Theoretisch kader Namen: Rhianne Hoek, Maj Molenaar, Manouk

advertisement
Theoretisch kader
Namen:
Rhianne Hoek, Maj Molenaar, Manouk Peters,
Fabienne Rauwers en Sanne van Breemen.
Vak:
Leeronderzoek
Docent:
Bregje van Groningen
Datum:
25 maart 2010
TO DO:
- literatuur van 1.1 en 1.2 in literatuurlijst zetten
- 1.1.1 en 1.1.2 misschien omdraaien?
- kiezen 1.3.5
- p. 10 staat ‘tegenstrijdige’ in het rood
- frames één naam geven (vrijheid van meningsuiting en publieke orde / free speech en public
order)
1
1.1 Framing
1.1.1 Framing en kennisactivatie
Er bestaat geen algemeen aanvaarde definitie van framing, maar de verschillende definities van
framing vertonen wel veel gelijkenissen (Semetko & Valkenburg, 2000). Door de verschillende
definities was het echter een lange tijd onduidelijk wat framing precies inhield. Deze
onduidelijkheid was voor Entman (1993) de motivatie om te proberen een eenduidige definitie voor
framing te maken. Entman stelt dat framing bestaat uit selecteren en benadrukken. Bij het framen
van een gebeurtenis of een verhaal worden bepaalde elementen hiervan geselecteerd. Vervolgens
komt er op deze geselecteerde elementen meer de nadruk te liggen en wordt er maar weinig tot
geen aandacht besteed aan de niet geselecteerde elementen van de gebeurtenis of het verhaal.
Door bepaalde elementen van een boodschap meer te benadrukken, worden specifieke gedachten
meer toegankelijk. Wanneer bepaalde gedachten meer toegankelijk zijn, zullen ze sneller worden
geactiveerd en worden toegepast bij het maken van een evaluatie over de desbetreffende
gebeurtenis of verhaal (Iyengar, 1987).
1.1.2 Kennisactivatie
Journalistiek kan nooit de volledige waarheid verkondigen, noch objectief zijn (Winschuttle, 1998).
Bij elke publieke kwestie worden verschillende afwegingen gemaakt over de manier waarop over
deze kwestie moet worden bericht. Zo moeten journalisten bijvoorbeeld bepalen of de publieke
kwestie nieuwswaardig genoeg is en welke elementen van de kwestie zij wel of niet belangrijk
genoeg vinden om te verkondigen. De publieke opinie kan worden beïnvloed doordat bepaalde
elementen van een publieke kwestie meer journalistieke aandacht krijgen dan andere elementen
(Price, Tewksbury & Powers, 2007). Er zijn drie concepten die helpen verklaren hoe ontvangers
van nieuwsberichten de gegeven informatie verwerken en hoe deze informatie vervolgens hun
gedachtegang kan beïnvloeden: agendasetting, priming en framing (Price et al., 2007). Deze drie
concepten kennen grote overlap maar er zijn een paar belangrijke verschillen. Zo stelt de
agendasettingtheorie dat de media bepalen welke kwesties het publiek belangrijk acht en welke
onderwerpen zo op de publieke agenda komen (Weaver, 2007). Ook bij priming gaat het erom dat
door blootstelling bepaalde gedachten gemakkelijker toegankelijk worden (Nelson et al., 1997). Het
verschil tussen agendasetting en priming is dat agendasetting zich echt richt op het beïnvloeden
van de publieke agenda daar waar priming enkel gedachten meer toegankelijk wilt maken
(Weaver, 2007). Ook bij framing ligt de focus op de berichtgeving van publieke kwesties in de
media en de invloed op de gedachtevorming van het publiek. Framing gaat echter nog een stap
verder dan agendasetting. Volgens Pan en Kosicki (1993) wordt er namelijk niet alleen onderzocht
waar mensen over denken maar ook hoe ze erover denken.
