ABC van beleggen

advertisement
ABC van
Beleggen
Alle begrippen
op een rij
2
A
AAA
Classificatie van het laagste kredietrisico ofwel de
A
hoogste kredietwaardigheid van ondernemingen. Deze
B
classificatie (rating) met een lettercodering is afkomstig
C
van rating agencies zoals Standard & Poor’s en Moody’s
D
Investor Service.
Aandeel
E
Bewijs van deelneming in het kapitaal van een
onderneming. Bezit van een aandeel geeft het recht om
F
te delen in de winst en stemrecht uit te oefenen in een
G
aandeelhoudersvergadering.
Aandeelhouder
H
Bezitter van een bewijs van deelneming in het kapitaal
I
van een onderneming.
Aandelenemissie
J
Uitgifte van nieuwe aandelen. Een emissie wordt
K
meestal begeleid door een bank, die bemiddelt bij het
plaatsen van de nieuwe aandelen bij het publiek.
L
Aandelenfonds
Een beleggingsfonds dat alleen belegt in aandelen.
M
Actief beheer
Beheer van effecten waarbij door het innemen van
N
afwijkende posities t.o.v. een benchmark getracht wordt
O
waarde toe te voegen ten opzichte van deze benchmark.
P
Het tegenovergestelde is passief beheer waarbij de
Q
benchmark zo nauwkeurig mogelijk wordt gevolgd.
Actieve fondsen
R
Fondsen waarin tijdens de beursdag veel handel wordt
S
gedreven.
Advieskoers
T
Een voor de opening van de beurs afgegeven indicatie
U
van de verwachte openingskoers.
V
AEGON Asset Management Nederland
Met deze werknaam wordt de beheerder van AEGON
W
fondsen aangeduid.
X
AEGON Investment Management B.V.
Y
Z
Met deze juridische naam wordt de beheerder van
AEGON fondsen aangeduid.
3
A
AEX-index
Amsterdam Exchanges indeX (voorheen Amsterdam
EOE Index). Index van Euronext Amsterdam; deze is
B
gebaseerd op het gewogen gemiddelde van 25 grote
C
fondsen. Sinds 1994 is het de meest gehanteerde
D
graadmeter van de Nederlandse beurs.
E
Affaire
F
Effectentransactie. Met een ‘foute affaire’ wordt
meestal een verliesgevende effectentransactie bedoeld.
G
Afstempelen
H
Verlagen van de nominale waarde van een aandeel om
dit in overeenstemming te brengen met het werkelijke
vermogen van de vennootschap.
I
Aftermarkt
J
Koersvorming van en handel in een aandeel in de periode
na (after) beursintroductie.
K
Agio
L
Positief koersverschil ten opzichte van de nominale
waarde bij de uitgifte van een aandeel of obligatie.
M
Agiobonus
N
Bonusaandelen uit als agioreserve opgebouwd
vermogen. Voor de particuliere belegger zijn deze
O
belastingvrij.
P
Agioreserve
Fiscale reserve die ontstaat door storting van contanten
Q
op de aandelen die boven de nominale waarde zijn
R
uitgegeven. Uit de agioreserve kunnen belastingvrij
bonusaandelen en stockdividenden worden uitgekeerd.
S
Allocatie-effect
T
Het gevolg van het tactische allocatiebeleid waarbij
een bepaalde beleggingscategorie wordt over- of
U
onderwogen ten opzichte van de strategische allocatie.
V
W
X
Y
Z
All Ordinaries-index
Australische beursgraadmeter.
All time high
Hoogste notering op een bepaalde beurs tot op heden.
All time low
Laagste notering op een bepaalde beurs tot op heden.
Arbitrage
Tegelijkertijd aankopen en verkopen van effecten of
valuta op verschillende markten om zo gebruik te maken
van de prijsverschillen op deze markten.
4
As, if and when issued
De handel in nog niet uitgegeven effecten.
A
Asset mix
Verdeling van het vermogen over aandelen, obligaties,
B
onroerend goed en liquide middelen.
C
Iemand die door aankoop van aandelen voor een
D
ongewenste overname van een bedrijf zorgt.
E
Verplichting om de onderliggende waarde te leveren
F
(call) dan wel af te nemen (put) tegen de uitoefenprijs.
G
Optie waarvan de uitoefenprijs (ongeveer) gelijk is aan
H
Asset stripper
Assignment
At-the-money
de beurskoers van de onderliggende waarde.
Attribute-analyse
I
Geeft aan in welke mate bepaalde factoren hebben
J
bijgedragen aan de excesperformance van een
Autoriteit-FM
portefeuille of fonds ten opzichte van een benchmark.
K
Deze factoren zijn bijvoorbeeld het allocatie-, selectie-
L
en interactie-effect.
M
Autoriteit Financiële Markten. Organisatie die belast
N
is met het toezicht op het functioneren van de
O
Nederlandse effectenmarkten.
AVA
P
Algemene Vergadering van Aandeelhouders.
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
5
6
7
B
A
Baisse
Effecten verkopen zonder ze te bezitten in de
hoop deze later tegen een lagere koers te kunnen
B
terugkopen. Dergelijke transacties kunnen alleen door
C
de beroepshandel worden aangegaan. Baisse wordt
D
ook gebruikt voor het aanduiden van een negatieve
E
beursstemming of koersdaling.
F
Baissier
Belegger die op een koersdaling gokt door een
baissepositie in te nemen. Hij verkoopt dan stukken die
G
hij heeft geleend.
H
Bankbrief
I
Door een bank uitgegeven obligatie. De koers van een
bankbrief is afhankelijk van de geldende rentestand.
J
K
L
Basispunt
Een basispunt is één honderdste procentpunt (= 0,01%).
Basket
Verzameling obligaties of aandelen, bij elkaar gevoegd
om een index na te bootsen of het risico te spreiden.
M
Bear market
N
Pessimistische stemming over de ontwikkeling van de
markt.
O
Bear rally
P
Langere periode waarin de koers van een aandeel of
index blijft dalen.
Q
Bear spread
Optiestrategie waarmee wordt geprofiteerd van een
R
koersdaling. Een belegger legt een bear spread aan,
S
wanneer hij een zodanige combinatie van calls en/
of puts (ver)koopt dat hij bij koersdaling een gunstig
T
resultaat behaalt.
U
V
W
Beeldschermhandel
Elektronische (beurs)vloer.
Beheerder
Iemand die het bezit van een ander beheert. De
beheerder van een beleggingsfonds heeft de
X
verantwoording over de spreiding van de beleggingen in
Y
het beleggingsfonds.
Z
8
Beheerkosten
Kosten die periodiek door het beleggingsfonds aan
A
de beheerder worden betaald ten laste van het
B
fondsvermogen. Deze kosten komen indirect ten laste
C
van de belegger.
Bel 20
Belgische beursgraadmeter.
