kaakbeenderen

advertisement
KAAKBEENDEREN
Menselijk KAAKBEEN in Hominide SCHEDELS
Minder krachtige kaken
Het verlies van een gen maakte grotere hersenen mogelijk.
(Dirk Draulans)
Ongeveer 2,4 miljoen jaar geleden verloren wij een stuk DNA, met daarop een gen, dat bij apen nog wel aanwezig is. . Dat gen (MYH16, ) was verantwoordelijk voor de
productie van een variant van het eiwit myosine, dat spieren in vooral kaken de kracht geeft om te bijten en te kauwen.
Volgens Nature werd daar de basis gelegd voor de groei van grote hersenen.
Want minder krachtige kaakspieren drijven minder krachtige kaken aan , zodat er ruimte vrijkwam voor andere opties, met name het toevoegen van beenderen aan de
schedel die(ook) daardoor groter ( volume ) werd.( kreeg ) ....
Bovendien zou een verandering naar een "hoger energetisch" dieet ( --->meer "zachter" vlees ---> rupsen , wormen , kadavers etc ... en later "gekookt" of anders
"bewerkt " vlees ) ipv gedroogde en harde pitten , zaden / knollen .... enzovoort
De toename van hersenmassa ( ---> een "grote "energieverslinder ) hebben mogelijk
gemaakt ....
Dat zou ook nog eens zijn gestimuleerd door de( reeds aanwezige ) rechtopgaande gang , waardoor de "handen "de grijpfunkties van de muil van de voorouderlijke
viervoeter kwamen te vervallen en de mond andere funkties ( onder meer spreken )
potentieel kon ontwikkelen ....
Een elegante hypothese, die illustreert hoe sterk alles in de evolutie op mutaties steunt.
Als die willekeurige mutatie, blijkbaar zonder nadelen voor haar dragers want ze bleef bewaard, niet op dat ogenblik in de
lange biologische tijdslijn was opgetreden, waren wij lang niet zo verstandig als we nu pretenderen te zijn.
Zouden wij geen m챕ns zijn in de huidige betekenis van de term.
Zouden wij ons misschien zelfs niet bewust zijn van ons mens zijn.
Niet iedereen gaat evenwel akkoord met het nieuwe idee.
Het zou ook kunnen dat het proces omgekeerd verliep, dat de hersenen in omvang begonnen toe te nemen zodat onze voorouders
net verstandig genoeg werden om, bijvoorbeeld, zachter voedsel te eten, waardoor ze minder kaakspieren nodig hadden,
die bijgevolg geleidelijk kleiner werden.
Links
http://www.newscientist.com/hottopics/humannature/article.jsp?id=99994817&sub=Our%20ancestors
http://www.libertypost.org/cgi-bin/readart.cgi?ArtNum=42317
http://www.sozadee.com/e107/e107_plugins/morenews/viewnews.php?channel=Science&category=Science%3A+human+sciences+news&url=http://c.moreover.com/click/h
ere.pl?x137544027
Evolution: Jaw Muscle and Brain Cavity Size
http://youtu.be/g0D_k4lYrdo
Groot brein door zwakke kaak
Ruilde oermens kauwkracht voor denkkracht?
http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/16999399/
Links


Lees ook: “Jong gezicht – missing links bestaan niet”, Noorderlicht nieuwsbericht over Sahelanthropus tchadensis, 10 juli 2002
Lees ook de Noorderlicht-webdocumentaire: "De bottenjagers", over de evolutie van de mens
De mens dankt zijn grote brein aan zijn zwakke kaak, denken Amerikaanse wetenschappers. Ooit gaf een genetisch foutje onze voorouders kleine, slappe kaakspieren. Bevrijd uit
de ijzeren greep van het spiercorset, kon de schedel uitgroeien tot menselijke proporties.
Vergeleken met alle andere primaten hebben mensen eigenlijk een miezerige kaak en een merkwaardig bol achterhoofd. Maar waarom gaan die twee eigenlijk altijd samen? Welke kwam
eerst? Hoe leidde het een tot het ander? Terwijl paleo-antropologen in de Afrikaanse woestijngrond spitten op zoek naar antwoorden, kwamen medisch biologen het mogelijke antwoord
toevallig tegen.
In hun onderzoek naar een spierziekte, stuitten Marilyn Mitchell en haar medewerkers van de Amerikaanse Universiteit van Pennsylvania op een gen, MYH16, dat een belangrijk eiwit voor
spierkracht in de kaakspieren levert. Alle niet-menselijke primaten hebben van dit gen een normale versie, met de bijbehorende stevige kaakspieren. De onderzoekers ontdekten echter dat alle
mensen een fout in dat gen hebben.
