Hoofdstuk Schoudertrauma Basisonderzoek na trauma: Onderzoek richt zich op: A. Het schoudertrauma kan bestaan uit: B. Weke delen letsels Aard van het trauma (A) iets voelen verbreken in het gewricht(C) iets voelen schuiven of verschuiven(D) mate van bewegen (E) standsverandering (F) Weke delen letsels (B) Luxatie, subluxatie Fracturen Leasies van peri-articulaire structuren Leasies van intra-articulaire structuren Cuffleasies Hypertractie van glenohumerale gewricht in willekeurige richting Doorgevoerde abductie, elevatie met een rotatiecomponent Claviculasyndroom Acromioclaviculairleasie C. Verbreken van kraakbeen Bij een kraakbeenleasie is er sprake van ingescheurde (partieel) of kapselbandapparaat en/of volledig afgescheurde (ruptuur) kraakbeenring welke de cavum glenoidale vergroot. D. Luxaties en subluxaties Indien er een vervlakking van het cavum te zien of te voelen is en tegelijkertijd caudaal van het glenoid een verdikking te zien is moet men verdacht zijn op een luxatie van de humerus. E. Fractuur Indien de arm in zijn geheel niet meer kan worden bewogen en er veel pijn is moet men denken aan een fractuur van de humerus. Ook bij een luxatie kan het slachtoffer zijn arm niet bewegen. Een fractuur van de clavicula kan makkelijk worden gemist in de diagnose. Voel altijd met de muis van de duim van craniaal naar caudaal of de clavicula nog intact is. F. Luxatie / fractuur Indien er een standsverandering buiten het gewricht heeft plaatsgevonden moet men denken aan een fractuur. Afhankelijk van de locatie kan dit een humerus, acromion of claviculafractuur zijn Is er een standsverandering van het glenohumerale gewricht, vervlakking cavum of verdikking caudaal / anterior, dan is een luxatie het meest voor de hand liggend 1 Differentiaal diagnostiek: Wel/geen cuffleasie Wel/geen peesletsel Wel/geen fractuur of luxatie Geen ruptuur/geen fractuur Wel ruptuur/ geen fractuur functionele behandeling, eventueel in een draagdoek (mitella) draagdoek met nabehandeling Wel ruptuur/ kans op fractuur X-foto, ter uitsluiting Wel fractuur, luxatie direct doorverwijzen, X-foto Eerste hulp bij weke delen letsel. (contusie), (distorsie) Protection, Immobiliseren, draagdoek ter ontlasting van de aangedane structuur Rest IJsapplicatie Stabiliseren Fixeren Eventueel open wond steriel afdekken Protection, Immobiliseren, draagdoek ter ontlasting van de aangedane structuur Rest IJsapplicatie Eerste hulp bij fractuur Eerste hulp bij luxatie Luxatie Bij een luxatie treedt er een ernstige overrekking en/ of inscheuring op van het gewrichtskapsel en/ of de ligamenten van dit gewricht. Hierbij verliezen de botdelen geheel of gedeeltelijk (partieel), al dan niet voor langere duur, het contact met elkaar. Luxaties kunnen worden ingedeeld in: de gewrichtsuiteinden komen naast elkaar te staan als gevolg van een kapselscheuring. hierbij zet de luxatie niet echt door en komen de botdelen na een aanvankelijke verplaatsing weer geheel of gedeeltelijk terug op hun oorspronkelijke plaats. Het kapsel en/ of de ligamenten raken overrekt. dit is een herhaaldelijk optredende luxatie ten gevolge van te veel ruimte in het kapsel. Deze ruimte ontstaat vaak door een eerder doorgemaakte luxatie van het desbetreffende gewricht. 