Sneller betalen – dat loont!

advertisement
Sneller betalen – dat loont!
NYFER
Straatweg 25
3621 BG BREUKELEN
T 0346 291641
F 0346 291671
E [email protected]
I www.nyfer.nl
Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van en met financiële steun van Kamer van
Koophandel Rotterdam. De visies en conclusies weergegeven in dit rapport zijn die
van NYFER en komen niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de
opdrachtgever.
© auteursrecht NYFER, Breukelen, juni 2004
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,
opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige
vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
van de uitgever.
Sneller betalen – dat loont!
Economische gevolgen van een slechte betalingsmoraal
Leo van der Geest
Gijs Schunselaar
Doelstelling NYFER
NYFER doet toegepast-wetenschappelijk economisch onderzoek op een
groot aantal beleidsterreinen. De resultaten daarvan worden ingebracht in
het publieke debat over economie en samenleving. NYFER wil meten,
analyseren en vergelijken om het sociaal- en financieel-economisch beleid op
een hoger plan te brengen. Onderzoeksterreinen zijn arbeidsmarkt en
sociale zekerheid, levensloop en pensioen, gezondheidszorg, onderwijs,
kenniseconomie, stedelijke vernieuwing en ruimtelijke ontwikkeling,
marktordening, regulering en mededinging, en financiële economie. Het
onderzoek is multidisciplinair en combineert economische met historische
en bestuurlijke inzichten. Veel onderzoek plaatst nationale ontwikkelingen in
een breder, internationaal perspectief. Er is bijzondere aandacht voor een
heldere presentatie.
Adviseurs
•
•
•
•
•
•
•
Prof. dr. Lans Bovenberg
hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg en directeur van
wetenschapsinstituut CentER
Prof. dr. Harry Garretsen
hoogleraar internationale economie aan de Utrecht School of Economics
Prof. dr. Eugene Kandel
hoogleraar microstructuur financiële markten aan de Hebrew University
of Jerusalem (Israël)
Prof. dr. Ton Kreukels
hoogleraar planologie aan de Universiteit van Utrecht
Prof. dr. ir. Jan van Ours
hoogleraar arbeidseconomie aan de Universiteit van Tilburg,
wetenschappelijk directeur van OSA en tevens verbonden aan
wetenschapsinstituut CentER
Prof. dr. Swed er van Wijnbergen
Hoogleraar economie Universiteit van Amsterdam, algemeen directeur
van Infomedics
Prof. dr. Eduard Bomhoff
Hoofd van de School of Business van de Monash University Sunway
Malaysia
Inhoud
1 Inleiding
7
2 De betalingsdiscipline in Nederland
2.1 Betalingsachterstanden in Nederland
2.2 Internationale vergelijking
2.3 Oorzaken van betalingsachterstand
2.4 Waar zitten de slechte betalers?
9
9
11
15
17
3 Economische gevolgen van te laat betalen
3.1 Liquiditeitsproblemen en faillissementen
3.2 Kredietproblemen: een handrem op de groei
3.3 Kosten van kredietmanagement
21
21
26
30
4 Conclusies
33
Sneller betalen – dat loont!
1
Inleiding
Tijdige betaling van facturen door bedrijven en (overheids)instellingen is een
zaak van groot economisch belang. Wanneer de betalingsmoraal verslapt en
bedrijven en instellingen er langer over gaan doen om hun rekeningen te
betalen, leidt dat tot aanzienlijke economische schade. Vooral kleine en pas
opgerichte bedrijven kunnen door slecht betalende debiteuren in financiële
problemen komen en zelfs failliet gaan. Uit onderzoek blijkt dat een kwart
van de faillissementen wordt veroorzaakt door te late betalingen. Daarmee
gaan niet alleen bedrijven ten onder die op zich zelf levensvatbaar zouden
zijn, maar het kost de economie als geheel ook banen en economische groei.
Bovendien is slecht betaalgedrag een bron van ergernis en tijdverlies van
ondernemers die hun tijd wel beter kunnen besteden dan achter onwillige
debiteuren aan te zitten.
Dit onderzoek probeert de economische schade van een slechte
betalingsdiscipline te becijferen. Niet zozeer de schade die ondernemers
lijden, maar de schade voor de economie als geheel. Want als er door een
slechte betalingsmoraal minder economische groei is en er minder banen tot
stand komen, worden we daar allemaal slechter van.
Hoofdstuk 2 beschrijft hoe het met de betalingsmoraal in Nederland gesteld
is en gaat op achtergronden en oorzaken van te laat betalen in. Hoofdstuk 3
gaat dieper in op de economische gevolgen daarvan en maakt een schatting
van de macro-economische schade als gevolg van slecht betalen. In
hoofdstuk 4 worden een aantal conclusies getrokken over het economische
belang van een goede betalingsdiscipline.
7
Sneller betalen – dat loont!
8
Sneller betalen – dat loont!
2
De betalingsdiscipline in Nederland
Nederland behoort binnen de Europese Unie tot de landen met een
gemiddelde betalingsdiscipline. Niet buitengewoon slecht, maar zeker ook
niet buitengewoon goed. Dit hoofdstuk laat zien hoe het betaalgedrag in
Nederland is en hoe dit afsteekt tegen dat van andere Europese landen.
Bovendien gaat het dieper in op achtergronden van slecht betalen: waarom
zijn bedrijven traag met betalen en wat voor bedrijven en instellingen zijn
het waar men het niet zo nauw neemt met de betalingsmoraal?
2.1
Betalingsachterstanden in Nederland
Volgens een recent onderzoek van Intrum Justitia – marktleider in Europa
op het gebied van kredietmanagement – was de gemiddelde
betalingsachterstand in Nederland tijdens het vierde kwartaal van 2003 13,6
dagen.1 Dat is een lichte stijging ten opzichte van het derde kwartaal, toen de
gemiddelde betalingsachterstand in Nederland 12,9 dagen was (figuur 2.1).
In 1997 echter was de gemiddelde betalingsachterstand nog 19 dagen.2
Figuur 2.1 De gemiddelde betalingsachterstand is 13,6 dagen (4e kwartaal
2003)
15
14
13
12
11
10
3e kwartaal 2003
4e kwartaal 2003
Bron: Intrum Justitia
1
2
Intrum Justitia, 2004: Risk Index – 4e kwartaal 2003 Nederland.