Het gendefect levert ons dunne en slappe kaakspiervezels en dat is onder de microscoop goed te zien. Als we zo’n afwijking in andere spieren in ons lichaam zouden hebben, dan zouden we
flink gehandicapt zijn. Die ‘ziekte’ moet ongeveer 2,4 miljoen jaar geleden in de kaken van onze voorouders geslopen zijn, berekenen de Amerikanen. Dat is vlak voor de schedel zijn
menselijke vormen aannam.
De onderzoekers tellen één en één bij elkaar op en suggereren veel in het volgende scenario. Net als huidige mensapen hadden onze gezamenlijke voorouders fikse kaakspieren die als
strakke teugels de hele schedel omvatten. Toen het genfoutje die teugels liet vieren, ontnam dat het schedeldak zijn barrière om van vorm te veranderen.
Bewezen is de nieuwe hypothese allerminst. Ook werpt ze nieuwe vragen op. Want is het niet vreemd dat de heel vroege mensachtigen in eerste instantie slechts gemankeerde kaakspieren
hadden? Goed, daar konden ze mee leven als ze rond die tijd hun dieet van taaie bladeren verruilden voor mals vlees. Maar hadden ze er zoveel baat bij dat de spierzwakte zich onder de
populatie kon verspreiden?
De Australische geneticus Pete Currie vindt deze biologische invalshoek een mooie aanvulling op de opgravingen. Fossielen tonen momentopnamen van de evolutie, maar zolang de
overgangsvormen tussen onze voorlopers en mens - de ‘missing links’ – niet gevonden worden, blijft het gissen naar de oorzaken, volgorde en samenhang van alle veranderingen. Genetisch
onderzoek, hoopt Currie, kan meer over het mechanisme vertellen. “Iedere theorie over de menselijke oorsprong moet zich baseren op opgravingen. Maar studies als deze plaatsen het vlees
op het geraamte van die theorieën.”
Simone de Schipper
Hansell Stedman et al.: Myosin gene mutation correlates with anatomical changes in the human lineage. In: Nature Vol 428 p. 415-418 (25 maart 2004).
De zware kaakspieren van primaten trekken aan het hele schedeldak en zelfs aan de speciale 'hanenkam' (schedel van gorilla; foto Mitchell lab/Nature).
De zwakkere kaakspieren van mensen laten het schedeldak vrij om te groeien (foto Mitchell lab/Nature).
Mogelijk verband tussen slappe kaken en grote hersenen
maart 2004
http://www.sesha.net/eden/NIEUWS/2004-06.asp
Wetenschappers hebben een mogelijk antwoord gevonden op de vraag hoe de hersenen van de mens zo groot werden. Zij suggereren dat wij onze superieure intelligentie mogelijk danken
aan zwakke kaakspieren.
Door een mutatie die 2.4 miljoen jaar geleden plaatsvond waren wij niet meer in staat een bepaalde prote챦ne te produceren die belangrijk is voor de spieren van primaten volgens het rapport
dat het team presenteerde in Nature. Doordat het niet meer werd tegengehouden door een lijvig kauwapparaat, kon de menselijke schedel naar hartelust groeien.
Het tijdstip van de mutatie valt samen met een snelle groei in de omvang van de hersenen die we zien in menselijke fossielen van ongeveer 2 miljoen jaar oud, zegt Nancy Minugh-Purvis van
de Universiteit van Pennsylvania in Philadelphia, die meewerkte aan het onderzoek. “Precies op het moment dat we kracht verliezen in deze spieren zien we de evolutie van de hersengrootte
versnellen,” zegt ze.
Het verhaal gaat over een proteïne die MYH16 genoemd wordt, dit is een belangrijke component in de kaakspieren van vele niet-menselijke primaten zoals chimpansees en gorilla’s. Toen de
onderzoekers het DNA monsters onderzochten vanuit de hele wereld, ontdekten ze dat alle mensen een defect hebben in het gen dat deze proteïne creëert. Door de mate van evolutie te
berekenen kwamen zij achter de leeftijd van deze mutatie.
De wetenschappers hebben de schedels van mensen vergeleken met die van andere primaten en zagen dat zelfs minder nauw verwante soorten zoals gorilla’s en makaken een grote kam op
hun schedel hebben waaraan de zware kaakspieren aan aangehecht zijn. Mensen hebben een dergelijke kam niet ondanks dat ze redelijk nauw verwant zijn aan de gorilla’s.