Beleggingshorizon
Periode dat het geld kan worden belegd.
Beleggingsfonds
Instelling die geld van derden belegt in aandelen en/of
D
E
F
G
andere vermogenswaarden. De deelnemer kan hierbij al
Beleggingsmaatschappij
Benchmark
voor een gering bedrag profiteren van risicospreiding en
H
deskundig beheer.
I
Beleggingsfonds dat wordt beheerd door professionele
J
beheerders.
K
Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor
L
de prestatie van een beleggingsportefeuille of
M
beleggingsfonds.
Beschermingsconstructie
N
Juridische constructie om ongewenste invloeden buiten
O
de onderneming te houden. Zo kan via bepalingen in de
Besloten beleggingsfonds
statuten de zeggenschap van aandeelhouders worden
P
beperkt.
Q
Een beleggingsfonds waarvan de participaties niet
R
vrij verhandelbaar zijn. Een besloten fonds biedt
S
bepaalde fiscale voordelen: het fonds betaalt geen
T
vennootschapsbelasting en kapitaalsbelasting.
Bestens order
U
Aankoop- of verkooporder op de beurs tegen de
V
eerstvolgende prijs waarvoor wordt gehandeld.
Betaalbaarstelling
Beurshausse
W
Aanwijzen van een dividendbewijs of coupon waarop
bijvoorbeeld het dividend wordt uitgekeerd of de
X
obligatie wordt uitgeloot.
Y
Lange periode van ononderbroken koersstijging.
Z
9
A
Beursindex
Koersgemiddelde van een aantal aandelen die tezamen
de beursindex vormen. Een beursindexcijfer wordt
B
gewoonlijk gebruikt als graadmeter voor de stemming
C
op de beurs. Voorbeelden zijn de Dow Jones Industrial
D
Index en de AEX-index.
E
Beurskapitalisatie
Waarde die een bedrijf of onderneming
F
vertegenwoordigt voor alle aandeelhouders. Deze
G
waarde is te berekenen door het aantal uitstaande
aandelen te vermenigvuldigen met de beurskoers van
H
het aandeel. Dit wordt ook wel beurswaarde genoemd.
I
J
K
Beurskrach
Beurscrisis. Ineenstorting van de koersen.
Bewaarloon
Kosten die door de bank voor het bewaren van de
effecten (custody) in rekening worden gebracht.
L
Bid/biedkoers
M
Koers waarop de beleggingsinstelling bereid is aandelen
terug te kopen, als er op de beurs meer aanbod dan
N
vraag is.
O
Bieden
Vermelding die aangeeft dat tegen de getoonde koers
P
geen transacties kunnen worden gedaan. Het aantal
Q
verkopers is te klein of nihil.
R
Blow-off
S
Blow out
Korte en felle stijging voor een crash.
Succesvolle beursintroductie of uitgifte waarbij de
stukken in een hoog tempo worden verkocht.
T
Blue chip
U
Kwalitatief hoogstaande aandelen. Oorspronkelijk was
een blue chip het duurste fiche in een casino.
V
Boekjaar
W
Periode waarover verslag wordt uitgebracht in het
(fiscaal) jaarverslag en de verlies- en winstrekening.
X
Y
Z
Bolsa-index
Mexicaanse beursgraadmeter.
Bonusaandelen
Uitkering in aandelen, meestal uit de belastingvrije
agioreserve. Over bonussen uit de algemene reserve
moet wel belasting worden betaald.
10
Boomen
Spectaculair groeien.
A
Bovespa-index
Braziliaanse beursgraadmeter.
B
Brady bonds
Staatsobligaties van Latijns-Amerikaanse landen,
C
uitgegeven in het kader van de door de VS ondersteunde
D
schuldsanering. Vernoemd naar Nicholas Brady, in de
E
jaren tachtig onderminister van financiën van de VS.
F
Broker
Engelse term voor commissionair in effecten.
G
Buba
Duitse Bundesbank.
H
Buck
Amerikaanse slang voor een dollar. In de Amerikaanse
I
valutahandel wordt hiermee één miljoen dollar
J
aangeduid.
Bull market
K
Optimistische stemming over de ontwikkeling van de
L
markt.
Bulletlening
M
Lening waarbij de aflossing ineens moet worden
betaald.
N
Bullion
Engelse aanduiding voor goud.
O
Bull rally
Langere periode waarin de koers van een aandeel blijft
Buyer’s market
P
stijgen.
Q
Markt waarop het aanbod groter is dan de vraag
R
waardoor de kopers tot op zekere hoogte de prijzen
S
kunnen bepalen.
T
U
V
W
X
Y
Z
11
12
C
CAC-40
Index van de Parijse effectenbeurs - Cotation Assisté
A
Continue - gebaseerd op de veertig belangrijkste Franse
B
aandelen.
Call-optie
C
Recht om gedurende een bepaalde periode
D
een belegging te kopen tegen een van tevoren
E
overeengekomen prijs (uitoefenprijs). Het recht
kan worden uitgeoefend tot de afloopdatum
F
(uitoefendatum). Voor dat recht betaalt de koper een
G
premie.
Cashdividend
H
Winstuitkering aan aandeelhouders in contant geld
I
(cash).
Cashflow
J
Nettowinst plus afschrijving van een onderneming. Deze
K
kasstroom is beschikbaar voor investeringen, dividend en
Certificaat
CF-stukken
winstinhouding.
L
Een door een administratiekantoor uitgegeven bewijs
M
van deelneming in het kapitaal van een onderneming,
N
uitgezonderd het stemrecht.
O
Effecten die qua vorm verschillen van de normaal in
P
omloop zijnde stukken en die niet aan cliënten worden
Q
overhandigd. Het Centrum voor fondsenadministratie en
de banken die de effecten beheren, keren het dividend
R
aan de houder uit.
S
Chart
Engelse term voor (koers)grafiek.
T
Chartist
Beleggingsdeskundige die met behulp van grafieken
U
(charts) voorspellingen doet over het verloop van
V
koersen.
W
Uitvoering van overdreven veel transacties door een
X
Churning
effectenmakelaar op rekening van één cliënt met
Y
als doel zoveel mogelijk commissie te genereren. In
Z
de financiële wereld wordt dit beschouwd als een
hoofdzonde.
13
A
Claim
Voorkeursrecht van koop voor bestaande
aandeelhouders bij de uitgifte van nieuwe aandelen door
B
een onderneming. De claim zelf vertegenwoordigt ook
C
een waarde die op de beurs kan worden verhandeld.
D
Closed-end-fund
E
Type beleggingsfonds waarvan het aantal aandelen
vaststaat. Bij groot aanbod op de beurs koopt het fonds
F
geen eigen aandelen. Koersen kunnen daardoor heftig
G
fluctueren.
Collar
H
Optieconstructie die beleggers beschermt tegen
koersdaling.