2 De symptomen bij een luxatie bestaan uit: Pijn rondom het desbetreffende gewricht. Een zwelling die doorgaans direct ontstaat, er is dan dus sprake van een hemarthros. Typerend is een abnormale stand van de botuiteinden in het gewricht. Er zijn geen of slechts minimale zeer pijnlijke bewegingen mogelijk. Een sterk verhoogde spierspanning van de spieren die het betreffende gewricht omgeven. Als meest voorkomende luxatie moet de schouderluxatie worden genoemd. Hierbij wordt de arm in een sportspecifieke situatie in abductie/exorotatie/elevatie gehouden. In deze houding wordt de arm plotseling geblokkeerd, met als gevolg dat het kapsel aan de voorzijde scheurt en hierdoor de humeroskop buiten het kapsel komt. Door verscheuring van kapsel en met name de kruisbanden zien we ook knieluxaties ontstaan. Een minder bekende luxatie is die van het proximale fibulakopje. Bij een inversietrauma van de enkel kan via de distale malleolus zo’n kracht op dit kopje worden uitgeoefend (hefboomwerking) dat dit fibulakopje proximaal luxeert. We hebben hier dan te maken met een dubbel trauma. In tegenstelling tot de EHBO toegepast bij beschreven kapsel- en ligamentdistorsies, bestaat de eerste hulp bij luxaties niet uit de PRICE-regel. Bij een luxatie mag er wel worden gekoeld, om de pijn en zwellingvorming te beperken, er wordt echter geen drukverband aangelegd. Zou men druk gaan uitoefenen op de verplaatste botuiteinden, dan geeft dit meer pijn. Het zelf reponeren van bijvoorbeeld een schouderluxatie, zoals in cowboyfilms wel eens wordt getoond is apert niet toegestaan. Daarbij bestaat de kans op ongecontroleerd verplaatsen van het botuiteinde waardoor bloedvaten en zenuwen kunnen beschadigen. Door de verhoogde spierspanning van de omringende spieren is het niet mogelijk om een gerichte en gedoseerde kracht te zetten en bovendien is een dergelijke handeling onnodig pijnlijk. Dus naast het koelen en zo goed mogelijk ondersteunen van het gewricht, dient een sporter vervoerd te worden naar een arts of EHBO-post. Afhankelijk van de mate van beschadiging van het kapsel en de ligamenten moet een sporter 3-6 weken rust houden en gedoseerd bewegen onder leiding van een fysiotherapeut. Zodra het gewricht alle bewegingen tot in de eindstand zonder pijn kan maken, en de sportspecifieke bewegingen en krachten pijnloos zijn, is de sporter hersteld van de luxatie. 3 Fracturen Bij een fractuur ontstaan een aantal symptomen die leiden tot de diagnose fractuur. Als de symptomen minder duidelijk zijn en men twijfelt, dan handelt men toch als zou er een fractuur zijn. Een sporter met een gebroken bot heeft doorgaans de volgende symptomen: Pijn De pijn is gelokaliseerd rondom de breukplaats. Deze pijn kan spontaan optreden of verergeren bij lokale druk, asdruk (verticale druk t.o. v. een pijpbeen) of door bewegen van de gewrichten die aan het gebroken bot grenzen. De pijn bij bewegen ontstaat zowel door actief bewegen door de sporter zelf als door passieve bewegingen van de genoemde gewrichten door de eerstehulpverlener. Hoe stabieler de fractuur, des te minder pijn zal er optreden. De pijn wordt doorgaans veroorzaakt door beschadiging van het periost, omdat deze structuur de meeste pijnsensoren bevat. Zwelling Net als bij een contusie, een distorsie of een luxatie worden er verscheidene weke delen beschadigd bij een fractuur. Door o.a. het scheuren van de bloedvaten zal er een ontstekingsreactie ontstaan, die gepaard gaat met het aantrekken van vocht. Er kan ook een zwelling zichtbaar worden ten gevolge van een abnormale stand van het bot. Functio leasa Met name de gewrichten die aan een gebroken bot grenzen en de gewrichten die meer distaal in een ledemaat gelegen zijn, hebben een beperkte functie na een