Onze voorouders verloren hun schedelkam mogelijk toen de kaakspieren niet meer zo veel druk uitoefenden op de schedel, suggereert Minugh-Pervis’ collega Hansell Stedman, die het
onderzoek leidde.“Spieren vormen botten,” zei hij. “De structuur kan worden aangepast door de druk die er op wordt uitgeoefend.”
Door de zware verankering weg te halen die nodig was voor de kaakspieren, heeft onze schedel zich wellicht zodanig bevrijd dat het verder kon groeien tot zijn huidige moderne ronde vorm,
volgens Stedman. Krachtige kaken zijn mogelijk niet te combineren met krachtige hersenen, suggereert hij.
De theorie is echter nog lang niet bewezen. Daniel Lieberman, die menselijke evolutie bestudeerd aan de Harvard universiteit in de Amerikaanse staat Massachusetts, geeft aan dat een
schedelkam de groei van de hersenen in andere primaten niet lijkt te remmen. De hersenen van chimpansees zijn volledig volgroeid als ze drie jaar oud zijn, terwijl de schedelkam pas
verschijnt als ze acht of negen zijn. “De hersenen zelf bepalen voor het grootste deel hoe de hersenpan groeit,” denkt hij.
Lieberman staat ook sceptisch tegenover het idee dat onze hersenkracht begon te groeien meteen nadat we de kracht in onze kaken verloren. De vroege mens Homo erectus had tot zeker 1,8
miljoen jaar geleden vrij kleine hersenen, zegt hij.
Dat zou betekenen dat de mensheid honderdduizenden jaren sterke kaken noch grote hersenen had. Stedman beargumenteerd echter dat een snelle, zij het kleine, spurt in de groei van onze
hersenen meteen na de mutatie, de vroege mens meteen een zeker voordeel schonk in zijn denkvermogen. “Het is mogelijk dat meteen na de start, zij een voordeel hier van
hadden,” aldus Stedman.
Mensen hadden waarschijnlijk die sterke kaken 체berhaupt niet nodig, valt Minugh-Purvis hem bij. Tegen die tijd waren onze voorouders waarschijnlijk al overgestapt van de hele dag kauwen
op bladeren naar het eten van kleinere porties vlees, zei zij.
gebaseerd op (2004, Nature)
1.- Het bericht/artikel in "nature "dat de ontdekking beschrijft en de eerste commentaren dateren van 2004
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/entrez/query.fcgi?cmd=Retrieve&db=pubmed&dopt=Abstract&list_uids=15042088&itool=iconabstr&query_hl=2&itool=pubmed_docsum
2.- Het gen is MYH16,
(goed om weten als je begint te googlen )
Het is een uitgeschakeld (= "inactivated ") "gen" bij de mens
http://www.meta-religion.com/Archaeology/Other/a_protein_difference.htm
Quote:
discovery of a mutation that prevents the expression of a variety of myosin -- designated MYH16 on chromosome 7
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/mapview/map_search.cgi?direct=on&idtype=gene&id=84176
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/entrez/query.fcgi?db=gene&cmd=Retrieve&dopt=Graphics&list_uids=84176
http://www.libertypost.org/cgi-bin/readart.cgi?ArtNum=42317
Quote:
The discovery was made by scientists at the University of Pennsylvania School of Medicine and (was) being reported today in the journal Nature.
The researchers also described the findings in interviews ....
"We're not suggesting that that mutation alone[ buys you Homo sapiens," said Dr. Hansell H. Stedman, leader of the research team. But, he added,
]"it lifted a constraint" that had inhibited brain growth. "
MYH-l6 heeft iets te maken met de ontwikkeling (= genexpressie /ontogenetische ontwikkeling )van kaakspieren) bij de opbouw ( developmental biology --->evo/devo)van een organisme
Deze mutatie opent zeker de mogelijkheid om evolutionaire veranderingen in de schedelstuctuur van primaten MOGELIJK te maken ...
Het heft namelijk " begrenzingen op " die dat anders morfogenetisch onmogelijk maken
De suggestie op evolutionair vlak is een werkhypothese :het is ,naar mijn weten een werkhypothese die nog niet is gefalsifieerd....
Indien iemand weet heeft van onderzoek die dat wel doet( het falsfieeren ) zou ik het erg graag vernemen ....
zie ook ;
http://www.sciscoop.com/story/2004/3/24/65831/0337
De gevraagde falsifikatie ; ?