I
Commissaris voor de Notering Functionaris in dienst van de Amsterdamse
J
effectenbeurs die erop toeziet dat de handel volgens de
K
regels verloopt.
L
Commissionair
M
Effectenmakelaar. De commissionair adviseert, beheert
en voert op de beurs opdrachten van cliënten uit.
N
Hij mag dat ook voor eigen rekening doen. Voor zijn
O
diensten berekent hij commissie.
Commodity
P
Bulkproduct waarvan de prijs geheel door vraag en
aanbod wordt bepaald, zoals olie, graan en koffie.
Q
Contrarian
R
Belegger die precies het tegenovergestelde van anderen
doet.
S
T
U
V
Conversie
Omwisseling van een effect in een ander effect.
Conversiekoers
Vaste omwisselkoers van een converteerbare obligatie.
Converteerbare obligatie
Obligatie die de houder gedurende de looptijd om kan
wisselen tegen een vast aantal effecten en een vaste
W
koers.
X
Corneren
Y
Trachten controle te krijgen over de prijsvorming door
het aankopen van veel goederen of effecten.
Z
Corpus
14
Aflossingswaarde van een obligatie zonder de rente.
Deel van obligatie dat tegen inlevering recht geeft op
A
rente.
B
Jaarlijks ontvangen obligatierente over het nominale
C
bedrag van de obligatie gedeeld door de beurswaarde.
D
Crash
Beurscrisis. Ineenstorting van de koersen.
E
Cum
Aandeel waar stock, claim, warrant, bonus of dividend
F
nog aanzit.
G
Bijnaam voor de American Stock Exchange (Engels:
H
Coupon
Couponrendement
Curb
stoeprand).
Custody
Engelse term voor bewaring van de effecten.
Cyclische waarden
Aandelen van bedrijven die gevoelig zijn voor
I
J
K
conjunctuurbewegingen of werkzaam zijn in een
L
cyclische bedrijfstak.
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
15
16
17
D
A
Darts
Dutch Auction Rate Term Securities. Effecten waarvan
de prijs tot stand komt door een Dutch auction. Dit is
B
een veiling waarbij de prijs langzaam wordt verlaagd tot
C
iemand zich als koper meldt.
D
Dagorder
E
Order die alleen geldig is op de dag waarop hij verstrekt
is. Het tegenovergestelde is een doorlopende order.
F
G
H
DAX-index
Duitse beursgraadmeter.
Deep-discount bond
Obligatie met een rente ver beneden de marktrente en
een uitgiftekoers beneden de nominale waarde.
I
Deep-in-the-money optie
J
Optie waarvan de uitoefenprijs duidelijk onder de
beurskoers ligt.
K
Defensieve waarden
L
Aandelen die het over het algemeen goed blijven doen,
ook al gaat het economische slecht(er).
M
Deflatie
Waardevermeerdering van geld waardoor de koopkracht
toeneemt (de prijzen dalen).
N
O
Deposito
Voor een bepaalde tijd aan de bank toevertrouwd geld.
P
Derivaten
Instrumenten die zijn afgeleid van bijvoorbeeld een
aandeel, een obligatie of een index zoals opties en
Q
warrants.
R
Devaluatie
S
Het officieel vaststellen van een waardevermindering
van de ene muntsoort ten opzichte van de andere.
T
U
V
Disagio
Bedrag onder de nominale waarde.
Dividend
Winstuitkering aan aandeelhouders. Dat kan jaarlijks,
maar ook tussentijds (interim-dividend). Een uitkering in
W
de vorm van aandelen heet stockdividend. Ook is er nog
X
het keuzedividend, waarbij de aandeelhouder kan kiezen
Y
tussen een uitkering in contanten of in aandelen.
Z
18
Dividendbelasting
Te betalen belasting van 15% over ontvangen dividend.
A
Het uitkerende bedrijf houdt de belasting in en draagt
B
deze af aan de belastingdienst. De dividendbelasting is
C
een voorheffing op de inkomstenbelasting net zoals de
D
loonbelasting.
Dividendbewijs
E
Deel van een aandeel dat tegen inlevering recht geeft
op dividend.
F
Dividendrendement
Dividend als percentage van de waarde van aandelen.
G
Dividend-strippen
Verkoop van dividendcoupons met als doel te profiteren
H
van een fiscaal voordeel.
I
Verlengen van een aflopende positie. Veel
J
voorkomende praktijk bij deposito’s en verliesgevende
K
optieconstructies.
L
Belangrijkste graadmeter van de Amerikaanse
M
Doorrollen
Dow Jones-index
Effectenbeurs (Wall Street, New York Stock Exchange,
N
NYSE). Wordt samengesteld op basis van de koersen van
dertig fondsen.
O
Downside risk
Neerwaarts risico, kans op verlies.
P
Dragons
Tweede golf van ‘emerging markets’ in Zuidoost-Azië.
Q
Het gaat daarbij om Thailand, Maleisië en Indonesië. De
R
Aziatische Tijgers (Korea, Hongkong, Singapore, Taiwan)
S
waren de eerste golf.
DSI
T
Dutch Securities Institute. Het Dutch Securities institute
U
heeft ten doel het vertrouwen van het beleggend
V
publiek in de effectenbranche te versterken. DSI richt
zich hierbij op het bevorderen van de kwaliteit en
W
de integriteit van effectenspecialisten. Voldoet een
X
effectenspecialist of -instelling aan de criteria die zijn
Y
gesteld voor integriteit, opleiding en werkervaring, dan
Z
wordt deze opgenomen in de DSI registers.
19
A
Dual-currency bond
Obligatie met storting en aflossing in verschillende
valuta’s.
B
Dual listing
C
Notering op twee beurzen die zich niet in dezelfde
tijdzone bevinden.
D
E
Dunne markt
Markt die gekenmerkt wordt door weinig handel.
F
Duration
Maatstaf voor rentegevoeligheid van obligaties.
Hoe langer de resterende looptijd, des te sterker
G
obligatiekoersen reageren op een renteverandering
H
en hoe hoger de duration. Vuistregel: stijgt of daalt de
I
rente met 1%, dan fluctueert de waarde van de obligatie
J
met 1% maal de duration.
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
20
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
21
22
23
E
A
Easdaq
Europese elektronische schermenbeurs voor kleine
groei-ondernemingen. Nasdaq is de (veel grotere)
B
Amerikaanse tegenhanger.
C
Earnings yield-ratio
D
De earning’s yield-ratio geeft een verhouding weer
tussen de rente en de koers/winstverhouding.
E
Effecten
F
Verzamelnaam voor verhandelbare waardepapieren,
zoals aandelen, obligaties, opties, futures en warrants.
G
Effectenkrediet
H
Krediet voor de financiering van de aankoop van
effecten, waarbij de effecten als onderpand dienen.