Intrum Justitia, 2004: European Payment Index – 2004 Spring Report.
9
Sneller betalen – dat loont!
Onder betalingsachterstand wordt verstaan het aantal dagen dat de
toegestane betalingstermijn wordt overschreden. In Nederland is een
betalingstermijn van 30 dagen gebruikelijk, maar sommige bedrijven
hanteren een kortere periode van 14 dagen. De gemiddeld toegestane
betalingstermijn ligt daardoor op 27,1 dagen. Een gemiddelde
betalingsachterstand van 13,6 dagen betekent dus dat rekeningen gemiddeld
na 41 (40,7) dagen worden voldaan.
De ene factuur blijft langer liggen dan de andere. Uit het onderzoek van
Intrum Justitia over het vierde kwartaal van 2003 blijkt tevens, dat ongeveer
46% van de uitstaande vorderingen ouder dan dertig dagen is. Bijna de helft
van de rekeningen wordt dus te laat betaald. Een kwartaal eerder bedroeg dit
percentage 44%, wederom een lichte verslechtering van de situatie derhalve.
Figuur 2.2 geeft de ouderdom van de uitstaande vorderingen weer.
Figuur 2.2 Ouderdom van uitstaande vorderingen (4e kwartaal 2003)
60,0%
53,8%
50,0%
40,0%
28,2%
30,0%
20,0%
10,2%
10,0%
4,5%
2,0%
1,3%
121-180
dagen
meer dan 180
dagen
0,0%
tot 30 dagen
31-60 dagen
61-90 dagen 91-120 dagen
Bron: Intrum Justitia
Een ander onderzoek, in 2004 door de Groep Gerechtsdeurwaarders
Nederland (GGN) uitgevoerd onder Nederlandse bedrijven, geeft aan dat
56% te laat betaalt (dus de toegestane termijn van dertig dagen
overschrijdt). 3 Iets meer dus nog dan de 46% die Intrum Justitia vond. Het
3
GGN/Interview -NSS, 2004: Zó betaalt Nederland – betalingsgedrag van bedrijven .
10
Sneller betalen – dat loont!
onderzoek wijst verder uit, dat bij bijna de helft (46%) van de bedrijven
meer dan 30% van de facturen niet op tijd wordt betaald. Vergeleken met
twee jaar geleden wordt een lichte toename van de betaaltermijn
geconstateerd.
2.2
Internationale vergelijking
Hoe steekt Nederland met zijn betaalgedrag af tegen andere Europese
landen? Om dit te meten heeft Instrum Justitia de zogenaamde ‘European
Payment Index’ ontwikkeld. Dit is een indicator voor het betaalgedrag in 22
Europese landen.4 De index voor elk land wordt samengesteld uit
indicatoren als:
- de contractuele betalingstermijn in dagen;
- de daadwerkelijke betaaltermijn in dagen;
- de ouderdomsstructuur van uitstaande vorderingen;
- debiteurenverlies (in %);
- verwachtingen ten aanzien van trends op het gebied van
handelsrisico;
- karakteristieken van de gevolgen van betalingsachterstanden;
- oorzaken van betalingsachterstanden.
In totaal wordt de index samengesteld uit 21 waarden.
Uit de analyse van eind 2003 blijkt, dat Portugal met een waarde van 191 het
slechtst scoort op de European Payment Index (de hoogste score op de
index betekent de slechtste prestatie wat betreft betaalgedrag) en Finland het
best met een score van 123. De Scandinavische landen (Denemarken,
Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden) scoren met een gemiddelde van
129 allemaal goed op deze index. De Oosteuropese landen (Tsjechië,
Hongarije en Polen) scoren als groep het slechtst (163), gevolgd door de
groep Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen). Ook de
Zuideuropese landen (Italië, Spanje en Portugal) betalen niet best.
Nederland bevindt zich met een waarde van 153 in de middenmoot, maar
scoort daarmee nog wel iets beter dan zijn buurlanden Duitsland, België en
het Verenigd Koninkrijk.
4
De onderzochte landen zijn: Oostenrijk, België, Duitsland, Spanje, Finland, Frankrijk, Ierland,
Italië, Nederland, Portugal, Denemarken, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Tsjechië, Hongarije, Polen,
Estland, Letland, Litouwen, Zwitserland, IJsland en Noorwegen.
11
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 2.3 Nederland zit in de Europese middenmoot met zijn betaalgedraga
250
200
191
176
150
167 166
162
161 157
157
156 156
154
153 153
152 147
146
130
127 126
123
Ijsland
Zweden
Finland
143 137
100
50
0
Denemarken
Noorwegen
Ierland
Frankrijk
Zwitserland
Italië
Nederland
Oostenrijk
Ver. Kon.
Hongarije
Duitsland
Letland
Estland
Polen
België
Spanje
Litouwen
Tsjechië
Portugal
a. Hoe hoger de score, hoe slechter het betaalgedrag
Bron: Intrum Justitia
Het is interessant om wat preciezer te kijken naar een aantal afzonderlijke
indicatoren die in de European Payment Index zijn opgenomen. Allereerst
tonen we de cijfers over de gemiddelde contractuele betalingstermijn en de
overschrijding daarvan. Nederland kent een gemiddelde betalingstermijn van
(afgerond) 27 dagen (figuur 2.4), en die termijn wordt gemiddeld met 14
dagen overschreden (we zagen deze waarden al eerder) (figuur 2.5). Met de
totale gemiddelde termijn van 41 dagen bevindt Nederland zich boven in de
Europese middenmoot gemeten naar snelheid van betalen (figuur 2.6). In
Italië doet men gemiddeld het langst over zijn betaling: 93 dagen si de
gemiddelde totale betaaltermijn. De overschrijding van de afgesproken
betalingstermijn is in Portugal het grootst: gemiddeld 38 dagen.
12
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 2.4 Gemiddelde toegestane betalingstermijn in Europese landen
80
68
60
40
38
30
25
23
13
8
Ijsland
Polen
Denemarken
Nederland
Zweden
Litouwen
Hongarije
Zwitserland
Duitsland
Oostenrijk
Ver. Kon.