2010
Who are you calling weak? Human jaws are surprisingly strong and efficient
http://blogs.discovermagazine.com/notrocketscience/2010/06/22/who-are-you-calling-weak-human-jaws-are-surprisingly-strong-and-efficient/
Uit eten in de steentijd
De evolutie van ons brein en ons prehistorische eetpatroon hangen nauw samen. Veel wetenschappers denken we ongeveer tegelijkertijd vlees gingen eten en een grotere hersenpan kregen.
Maar hoe kwamen we aan dat vlees? Het beeld van de jagende man die voor vrouw en kinderen een prooi naar zijn hol sleept, blijkt eenzijdig en ouderwets. Hoe komen wij dan wel aan onze
grotere hersenen – en wat verklaart dus ons succes als diersoort?
Als ik me de steentijd voorstel, dan zie ik een stel holbewoners voor me die zich rond een knapperend vuurtje hebben verzameld in afwachting voor de avondmaaltijd. Ze hebben stokjes bij
zich waaraan stukjes oerdier geprikt zit – mogelijk mammoet – en roosteren de vruchten van hun jacht.
Of mijn fantasie klopt of niet, zullen we nooit zeker weten. Maar wetenschappers kunnen door de bestudering van fossielen en zogenaamde ‘primitieve stammen’ – clubjes mensen waarvan we
denken dat ze ongeveer zo leven als onze voorouders in de prehistorie – wel een hoop zeggen over wat we in de steentijd aten en hoe we aan dat eten kwamen.
Zijn we echt zo erg veranderd in de afgelopen miljoen jaar? Een stel holbewoners rond een knapperend vuurtje…
Vlees als motor van de evolutie
Laten we beginnen met het menu. De allervroegste voorouders van de mens aten waarschijnlijk alleen planten. Net als de planteneters die er vandaag de dag rondlopen hadden ze grote,
brede kaken. Dat begon te veranderen toen de eerste oermens met het predikaat homo – homo habilis – ten tonele verscheen. Deze oermens had een smallere kaak ontwikkeld, die daardoor
minder geschikt was om planten en bladeren mee te eten. Veel onderzoekers, zoals de vooraanstaand antropoloog William Leonard, denken dan ook dat hij al vlees at.
Tegelijk met het versmallen van de kaak werd ook de schedelinhoud groter. Homo habilis had al een schedelinhoud van zo’n 630 cc. Een belangrijke stap in de evolutie, want zo konden de
hersenen zich verder ontwikkelen. En klaarblijkelijk ook een evolutionair succes, want de opvolgers van homo habilis hadden nog kleinere kaken en nog meer hersenvolume: zo’n 850 tot 1100
cc. Van deze oermensen –homo ergaster en homo erectus, de directe voorouder van de moderne mens – weten we zeker dat ze vlees aten, omdat er in hun verblijfplaatsen fossiele resten van
bewerkte dierenbotten zijn gevonden.
Vlees lijkt dus de motor te zijn die ons grote brein en daarmee het succes van de moderne homo sapiens mogelijk heeft gemaakt. En niet alleen omdat het eten ervan leidde tot een groter
brein: ook de jacht op het vlees speelt een grote rol. Steven Pinker, een vooraanstaand Amerikaans evolutiepsycholoog, beargumenteert in zijn boek ‘How the mind works’ bijvoorbeeld dat
jagen de drijvende kracht is geweest achter de evolutie van de menselijke geest.
Schedel van homo habilis, de eerste vleesetende voorouder van de mens
De jagende man
Dat brengt ons bij een ander beeld van de steentijd: die van een groepje zwijgzame maar sterke mannen die over de steppe rennen in achtervolging van een onfortuinlijk prooidier. Gezamenlijk
drijven ze het dier in het nauw om hem vervolgens met hun speren aan de vallen. Eenmaal gedood nemen ze met vereende krachten hun jachttrofee mee naar huis, om het daar te delen met
hun vrouw en kinderen en de oude van dagen van de stam.
Dit beeld doet het tegenwoordig vooral goed in de populaire boeken over man-vrouwverschillen. Zo beschrijven Allan en Barbara Pease in hun boek ‘Waarom mannen niet luisteren en
vrouwen niet kunnen kaartlezen’ de prehistorische situatie als volgt: “De man waagde zich elke dag in een vijandige en gevaarlijke wereld om zijn leven als jager op het spel te zetten en
voedsel mee terug te brengen naar zijn vrouw en kinderen (…) Het gezin was afhankelijk van de manier waarop hij zijn taakomschrijving als jager en beschermer vervulde.”
Wat het echtpaar Pease omschrijft is een vrij nauwkeurige weergave van hoe in de jaren ‘60 over het leven in de steentijd werd gedacht door toentertijd toonaangevende wetenschappers als
Richard B. Lee en Irven Devore. Ondertussen is er echter veel commentaar geweest op en – belangrijker nog – bewijs gevonden tegen hun idee van ’Man the Hunter’.