I
J
K
L
Effectenportefeuille
Effectenbezit van een belegger.
Eigen vermogen
Aandelenkapitaal plus reserves van een onderneming.
Emerging markets
Regio’s die tot nu toe achtergebleven zijn in hun
economische ontwikkeling maar waarvan de
M
vooruitzichten goed zijn.
N
Emissie
O
EMS
P
Uitgifte van nieuwe aandelen of obligaties.
Europees Monetair Stelsel, een systeem van
wisselkoersverhoudingen binnen de Europese Unie.
Q
Enhanced active
Enhanced active is een beleggingsstijl die gekenmerkt
wordt door actief beleggingsbeleid waarbij de vrijheid
R
van portfoliomanagers afwijkende posities ten opzichte
S
van onderliggende benchmarks in te nemen, wordt
T
beperkt door een groot aantal restricties op alle
U
niveaus binnen de portefeuille. Door veelvuldig van de
V
benchmark afwijkende posities in te nemen, die ieder
afzonderlijk van relatief kleine omvang en invloed zijn,
W
wordt het risico op sterk van de benchmark afwijkende
X
returns gereduceerd.
Y
Eurobond
Z
Obligatielening, uitgegeven door een debiteur uit een
ander land dan het land van de valuta waarin de lening
luidt.
24
Eurotop 100
Europese beursgraadmeter.
A
Ex-dividend
Waarde van een aandeel de dag nadat het dividend
B
beschikbaar is gesteld. Het dividend zit dan niet meer in
C
de koers.
D
Laatste dag waarop een optierecht kan worden
E
Expiratiedatum
uitgeoefend. Bij aandelen de derde vrijdag van de
F
maand.
Exposure
G
Gevoeligheid voor een bepaalde omgevingsfactor.
Een fonds kan bijvoorbeeld exposure hebben naar de
H
Amerikaanse dollar, wat betekent dat het fonds gevoelig
I
is voor valutaschommelingen.
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
25
F
A
Falcon
Fixed term agreement for long term call option on
existing securities. Optie of warrant met een langere
B
looptijd dan normaal.
C
Fascon
D
Fixed term agreement for short term call options on
existing securities. Optie met een langere looptijd dan
E
normaal, maar korter dan die van een Falcon.
F
Fed
G
Federal Reserve Board. Het hoogste bestuursorgaan van
de Amerikaanse Centrale Bank, bestaande uit twaalf
H
over de Verenigde Staten verspreide Federal Reserve
Banks.
I
Fixed-rate
Obligatie met een vaste rentecoupon.
K
Flauw
Marktstemming bij dalende koersen.
L
Floater
Obligatie met een variabele rentecoupon, meestal
J
gekoppeld aan een ander rentetarief, bijvoorbeeld
M
dat van schatkistpapier. Aantrekkelijk voor beleggers
N
wanneer zij een rentestijging verwachten.
O
Flotation
P
Fondsmanager
Q
Uitgifte van nieuwe aandelen of obligaties.
Beheerder van een beleggingsfonds of van een
effectenportefeuille van een belegger.
R
Footsie
Slang voor Engelse beursgraadmeter FTSE-100. Index
S
van de Londense beurs die 100 Engelse beursfondsen
T
telt.
U
Forex
Afkorting van Foreign Exchange (valutahandel/
arbitrage).
V
Fraus legis
W
Leerstuk op grond waarvan anti-fiscale constructies die
in strijd zijn met de geest van de belastingwet door de
X
fiscus en de belastingrechter worden bestreden.
Y
Freeriding
Z
Ongeoorloofde praktijk waarbij een bank aandelen
achterhoudt om ze na introductie tegen een hogere prijs
te verkopen.
26
Front running
Aankoop of verkoop van aandelen met voorkennis dat er
A
op korte termijn een aankoop- of verkoopadvies wordt
B
afgegeven of een grote aankoop- of verkooporder wordt
C
geplaatst. Deze praktijk is bij wet verboden.
FTA
D
Financiële Termijnmarkt Amsterdam. Hier worden
E
futures verhandeld.
FTSE-100
Fundamentele analyse
F
Ook wel Footsie genoemd. Index van de Londense beurs
die 100 Engelse beursfondsen telt.
G
Beoordelingsmethode die laat zien of een aandeel voor
H
belegging in aanmerking komt. Gekeken wordt onder
I
andere naar de financiële situatie, de balansverhouding,
J
de ontwikkelingen in de belangrijkste markten, de
K
conjunctuur en de kwaliteit van het management. Hier
Future
tegenover staat de technische analyse waarbij op basis
L
van koersontwikkelingen uit het verleden toekomstige
M
koersontwikkelingen worden voorspeld.
N
Termijncontract. Contract waarin de toekomstige
O
aankoop en verkoop van vooral financiële waarden zijn
P
vastgelegd.
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
27
28
29
G
A
Gedaan en bieden
Uitdrukking die aangeeft dat niet alle kooporders op de
gedane koers kunnen worden uitgevoerd. Er is te veel
B
vraag tegen die koers en te weinig aanbod.
C
Gedaan en laten
D
Aanduiding achter een gepubliceerde beurskoers, die
aangeeft dat niet alle aangeboden aandelen tegen die
E
koers konden worden verkocht. Er is te veel aanbod
F
tegen die koers en te weinig vraag.
G
Gedekt schrijven
H
Verkoop van een call-optie als men in het bezit is van de
aandelen waarop de optie betrekking heeft.
I
Gedrukt
Marktstemming wanneer de koersen gedaald zijn.
J
Geldmarktfonds
Beleggingsinstelling die het geld van deelnemers in
K
deposito’s en andere geldmarktproducten belegt. Er
L
wordt geen dividend uitgekeerd. Zo’n fonds wordt ook
wel groeifonds of liquiditeitenfonds genoemd. Vanwege
M
de korte looptijd van deposito’s is een geldmarktfonds
N
minder gevoelig voor rentewijzigingen dan een
O
obligatiefonds.
Gelimiteerde order
P
Opdracht aan bank of commissionair om niet boven een
bepaalde prijs te kopen of onder een bepaalde prijs te
Q
verkopen.
R
Gestalde winst (verlies)
S
Winst (verlies) die in de toekomst fiscale relevantie
krijgt.
T
U
V
Gilt
Engelse staatsobligatie.
Goudgerande waarde
Obligaties waarvan de rente en aflossing zijn verzekerd.
De term wordt gebruikt voor obligaties met een hoge
W
rating.
X
Greenbuck
Populaire term voor de Amerikaanse dollar.
Y
Greenfield operatie
Vanuit het niets opbouwen van een operatie of bedrijf.
Grijze Vrijdag (“Grey Friday”)
Forse mondiale correctie op aandelenmarkten die
Z
plaatsvond op vrijdag 15 augustus 1997.
30
Groeifonds of groeiaandeel
Aandeel dat naar verwachting een groei zal laten zien.