2
1.2 Effecten van nieuwsframes
1.2.1 Nieuwsframes en de effecten
Voor de weergave van nieuwsitems wordt eveneens vaak gebruik gemaakt van frames, welke
nieuwsframes worden genoemd (Entman,1991). Nieuwsberichten worden door mensen gebruikt
om informatie te verkrijgen over de wereld om hen heen (Klinenberg, 2005). Wanneer een
nieuwsbericht vanuit een bepaald frame wordt gebracht, houdt dit in dat het nieuwsbericht de
voorkeur heeft om alleen informatie te geven over bepaalde, specifieke elementen van een
probleem of gebeurtenis (Price et al., 2007). Doordat de ontvangers van het geframede
nieuwsbericht alleen informatie krijgen over de bepaalde, specifieke elementen van een probleem
of gebeurtenis is dit van invloed op hun kennis en gedachten over de buitenwereld (Entman,
1991). Volgens Entman zijn nieuwsframes opgebouwd uit metaforen, concepten, symbolen en
visuele plaatjes die benadrukt worden in het nieuwsbericht. De nieuwsframes kunnen hierdoor
gemakkelijk worden gevonden door te kijken naar welke specifieke woorden en afbeeldingen
voorkomen in het bericht die binnen een bepaald thema vallen.
Steeds meer onderzoeken worden gedaan naar de effecten van framing (Price et al., 2007; Nelson
et al., 1997; De Vreese, 2003). De studie van De Vreese (2003) toonde aan frames in
televisienieuws in staat zijn de gedachten van kijkers op het gebied van politieke kwesties in een
bepaalde richting te sturen. Uit het artikel van Nelson et al. (1997) kan de conclusie worden
getrokken dat de keuzes die journalisten maken over op welke manier een verhaal wordt
verkondigd, kan resulteren in verschillende berichtgevingen over hetzelfde onderwerp. Uit het
onderzoek blijkt dat wanneer een nieuwsbericht over de KKK verschillend wordt geframed, dit van
invloed is op mensen hun attitude. Ook de studie van Price et al. (2007) heeft als framingeffect
gevonden dat frames een significante invloed hebben bij het vormen van evaluaties van mensen.
Uit de resultaten van onder anderen de onderzoeken van De Vreese (2003), Nelson et al. (1997)
en Price et al. (2007) kan worden gesteld dat de voornaamste framingeffecten vrij homogeen zijn.
De framingeffecten die zijn gevonden in deze drie onderzoeken tonen allemaal aan dat frames een
significante rol spelen bij het vormen van evaluaties over verhalen, kwesties of gebeurtenissen.
Wel moet worden opgemerkt dat ondanks deze homogene effecten dit niet betekent dat verder
onderzoek niet nodig is. Zoals in het onderzoek van Price et al. (2007) wordt opgemerkt, zijn er
nog veel mankementen en onduidelijkheden in de onderzoeken die van invloed kunnen zijn op de
gevonden resultaten.
1.2.2 Effecten van nieuwsframes in kranten
De meerderheid van de studies die framingeffecten onderzochten, spitsten zich toe op dagbladen
(Nelson et al., 2007; Price et al., 1997). Wat publieksreacties op televisienieuws betreft, is een stuk
3
minder onderzoek naar gedaan (De Vreese, 2003). Dit is voor De Vreese aanleiding om zijn
onderzoek toe te spitsen op televisienieuws. Wanneer de resultaten van nieuwsframes in kranten
en nieuwsframes in televisieprogramma’s met elkaar worden vergeleken, blijken de resultaten
grote overeenkomsten te hebben (Nelson et al., 2007; Price et al., 1997; De Vreese, 2003). In
beide soorten nieuwsframes wordt aangetoond dat frames de gedachten van de kijkers of lezers in
een bepaalde richting kunnen sturen. Hierdoor hoeft er tot op heden nog geen onderscheid
gemaakt te worden tussen nieuwsframes in kranten en nieuwsframes in televisie. De Vreese
(2003) stelt daardoor ook dat zijn onderzoek naar nieuwsframes in televisienieuws eerder
onderzoek naar de invloed van framing in gedrukt nieuws ondersteunt.
