Dordrecht en Gouda vallen) maakt zo’n 12% van de Nederlandse economie uit en vertegenwoordigt ook 12 % van de Nederlandse werkgelegenheid. Als de bovengenoemde resultaten met deze verhoudingsgetallen worden vertaald naar de regio Rotterdam e.o., dan kan een betere betalingsmoraal die begint in Rotterdam, de regio bijna € 200 miljoen extra groei en 3500 extra banen opleveren. Het is duidelijk dat zo’n impuls voor de Rotterdamse economie bijzonder welkom zou zijn. Tabel 4.3 Economische gevolgen van een betere betalingsdiscipline voor de regio Rotterdam en omstreken Extra groei-impuls Extra werkgelegenheid (mln. euro’s) (in personen) Geen overschrijding 150 2800 toegestane betalingstermijn Gemiddelde 200 3500 betalingstermijn terug naar 20 dagen Bron: NYFER 35