A
Groenvrijstelling
Fiscale vrijstelling waarvan in Nederland wonende
B
particulieren gebruik kunnen maken als zij investeren in
C
fondsen die minimaal 70% van hun vermogen beleggen
D
in door de overheid goedgekeurde, milieuvriendelijke
E
bedrijven en projecten. Deze vrijstelling wordt mogelijk
Growth investor
in 2003 beperkt.
F
Belegger die zoekt naar aandelen met een hoge
G
verwachte winstgroei.
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
31
H
A
Hang Seng-index
Beursgraadmeter van Hongkong.
B
Hausse
Lange periode van ononderbroken koersstijging.
C
Een speculant die op korte termijn een koersstijging
D
verwacht en hier naar handelt, handelt à la hausse.
Hedging
E
Methode om effectenportefeuilles te beschermen door
futures of opties te kopen of te verkopen.
F
Hefboomwerking
G
Beleggen met geleend geld waarbij de opbrengst van
de beleggingen hoger is dan de financieringsrente. Ook
H
het beleggen in opties kan een hefboomwerking teweeg
I
brengen.
J
High-yield bonus
Obligaties van bedrijven met een relatief lage
K
kredietclassificatie (rating) Vroeger werden deze
L
obligaties ‘junk bonds’ genoemd.
Hoek
M
Gedeelte van de beursvloer dat is toegewezen aan de
handel in bepaalde fondsen.
N
Hoekman
O
Oude titel voor een beurshandelaar die aankoop- en
verkooporders in elkaar sluit.
P
Holding
Q
Houdstermaatschappij van aandelen in een of meer
dochtervennootschappen.
R
S
T
House, The
Beursterm voor de London Stock Exchange.
Huisfonds
Beleggingsfondsen die financiële instellingen voor hun
eigen cliënten hebben opgericht.
U
Hurdle rate
V
Kengetal dat aangeeft vanaf welk verwacht rendement
een belegger de kosten van een investering of project
terugverdient.
W
X
Y
Z
32
I
IBEX 35
Spaanse beursgraadmeter.
A
Index
Verhoudingscijfer om een bepaalde ontwikkeling of
B
een stemming weer te geven; koersgemiddelde van een
C
aantal fondsen.
D
Samengestelde index die een goede voorspeller is van
E
Index of leading indicators
de economische groei over zes maanden.
Inflatie
F
Geldontwaarding. Situatie waarbij het algemene prijspeil
G
een stijging laat zien.
Information ratio
H
Risico-rendementsmaatstaf. Deze wordt berekend door
I
het op elkaar delen van de relatieve performance en de
standaarddeviatie daarvan (tracking error).
J
In portefeuille
Aandelen die nog niet zijn uitgegeven.
K
Insider-trading
Handelen met voorkennis.
Institutionele beleggers
Instellingen zoals pensioenfondsen en
Interactie-effect
L
M
verzekeringsmaatschappijen die het onder hun beheer
N
vallende kapitaal zelf beleggen of dit uitbesteden aan
O
derden.
P
Wordt veroorzaakt door het allocatie- en selectiebeleid
Q
tezamen en is niet expliciet toe te wijzen aan één van
R
beide beslissingen.
Interim-dividend
Tussentijdse dividenduitkering.
Interventie
Ingreep op de geld- of valutamarkt door één of meer
S
T
U
Centrale Banken om de koers van een valuta te steunen.
In the money-optie
V
Call-optie waarvan de uitoefenprijs lager is dan de koers
van de onderliggende waarde. Wanneer deze optie nu
W
wordt uitgeoefend, levert hij geld op.
X
Put-optie waarvan de uitoefenprijs hoger is dan de
Y
beurskoers van de onderliggende waarde. Wanneer deze
Z
optie nu wordt uitgeoefend, levert hij geld op.
33
A
Intrinsieke waarde
Werkelijke waarde. Wordt van een aandeel berekend
door de actuele waarde van alle bezittingen van een
B
fonds of bedrijf te delen door het aantal uitstaande
C
aandelen. Bij opties is de intrinsieke waarde het
D
positieve verschil tussen de uitoefenprijs van een optie
E
en de beurskoers van de onderliggende waarde.
F
Inverse rentestructuur
Situatie waarin de korte rente hoger is dan de lange
rente.
G
IPO
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
34
Initial Public Offering. Beursintroductie.
J
Johannes All Share
Zuidafrikaanse beursgraadmeter.
A
Joint Venture
Samenwerkingsverband tussen twee of meer
B
ondernemingen. De samenwerking kan zowel eenmalig
C
zijn als blijvend.
D
Jaar op jaar: verandering ten opzichte van een jaar
E
JOJ
geleden.
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
35
36
37
K
A
Kapitaalmarkt
Markt waar waardepapieren worden verhandeld met een
looptijd bij uitgifte van langer dan één jaar.
B
Keuzedividend
C
Aandeelhouder kan kiezen tussen een uitkering in
contanten of in aandelen.
D
Koersorkestratie
E
Door aankoop en verkoop de koers in een gewenste
richting trachten te sturen (orkestreren). Dit wordt
F
gezien als handelen met voorkennis en is strafbaar.
G
Koers/winstverhouding
H
Afgekort k/w. Verhoudingsgetal dat ontstaat door de
koers te delen door de winst per aandeel. De koers/
I
winstverhouding wordt veel gebruikt om te beoordelen
J
of een aandeel relatief duur of goedkoop is.
Korte rente
K
Geldmarktrente. Rente op vastrentende waarden met
een looptijd tot een jaar.
L
M
K-stukken
Obligaties met een coupon- of dividendblad.
N
Krach
Ineenstorting van de effectenbeurs door sterk dalende
aandelenkoersen. Als dit gebeurt, is er vaak sprake van
O
een neerwaartse spiraal omdat beleggers elkaar volgen
P
(kuddegedrag).
Q
Kuala Lumpur Stock Exchange Maleisische beurs.
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
38
L
Laatkoers
Koers waarop een beleggingsinstelling bereid is
A
aandelen uit te geven, als op de beurs meer vraag dan
B
aanbod is.
Lange rente
C
Kapitaalmarktrente. Rente op obligaties en dergelijke
D
met een looptijd langer dan een jaar, waarbij meestal
E
de tienjaarsrente als maatstaf dient. In de Verenigde
Laten
Libor
Staten dient als maatstaf de rente van dertig jaar.
F
Koersnotering die betekent dat tegen die koers geen
G
transacties konden worden gedaan. Het aanbod is groter
H
dan de vraag.
I
London Interbank Offered Rate. Kortlopende
J
depositorente die in de Londense interbancaire markt
K
wordt aangeboden.
Limiet
Vaste koers waartegen men wil kopen of verkopen.
Liquiditeiten
Direct ter beschikking staande geldmiddelen
L
M
N
(kortlopende deposito’s, contant geld).