België
Ierland
Portugal
Frankrijk
Spanje
9
6
7
5
23
Tsjechië
10
23
Italië
10
9
8
15
15
15
15
15
16
17
17
18
19
20
20
14
Noorwegen
40
Estland
Figuur 2.5 Gemiddelde overschrijding van de betalingstermijn
(betalingsachterstand)
Finland
Bron: Intrum Justitia
Letland
0
19
15
27
27
27
27
28
29
20
29
31
31
31
34
35
38
30
20
20
48
51
50
20
35
73
70
0
Finland
Zweden
Ijsland
Denemarken
Noorwegen
Estland
Spanje
Nederland
Zwitserland
Letland
Hongarije
Frankrijk
Duitsland
Ierland
België
Oostenrijk
Ver. Kon.
Polen
Litouwen
Italië
Tsjechië
Portugal
Bron: Intrum Justitia
13
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 2.6 Gemiddelde feitelijke betalingstermijn (gemiddelde toegestane
termijn + gemiddelde overschrijding)
20
13
38
15
16
17
18
20
73
17
15
23
68
19
15
15
14
15
27
28
8
38
35
34
29
31
31
23
29
27
23
9
9
6
20
19
20
27
Ijsland
Zweden
Denemarken
Letland
Nederland
Hongarije
Zwitserland
Polen
Tsjechië
Duitsland
Oostenrijk
Litouwen
Ver. Kon.
België
Ierland
Frankrijk
Spanje
Portugal
Italië
Gemiddelde betalingstermijn (dagen)
27
31
Finland
7
Noorwegen
8
51
48
Estland
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Gemiddelde betalingsachterstand (dagen)
Bron: Intrum Justitia
Frankrijk en Duitsland kennen beide een gemiddelde betalingsachterstand
van 15 dagen (in Nederland is dit 14 dagen). Maar in Frankrijk wordt als
betalingstermijn gemiddeld 51 dagen afgesproken, terwijl dit in Duitsland 31
dagen is. Per saldo moet de leverancier in Frankrijk dus langer op zijn geld
wachten dan in Duitsland. De Scandinavische landen hebben niet alleen de
kortste toegestane betalingstermijn, ze gaan daar ook het minst overheen.
Een andere belangrijke indicator is welk percentage van de uitstaande
vorderingen ‘over datum’ is. In Nederland was dat ten tijde van het
onderzoek 48%. In Europees verband is dit een slechte score (zie figuur
2.7). Hoewel er een grote groep landen is waarvan de percentages dicht bij
elkaar liggen, bevindt Nederland zich ver van de kopgroep bestaande uit
noordelijke landen en – opvallend – Italië. Voor dit laatste land geldt
kennelijk, dat de gemiddeld afgesproken betalingstermijn relatief lang is,
maar dat een groot deel van de facturen wel binnen deze termijn betaald
wordt.
14
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 2.7 Nederland heeft een relatief groot percentage achterstallige
betalingen
80%
70%
60%
68%
56%
50%
51%
40%
48% 48%
47% 47%
47% 47% 46%
44% 44% 43%
30%
42% 41%
39%
39%
36%
36% 36% 36%
33%
20%
10%
0%
Bron: Intrum Justitia
2.3
Oorzaken van betalingsachterstand
Het al eerder genoemde onderzoek van GGN5 geeft aan, dat de
belangrijkste reden voor het te laat betalen wordt gevormd door financiële
problemen bij de debiteur: 36% van de ondervraagden geeft dit als reden
op. Daarnaast geeft 23% van de ondervraagden op dat de debiteur te laat
betaalt om rente te besparen (renteloos lenen). Andere redenen die genoemd
worden zijn administratieve tekortkomingen bij de koper en onenigheid
over de geleverde goederen of diensten (tabel 2.1).
Tabel 2.1 Oorzaken van betalingsachterstand
Financiële problemen bij de debiteur
36%
Vooropgezette te late betaling
23%
Administratieve tekortkomingen bij de koper
14%
Betwisting van de geleverde goederen of diensten
Andere reden
Onbekend
9%
13%
4%
Bron: GGN
5
GGN/Interview -NSS, 2004: Zó betaalt Nederland – betalingsgedrag van bedrijven.
15
Sneller betalen – dat loont!
Ook in het onderzoek rond de European Payment Index is gekeken naar
oorzaken van de betalingsachterstand. Financiële problemen bij de debiteur
worden vaak als reden genoemd, maar zeker ook de opzettelijk late betaling
om rente uit te sparen: de leverancier als kredietverstrekker. Onderstaande
figuur laat voor verschillende groepen van landen zien, welke oorzaken voor
betalingsachterstand worden genoemd.6
Figuur 2.8 Waarom wordt er te laat betaald?
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
Financiële moeilijkheden
debiteur
Administratieve inefficiëntie
Onenigheid geleverde zaak
Opzettelijke late betaling
Overig
Baltische staten
Oost-Europa
Oost./Duitsl./Zwits.
Zuid-Europa
VK/Ierland
NL/BE/FR
Noord-Europa
Bron: Intrum Justitia
Heel opvallend is dat in vrijwel alle landen in ruim de helft van de gevallen
bewust te laat wordt betaald. De late betaler eigent zich daarmee
wederrechtelijk een rentevoordeel toe dat toekomt aan de leverancier. 7
Blijkbaar wordt late betaling in het betalingsverkeer echter niet als een
ernstig vergrijp ervaren, want zelden of nooit wordt justitie ingeschakeld
tegen klanten die te laat zijn met betalen.
Hierboven is al aangegeven dat de betalingsmoraal verslechtert naarmate
men verder afdaalt naar het Zuiden. Daar liggen ook culturele verschillen
6
Noord -Europa: Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden. Zuid-Europa: Italië,
Portugal en Spanje. Oost-Europa: Tsjechië, Hongarije en Polen. Baltische staten: Estland, Letland en
Litouwen.
7
Sinds 2002 is het in de EU mogelijk een wettelijke boeterente in rekening te brengen bij
overschrijding van de toegestane betalingstermijn. Dit instrument wordt echter zelden toegepast
omdat leveranciers bang zijn daarmee klanten te verliezen.