De moderne ‘jagende man’
Uit eten bij de Hadza
We reizen af naar Tanzania, het land van de Hadza-stam. Hoewel de Hadza’s zich natuurlijk ook ontwikkeld hebben sinds de voorouders van de Europeanen overstapten op landbouw, denken
veel wetenschappers dat de ze nog ongeveer net zo leven als in de prehistorie. De Amerikaanse antropoloog Kristen Hawkes heeft deze jager-verzamelaars daarom uitvoerig bestudeerd en
ontdekte dat de stamleden helemaal niet leven van de jacht.
Weliswaar gaan de mannen in groepjes uit jagen en nemen ze de grotere dieren terug naar de stam nemen waar ze eerlijk worden verdeeld, maar deze prooien worden zo onregelmatig
gevangen dat iedereen zou verhongeren als de vrouwen niet de basiskost bij elkaar verzamelden. De Hadza-kinderen zijn voor hun overleven vooral aangewezen op hun moeder en
grootmoeder. Volgens Hawkes is dat ook de reden dat bij homo sapiens – anders dan bij apen – de vrouwen niet doodgaan als ze onvruchtbaar worden. Daarvoor zijn ze te kostbaar als
voedselverzamelaar voor de stam.
De verzamelende vrouw
Feministische wetenschappers grepen in de jaren ‘70 deze theorie – de vrouw als ’provider’ in plaats van de man – aan om de vrouw centraal te stellen in de evolutie. Sally Slocum redeneert in
‘Woman the Gatherer’ dat het prehistorische leven draaide om de moeder-kind eenheid. Dit zou de basis zijn voor het ontstaan van de familiebanden zoals we die nu nog kennen, en voor
ander belangrijk gedrag zoals het delen van voedsel.
Volgens Sally Slocum gaat het hier om: de moeder-kind eenheid
Bovendien, zo beweert Slocum, moet jagen (door mannen) op groot wild wel zijn ontstaan nádat verzamelen (door vrouwen) de basis heeft gelegd voor vaardigheden als samenwerken en
plannen maken. Die vaardigheden zijn noodzakelijk voor de jacht maar vereisen een groot, ontwikkeld brein. Het kan dus nooit zo zijn dat jagen ons brein heeft gevormd, omdat dit reeds
gevormde brein een voorwaarde is geweest voor de jacht zelf.
De vrouw als jager
Zo’n vrouwcentrische zienswijze lijkt uit te sluiten dat jagen veel te maken heeft gehad met de menselijke evolutie, laat staan dat vlees als motor van de evolutie zou zijn. Toch hoeft dat niet te
kloppen. Waren we niet naar Tanzania gereisd, maar naar de Filippijnen dan hadden we ook een ‘prehistorische stam’ aangetroffen die al met al heel anders leven dan de Hadza.
De leden van de Agta-stam leven namelijk wel vooral van de jacht, zo ontdekte Agnes Estioko-Griffin. Bij hen zijn het echter de vrouwen die het leeuwendeel van het vlees bijeen jagen, hoewel
mannen er wel eens alleen op uit gaan met pijl en boog en schieten. De jagende vrouwen binden hun kleine kinderen op hun rug. Grotere kinderen blijven bij de grootmoeder of worden
verzorgd door hun vader.
Net een Agta-man: papa die met het nageslacht wacht tot moeder thuis komt van de jacht
Dit roept een heel ander beeld op van de oertijd dan het idee dat de schrijvers van populaire man-vrouwboeken ons voorspiegelen. Ineens zie ik een sterke vrouw door het bos springen. Ze
heeft haar baby stevig op haar rug gebonden, haar rechterhand in een ferme grip om een speer. Haar zintuigen staan op scherp want ze heeft haar prooi in het oog. Ze maakt een gebaar naar
haar mede-jageressen die enkele meters verderop staan. Het dier is ingesloten en kansloos. Eenmaal gedood hijst een sterke vrouw hem op haar schouders en neemt hem mee naar het
kamp, waar de mannen spelletjes hebben zitten spelen met de kleuters en de hut aan kant hebben gemaakt.
Jagers of aaseters?
De bestudering van stammen die ‘als in de steentijd’ leven brengt ons dus niet veel verder met de vraag hoe we aten in de prehistorie en hoe dat de evolutie van homo sapiens heeft beïnvloed.
