Differentiaal van soorten blessures bij een enkelletsel

advertisement
Hoofdstuk
Enkeltrauma
Basisonderzoek na trauma:
Onderzoek richt zich op:
A. Het enkeltrauma kan
bestaan uit:



aard van het trauma (A)
iets voelen knappen of scheuren(B)
snelle zwelling (C)
mate van belasting (D)



InversieEversieHyperdorsieflexie en
Hyperplantairflexie trauma
B. Bandleasie
Bij een bandleasie is er sprake van ingescheurde (partieel) en/of
volledig afgescheurde (ruptuur) enkelband(en).
Fractuur
Bij verdenking op een fractuur maken we gebruik van de 'Ottawa
Ankle Rules', indien positief dan behandelen als fractuur.
C. Zwelling
Indien er na het trauma zich snel een ‘ei’ op de
enkel en/of een hematoom (blauwkleuring) ontwikkeld, is de kans op
een bandleasie (ruptuur) aanzienlijk.
D. Asdruk
Het vermogen om de voet te kunnen belasten na
het trauma maakt de kans op een fractuur kleiner en is gunstig voor
de ernst van het letsel en het beloop van het herstel.
Differentiaal diagnostiek:
 Wel/geen ruptuur
 Wel/geen peesletsel
 Wel/geen fractuur of luxatie
Geen ruptuur/geen fractuur
functionele behandeling
Wel ruptuur/ geen fractuur
bandageren met nabehandeling
Wel ruptuur/ kans op fractuur
X-foto, ter uitsluiting
Wel fractuur, luxatie
direct doorverwijzen, X-foto
B. 1
Bandleasie
De meest voorkomende enkelblessure is zoals gezegd het inversietrauma. Dit trauma ontstaat ten
gevolge van een overbelasting in de richting van de plantairflexie, adductie en supinatie van de
enkel/voet; oftewel omlaaggebogen, naar binnen gedraaid en op de buitenrand van de voet.
Bij een inversietrauma moeten de laterale banden de grootste krachten verwerken, Bijna altijd zal het
ligamentum talo-fibulare anterius gescheurd zijn.
In ongeveer een kwart van de gevallen zal het ligamentum calcaneo-fibulare ook beschadigd zijn. En
in één op de tien gevallen zal bij het trauma ook nog het ligamentum talo-fibulare posterius betrokken
zijn.
Herstel van de functie op de korte termijn (weken) wordt behalve door instabiliteit mede bepaald door
de mate van zwelling rondom het enkelgewricht. Deze zwelling wordt veroorzaakt door hematoom en
oedeemvorming rondom het verscheurde kapsel-bandapparaat. De zwelling kan worden tegengegaan
door middel van ijs, drukverbanden, rust en elevatie in de eerste uren na het letsel.
B.2
Enkelfractuur (Ottawa Ankle Rules)
Bij een acuut enkelletsel kan een fractuur optreden. Voor fractuurdiagnostiek worden de ‘Ottawa Ankle
Rules’ internationaal geaccepteerd. Indicatie voor röntgendiagnostiek indien:
- De patiënt niet in staat is de enkel te belasten (vier stappen (2 X 2 passen lopen)
- Pijn aangeeft bij palpatie op de dorsale zijde van een of beide malleoli.
- Asdrukpijn in de voorvoet of de hiel
- Drukpijn op het verloop van de fibula (zgn. maisonneuf-fractuur)
- Drukpijn op het kopje van het os metatarsale V (avulsiefractuur)
Karakteristieke symptomen wijzen echter ook op een enkelfractuur. Voorbeelden hiervan zijn:
standsafwijking, asdrukpijn, lokale kloppijn.
Bij twijfel of er sprake is van een fractuur, is het maken van een röntgenfoto meestal noodzakelijk.
Eerste hulp bij kneuzing of verstuiking (distorsie)
-
Protection
Rest
Immobiliseren – niet bewegen
Compressie geven– drukverband
Elevatie –hoog leggen
-
Stabiliseren
Fixeren
Eventueel open wond steriel afdekken
Eerste hulp bij fractuur
Differentiaal van soorten blessures bij een enkelletsel
Het supinatietrauma veroorzaakt niet alleen bandletsel en fracturen
van het bovenste spronggewricht. Een hele rij van letsels kan ook in
de supinatielijn ontstaan en het risico bestaat dat deze worden gemist
in de diagnostiek. Bij symptomen op de ‘supinatielijn’ is gericht
röntgendiagnostiek wenselijk.
Vooral fracturen van de processus lateralis tali en de processus
anterior calanei lateralis en impressiefracturen van het os naviculare
en de taluskop mediaal kunnen gemakkelijk worden gemist.
aan de ‘Voet’
Surmenage, (overbelasting) dof zeurende pijn vooral bij
(langer)belasten als gevolg van een overbelastingsblessure. Geen
uiterlijke kenmerken.
Contusio (kneuzing), dit is een onderhuidse verwonding van weke
delen. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de huid ook beschadigd is,
het kan echter wel gebeuren. Een kneuzing is altijd het gevolg van