16
Sneller betalen – dat loont!
aan ten grondslag. Het is algemeen bekend dat het motto “afspraak is
afspraak” in de Zuidelijke landen minder zwaar telt dan in de Noordelijke
landen. Daarentegen legt in het Zuiden (maar ook in Frankrijk en Duitsland)
iemands persoonlijke autoriteit veel meer gewicht in de schaal dan in
bijvoorbeeld de Scandinavische landen, maar ook in Nederland en het VK. 8
Dit kan gevolgen hebben voor het betaalgedrag. Terwijl men er in het
Zuiden primair op vertrouwt dat een bepaalde persoon garant staat voor de
betaling ongeacht wanneer dat is, hecht men er in het noorden meer belang
aan dat de gemaakte afspraak wordt nagekomen, door wie het dan ook is.
2.4
Waar zitten de slechte betalers?
Er zijn verschillen tussen sectoren in betaaltermijnen en betaalgedrag.
Postorderbedrijven hanteren bijvoorbeeld gemiddeld de langste
betalingstermijn (30,8 dagen), terwijl hun facturen gemiddeld met de minste
betalingsachterstand worden voldaan (8,4 dagen). In de financiële
dienstverlening worden bedrijven geconfronteerd met een gemiddelde
betalingsachterstand van 19,6 dagen – ruim boven het gemiddelde van 13,6
dagen –, terwijl de gemiddeld gehanteerde betalingstermijn van 25 dagen iets
onder het Nederlandse gemiddelde ligt. Onderstaande figuur toont de
gemiddeld gehanteerde betalingstermijn in verschillende sectoren en de
gemiddelde betalingsachterstand in die sectoren.
8
Hofstede, 1980: Culture’s consequences legt een verband tussen dergelijke cultuurverschillen en
de manier waarop organisaties georganiseerd zijn. Maar de culturele verschillen weerspiegelen zich
ook in andere maatschappelijke verschijnselen zoals het betaalgedrag.
17
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 2.9 Sectoren verschillen in betaaltermijn en betalingsachterstand (4e
kwartaal 2003)
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
13,8
17,3
19,6
13,7
9,4
24,5
26,9
8,4
13,2
30,8
28,2
12,8
28,8
29,1
25
18,8
Anders
Postorder
Gezondheidszorg
Telecom
Transport
E-commerce
Financiële
dienstv.
Utiliteit
Gemiddelde betalingstermijn (dagen)
Gemiddelde betalingsachterstand (dagen)
Bron: Intrum Justitia
Ook zijn er duidelijke verschillen als we naar de omvang van bedrijven of
instellingen kijken. Daarbij geldt in het algemeen: hoe groter de organisatie,
hoe trager de betaling. Bij grote organisaties kan de leverancier er in het
algemeen zekerder van zijn dat hij uiteindelijk wordt betaald, maar hij moet
wel langer op zijn geld wachten.
Uit een Engels onderzoek bleek bijvoorbeeld dat het grootbedrijf in 1994
een twee keer zo groot bedrag aan betalingen aan het MKB schuldig was als
omgekeerd; dit resulteerde in een netto ‘lening’ van het MKB aan het
grootbedrijf ten grootte van £ 20 miljard. De Franse situatie was in 1997
vergelijkbaar, volgens onderzoek afkomstig uit dat land. Ook meer recent
Belgisch onderzoek lijkt het adagium ‘hoe groter de organisatie, hoe trager
de betaling’ te bevestigen: vooral het MKB en grote ondernemingen betalen
met vertraging, dit in tegenstelling tot eenmanszaken en particulieren.9
9
Graydon België (www.graydon.be), 2003: De invloed van de wet op de betalingsachterstand in
België.
18
Sneller betalen – dat loont!
Ook over de overheid wordt geklaagd als het gaat om betalingsgedrag.
Weliswaar wordt er wel altijd betaald, maar in onderzoek van Blom,
bijvoorbeeld, noemt slechts 27,4% het betalingsgedrag van de overheid
‘goed’ (wat betekent: betaling binnen de betalingstermijn). Daarnaast geeft
38,5% aan dat het betalingsgedrag van de overheid ‘slecht’ of ‘zeer slecht’ is,
wat correspondeert met een overschrijding van de betalingstermijn van 30
dagen of meer.10
10
Blom, 2004: Zicht op debiteuren, blz. 77. Van de ondervraagde ondernemers levert 16,6% aan de
overheid .
19
Sneller betalen – dat loont!
20
Sneller betalen – dat loont!
3
Economische gevolgen van te laat betalen
Te laat betalen schaadt de economie op drie manieren:
1. Het veroorzaakt faillissementen van bedrijven; dat gaat ten koste van de
economische groei en werkgelegenheid;
2. Het veroorzaakt kredietproblemen: groeiende bedrijven lopen sneller
tegen hun kredietlimieten op en worden daardoor in hun ontwikkeling
geremd;
3. Het gaat ten koste van de productiviteit: ondernemers moeten tijd en
geld steken in het innen van hun vorderingen, die zij anders aan de
ontwikkeling van hun bedrijf hadden kunnen besteden.
Dit hoofdstuk brengt deze gevolgen in kaart en maakt een schatting van de
economische schade waartoe dit leidt in termen van (gemiste) groei en
werkgelegenheid.
3.1
Liquiditeitsproblemen en faillissementen
Jaarlijks worden er in Nederland rond de 60.000 nieuwe bedrijven opgericht
en 40.000 bedrijven opgeheven (figuur 3.1).11 Een deel van de starters zijn
dochterbedrijven van al bestaande ondernemingen. Deze oprichtingen zijn
van groot belang voor de economische dynamiek en werkgelegenheid.
11
Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 9.
21
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 3.1 Aantal bedrijven naar starters, dochters en opheffingen, 19872002
Bron: Bangma, Bosma en Gibcus, 2004, blz. 9
Hoeveel omzet de nieuw opgerichte bedrijven maken en hoeveel
toegevoegde waarde zij creëren is niet bekend. Wel bekend is dat nieuw
opgerichte bedrijven van groot belang zijn voor de werkgelegenheid. In
2002 bijvoorbeeld waren de nieuw opgerichte bedrijven goed voor 119.000
banen: 61.000 banen bij starters en 58.000 bij nieuwe dochterbedrijven
(figuur 3.2). 12 In dat zelfde jaar nam de werkgelegenheid in de totale
Nederlandse economie met 58.000 personen toe (meegeteld zijn alle banen
vanaf 12 uur per week). Dit illustreert hoe belangrijk nieuwe bedrijven zijn
voor de werkgelegenheid.
12
Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 10.