Liquiditeitenfonds
O
Beleggingsinstelling die het geld van deelnemers
in liquiditeiten belegt. Vanwege de korte looptijd is
P
de gevoeligheid voor rentewijzigingen gering. Zo’n
Q
beleggingsfonds wordt ook wel een geldmarktfonds
R
genoemd.
Lommerd
Bank van Lening.
Lui
Marktstemming bij lusteloze handel.
S
T
U
V
W
X
Y
Z
39
M
A
M1 t/m/ M5
Aanduidingen van de geldhoeveelheid in een land.
B
Majoreren
Het voor een groter aantal dan gewenst inschrijven op
C
een uitgifte van aandelen of obligaties in de verwachting
D
dat men door een overspannen vraag slechts een
percentage krijgt toegewezen.
E
Mantel
F
Gedeelte van effect waarop de rechtsverhouding tussen
bezitter en uitgevende instelling staat omschreven.
G
Margin
H
Bedrag dat de verkoper van een ongedekte optie als
zekerheid moet storten.
I
Margin call
J
Verzoek van een effectenmakelaar aan een cliënt om
storting van meer zekerheden (geld) om uitstaande
posities af te dekken.
K
MBI
L
Management Buy-In. Investeerders beleggen geld in een
jonge onderneming en laten op deze wijze blijken dat ze
M
vertrouwen hebben in het huidige management.
N
MBO
O
Management Buy-Out. Uitkoop van de aandeelhouders
door het management.
P
Q
R
S
Merval-index
Argentijnse beursgraadmeter.
MIB 30
Italiaanse beursgraadmeter.
Midcap-fondsen
Aandelen van wat betreft marktkapitalisatie
middelgrote ondernemingen.
T
Mixfonds
U
Een beleggingsfonds dat belegt in aandelen, obligaties,
vastgoed en liquiditeiten.
V
MSCI
W
Morgan Stanley Capital International. Onafhankelijk
Amerikaans beleggingsinstituut dat van alle belangrijke
X
beleggingsgebieden in de wereld een index berekent.
Y
Z
40
N
Nasdaq
Nettorendement
National Association of Securities Dealers Automated
A
Quotations. Elektronische (beurs)vloer van New York.
B
Nettorendement houdt in dat de kosten en eventueel
C
de te betalen belasting reeds met het resultaat
D
zijn verrekend. Dit resultaat in verhouding tot het
E
geïnvesteerde geld is het nettorendement.
Nikkei 255
Japanse beursgraadmeter.
Nominale waarde
Bij een obligatie: de grootte van een schuldvordering. Bij
Notering
F
G
een aandeel: het bedrag van de deelneming dat op de
H
mantel staat vermeld.
I
Koers die in de Officiële Prijscourant wordt opgenomen.
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
41
42
43
O
A
Obligatie
Schuldbrief van een bedrijf of een overheidsinstelling die
wordt verhandeld op de beurs.
B
Obligatiefonds
C
Beleggingsinstelling die het geld van deelnemers in
obligaties belegt.
D
Offshore-fund
E
Beleggingsinstelling die officieel in een ander land
is gevestigd dan het land waarin de beheerder en de
F
participanten zijn gevestigd. De keuze voor het land van
G
vestiging wordt over het algemeen bepaald door het
H
belastingregime aldaar.
I
Onderwegen
Minder in een aandeel, sector of land beleggen dan
volgens de index of benchmark normaal zou zijn.
J
Open end fund
K
Beleggingsfonds dat zelf via aankoop en verkoop de
koers van het aandeel ongeveer op het niveau van de
L
intrinsieke waarde houdt.
M
Open-interest
N
Getal dat aangeeft hoeveel posities op een zeker
moment openstaan in een bepaalde optieserie of
O
optieklasse.
P
Open outcry
Een handelssysteem op een beurs waar koersen
Q
luidkeels worden afgegeven. Nog steeds in zwang op de
R
New York Stock Exchange.
Opschorting
S
Tijdelijk staken van de beurshandel in een fonds,
meestal in verband met een belangrijke mededeling van
T
de betrokken onderneming.
U
Optie
V
Verhandelbaar recht om van de onderliggende
waarde (bijvoorbeeld aandelen of obligaties) een
W
standaardhoeveelheid te kopen (call) of te verkopen
(put) tegen een vooraf overeengekomen prijs
X
OTC
Y
Over The Counter. Markt voor effecten die niet worden
verhandeld via een beurs.
Z
44
Out of the money-optie
Call-optie waarvan de uitoefenprijs hoger is dan de koers
A
van de onderliggende waarde.
B
Put-optie waarvan de uitoefenprijs lager is dan de
C
beurskoers van de onderliggende waarde.
Outperformer
D
Aandeel dat meer in koers is gestegen dan de
E
desbetreffende index of sector. Een aandeel dat
Overwegen
het slechter doet dan een index of sector heet een
F
underperformer.
G
Meer beleggen in een aandeel, sector of land dan
H
volgens de index of benchmark normaal zou zijn.
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
45
P
A
Pari
B
Passief beheer
Eigenlijk à pari. Tegen de nominale waarde.
Beheer van effecten waarbij de benchmark
C
zo nauwkeurig mogelijk wordt gevolgd. Het
D
tegenovergestelde is actief beheer waarbij door het
innemen van afwijkende posities t.o.v. een benchmark
E
getracht wordt waarde toe te voegen ten opzichte van
F
deze benchmark.
G
Pay-out
H
Deel van de nettowinst dat als dividend aan de
aandeelhouders wordt uitgekeerd.
I
Penny stocks
Aandelen die minder dan een pond, euro of dollar waard
zijn. De koers wordt in pennies of centen weergegeven.
J
Performance
K
Rendement op een belegging. Procentuele stijging (outperformance) of daling (under-performance) van een
L
belegging over een bepaalde periode ten opzichte van
M
een vergelijkingsmaatstaf.
N
Perpetuele lening
Eeuwigdurende lening. Obligatielening die geen
O
afloopdatum of aflossing kent. De uitgever betaalt
P
alleen rente.
Pork bellies
Q
Geslachte varkens die verhandeld worden op de
goederentermijnmarkt. Ook gebruikt als term voor zeer
R
speculatieve handel.
S
PPI
T
Producer Price Index. Amerikaanse index voor
grondstoffenprijzen. Belangrijke indicator voor de
U
inflatie.
V
Preferente aandelen
W
Aandelen waaraan voorrechten zijn verbonden, zoals
winstdeling of de benoeming van bestuursleden.
X
Premie-obligatie
Y
Obligatie waaraan bij de uitloting de kans op een prijs
(premie) is verbonden.
Z
46
Primaire markt
Emissiemarkt waar sprake is van aandelen of obligaties
A
die voor het eerst worden uitgegeven. In de secundaire
B
markt worden extra aandelen of obligaties uitgegeven.