een direct uitwendig geweld zoals: een trap of klap.
Distorsie, (verstuiking, verzwikking) sterke scherpe pijn. Zie verder bij
enkel.
Fracturen, (breuk in het bot) dit is een verwonding van het botweefsel
waarbij uit een bot op zijn minst twee andere botstukken zijn ontstaan.
Pijn treedt direct op bij belasten, de zogenaamde asdrukpijn. In
principe kan elk der voetwortelbeen fractureren.
Fissur, ‘marsfractuur’. Zie het hoofdstuk 'fracturen'.
aan de ‘Enkel’
Distorsie, is vaak het gevolg van uitwendig geweld inwerkend op een
gewricht, bijvoorbeeld een misstap. De gewrichtsbanden (ligamenten
en kapsel) en omliggende structuren worden dan uitgerekt en kunnen
zelfs scheuren. Een distorsie wordt gekenmerkt door een zwelling van
dat gewricht.
 snel ontstaan, heamatoom
 vertraagd ontstaan, hydrops
Luxatio, (ontwrichting) hierbij zijn de kop en kom van het gewricht ten
opzichte van elkaar fysiologisch ontwricht (geluxeerd) of gedeeltelijk
ontwricht (subluxatie). Hierbij is altijd sprake van een
kapselverscheuring met als consequentie dat er hyperlaxiteit van het
gewricht is ontstaan.
Fracturen, als er sprake is van een fractuur dan is de kans aanwezig
dat dit één der malleoli betreft. Ook kan de talus gefractureerd raken.
Osteochondraal letsel, hiervan is sprake indien een deel van het
kraakbeen is afgebroken.
Geïsoleerde syndesmoseruptuur, onbehandeld blijft er een te wijde
enkelvork met chronische instabiliteit als gevolg.
Doelstelling: Het efficiënt en effectief EHBSO kunnen geven bij alle voorkomende enkelletsels.
Eindterm: Het kunnen beoordelen van de situatie van het ongeval en kunnen inschatten van de
mogelijkheden van eerste hulp.
Eindterm: Het kunnen benoemen van de differentiaal diagnostiek, pluis versus niet pluis.
Eindterm: Het kunnen benoemen van de meest voorkomende blessures, c.q. blessurerichting.
Epidemiologische gegevens1
In Nederland zijn ongeveer 4,7 miljoen sporters actief, waarvan er 2,7 miljoen jaarlijks een letsel of
blessure oplopen tijdens de sportbeoefening. Hiervan worden er 1,2 miljoen medisch behandeld.
Schattingen in Nederland wijzen op een jaarlijkse incidentie van 574.000 letsels van het
kapselbandapparaat aan de enkel. Ruim 85 % van alle leasies wordt veroorzaakt door een inversie
trauma waarbij het ligamentum talofibulare anterior is aangedaan.
Het blijkt dat per jaar 240.000 van bovengenoemd letsel door de huisarts wordt gezien.
Nog afgezien van de medische kosten die dit met zich meebrengt, zijn ook de kosten ten aanzien van
ziekteverzuim alsmede tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid aanzienlijk. Circa 21% van alle
geblesseerden inzake enkelbandletsels kent als gevolg van een sportletsel een arbeids- of
schoolverzuim dat gemiddeld 7.3 dagen duurt, hetgeen verantwoordelijk is voor zo’n 10-15% van alle
werkverzuim (exclusief schoolverzuim) in Nederland. Deze bevindingen worden bevestigd door
gegevens uit de ons omringende landen.
Ten aanzien van de behandeling van laterale enkelbandletsels bestaat er in de literatuur geen
uniformiteit. Dit wordt ten dele veroorzaakt door de gebrekkige diagnostiek. Laterale enkelbandletsels
laten zich met de huidige mogelijkheden in de beeldvormende diagnostiek (röntgen) moeilijk
vaststellen. Ook met andere beeldvormende diagnostische technieken, zoals echografie, ct-scan en
MRI is de ernst van het letsel niet goed te bepalen. Daarnaast blijkt dat de behandelresultaten van
operatie of bandagetherapie een jaar na het letsel vergelijkbaar zijn en dat de ernst ván het letsel niet
of nauwelijks van invloed is op het herstel op lange termijn.
Anatomie
Voor een diagnose en adequaat eerste hulp verlenen is een basale kennis van de anatomie nodig.
Het enkelgewricht bestaat uit een bovenste en een onderste spronggewricht. Een enkeldistorsie zal
veelal in het onderste spronggewricht plaatsvinden.
Naast bandletsels kan ook de margo
interossalis als verbinding tussen tibia en fibula getraumatiseerd zijn. Voor kennis van anatomische
structuren wordt verwezen naar de bestaande literatuur.
¹Epidemiologie = empirische patiëntgebonden onderzoeksmethoden die wordt gebruikt bij het
verwerven van kennis over etiologie, diagnose, prognose of effecten van therapie.
Download