1.2.3 Verschillen gedrukte media en televisie
Wat niet mag worden vergeten is dat hoewel het effect van beide typen media hetzelfde mag zijn,
dit niet betekent dat het effect op dezelfde manier wordt bereikt. Zo blijkt uit het boek van Evers
(2007) dat er de laatste tijd in Nederland steeds meer een beeldcultuur is ontstaan. Een foto in een
krant of tijdschrift heeft niet langer een ondersteunende functie, maar vertelt zelf ook een verhaal.
Ook televisie maakt gebruik van beelden, maar toch is er een duidelijk verschil tussen de foto’s in
gedrukte media en de televisiebeelden bij nieuwsuitzendingen. Volgens Evers (2007) hebben
foto’s een nog indringender effect dan de vluchtige televisiebeelden. Naar aanleiding hiervan kan
dus worden gesteld dat de beeldcultuur in kranten meer invloed heeft op het publiek dan de
beelden op televisie. Deze conclusie laat dus zien dat ondanks dat de framingeffecten bij beide
typen media hetzelfde zijn (Nelson et al., 2007; Price et al., 1997; De Vreese, 2003), deze effecten
op heel verschillende manieren worden bereikt.
4
1.3 Effecten van nieuwsframes op emotie
1.3.1 Wat zijn emoties?
Een emotie is een gevoel, een interne sensatie, maar emoties hebben ook fysieke en cognitieve
componenten (Scherer, 2004). Gedurende een emotie gebeurt er ook iets in het lichaam en het
hoofd. Frijda (1986) omschrijft drie elementen die mensen ervaren bij een emotionele reactie. De
eerste is appraisal, de betekenis die wordt toegeschreven aan de situatie. De tweede is arousal,
de lichamelijke opwinding. En de derde is de verandering in gedragsbereidheid, een emotie kan de
motivatie tot bepaald gedrag beïnvloeden.
1.3.2 Ontstaan van emoties: cognities
Frames zijn niet zo machtig als wordt gedacht. Er zijn bijvoorbeeld lezers die niet goed opletten of
de frames niet begrijpen (Brewer, 2001). Maar voor ons onderzoek zijn vooral de cognitieve
processen, die beperking aan het framingeffect opleggen, van belang.
De emotionele reactie een proces, waar bepaalde stimuli aan voorafgaan. Volgens Scherer (2004)
kunnen dit externe gebeurtenissen, interne neurologische veranderingen of herinneringen zijn.
Volgens Lazarus (1982) zijn cognities daarnaast een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan
van emoties. Ook Frijda (1986) beschrijft dat bepaalde emoties ontstaan doordat bepaalde
attitudes en kennis geactiveerd worden. De Cognitive Appraisal Theory sluit bij dit idee aan:
volgens Gross & D'Ambrosio (2004) komen emoties voort uit een cognitieve context. Hiermee
bedoelen ze dat het niet de gebeurtenis zelf is die emoties veroorzaakt, maar de evaluatie en
interpretatie van deze gebeurtenis. Salovey (z.d.) ondersteunt dit idee van samenwerking van
cognitie met emotie met een neurologische verklaring. De delen in de hersenen die te maken
hebben met emoties, zijn “in close contact” met delen die te maken hebben met cognities (p. 3).
1.3.3 Gevolgen van emoties
Vroeger werd in de wetenschap vooral negatief tegen emoties aangekeken. Emoties stonden recht
tegenover ratio en moesten daarom onder controle gehouden worden (Salovey, z.d.).
Tegenwoordig worden emoties echter steeds meer gezien als functioneel. Emoties zijn evolutionair
gezien praktisch. Ze helpen ons situaties goed in te schatten, doordat ze ons denken organiseren:
“they arouse us, pay attention to something. They sustain our attention, and they motivate or direct
our behavior” (Salovey, z.d., p. 2). Emoties sturen dus ons gedrag. Zo kunnen emoties
bijvoorbeeld ons stemgedrag beïnvloeden. Op wie we stemmen hangt deels af van welke emoties
de kandidaat bij ons weet op te roepen (Martinez, z.d.).