fractuur. Bewegen van deze gewrichten geeft pijn en er zal een sterke afweerspanning ontstaan in de spieren. De relatieve rust die hierdoor ontstaat op de breukplaats voorkomt verdere beschadiging in het acute stadium. Abnormale stand of deformiteit Er kan, indien de gebroken botdelen t.o. v. elkaar verplaatst zijn, een abnormale stand van een ledemaat zichtbaar zijn, bijvoorbeeld verkort, gedraaid of geknikt. Men moet dan ook altijd vergelijken met de niet-aangedane zijde. Abnormale beweeglijkheid Indien er een beweging mogelijk is op plaatsen waar zich geen gewricht bevindt, dan is ook dit een duidelijke indicatie voor een aanwezige fractuur aldaar. Kraken of crepiteren In sommige gevallen kan men bij het bewegen van de gebroken botdelen t.o. v. elkaar een crepiteren waarnemen. Vaak heeft het slachtoffer dit zelf al bij het breken gehoord en/of gevoeld. Al deze symptomen kunnen met elkaar optreden, de volledige combinatie komt in de praktijk echter doorgaans niet voor. Nogmaals moet worden benadrukt, dat men bij twijfel handelt alsof men te maken heeft met een fractuur. Eerste hulp bij fracturen Nadat u naar aanleiding van anamnese en symptomen ervan uitgaat dat het slachtoffer een fractuur heeft (of waarschijnlijk een fractuur heeft), moet u zich direct realiseren dat u uitermate voorzichtig te werk moet gaan. Scherpe botuiteinden kunnen door onhandig werken nog meer schade en/of pijn veroorzaken. De eerste hulp moet daarom zoveel mogelijk op de plaats van het trauma plaatsvinden. Indien het slachtoffer door de omstandigheden toch verplaatst moet worden, moet in ieder geval worden geprobeerd de gebroken botuiteinden zo min mogelijk ten opzichte van elkaar te verschuiven. Hiertoe ondersteunt u het bot zowel boven als onder de fractuur en wordt het slachtoffer het liefst door meer personen verplaatst. Bij het weer neerleggen van het slachtoffer met het gebroken bot, moet dit gebeuren in een houding die voor het slachtoffer zo aangenaam mogelijk is en waarbij het gebroken bot goed ondersteund kan worden opdat het niet kan verschuiven of opzij rollen. Bij bewegen bestaat 4 er namelijk gevaar op beschadiging van o.a. bloedvaten door scherpe botuiteinden, waardoor er veel bloedverlies kan plaatsvinden en een shock zou kunnen ontstaan. Aangezien bij een fractuur de kans op een shock altijd aanwezig is door grote (inwendige) bloedingen, moet u het slachtoffer nauwlettend blijven observeren (ABC-controles). Deze afkorting staat voor: Ademhaling; Bewustzijn en Circulatie. Bij hulpverlening van een fractuur moet men op onderstaande punten letten: Circulatie en ventilatie veilig stellen Stabilisering Wondbehandeling Immobilisatie Vervoer Circulatie en ventilatie veilig stellen Bij elk slachtoffer staat de zorg voor de vitale functies voorop. Bij een ernstig trauma dient men altijd verdacht te zijn op circulaire of respiratoire problemen, ook indien zich op dit gebied in eerste instantie geen moeilijkheden voordoen. Stabilisering Men moet rust en steun geven aan het verwonde lichaamsdeel opdat het letsel niet verergert en het slachtoffer zo min mogelijk pijn ondervindt. De patiënt zal een gebruiken of geluxeerde arm meestal zelf ondersteunen met de gezonde arm. Eventueel kan een brede das worden aangelegd. Bij een liggend slachtoffer kan steun aan een lichaamsdeel worden gegeven met bijvoorbeeld een opgerolde deken, kledingstukken of tas. Tijdens alle verdere handelingen aan het slachtoffer dient de stabilisering gehandhaafd te blijven. Stabilisering