22
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 3.2 Bruto banengroei bij starters en nieuwe dochterbedrijven in de
periode 1987-2002
Bron: Bangma, Bosma en Gibcus, 2004, p. 10.
Lang niet alle nieuw opgerichte bedrijven redden het. Gemiddeld is na twee
jaar ongeveer een kwart verdwenen en na vijf jaar de helft. 13 Overigens hoeft
dat lang niet altijd te betekenen dat die bedrijven failliet zijn gegaan. In 2002
gold dat maar voor een op de tien opgeheven bedrijven. Veel bedrijven
stoppen bij ‘gebrek aan perspectief’ zonder dat er een faillissement aan te
pas komt.14 Ook kan het zijn dat een bedrijf wordt overgenomen door een
ander, waarbij het oorspronkelijke bedrijf wordt opgeheven.
Toch is er elk jaar ook een flink aantal faillissementen. De laatste jaren zit
daar zelfs een forse stijging in. In 2003 zijn bijna 8750 faillissementen
uitgesproken, het hoogste aantal dat ooit door het CBS is geregistreerd (zie
figuur 3.3). Dit hangt samen met de slechte conjunctuur van de afgelopen
jaren, die veel bedrijven in problemen heeft gebracht. Een faillissement is in
de meeste gevallen niet vrijwillig. Schuldeisers dwingen de ondernemer het
bedrijf te beëindigen.
13
14
Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 28.
Bangma, Bosma en Gibcus, 2004: Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, blz. 26.
23
Sneller betalen – dat loont!
Figuur 3.3 Het aantal faillissementen loopt de laatste jaren sterk op
10000
9000
8748
8000
7000
6000
6428
6771
6464
5847
5000
5577
5834
5547
5031
4498
4000
3840
3000
2000
1000
0
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Bron: CBS
Een faillissement kan vele oorzaken hebben. De ondernemer kan
onbekwaam zijn, de markt kan tegenzitten, de conjunctuur is slecht, er kan
fraude in het geding zijn of persoonlijke omstandigheden kunnen een rol
spelen. 15 Maar ook financiële problemen die worden veroorzaakt door te late
betalingen van afnemers, kunnen het faillissement inluiden. Uit een groot
Europees onderzoek ten behoeve van de Europese Commissie (1995) bleek
dat een kwart van de faillissementen wordt veroorzaakt door te late
betalingen. 16 Op basis daarvan becijferde de Commissie dat het slechte
betalen Europa jaarlijks 450.000 banen kost, die de toch al hoge
werkloosheid verder doen oplopen. Bovendien, zo becijferde de Commissie,
gaat er elk jaar voor € 23,6 miljard aan uitstaande vorderingen verloren als
gevolg van faillissementen veroorzaakt door late betalingen.
Van de 8.750 faillissementen die in 2003 in Nederland werden uitgesproken,
ging het in 6.386 gevallen om bedrijven en instellingen (de overige
faillissementen betroffen natuurlijke personen). 17 Een faillissement van een
bedrijf gaat vaak gepaard met een flinke schuld. Het CBS houdt voor
zogenaamde beëindigde faillissementen bij, wat er aan onbetaalde schuld is
15
Blom, 2004: Faillissement: oorzaak en gevolg, blz. 73.
European Commission, 1998: Combating late payment in commercial transactions.
17
In 2003 waren er 1.151 faillissementen van eenmanszaken, 4.687 faillissementen van BV’s en 320
faillissementen van VOF’s en 228 ‘overige’ (bron: CBS, Faillissementsstatistieken).
16
24
Sneller betalen – dat loont!
overgebleven. Over het jaar 2002 waren deze bedragen gemiddeld € 226.000
bij eenmanszaken en € 400.000 bij vennootschappen (BV’s, NV’s, VOF’s en
CV’s). Passen we deze bedragen toe op de uitgesproken faillissementen van
2003, dan laat de rekensom zien dat door de ruim 6.000 faillissementen ruim
€ 2,2 miljard in rook is opgegaan (ongeveer € 2 miljard aan onbetaald
gebleven schulden bij BV’s en VOF’s plus ongeveer € 260 miljoen bij
eenmanszaken; de 228 ‘overige’ faillissementen zijn in de berekening niet
meegenomen).
In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat ook in Nederland een kwart van
de faillissementen te wijten is aan achterstallige betalingen. Dit betekent dat
er in 2003 ruim € 550 miljoen is ‘verdampt’ door een slechte
betalingsmoraal. Wanneer er steeds netjes op tijd was betaald zou de
toegevoegde waarde van de B.V. Nederland ruim € 550 miljoen hoger zijn
geweest, alleen doordat er minder bedrijven failliet waren gegaan. Dit komt
overeen met 0,12% van het bruto binnenlands product (BBP).
Het is nu ook mogelijk een schatting te maken van de schade in termen van
werkgelegenheid. Het BBP (dat is de optelsom van wat er in Nederland aan
toegevoegde waarde wordt geproduceerd) bedroeg in 2003 ruim € 450
miljard. Die productie werd voortgebracht door bijna 8,3 miljoen personen.
Dat betekent dat de toegevoegde waarde per persoon in 2003 ongeveer €
54.000 was. Let wel: hier zitten ook personen bij die maar een paar uur per
week werken, maar ook die kunnen hun baan kwijtraken door een
faillissement. Een eenvoudig rekensommetje leert dan dat de
productiederving van € 550 miljoen overeenkomt met ruim 10.000 banen.
In werkelijkheid zal het aantal verloren gegane banen nog iets hoger liggen
omdat de toegevoegde waarde per hoofd bij bedrijven die failliet gaan,
vermoedelijk minder is dan gemiddeld in de Nederlandse economie (het zijn
natuurlijk niet de allersterkste bedrijven die kopje onder gaan). In dit
onderzoek wordt daarmee geen rekening gehouden. Het berekende verlies
van 10.000 banen als gevolg van faillissementen die veroorzaakt zijn door
slecht betalen, is daarmee aan de voorzichtige kant.
Eerder is vermeld dat er jaarlijks ongeveer 60.000 banen worden gecreëerd
door nieuw opgerichte bedrijven. Nu blijkt dat er zo’n 10.000 banen weer
verloren gaan door faillissementen ten gevolge van slecht betalen. Het zijn
natuurlijk niet altijd de pas opgerichte bedrijven die failliet gaan, al lopen zij
wel het grootste risico. Juist die nieuw opgerichte bedrijven vormen een
25
Sneller betalen – dat loont!
bron van innovativiteit en economische dynamiek. 18 Behalve dat zij banen
en groei kosten, gaan de faillissementen dus ook ten koste van het
innovatieve vermogen van de economie.