We wenden ons tot de archeologen, die eerder al ontdekten dat onze voorouders vlees aten. De afgelopen jaren hebben ze onderling met name gediscussieerd over hoe ze aan dat vlees
kwamen.
Boudewijn Voormolen denkt dat er vroeger vooral werd gejaagd. Hij promoveerde in maart op zijn proefschrift ‘Ancient hunters, modern butchers’, waarin hij vertelt over de archeologische
vondsten in Schöningen. In dit Duitse plaatsje zijn niet alleen uitstekend bewaarde houten speren ontdekt, maar ook een grote hoop dierenbotten. Voormolen bestudeerde die botten
nauwkeurig en concludeert dat er markeringen op staan die bewijzen dat de dieren – met name paarden – geslacht zijn. Combineer dat met je gevonden speren en de conclusie dat de
paarden door jacht aan hun eind zijn gekomen ligt voor de hand.
Een bot met markeringen erop Foto: Boudewijn Voormolen
In de Olduvai-vallei in Tanzania – ook wel ‘de wieg van de mensheid’ genoemd omdat hier vermoedelijk de eerste homo sapiens zijn geëvolueerd – vertellen de botten echter een ander
verhaal. Net als in Schöningen staat er markeringen op, gemaakt door stenen gereedschappen, schrijven Kenneth Feder en Michael Allen Park in hun boek ‘Human Antiquity’. Maar onder die
markeringen vinden we de afdrukken van carnivorentanden. Het meest waarschijnlijke scenario: een roofdier heeft de prooi gedood en onze aasetende voorouders kwamen de restjes stelen.
De aangepaste alleseter
De conclusie dat we een hoop weten over ons voorouderlijk dieet en er tegelijkertijd erg weinig van begrijpen begint zich op te dringen. Dat vinden ook Peter Ungar en Mark Teaford in hun
boek ‘Human diet: it’s origin and evolution’. Het lijkt erop dat er niet één eetpatroon was dat al onze voorouders deelden. Waarschijnlijk aten we vlees, maar niet altijd als hoofdmenu. Om aan
dat vlees te komen waren we soms jagers, en soms aaseters. Vaker dan dit alles waren we verzamelaars en aten we noten, vruchten en paddestoelen.
De reden daarvoor is simpel, aldus Ungar en Teaford: ook onze voorouders leefden al in heel verschillende omstandigheden. homo sapiens en haar voorlopers leefden in bossen, woestijnen,
graslanden, steppen, aan zee en in de bergen. Bovendien veranderde het klimaat in de steentijd vaak en snel. Het is dan ook helemaal niet verwonderlijk dat zowel het menu als de manieren
om aan eten te komen als de taakverdeling tussen mannen en vrouwen daarin van gebied tot gebied verschilt. Archeoloog Rick Potts denkt zelfs dat deze steeds veranderende
omstandigheden de voornaamste drijfveer achter de evolutie van het grote menselijke brein is.
Een andere kijk op klimaatverandering: was het wispelturige klimaat in de steentijd de drijvende kracht achter de evolutie van de mens?
Potts noemt het ‘de evolutie van het aanpassingsvermogen’. Onze soort laat telkens in haar ontstaansgeschiedenis zien dat we met de meest uiteenlopende situaties uit de voeten kunnen. En
niet in de laatste plaats, zo beweren Ungar en Teaford, omdat we in staat zijn tot culturele innovatie waar het ons voedsel aangaat. Er is bewijs dat we al lang geleden hebben geleerd om eten
zo te bewerken dat we het lang konden bewaren, wat ons minder afhankelijk maakte van de seizoenen en de grillige natuur.
Juist het feit dat we zowel kunnen leven van het eten van vlees als van plantaardig voedsel heeft een belangrijke – zo niet doorslaggevende – rol heeft gespeeld in onze evolutie. Het
heeft homo sapiensgemaakt tot de ‘Grote Aanpassers’, een eigenschap die alles bij elkaar genomen wellicht de ultieme verantwoordelijke is voor ons wereldwijde succes als diersoort.
Zie ook:







Speren van voorouders (Kennislinkartikel)
Schudden aan de menselijke stamboom (Kennislinkartikel)
Prehistoric life: food for thought (Engels)
Grandmothers, gathering and the evolution of human diets (Engels)
Dietary change was a driving force behind human evolution (Engels)
Climactic variation may have encouraged human brain expansion (Engels)
Reflections on the origins of scavenging and hunting in early homonids
Jun 29, '07, edited on Mar 4, '09
Gemuteerd gen maakte van kaakaap een breinprimaat
Klein mondje, groot brein
MYH16
2004
Extra hersenruimte zou geleid kunnen hebben tot ontwikkeling menselijk bewustzijn en taal
De moderne mens dankt zijn grote brein aan een cruciale verandering in de genetische make-up van een aap die 2,5 miljoen jaar geleden leefde. Die genmutatie transformeerde een primaat met een klein
brein en zware kaken in de directe voorloper van de moderne mens, zo schrijft een team van biologen en plastisch chirurgen van de universiteit van Pennsylvania in het wetenschappelijke tijdschrift Nature.