kan ook worden toegepast door in de lengterichting een trekkracht toe te passen op het bot. Wondbehandeling Heeft het slachtoffer een open fractuur (gecompliceerde fractuur), dan moet deze wond, nadat het gebroken bot goed is ondersteund, steriel worden afgedekt om de kans op infectie te verkleinen. U mag nooit proberen om uitstekende botuiteinden terug te bewegen in hun normale positie. Een dergelijke poging geeft ten eerste onnodig veel pijn en ten tweede is een dergelijke poging niet goed uit te voeren omdat een extra spierspanning het bewegen van de gebroken botuiteinden niet toestaat. Indien er zich kleding over de fractuur bevindt moet deze voorzichtig worden verwijderd, desnoods opengeknipt. Ernstige bloedingen dienen te worden gestelpt, zonodig door middel van afdrukpunten. Een geschikt verband bij een open fractuur is een snelverband, echter zonder gebruik te maken van de zwachtels. Zouden namelijk de zwachtels worden gebruikt, dan zouden de gebroken botuiteinden telkens opgetild moeten worden om de zwachtels rondom aan te brengen. Ook zou het circulair aanbrengen van een zwachtel druk geven op de fractuur, wat ook het verschuiven van de botuiteinden t.o.v. elkaar zou kunnen veroorzaken. U knipt daarom de beide zwachtels van het snelverband af en legt het snelverband rondom vast met kleefpleister. In Nederland hoeft men gemiddeld niet langer dan zo’n 20 minuten op een arts of een ambulance te wachten, nadat deze zijn gewaarschuwd. Spalken en zelf vervoeren is daarom doorgaans niet noodzakelijk. Immobilisatie of fixatie Immobiliseren of fixeren is alleen van toepassing als er geen snelle hulp voorhanden is. In Nederland is het vaak afdoende om een fractuur alleen te stabiliseren. Men kan het gefractureerde lichaamsdeel fixeren met behulp van spalkmateriaal of gebruik maken van gezonde lichaamsdelen (bodysplinting). Lichaamsdelen, met name gewrichten, worden in principe gespalkt in de stand waarin ze zijn aangetroffen. Tijdens het spalken moeten enkele algemene handelingen worden genomen: Het getroffen deel moet vanaf het moment, dat er verdenking op een fractuur is, worden gestabiliseerd Alle overbodige handelingen worden achterwege gelaten Elke handeling aan de extremiteit dient onder tractie te geschieden, de tractie wordt in de lengterichting van het bot toegepast Fracturen vragen om een aangepast vervoer 5 Vervoer Heeft men bijvoorbeeld met een eenvoudige armfractuur of met een kleine fractuur aan de voet te maken, dan kunt u het slachtoffer (als ook de algemene toestand van het slachtoffer dit toestaat) zelf naar een EHBO-post vervoeren. Bij alle overige fracturen geniet vervoer per ambulance de voorkeur. Dit om te voorkomen dat het letsel verergert bij het bewegen van het slachtoffer. Tijdens het wachten op vervoer kunt u aandacht besteden aan eventuele andere verwondingen en moet u de algemene toestand voortdurend blijven observeren en controleren. Bij een fractuur moet u altijd deskundige hulp raadplegen. Differentiaal van soorten blessures bij een schouderetsel Een schoudertrauma kan zich manifesteren aan de weke delen en fracturen van het schoudergewricht, maar ook van het acromioclaviculaire gewricht en van het sternoclaviculaire gewricht alsmede de benige structuren van clavicula en humerus. ‘Clavicula’ Surmenage, (overbelasting) dof zeurende pijn vooral bij (langer)belasten als gevolg van overuse in het clavicula-sternale gewricht. Geen uiterlijke kenmerken. Contusio (kneuzing), dit is een onderhuidse verwonding van weke delen. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de huid ook beschadigd is, het kan echter wel gebeuren. Een kneuzing is altijd het gevolg van een direct uitwendig geweld zoals: een trap of klap. Luxatie, subluxatie van het sterno-claviculaire gewricht. Sterke scherpe pijn. Er ontstaat een verdikking bij het sternum. Zie verder bij glenohumeraal. Claviculafracturen komen regelmatig voor bij verschillende soorten sport. De oorzaak kan zijn een indirect trauma, b.v. een val op een uitgestrekte arm of schouder. Of een direct trauma, b.v. een klap met een hockeystick, een val op het stuur bij wielrennen etc. De fractuur is vaak gelokaliseerd tussen het midden en het laterale 1/3 deel van de clavicula. De typische kenmerken bestaan uit: Lokale drukpijn, verminderde armfunctie, ten gevolge van de pijn, een zwelling en/of een hematoom een abnormale vorm ten opzichte van de andere zijde en soms een abnormale beweeglijkheid op de breukplaats. De afzonderlijke botstukken zijn vaak over elkaar geschoven. ‘Glenohumeraal’ Impingement, indrukken van weke delen, zoals spierpees of bursa, met als gevolg inklemming tegen het acromiale dak. Hevige schietende pijn die nog lang in de tijd wordt gevoeld. Cuffleasie, in- of verscheuring van spierpees of peesunit in het glenohumerale gewricht. Eveneens pijn met de onmogelijkheid om een beweging in één bepaalde bewegingrichting uit te voeren. Bijvoorbeeld abductie niet, maar rotatie wel. Bij een fractuur is geen der bewegingen mogelijk en zijn allen even pijnlijk. 6 Contusie, is vaak het gevolg van uitwendig geweld inwerkend op een gewricht, bijvoorbeeld een val. De gewrichtsbanden (ligamenten en kapsel) en omliggende structuren worden dan ingedrukt Luxatio, (ontwrichting) hierbij zijn de kop en kom van het gewricht ten opzichte van elkaar fysiologisch ontwricht (geluxeerd) of gedeeltelijk ontwricht (subluxatie). Hierbij is altijd sprake van een kapselverscheuring met als consequentie dat er hyperlaxiteit van het gewricht is ontstaan. Fracturen, als er sprake is van een fractuur dan is de kans aanwezig dat dit het humerus betreft. Osteochondraal letsel, hiervan is sprake indien een deel van het kraakbeen is afgebroken. Epidemiologische gegevens1 In Nederland zijn ongeveer 4,7 miljoen sporters actief, waarvan er 2,7 miljoen jaarlijks een letsel of blessure oplopen tijdens de sportbeoefening. Hiervan worden er 1,2 miljoen medisch behandeld. Het aantal schouderletsels dat zich in Nederland jaarlijks als gevolg van een privé-ongeval voordoet, wordt geschat op 28.000: dit is 3,5% van alle ongevallen in de privé-sfeer. Schouderletsels staan op de vierde plaats na enkel, knie- en hoofdletsels. Vermeldenswaardig is dat schouderletsels langer in de tijd behandeld moeten worden dan de drie hiervoor vermelde letsels. Doelstelling: Het efficiënt en effectief EHBSO kunnen geven bij alle voorkomende schouderetsels. Eindterm: Het kunnen beoordelen van de situatie van het ongeval en kunnen inschatten van de mogelijkheden van eerste hulp. Eindterm: Het kunnen benoemen van de differentiaal diagnostiek, pluis versus niet pluis. Eindterm: Het kunnen benoemen van de meest voorkomende blessures, c.q. blessurerichting. Anatomie Voor een diagnose en adequaat eerste hulp verlenen is een basale kennis van de anatomie nodig. ¹Epidemiologie = empirische patiëntgebonden onderzoeksmethoden die wordt gebruikt bij het verwerven van kennis over etiologie, diagnose, prognose of effecten van therapie. 7