3.2
Kredietproblemen: een handrem op de groei
Late betaling betekent voor ondernemingen dat zij extra werkkapitaal nodig
hebben om de uitstaande vorderingen te financieren. Het bestaande
bedrijfskapitaal moet anders worden ingezet of er moet extra financiering
van buiten worden aangetrokken, bijvoorbeeld door verhoging van het
bankkrediet. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. 19
Veronderstel een Finse onderneming die metaalproducten maakt voor de
internationale markt. De omzet van die onderneming is € 55 miljoen per
jaar. De balans van de onderneming ziet er als volgt uit.
Activa
Kas en andere liquide activa
Uitstaande vorderingen
Voorraden en andere vaste activa
€ 1 miljoen
€ 3 miljoen
€ 6 miljoen
Passiva
Vermogen en schulden
€ 10 miljoen
Volgens de in Finland geldende contractuele betaaltermijn van (afgerond) 20
dagen heeft het bedrijf € 3 miljoen aan uitstaande vorderingen (20/365 x €
55 miljoen).
Omdat de feitelijke betaaltermijn in Finland gemiddeld 26 dagen is (zie
figuur 2.6), loopt het bedrag aan uitstaande vorderingen op tot (26/20 x € 3
miljoen =) € 3,9 miljoen. Dit betekent dat het bedrijf € 0,9 miljoen extra aan
zijn kasmiddelen of voorraden moet onttrekken om de
debiteurenportefeuille te financieren. Als daar geen ruimte voor is, moeten
externe financieringsbronnen worden aangeboord om liquiditeitsproblemen
te vermijden.
18
Thurik, Wennekers en Uhlaner, 2002: Entrepreneurship and economic performance: a macro
perspective.
19
Dit voorbeeld is ontleend aan Intrum Justitia, 2004: European Payment Index – Spring 2004
report.
26
Sneller betalen – dat loont!
Extra krediet is niet in alle gevallen mogelijk. 20 Het verkrijgen van
financiering is een berucht knelpunt vooral voor jonge en groeiende
ondernemingen.21 Banken zijn vaak terughoudend om deze ondernemingen
te financieren. Als zowel interne als externe financiering niet lukken, moet
het bedrijf zijn productie verminderen om niet boven het bedrag van € 3
miljoen aan uitstaande vorderingen uit te komen. In het Finse voorbeeld
moet de productie beperkt blijven tot € 42 miljoen Dit betekent een
omzetverlies van € 13 miljoen, ofwel 20%. De gemiddelde overschrijding
van de betaaltermijn in Finland met 6 dagen kost het bedrijf in dit voorbeeld
dus 20% aan omzet wanneer het tegen zijn kredietgrenzen aanloopt.
Veronderstel nu dat het Finse bedrijf al zijn productie naar Nederland zou
willen exporteren. Dan loopt het tegen het probleem aan dat Nederlanders
trager betalen dan Finnen. In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat de
gemiddelde betaaltermijn in Nederland 40,7 dagen is tegen 26,3 dagen in
Finland. De debiteurenportefeuille van het Finse bedrijf zou dan groeien
naar € 6,1 miljoen. Als hiervoor geen externe financiering kan worden
gevonden moet het Finse bedrijf zijn omzet terugschroeven naar € 27
miljoen om niet in liquiditeitsproblemen te raken. Het bedrijf kan dus maar
de helft van zijn potentiële omzet realiseren omdat Nederland slechter
betaalt dan Finland. Als het bedrijf naar Italië zou willen exporteren, wordt
dat nog veel erger. Het krijgt dan te maken met de gemiddelde betaaltermijn
van 93,1 dagen die in Italië geldt. Als er geen financiers te vinden zijn voor
dit extra leverancierskrediet, blijft de omzet steken op € 12 miljoen,
ongeveer een vijfde van wat mogelijk zou zijn bij een betalingsdiscipline
naar Finse maatstaven.
Het bovenstaande voorbeeld maakt duidelijk dat slecht betalen tot een
enorm verlies aan potentiële omzet kan leiden in gevallen waarin bedrijven
tegen hun kredietlimieten oplopen omdat er te veel geld onder de slecht
betalende klanten zit. Zij kunnen daardoor ook niet altijd de extra
financieringsmiddelen aantrekken die zij nodig hebben om door te groeien.
20
In veel gevallen zal een bedr ijf wel extra krediet kunnen krijgen, maar daar hangt natuurlijk een
prijskaartje aan. Als we de kredietrente op 7% stellen, kost de extra financiering van € 0,9 miljoen
het bedrijf € 63.000 per jaar aan rente. Dit gaat ten koste van de winstmarge en de groei van het
bedrijf. Vanwege de beperkte omvang tellen we dit effect in dit rapport niet mee.
21
MKB Nederland, 2004: Financiering, prijs en toegang. Vreemd vermogen in het mkb .
27
Sneller betalen – dat loont!
Het belang hiervan kan ook nog op een andere manier worden geïllustreerd,
uitgaande van de gemiddeld in Nederland toegestane betalingstermijn van
27,1 dag. Figuur 3.4 laat zien welk potentieel omzetverlies een onderneming
kan lijden door overschrijding van deze termijn. De figuur laat allereerst zien
dat de in Nederland gebruikelijke overschrijding met 13,6 dagen bedrijven
die tegen hun kredietlimieten aanlopen, ruim 30 % aan omzet kost. Zouden
de betalingsachterstanden oplopen tot niveaus die in Duitsland of België
gebruikelijk zijn, dan stijgt dit tot boven de 40%. Zouden we afzakken naar
Italiaanse betalingsgewoonten, dan kost dit bedrijven die geen kredietruimte
hebben zelfs 70% aan potentiële omzet. Finland laat zien dat het ook beter
kan. Introductie van het Finse betaalgedrag in Nederland biedt bedrijven 3%
extra ruimte om hun omzet te vergroten. Zou de officiële betaaltermijn van
Finland (20 dagen) hier gemeengoed worden, dan zou er zelfs ruimte
ontstaan voor 35 % omzetstijging zonder dat extra kredietfaciliteiten hoeven
te worden aangesproken.