1.3.4 Beïnvloeden van emoties door frames
Door het lezen van nieuws worden reeds aanwezige kennis en gedachten bij de lezer geactiveerd
en geïntegreerd met de nieuwe informatie die gelezen wordt. Voor de interpretatie van nieuws
gebruikt de lezer dus niet alleen de informatie uit de tekst, maar ook zijn eigen kennis (Pan &
Kosicki, 1993; Rhee, 1997). Omdat deze reeds aanwezige kennis en gedachten per persoon
verschillen, kan dezelfde tekst bij verschillende personen verschillende cognities en dus ook
verschillende emoties teweegbrengen (Gross & D’Ambrosio, 2004).
Frames leggen de nadruk op bepaalde aspecten van een gebeurtenis (Entman, 1993). Daardoor
roepen verschillende frames verschillende kennis en gedachten bij de lezers op, die ze gebruiken
om een tekst te interpreteren (Rhee, 1997). De toegankelijkheid van bepaalde informatie in frames,
creëert dus een bepaalde mentale context. Hierdoor kunnen verschillende frames, verschillende
emoties oproepen (Gross & D’Ambrosio, 2004). Andersom kunnen emoties dus gemanipuleerd
worden door frames. Omdat een frame bepaalde aanwezige kennis en gedachten activeert, wordt
de interpretatie en dus ook de emotionele reactie hierdoor beïnvloed.
Gross (2008) onderzocht het verschil in effecten op emoties tussen een episodisch en een
thematisch frame. Een episodisch frame beschrijft een gebeurtenis aan de hand van een specifiek
voorbeeld, een thematisch frame plaatst de gebeurtenis echter in een bredere context (p. 171).
Zoals Gross (2008) verwachtte, riep het episodische frame sterkere emoties op. Wij hebben er
daarom voor gekozen onze krantenberichten, met het free speech frame en het public order frame,
episodisch te framen en de controlegroep een krantenbericht met een thematisch frame voor te
leggen.
1.3.5 Hypotheses
Op basis van een onderzoek naar de tolerantie van de Ku Klux Klan door Nelson, Clawson en
Oxley (1997) zijn de frames die wij in ons onderzoek gebruiken, het free speech frame en het
public order frame. De emoties die wij onderzoeken zijn trots, bewondering, angst en afkeer.
In het krantenbericht met het free speech frame wordt de nadruk gelegd op het recht op vrijheid
van meningsuiting. Wij verwachten dat lezers zich hierdoor trots voelen ten opzichte van onze vrije
maatschappij en trots dat ze dat recht in hun land hebben. Ook verwachten wij dat ze bewondering
hebben voor Wilders die op deze manier gebruik durft te maken van dit recht. Daarom is onze
eerste hypothese:
Hypothese 1: Respondenten die het krantenbericht met het free speech frame hebben gelezen
ondervinden meer trots en bewondering, dan respondenten die het krantenbericht met het public
order frame hebben gelezen.
Volgens Gross & D'Ambrosio (2004) ontstaat bij de lezer angst door (1) alleen al het idee dat
6
iemand zich op een dergelijke manier kan gedragen, (2) als hij denkt de dingen niet onder controle
te kunnen houden of (3) als hij denkt ook betrokken kunnen raken. Afkeer wordt volgens hen
veroorzaakt door geweld en de nutteloosheid daarvan, en racisme. In ons krantenbericht met het
public order frame wordt de nadruk gelegd op de sociale onrust die door de discriminerende
uitspraken van Wilders kan ontstaan. Wij verwachten daarom dat het krantenbericht met dit frame
angst en afkeer bij haar lezers zal oproepen. Daarom is onze tweede hypothese:
Hypothese 2: Respondenten die het krantenbericht met het public order frame hebben gelezen
ondervinden meer angst en afkeer, dan respondenten die het krantenbericht met het free speech
frame hebben gelezen.
1.3.5 Hypotheses
Op basis van een onderzoek naar de tolerantie van de Ku Klux Klan door Nelson, Clawson en
Oxley (1997) zijn de frames die wij in ons onderzoek gebruiken, het free speech frame en het
public order frame. De emoties die wij onderzoeken zijn sympathie, angst en afkeer. De
categorieën van Gross en D’Ambrosio (2004, p. 16-17) omschrijven de cognitieve prikkels die een
bepaalde emotie zouden oproepen. Door deze informatie te verwerken in een frame roept dit
frame de bijbehorende emoties op.