Prioriteitsaandelen
C
Op deze aandelen wordt voorrang gegeven aan gewone
D
aandeelhouders bij de betaling van het dividend.
Private placement
E
Plaatsen van effecten bij een belegger zonder dat de
F
transactie via de beurs loopt.
Program-trading
G
Computergestuurde effectenhandel op basis van
H
programma’s.
Proxy voting
Put-optie
I
Verzoek aan aandeelhouders om stemvolmachten te
verstrekken.
J
Recht om een belegging te verkopen tegen een van
K
tevoren overeengekomen prijs. Voor dat recht moet een
L
premie worden betaald.
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
47
48
R
Raider
Ratio
Real-time
Iemand die door aankoop van aandelen voor een
A
ongewenste overname van een bedrijf zorgt.
B
Getalsverhouding die het maken van vergelijkingen
C
eenvoudiger maakt.
D
Koersen die direct op het scherm verschijnen zodra er is
E
gehandeld.
Recessie
F
Terugval in economische ontwikkeling gedurende drie
G
opeenvolgende kwartalen.
Relatieve-sterktelijn
H
Lijn (afgedrukt onder een koersgrafiek) die, door de tijd
I
heen, de relatieve-sterkte van een financiële grootheid
Renterenseignering
Reset note
weergeeft ten opzichte van een vergelijkingsmaatstaf.
J
Informatie over uitbetaalde rente op spaartegoeden,
K
obligaties en aandelen, die banken jaarlijks aan de fiscus
L
moet verstrekken.
M
Obligatie waarvan de coupon na één jaar opnieuw
N
wordt vastgesteld. De nieuwe coupon geldt dan voor de
O
resterende looptijd.
Risicoscore
P
De risicoscore geeft een indicatie van de
Q
beleggingsrisico’s. Hierbij kan worden gedacht aan
renterisico’s bij obligatiefondsen en valutarisico’s
R
bij fondsen die in het buitenland beleggen. De
S
beleggingsrisico’s van het beleggingsfonds worden
T
uitgedrukt in een getal tussen 1 en 10. Hoe hoger het
U
getal hoe groter het beleggingsrisico.
Roll-over
V
Doorrollen. Vervangen van een optiepositie door een
nieuwe met een latere afloopmaand en/of andere
W
uitoefenprijs.
X
Y
Z
49
50
51
S
A
Salderen
Verlagen van een belastingvrijstelling met de betaalde
rente.
B
SEAQ
C
Elektronische beursvloer van Londen voor buitenlandse
aandelen.
D
Security lending
E
Security lending is het uitlenen van aandelen en
obligaties voor een vastgestelde periode aan derden
F
in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het
G
economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er
H
geen koersrisico gelopen.
I
Selectie-effect
Wordt veroorzaakt doordat met het beleid binnen een
beleggingscategorie een rendement wordt behaald dat
J
afwijkt van het benchmarkrendement voor die categorie.
K
Seller’s market
L
Markt waarop de vraag groter is dan het aanbod
waardoor de verkopers tot op zekere hoogte de prijzen
M
kunnen bepalen.
N
Sharpe ratio
Risico-rendementsmaatstaf. Deze wordt berekend door
O
het rendement van een beleggingsportefeuille boven
P
het rendement op een risicovrije belegging te delen door
Q
de standaarddeviatie van het fondsrendement.
R
Shanghai index
Beursgraadmeter van Shanghai.
S
Schenzen B-index
Chinese beursgraadmeter.
T
Short gaan
Verkoop van aandelen door een professionele belegger
die de stukken niet zelf in bezit heeft. Meestal zijn de
U
aandelen geleend bij een derde partij. Als de koersen
V
dalen, kunnen de aandelen voor een lagere prijs worden
W
teruggekocht; het verschil is dan winst.
X
Small caps
Y
Aandelen van wat betreft marktkapitalisatie kleinere
bedrijven.
Z
S&P 500
Standard & Poor-indexbeurs. Graadmeter van de 500
hoofdfondsen in de Verenigde Staten.
52
Specialist
Vroeger de hoekman, nu de man of vrouw op de
A
beursvloer die vraag en aanbod regelt en op elkaar
B
probeert af te stemmen.
Speculeren
C
Bepaalde risico’s nemen met als doel het behalen van
D
relatief hoge winsten.
Splitsen
E
Coupures van aandelen worden wel eens gesplitst in
F
kleinere coupures van hetzelfde fonds. De nominale
waarde van de aandelen wordt dan lager. Een concern
G
kan tot splitsing overgaan als de waarde van het aandeel
H
zodanig hoog wordt dat dit de verhandelbaarheid
I
beperkt.
Spread
J
Beleggingsfondsen met een open-end structuur, moeten
K
de aandelenkoers binnen een bepaalde bandbreedte van
de intrinsieke waarde van het aandeel houden. Zo krijgt
L
de belegger altijd een eerlijke prijs voor zijn aandeel.
M
De spread wordt gevormd door een opslag (bij verkoop)
N
en of een afslag (bij inkoop) te leggen op de intrinsieke
O
waarde om de kosten van het fonds te dekken. Veelal is
Staatsleningen
Staatsobligaties
Sterfhuisconstructie
Steunniveau
in de spread ook de kapitaalbelasting begrepen.
P
Obligaties uitgegeven door de overheid. Ook wel
Q
staatsobligaties genoemd.
R
Verhandelbaar schuldbewijs van de overheid. Deze geeft
S
in het algemeen een jaarlijkse rente.
T
Juridische splitsing van een onderneming in een
U
winstgevend deel en een verliesgevend deel.
V
Prijsniveau waarop er genoeg vraag in de markt is om
W
een koersdaling een halt toe te roepen.
Stockdividend
Dividenduitkering in aandelen.
Stock picking
Aandelen selecteren die in de ogen van een belegger (te)
X
Y
Z
laag zijn geprijsd.
53
A
Straits Times-index
Singaporese beursgraadmeter.
B
Strippen
Scheiden van de mantel (nominale waarde) en de
coupon (rentebetaling) van een obligatie om ze apart te
C
verhandelen.
D
Swiss Market-index
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
54
Zwitserse beursgraadmeter.
55
T
A
Talon
Strook die deel uitmaakt van couponblad tegen
inlevering waarvan een nieuw couponblad wordt
B
uitgereikt. Geldt ook voor dividendbladen.
C
D
Target
Koersdoel van een aandeel.
E
T-bills
Treasury bills. Amerikaanse schatkistbiljetten met een
middellange of korte looptijd.
F
Technische analyse
G
Analyseren van een aandeel aan de hand van
koersontwikkelingen uit het verleden. Via chart reading
H
- het interpreteren van grafieken - probeert een analist
I
toekomstige koersen te voorspellen.