Figuur 3.4. Voorbeeld van het omzetverlies dat een bedrijf kan lijden als het
wegens achterstallige betalingen tegen zijn kredietlimiet aanloopt
(in %)
60
40
20
0
Finland officiële
termijn
Finland
Nederland
Duitsland
België
Frankrijk
Italië
-20
-40
-60
-80
Bron: NYFER o.b.v. Intrum Justitia
De conclusie uit het bovenstaande is dat bedrijven ernstig in hun expansie
kunnen worden geremd als zij financieringsmiddelen in slecht betalende
debiteuren moeten steken in plaats van in het verbeteren van hun
marktpositie. Hoe groot is de economische schade daarvan?
28
Sneller betalen – dat loont!
De in Nederland gebruikelijke overschrijding van de betaaltermijnen met
13,6 dagen betekent dat bedrijven bijna 50 % meer krediet in hun
debiteurenportefeuille moeten steken dan nodig zou zijn wanneer iedereen
zich aan de afgesproken termijn hield. Dit legt een beslag op de financiële
middelen van ondernemingen. Uit de Statistiek Financiën van
Ondernemingen van het CBS blijkt dat er per ultimo 2002 voor € 51 miljard
aan handelsdebiteuren op de balans stond van het gezamenlijke Nederlandse
bedrijfsleven. Omdat de leveringen aan binnenlandse bedrijven ongeveer
twee keer zo groot zijn als de leveringen aan buitenlandse bedrijven, nemen
we aan dat van de uitstaande vorderingen ook tweederde (€ 34 miljard)
betrekking heeft op Nederlandse handelsdebiteuren. Het terugbrengen van
de betaaltermijn van gemiddeld 40,7 dagen nu naar de gemiddeld toegestane
termijn van 27,1 dag betekent dat bedrijven € 11,4 miljard minder hoeven te
financieren.
Een vermindering van openstaande vorderingen is voor ondernemingen te
vergelijken met een verlaging van de vennootschapsbelasting (vpb). Er blijft
immers meer geld over, dat kan worden gebruikt voor extra investeringen,
aflossing van schulden of wat dan ook. CPB-econoom De Mooij heeft
onlangs berekend wat een vermindering van de vpb met 1%-punt betekent
voor de binnenlandse investeringen en de economische groei.22 De vpbopbrengst was in 2002 € 15,4 miljard. Door een verlaging van de vpb met
1%-punt houden bedrijven ongeveer € 450 miljoen in kas. Voor een deel
zetten zij dit in voor investeringen. Het te verwachten effect daarvan op de
economische groei is € 0,25 miljard.
Veronderstel nu – heel voorzichtig – dat 10% van de bedrijven in hun groei
worden geremd doordat zij tegen kredietlimieten aanlopen.23 Die 10% krijgt,
wanneer iedereen zich aan de gemiddelde toegestane betaaltermijn houdt, €
1140 miljoen extra financiële ruimte. Conform de berekening van De Mooij
is het te verwachten effect hiervan op de economische groei € 630 miljoen.
Een dergelijke impuls levert natuurlijk ook banen op. Volgens de eerdere
berekening komt dit neer op een extra banengroei van 11.500 banen.
22
De Mooij, 2003: Heeft de vennootschapsbelasting een toekomst? Oratie Erasmus Universiteit
Rotterdam.
23
Zie ook Verhoeven en Bangma, 2000: Groeipatronen van bedrijven.
29
Sneller betalen – dat loont!
Natuurlijk houdt een verbetering van het betaalgedrag niet alleen in dat
bedrijven sneller hun geld ontvangen, maar ook dat ze zelf sneller moeten
gaan betalen. Macro-economisch gezien is dat een verschuiving, geen extra
bate. Toch wordt er voordeel geboekt omdat door de snellere betalingen de
totale omvang van de debiteurenportefeuille daalt. Dit geeft extra financiële
ruimte aan bedrijven, waarvan het voordeel hierboven is becijferd.
3.3
Kosten van kredietmanagement
Naast de verliezen als gevolg van faillissementen en de kosten van gemiste
groei omdat te veel investeringsmiddelen van bedrijven vastzitten in de
debiteurenportefeuille, is er nog een derde reden waarom een slechte
betalingsmoraal de economie schaadt: ondernemers moeten meer tijd en
geld in hun debiteurenbeheer steken dan bij een goede betalingsdiscipline
nodig zou zijn. Dit gaat ten koste van de tijd en het geld zij die voor hun
eigenlijke business beschikbaar hebben.
In een recente enquête van Graydon onder 421 ondernemers in het middenen kleinbedrijf is gevraagd hoeveel tijd deze ondernemers aan hun
debiteurenbeheer kwijt zijn (zie tabel 3.1)
Tabel 3.1 Hoeveel tijd zijn ondernemers aan debiteurenbeheer kwijt (in %)?
6-19
werknemers
< 1 uur per week
1-3 uur per week
3-10 uur per week
10-30 uur per week
30-40 uur per week
> 40 uur per week
Geen antwoord
27,3
37,4
26,4
–
–
–
8,9
20-49
werknemers
16,7
20,9
40,7
7,3
5,1
4,6
4,7
50-110
werknemers
13,1
18,5
32,6
16,8
8,8
4,0
6,2
Bron: Blom, 2003: Zicht op debiteuren, blz. 45
Naast tijd zijn er kosten met het debiteurenbeheer gemoeid. In paragraaf 2.2
is al genoemd dat in Nederland bijna de helft van de uitstaande vorderingen
30
Sneller betalen – dat loont!
‘over datum’ is. Daar moet dus aandacht aan worden besteed. Daarnaast
geldt in het algemeen dat 2-6% van de debiteuren dubieus is.24 Een
voorzichtige schatting is dat de kosten van aanmaningen en andere
administratieve handelingen die met te laat betalen te maken hebben, 1%
van de debiteurenportefeuille belopen. In de vorige paragraaf is becijferd dat
de in Nederland uitstaande vorderingen van bedrijven € 34 miljard
bedragen. Het gaat hier dan dus om € 340 miljoen. Nu zijn kosten voor een
goed debiteurenbeheer nooit helemaal te vermijden. Maar het lijkt niet
onaannemelijk dat de helft hiervan kan worden bespaard wanneer er in het
algemeen netjes op tijd wordt betaald. Het voordeel hiervan voor bedrijven
is dan € 170 miljoen.