In het free speech frame verwerken we informatie die sympathie oproept volgens de categorieën
van Gross en D’Ambrosio (2004).
Sympathie wordt opgeroepen door te benadrukken:
1. onschuldig slachtoffer
2. sympathie voor de situatie, plicht van de minderheid, omdat het de enige manier was om
fustratie te uiten.
Wilders wordt hierdoor afgeschilderd als een onschuldig slachtoffer en zijn situatie wordt
beschreven. Zijn daden worden omschreven als plicht van de minderheid, dat hij de minderheid
een stem geeft en dat het de enige manier was om frustratie te uiten. Daarom is onze eerste
hypothese:
Hypothese 1: Respondenten die het krantenbericht met het free speech frame hebben gelezen
ondervinden meer sympathie, dan respondenten die het krantenbericht met het public order frame
hebben gelezen.
In het public order frame wordt de nadruk gelegd op de sociale onrust die kan ontstaan. Wij
7
verwerken hier de categorieën van angst en afkeer.
Angst wordt opgeroepen door te benadrukken:
1. dat dingen uit controle zijn, date het nog een keer kan gebeuren dat het overall kan
gebeuren. Personalisatie van de gebeurtenis
2. Dat mensen zich zo kunnen gedragen
Afkeer wordt opgeroepen door te benadrukken:
1.
de geweldadige veroordeling voor hun rechtvaardiging van gedrag, relschoppers zelf
centraal stellen en vooral de nutteloosheid van de rellen.
2.
op het voortbestaan van rasicme, vonnis en justitie
Daarom is onze tweede hypothese:
Hypothese 2: Respondenten die het krantenbericht met het public order frame hebben gelezen
ondervinden meer angst en afkeer, dan respondenten die het krantenbericht met het free speech
frame hebben gelezen.
8
1.4 Effecten van nieuwsframes op attitudes
1.4.1 Framingeffecten en attitudes
Uit het bovenstaande blijkt dat het met framing mogelijk is om emoties te beïnvloeden. Maar niet
alleen emoties, ook attitudes kunnen worden beïnvloed met framing. Attitudes zijn evaluaties van
attitude-objecten, zoals een persoon, een voorwerp of een idee. Ze bestaan uit drie onderdelen: de
emotionele reacties, de cognitieve reacties en de handelingen ten opzichte van het attitude-object.
Attitudes kunnen zowel op expliciet als op impliciet niveau bestaan. Expliciete attitudes kunnen we
bewust onderschrijven en gemakkelijk reproduceren. Impliciete attitudes daarentegen zijn vaak
meer onbewust, onwillekeurig en onbestuurbaar (Aronson, Wilson & Akert, 2007).
Framing is een vorm van persuasieve communicatie en daarmee kunnen attitudes worden
beïnvloed. Een bepaalde kant van een onderwerp wordt extra belicht (Aronson et al., 2007). Door
sociale en politieke controverses te framen kan de interpretatie van mensen worden beïnvloed en
zelfs hun opinies een bepaalde kant op worden gestuurd (Nelson et al., 1997; Semetko &
Valkenburg, 2000). De geframede ideeën krijgen dan een groter aandeel in de uiteindelijk
gevormde attitude (Nelson et al., 1997). Price et al. (1997) stellen echter dat frames niet almachtig
zijn. Ze kunnen voor een richting van gedachten en evaluaties zorgen, maar deze niet compleet
controleren omdat mensen ook al bepaalde eigen ideeën in hun hoofd hebben. De Vreese (2004)
is het daarmee eens. Hij zegt dat opinies een combinatie zijn van nieuwe informatie en van
bestaande predisposities, bestaande opvattingen. Waarden en kennis spelen namelijk ook een rol
bij de evaluatie en interpretatie van een onderwerp.