Amerikaanse wetenschappers hebben de mutatie ontdekt in een gen dat voorkomt bij alle primaten en dat bij de mens in gemuteerde vorm toeliet dat onze schedel enorm groeide en er meer
hersenruimte vrijkwam.
Precies dat kenmerk maakt de mens zo verschillend van de rest van het dierenrijk.
Het gen zorgt nog steeds voor de ontwikkeling van zware kaakspieren bij alle apen en primaten maar werd door de mutatie helemaal nutteloos bij de mens.
Het surplus aan hersenruimte echter dat daardoor vrijkwam, zou wel eens geleid kunnen hebben tot de ontwikkeling van het menselijke bewustzijn en tot taal.
Volgens de wetenschappers beperkte de mutatie de productie van myosine, een eiwit dat de samentrekking van de spieren regelt. Dat gebeurt nog altijd bij niet-menselijke primaten zoals
makaken, chimpansees en gorilla’s, soorten die het dichtst verwant zijn aan de mens.
De wetenschappers ontdekten dat het bewuste gen, MYH16 genoemd, nog steeds voorkomt in het menselijke dna maar niet meer functioneert door een mutatie die ruim 2,4 miljoen jaar geleden uit het
zwerk viel.
Een tijdstip dat ze bepaalden aan de hand van de moleculaire klok van het aantal mutaties in menselijk dna.
Volgens Nancy Minugh-Purvis, directeur anatomie aan University of Pennsylvania in Philadelphia valt die datum samen met het tijdstip in de geschiedenis waarop de primatensoort Homo voor het eerst
de neus aan het venster stak.
“Of dat rechtstreeks leidde naar de ontwikkeling van de menselijke lijn, is een heel moeilijke vraag om antwoorden, zei Minugh-Purvis. “We weten enkel met zekerheid dat de mutatie ongeveer
2,4 miljoen geleden ontstond en dat slechts 100.000 tot 200.000 jaar later de eerste exemplaren van de soort Homo in onze fossielenarchieven beginnen op te duiken.”
“Ik weet niet of we kunnen stellen dat dit leidde naar de ontwikkeling van taal maar het is wel zo dat één van de spiertjes in ons zachte verhemelte die gebruikt wordt in spraak, behoort tot
een groep spieren in het menselijke hoofd die door de mutatie werd veranderd.”
Volgens Minugh-Purvis is het de eerste keer dat een dergelijk genetisch verschil tussen mens en chimpansees kon worden gelinkt aan anatomische verschillen tussen de twee primaatsoorten en tussen
anatomische veranderingen die in menselijke fossielresten werden geconstateerd.
Antropologen zitten allang te bakkeleien over de factoren die uitmondden in de evolutie van een primaat met een groot brein. Al een hele tijd werd gedacht aan anatomische veranderingen in de
schedel die geleid zouden hebben tot fijnere, minder forse kaakspieren.
De kaakspiermassa van een makaak is bijvoorbeeld acht tot tien keer zo groot en krachtig als bij de mens.
Wat betekent dat de spieren sterkere aanhechtingspunten aan de schedel hebben.
Die kaakkracht zet heel wat spanning op de schedelnaden en vereiste een stevige botafzetting rond het schedeldak, wat het dak meteen klein hield. Het hoofd kon pas uitdijen door het verkleinen van die
kaakspieren.
(vertaling artikel uit ; The independent )
Schedelgrote en groeiende hersenen ;
De morfogenetiese schedelgenen zijn harmonieus gekoppeld aan de morfogenetiese breingenen.
Het zijn unieke siRNA genen die dat bewerken, onlangs ontdekt en ze komen alleen voor in de mens.
Ze reguleren duizenden ander genen, die "toevallig" daarvoor gevoelig zijn.
Het gen ASB-11 bepaalt hersengrootte
ADAMS APPEL 2006.22 Één gen bepaalt hersengrootte
http://youtu.be/vMXrm2TskrU
( volgens onderzoek rugroningen )
http://video.google.com/videoplay?docid=-4844206771521416523&q=genen&total=20&start=0&num=10&so=0&type=search&plindex=3
http://www.planet.nl/planet/show/id=434623/contentid=745213/sc=f7d63
Meer ruimte in de schedel ?