J
Termijncontract
Future. Contract waarin de toekomstige aankoop en
verkoop van vooral financiële waarden zijn vastgelegd.
K
Tick
L
Opgaande of neerwaartse beweging in de koers van een
aandeel. Elk nieuw koersniveau is een tick.
M
Tijger
N
Bijnaam voor de Aziatische markt in opkomst. De tijgers
zijn Singapore, Hongkong, Zuid-Korea en Taiwan
O
Top-5-index
P
Index, samengesteld uit de grootste vijf fondsen van de
AEX-index wat betreft marktkapitalisatie.
Q
Topix
R
Tokyo Stock Price Index. Samengestelde index van alle
gewone aandelen (circa 1.120) die zijn genoteerd op
S
de zogenaamde eerste afdeling van de Tokyo Stock
T
Exchange.
U
Toronto Stock Exchange
Canadese beursgraadmeter.
V
Tracking error
Maatstaf voor het risico dat een fondsmanager mag
lopen met zijn beleggingsbeleid. Geeft de (theoretische)
W
maximale afwijking aan van het rendement van de
X
beleggingen ten opzichte van een benchmark.
Y
Trader
Z
Belegger die door aankoop- en verkooptransacties winst
probeert te behalen.
56
Trading range
Transactiekosten
Trendindicator
Bereik tussen twee niveaus waarbinnen een koers zich
A
beweegt. Is een term uit de technische analyse.
B
Vergoeding die moet worden betaald voor het aan- of
C
verkopen van effecten.
D
Laat zien wat de verwachte economische trend is.
E
Researchanalisten maken veel gebruik van indicatoren
F
die de richting aangeven van de economische
Trendlijn
ontwikkeling. Bijvoorbeeld het vertrouwen van
G
inkoopmanagers bij ondernemingen of de orders die de
H
industrie in de boeken heeft staan.
I
Een trendlijn is een rechte lijn die een aantal markante
J
punten in een grafiek met elkaar verbind. De trendlijn
K
geeft de richting van een trend in een koersgrafiek weer.
Triple A
Triple witching days
L
Hoogste kwalificatie (AAA) om aan te geven dat
de kredietwaardigheid van een bedrijf maximaal is.
M
Verstrekt door de gezaghebbende rating agencies
N
Moody’s en Standard & Poor.
O
Dagen waarop de driemaandelijkse afwikkeling
P
van de opties en futures op de aandelenindices
Q
plaatsvinden. Dit zorgt voor zeer hoge activiteit en grote
R
koersschommelingen.
Turn-around
S
Positieve verandering bij een onderneming die
T
gedurende een bepaalde periode problemen had.
U
V
W
X
Y
Z
57
58
59
U
A
Uitbodemen
Stabiliseren van een koers na een periode van neergang.
B
Uitbreken
Plotseling omhoogschieten van een stagnerende koers.
C
Uitoefenprijs
Vantevoren overeengekomen prijs waarvoor een koper
D
een call-optie kan aankopen en de verkoper de call-optie
E
moet verkopen.
Underperformer
F
Aandeel dat minder in koers is gestegen of meer
gedaald dan een index. Een aandeel dat het beter doet
G
dan een index heet outperformer.
H
Upgraden
I
Verbeteren, vernieuwen; naar boven bijstellen van een
beleggingsadvies.
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
60
V
Value Investor
Belegger die zoekt naar ondergewaardeerde effecten.
A
Variabele rente
Rente die gekoppeld is aan ontwikkelingen op de
B
geldmarkt.
C
Vast
Marktstemming bij oplopende koersen.
D
Vaste rente
Voor een bepaalde periode afgesproken rente.
E
Verdeeld
Beursstemming bij een markt zonder tendens; er zijn
F
zowel wat hogere als wat lagere koersen.
G
Poging van een centrale bank om de inflatie omlaag
H
te krijgen door middel van een renteverhoging en/of
I
Verkrapping
vermindering van de hoeveelheid geld die in omloop
J
is. Dit laatste is mogelijk door banken te verplichten
K
tegoeden aan te houden bij de centrale bank.
Vermogensbeheer
Vloer
Volatiliteit
L
Activiteiten gericht op het in stand houden van het
vermogen en het behalen van het nagestreefde
M
resultaat.
N
Gedeelte van de beursvloer dat is toegewezen aan de
O
handel in bepaalde fondsen.
P
De beweeglijkheid (mate van koersstijging en/of daling)
Q
van één of meerdere aandelen, dan wel een gehele
R
markt of beurs.
Voortschrijdend gemiddelde
S
Een gemiddelde van het koersverloop dat
voortschrijdend berekend wordt over een bepaalde
T
periode. Dit gemiddelde filtert scherpe koersbewegingen
U
uit het koersverloop en geeft het trendmatig
V
koersverloop weer.
W
X
Y
Z
61
W
A
Warrents
Warrants geven het recht om gedurende een bepaalde
tijd aandelen te kopen tegen een tevoren vastgestelde
B
prijs.
C
Weerstandsniveau
D
Prijsniveau waarop er genoeg aanbod in de markt is om
een koersstijging een halt toe te roepen. Een recente top
E
in een koersgrafiek treedt vaak op als steunniveau.
F
G
H
WIG 20
Poolse beursgraadmeter.
Window dressing
Zodanig schuiven in een beleggingsportefeuille dat de
eindejaarsrapportage een zo gunstig mogelijk beeld laat
I
zien.
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
62
Y
Yield curveRentecurve
A
Yield-gap
Renteverschil tussen staatsobligaties en gewone
B
obligaties.
C
Verhouding tussen het dividendrendement (dividend
D
gedeeld door beurskoers) op aandelen en het rendement
E
Yield-ratio
op de kapitaalmarkt.
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
63
64
65
Z
A
Zero-bind
Obligatie uitgegeven met een coupon van 0%. Uitgifte
en verhandeling vinden plaats ver onder pari. Het
B
rendement wordt verkregen bij de aflossing (à pari).
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
66
Over AEGON Asset Management
AEGON Asset Management Nederland profileert zich als partner in pensioenbeleggen.
Onze primaire expertise ligt in vastrentende waarden en het optimaliseren van
Strategische Asset Allocatie in liability driven investment strategieën voor individuele
beleggers, financiële instituten, pensioenfondsen en verzekeringsbedrijven.
Wij zijn specialist in het beheren van vermogen en het verzekeren van pensioenen.
Door deze disciplines te combineren, zorgen we voor de optimale afstemming tussen
uw beleggingsportefeuille en uw (pensioen)verplichtingen.
67
www.aegon.nl/zakelijk/vermogensbeheer
AEGON Investment Management B.V.
AEGONplein 50
2591 TV Den Haag
Aegon Investment Management B.V. has its statutory seat in The Hague, the Netherlands. Registered
at the Chamber of Commerce at The Hague, the Netherlands, registration number 27075825.
68
Download