Volgens Nelson et al. (1997) en Chong en Druckman (2007) zijn er drie modellen of processen die
moeten worden doorlopen voordat informatie de opinie en/of attitudes kan beïnvloeden. Allereerst
is er het leermodel dat zorgt voor de beschikbaarheid van informatie. Als mensen geen informatie
over iets krijgen, kunnen ze er namelijk ook geen gebruik van maken. Dan volgt het cognitive
accessibility model. Herhaling en priming zorgen er voor dat informatie toegankelijk is en makkelijk
naar boven te halen. Tot slot het expectancy-value model. Bepaalde stukjes informatie, zoals feiten
en waarden, hebben een verschillend gewicht in een tekst en dat heeft weer effect op de
uiteindelijk gevormde attitude. Dit ‘gewicht’ hangt samen met onder andere de perceived
importance, relevantie en de perceptie van nadruk. In dit laatste proces speelt toepassing een rol.
Toepassing is belangrijk voor invloed van de frames omdat alleen toegankelijkheid – zie het
tweede proces - niet genoeg is (Chong & Druckman, 2007).
1.4.2 Framingeffecten en tolerantie
In dit onderzoek wordt geprobeerd om met verschillende frames attitudes te veranderen.
Voornamelijk wordt gekeken naar tolerantie als attitude. Meerdere studies onderzochten het effect
9
van frames op tolerantie, voor bijvoorbeeld haatgroepen of bepaald beleid, en vonden bewijs dat
framing de tolerantie een bepaalde richting op kan sturen (Nelson et al., 1997; Keum et al., 2005).
Nelson et al. (1997) definiëren tolerantie als het bereid zijn om vrijheden en bescherming te
verstrekken aan groepen die worden afgekeurd of zelfs gehaat. Keum et al. (2005) gebruiken een
andere definitie. Zij zien tolerantie als een attitude waarbij wordt toegestaan dat een groep mensen
vrijheid van meningsuiting geniet, ook al vindt men de ideeën van deze groep niet correct of zelfs
immoreel.
Meningen ten opzichte van controversiële zaken of groepen, zoals bijvoorbeeld tolerantie voor de
Ku Klux Klan, zijn vaak ambivalent en onstabiel (Chong, 1993; Nelson et al., 1997). Iemand met
een instabiele mening over mensenrechten zoals vrijheid van meningsuiting, is makkelijk van deze
mening af te brengen met tegenstrijdige argumenten. Het gemak waarmee mensen van mening
veranderen bij dit soort kwesties geeft aan dat zij zich bewust zijn van de tegenstrijdige waarden
(bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting versus publieke orde), maar niet duidelijk kunnen
aangeven welke zij belangrijker vinden (Chong, 1993). Er kan dus gesteld worden dat een
ambivalente waarde, zoals tolerantie, te beïnvloeden is door framing van berichtgeving. De
waarden en afwegingen in de berichtgeving kunnen een belangrijk onderdeel worden van de
vorming van een persoonlijk oordeel over het probleem (Nelson et al, 1997).
Nelson et al. (1997) onderzochten het effect van nieuwsframes op de tolerantie voor de Ku Klux
Klan. Zij vonden dat respondenten die het krantenbericht met het free speech frame hadden
gelezen, toleranter waren ten aanzien van de KKK dan de respondenten die het krantenbericht
met het public order frame hadden gelezen. Daarom luidt onze derde hypothese als volgt:
Hypothese 3: Respondenten die het krantenbericht met het free speech frame hebben gelezen,
zijn toleranter ten aanzien van Geert Wilders' voorstel voor een 'kopvoddentax', dan respondenten
die het krantenbericht met het public order frame hebben gelezen.
1.4.3 Framingeffecten en perceived importance
Naast het beïnvloeden van de attitude tolerantie, wordt ook onderzocht of frames effect hebben op
perceived importance, oftewel waargenomen belangrijkheid. Dit begrip houdt in dat mensen een
bepaald aspect belangrijk vinden, in dit onderzoek is dat vrijheid van meningsuiting of publieke
orde. Uit het onderzoek van Nelson et al. (1997) blijkt dat het frame waarin mensen geplaatst zijn
daadwerkelijk effect kan hebben op de waargenomen belangrijkheid. De respondenten die in deze
studie in het ‘publieke orde’ frame zaten vonden publieke orde en veiligheid belangrijker dan
mensen in het ‘vrijheid van meningsuiting’ frame. Andersom vonden respondenten in het ‘vrijheid
van meningsuiting’ frame vrijheid van meningsuiting belangrijker dan mensen het ‘publieke orde’
10
frame.