Opnieuw kan worden berekend wat een structurele kostenbesparing van €
170 miljoen betekent voor de werkgelegenheid en de economische groei.
Volgens dezelfde methode die hiervoor is gehanteerd, betekent deze
kostenbesparing een extra impuls voor de economische groei van bijna €
100 miljoen en een extra werkgelegenheid van 1700 banen.
24
Blom, 2003: Zicht op debiteuren , blz. 191.
31
Sneller betalen – dat loont!
32
Sneller betalen – dat loont!
4
Conclusies
Het beeld is nu compleet. Te laat betalen schaadt de Nederlandse economie
op drie manieren. Het leidt er ten eerste toe dat (vooral kleine) bedrijven in
liquiditeitsproblemen komen en failliet gaan (of zich zelf opheffen). Het
betekent in de tweede plaats dat bedrijven meer kapitaal nodig hebben om
hun activiteiten te financieren. Een deel van de bedrijven – vooral kleinere
en snelgroeiende bedrijven – die dit niet uit eigen middelen kunnen
financieren, loopt daardoor tegen kredietlimieten op en kan niet expanderen.
En het leidt er, ten slotte, toe dat bedrijven meer tijd en geld in hun
debiteurenbeheer moeten steken dan bij een goede betalingsdiscipline nodig
zou zijn.
Deze drie effecten veroorzaken (macro-)economische schade doordat er
kansen op economische groei en werkgelegenheid verloren gaan. Tabel 4.1
vat de omvang van de schade nog eens samen.
Tabel 4.1 Schade van te laat betalen voor de Nederlandse economie
1. Faillissementen
2. Verloren
groeikansen door
kredietlimieten
3. Extra kosten
debiteurenbeheer
Totaal
Gemiste economische
groei
(mln. euro’s)
Gemiste
werkgelegenheid
(in personen)
550
630
10.000
11.500
100
1.700
1280
23.200
Bron: NYFER
Het blijkt dat een flink deel van de ondernemers bewust te laat betaalt om te
kunnen profiteren van het ‘gratis’ leverancierskrediet. Men zou kunnen
denken dat het macro-economisch niet zoveel uitmaakt als iedereen wat
later betaalt omdat latere ontvangsten en latere betalingen elkaar in
evenwicht houden: het nadeel van de een is het voordeel van de ander en
vice versa. Dit is een grote vergissing. Deze studie maakt duidelijk dat de
Nederlandse economie jaarlijks meer dan een miljard euro groei misloopt
33
Sneller betalen – dat loont!
doordat er slecht wordt betaald en dat er bijna 25.000 banen minder zijn dan
er hadden kunnen zijn bij een goede betalingsdiscipline. We worden er dus
met z’n allen slechter van dat er op grote schaal de hand wordt gelicht met
de afgesproken betalingsvoorwaarden.
Stel dat Nederland zijn betalingsgedrag op de volgende manier wist te
verbeteren:
1. de algemeen aanvaarde, officiële betalingstermijn wordt teruggebracht
van bijna 30 dagen nu naar 15 dagen. Met het huidige elektronische
betalingsverkeer zou dat technisch geen enkel probleem hoeven zijn.
2. Daarnaast wordt de gemiddelde overschrijding van de afgesproken
betalingstermijn teruggebracht naar 5 dagen in plaats van 13,6 dagen nu
(een aantal slechte betalers blijf je altijd houden).
In dat geval zou het gemiddelde bedrijf binnen 20 dagen zijn geld in huis
hebben in plaats van meer dan 40 dagen nu. Dat zou een enorme impuls
voor de Nederlandse economie zijn:
1. het aantal faillissementen daalt met een kwart; dat levert een extra
economische groei op van € 550 miljoen en levert 10.000 banen op;
2. handelskredieten aan Nederlandse bedrijven worden gehalveerd;
bedrijven die tegen hun kredietlimiet zitten krijgen daardoor € 1700
miljoen extra aan financiële ruimte; dat zorgt voor een extra
economische groei van € 940 miljoen en 17.200 extra banen);
3. bedrijven hoeven nòg minder tijd en geld aan hun incasso-activiteiten te
besteden; stel dat nog een zo’n 20% extra op debiteurenbeheer kan
worden bezuinigd, dan spaart dit € 120 miljoen uit en levert het 2000
banen op.
Tabel 4.2 vat dit samen.
34
Sneller betalen – dat loont!
Tabel 4.2 Economische effecten van een vermindering van de gemiddelde
betalingstermijn tot 20 dagen
Extra economische
Extra
groei
werkgelegenheid
(mln. euro’s)
(in personen)
1. Minder
550
10.000
faillissementen
2. Besparing op
940
17.200
leverancierskrediet
3. Besparing op
120
2.000
debiteurenbeheer
Totaal
1610
29.200
Bron: NYFER
Gevolgen voor de regio Rotterdam
In het bovenstaande zijn de schadelijke gevolgen van betalingsachterstanden
van bedrijven becijferd voor de Nederlandse economie als geheel. Het is
natuurlijk ook mogelijk de gevolgen op regionaal niveau te berekenen. Het
werkgebied van de Kamer van Koophandel Rotterdam bijvoorbeeld
(waaronder naast Rijnmond ook Dordrecht en Gouda vallen) maakt zo’n
12% van de Nederlandse economie uit en vertegenwoordigt ook 12 % van
de Nederlandse werkgelegenheid. Als de bovengenoemde resultaten met
deze verhoudingsgetallen worden vertaald naar de regio Rotterdam e.o., dan
kan een betere betalingsmoraal die begint in Rotterdam, de regio bijna € 200
miljoen extra groei en 3500 extra banen opleveren. Het is duidelijk dat zo’n
impuls voor de Rotterdamse economie bijzonder welkom zou zijn.
Tabel 4.3 Economische gevolgen van een betere betalingsdiscipline voor de
regio Rotterdam en omstreken
Extra groei-impuls
Extra werkgelegenheid
(mln. euro’s)
(in personen)
Geen overschrijding
150
2800
toegestane
betalingstermijn
Gemiddelde
200
3500
betalingstermijn terug
naar 20 dagen
Bron: NYFER
35
Download