Onder andere mutatie in MYH16 ?
http://www.bioedonline.org/news/news.cfm?art=887
http://www.newscientist.com/article.ns?id=dn4817
http://www.corante.com/loom/archives/002650.html
edit delete reply
tsjok45 wrote on Feb 23, '07, edited on Mar 4, '09
Minder kauwen, meer denken
http://www.xs4all.nl/~khooyman/klimaat&evolutie/Minder%20kauwen%20meer%20denken.doc
Schedel van een java-aapje, gorilla en mens.
De mens mist de grote schedelkammen als aanhechtingsplaats voor de kaakspieren. Foto: Nature
De mens heeft de zwakste kaakspieren van alle primaten. Maar ook de grootste herseninhoud. Nieuwe vondsten suggereren een verband.
Door Hendrik Spiering
De mens heeft de zwakste kaakspieren van de primaten.
Dit is het gevolg van een mutatie in het MYH16-spiergen die alleen bij mensen voorkomt. Deze mutatie is ongeveer 2,4 miljoen jaar geleden ontstaan, hebben
onderzoekers van de Universiteit van Pennsylvania vastgesteld.
Deze timing is opmerkelijk, want het is precies in deze tijd dat het geslacht Homo is ontstaan uit zijn chimpansee-achtige voorgangers, de Australopithicinea . De
onderzoekers denken dat verkleining van de kaakspieren om wat voor reden dan ook wel eens een cruciale voorwaarde kan zijn geweest voor groei van het
hersenvolume, door de vermindering van de druk op het schedeldak. De grote kaakspieren zijn bij primaten aangehecht boven op het hoofd. Een artikel hierover is
te lezen in het tijdschridt Nature van 25 maart.
Het gaat om een tot nu onbekend gen dat codeert voor zwaar spierweefsel in de kaken. Bij de zeven onderzochte primatensoorten, van wolapen tot gorilla's en
chimpansees, is dit MYH16-gen intact en komt het alleen tot uitdrukking in de spieren op het hoofd, vooral kaakspieren. De mens is de enige primaat waar het gen
door een mutatie is uitgeschakeld.
De uitschakeling is subtiel: het gen komt wel tot uitdrukking in de kaakspieren maar er ontstaan maar weinig MYH16-eiwitten en dus ook weinig krachtige
spiervezels. De menselijke kaakspiervezels zijn acht keer zo kort als die van het java-aapje. De mutatie die het gen heeft uitgeschakeld is zo'n 2,4 miljoen jaar oud,
zo is berekend.
Dat de mens veel kleinere kaakspieren heeft dan de collega-primaten is natuurlijk al veel langer bekend uit anatomisch onderzoek. Zelfs bij de schedels van de
naastverwante Australopithici, chimps en gorilla's vallen de zware aanhechtingspunten van deze spieren op. De vondst van dit gen (en de ouderdom van de
mutatie precies op het punt dat het geslacht Homo ontstaat en voor het eerst stenen werktuigen worden gemaakt) is een bijdrage aan kennis van de genetische
processen die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de moderne mens.
In hoeverre deze mutatie heeft bijgedragen aan een belangrijk kenmerk van de moderne mens, zijn grote hersenen, is natuurlijk nog maar de vraag. 'Spieren
beeldhouwen de schedel', is de redenering van de onderzoekers van de Universiteit van Pennsylvania. Door de zware druk op het schedeldak van de kaakspieren
die aangehecht zijn boven op het hoofd zou dat schedeldak niet 'omhoog' kunnen komen. De schedelinhoud zou daardoor klein blijven.
Het zou kunnen, is het oordeel van Pete Currie, een ontwikkelingsbioloog die in Nature een commentaar schreef bij dit onderzoek. Maar dit gaat hier slechts om
mogelijkheden. De echte vraag is onder welke selectiedruk deze veranderingen werden doorgevoerd bij de voorouder van de mens, aldus Currie.
Met andere woorden: wat waren de veranderingen waardoor het grote kauwapparaat niet meer nodig was. En waardoor werden de extra energiekosten van een
groter brein de moeite waard?
Misschien werd de kaak ontlast door een intensiever gebruik van de handen en de nieuwe stenen werktuigen, misschien veranderde het dieet. Ook is het begin
van de grote hersengroei van de mens niet onomstreden. Sommige onderzoekers plaatsen de groei pas na 1,8 miljoen jaar, zodat dan een direct verband met de
kaakspierverkleining niet voor de hand ligt.
Download