Daarnaast werd de respondenten gevraagd of zij vier uitspraken wilden ordenen op basis van
belangrijkheid. Ook in deze test werd gevonden dat respondenten in het ‘publieke orde’ frame,
veiligheid en publieke orde belangrijker vinden dan vrijheid van meningsuiting, terwijl respondenten
in het ‘vrijheid van meningsuiting’ frame de vrijheid van meningsuiting belangrijker vinden. Op
basis van de bovenstaande kennis hebben we de vierde hypothese opgesteld:
Hypothese 4: Respondenten die het krantenbericht met het free speech frame hebben gelezen,
hechten meer belang aan vrijheid van meningsuiting, dan aan het behouden van de openbare
orde. Respondenten die het krantenbericht met het public order frame hebben gelezen, hechten
echter meer belang aan het behouden van de openbare orde, dan aan vrijheid van meningsuiting.
11
Literatuurlijst
Aronson, E., Wilson, T.D. & Akert, R.M. (2005). Social Psychology. New Jersey: Pearson
Education Inc.
Brewer, P.R. (2001). Value words and lizard brains: do citizens deliberate about appeals to their
core values? Politcal Psychology, 22(1), 45-64.
Chong, D. (1993). How people think, reason and feel about rights and liberties. American Journal
of Political Science, 37(3), 867-899.
Chong, D. & Druckman, J.N. (2007). Framing public opinion in competitive democracies. American
Political Science Review, 101(4), 637-655.
De Vreese, C. (200). De invloed van televisienieuwsframes op de publieke opinie over Europese
integratie. Opgehaald op 19 maart, 2010 van
http://www.moaweb.nl/bibliotheek/jaarboeken/2004/jaarboek-2004-03.pdf
Frijda, N.H. (1986) The Emotions. Cambridge University Press, Cambridge, UK
Gross, K. (2008). Framing persuasive appeals: episodic and thematic framing, emotional
response, and policy opinion. Political Psychology, 29(2), 169-192.
Gross, K. & D'Ambrosio, L. (2004). Framing emotional response. Political Psychology, 25(1), 1-29.
Lazarus, R.M. (1982). Thoughts on the relations between emotion and cognition. American
Psychologist, 37(9), 1019-1024.
Keum, H., Hillback, E.D., Rojas, H., Gil de Zuniga, H., Shah, D.V. & McLeod, D.M. (2005).
Personifying the radical: how news framing polarizes security concerns and tolerance judgement.
Human Communication Research, 31(3), 337-364.
Martinez, A. (z.d.). Framing emotional appeals in campaign communication. Opgehaald op 19
maart, 2010, van http://college.usc.edu/politicalscience/documents/PresidentialFellowsPaper.pdf
Nelson, T.E., Clawson, R.A. & Oxley, Z.M. (1997). Media framing of a civil liberties conflict and its
effect on tolerance. The American Political Science Review, 91(3), 567-583.
Pan, Z. & Kosicki, G.M. (1993). Framing analysis: an approach to news discourse. Political
12
Communication, 10, 59-79.
Price, V., Tewksbury, D. & Powers, E. (1997). Switching trains of thought: the impact of news
frames on readers’ cognitive responses. Communication Research, 24(5), 481-506.
Rhee, J.W. (1997). Strategy and issue frames in election campaign coverage: a social cognitive
account of framing effects. Journal of Communication, 47(3), 26-48.
Salovey, P. (z.d.). Emotional intelligence. Opgehaald op 21 maart, 2010, van
http://kms.jpn.org/keynoteaddress6.pdf
Scherer, K.R. (2004). Emotions, psychological structure of. In P.B. Baltes & N.J. Smelser (Eds.),
International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences (pp. 4472-4477). Elsevier.
Semetko, H.A. & Valkenburg, P.M. (2000). Framing European politics: a content analysis of press
and television news. Journal of Communication, 50(2), 93-109.
13
Download