Inhoudsopgave afdelingsinformatie en groepsplan VSO 2013 - 2014 Voorwoord Hoofdstuk 1: Onderwijs op de Sprienke 1.1 Kwaliteitswet 1.2 Ontwikkelingsperspectief 1.3 Uitstroom 1.4 Schoolstandaarden Hoofdstuk 2: Uitstroom op de Sprienke 2.1 Informatie over de afdeling VSO 2.1.1 Algemeen 2.2 Leerroutes 2.2.1 Leerroute V, uitstroomprofiel Vervolgonderwijs 2.2.2 Leerroute A, uitstroomprofiel Arbeid 2.2.3 Leerroute D, uitstroomprofiel Dagbesteding 2.3 Samenstelling van de groepen 2.3.1 Uitstroomprofiel V (Vervolgonderwijs) 2.3.2 Uitstroomprofiel A (Arbeid) 2.3.3 Uitstroomprofiel D (Dagbesteding) 2.4 Leerlingenzorg 2.4.1 Commissie Van Begeleiding 2.4.2 Team Leerling Zorg 2.4.3 CED- leerlijnen 2.4.4 Opbrengsten 2.4.5 Transitiebespreking(en) 2.4.6 Leerlingvolgsysteem 2.4.7 Kinderrond 2.4.8 Individuele Leerling Bespreking 2.4.9 Multidisciplinair team 2.4.10 Rapport 2.4.11 Dyslexie 2.5 Contacten met ouders/verzorgers 2.5.1 Algemene ouderavond 2.5.2 Oudergesprekken 2.5.3 Huisbezoek 2.5.4 Absentie 2.5.5 Overige contacten met ouders 2.6 Pedagogisch klimaat 2.7 Schoolregels en afdelingsregels 2.7.1 Verantwoording 2.7.2 De schoolregels 2.7.3 Gezond en ongezond snoepen 2.7.4 Hygiëne 2.7.5 Internet en spelletjes op de computer 2.7.6 Omgang met mobieltjes, mp3 spelers, speelgoed e.d. 2.7.7 Bewegingsonderwijs 2.8 Transitie Hoofdstuk 3: Algemene groepskenmerken 3.1 Wie zijn wij? 3.2 Hoe werken wij? 3.3 Waarmee werken wij? 3.4 Diverse zaken Hoofdstuk 4: Groepsplan Inschaling op de CED leerlijnen en Plancius kunt u in het ontwikkelingsperspectief van de leerling terug vinden. Voorwoord Hierbij presenteren wij u informatie over de afdeling VSO en het groepsplan 2013 – 2014 van Mytylschool De Sprienke. Er zijn drie gedeelten te onderscheiden: Een algemeen deel met informatie over de kwaliteitswet (hoofdstuk 1), een deel met afdelingsinformatie (hoofdstuk 2) en een deel met groepsspecifieke informatie (hoofdstuk 3). Ieder schooljaar passen we het plan aan. Ons doel is dat u zo een duidelijk beeld krijgt van de plek waar uw kind onderwijs volgt. Hoofdstuk 1: Onderwijs op de Sprienke 1.1 Kwaliteitswet Alle leerlingen hebben recht op kwalitatief goed onderwijs. Dat is onderwijs dat aansluit bij hun mogelijkheden én dat ze voorbereidt op een volwaardige plek in de samenleving. Om ervoor te zorgen dat leerlingen in het VSO het onderwijs krijgen dat echt bij ze past, wordt de Kwaliteitswet VSO ingevoerd. Vanaf schooljaar 2013-2014 is deze wet ingevoerd. Voor onze school betekent de wet dat we de komende jaren op een andere manier gaan werken aan de kwaliteit van ons onderwijs. De kwaliteitswet VSO bestaat uit verschillende onderdelen. Hieronder de belangrijkste punten uit de wet en onze invulling hiervan. • De toekomst van een leerling staat centraal. • Het onderwijsprogramma wordt gericht op wat leerlingen na school kunnen en willen doen. • We gaan werken met drie uitstroomprofielen: Vervolgonderwijs, Arbeid en Dagbesteding. • Er komen strengere kwaliteitseisen. Zo gaan we werken vanuit kerndoelen die de school moet aanbieden. • We gaan de resultaten van ons onderwijs nog beter in kaart brengen door middel van opbrengstgericht werken. • Er is meer aandacht voor de arbeidsmarkt. Zo is er straks een verplichte stage en begeleiding van leerlingen die na school gaan werken in een bedrijf. 1.2 Ontwikkelingsperspectief Om al vroeg te kunnen bepalen welk onderwijs een leerling nodig heeft, kijken we vanaf het begin naar zijn of haar mogelijkheden. We brengen die in kaart met behulp van een ontwikkelingsperspectief. Als uw kind op onze school binnenkomt, analyseren we het leerlingdossier om te zien hoe hij of zij zich ontwikkeld heeft de afgelopen jaren. Daarnaast nemen we, als dat nodig is, zelf een aantal tests af om het niveau te bepalen. Met deze informatie schrijven we een ontwikkelingsperspectief. Hierin staat het uitstroomprofiel van de leerling vermeld. Uit dit ontwikkelingsperspectief moet blijken hoe de leerling zich waarschijnlijk zal ontwikkelen op onze school en welke vaardigheden en kennis hij of zij nodig heeft om dit niveau te halen. Ook geeft het ontwikkelingsperspectief informatie over de extra ondersteuning die we bieden. 1.3 Uitstroom Als een leerling op school komt, maken we op basis van het ontwikkelingsperspectief in overleg met ouders een keuze voor een uitstroomprofiel. Als later blijkt dat een leerling beter af is in een ander uitstroomprofiel, dan passen we dat aan. Dit gebeurt ook altijd in overleg met ouders. Dit profiel is in deze fase heel belangrijk. In het VSO zijn alle activiteiten erop gericht om de leerling klaar te maken voor zijn of haar uitstroomprofiel: de periode na school. In z’n algemeenheid zijn er drie verschillende uitstroomprofielen: 1 Vervolgonderwijs Van leerlingen in dit uitstroomprofiel verwachten we dat ze een diploma voortgezet onderwijs kunnen halen, deelcertificaten of doorstromen naar een beroepsopleiding. 2 Arbeid Dit uitstroomprofiel is voor leerlingen waarbij we inschatten dat ze arbeid kunnen gaan doen. 3 Dagbesteding Leerlingen in dit uitstroomprofiel bereiden we voor op dagbesteding. 1.4 Schoolstandaarden Een schoolstandaard is de leerstandaard die een school opstelt voor een leerling. De schoolstandaard bepaalt voor een groot deel op welk niveau een leerling werkt en welk onderwijsprogramma hij of zij krijgt. Er zijn drie verschillende leerstandaarden: • Basisstandaard: de meeste leerlingen van de school halen deze standaard. • Gevorderden standaard: een aantal leerlingen bieden we een verdiept arrangement aan met aanvullende activiteiten, dit is meer of andere leerstof dan de basisstandaard. • Minimumstandaard: een aantal leerlingen volgt een intensief of zeer intensief onderwijsaanbod. Op de Sprienke zitten de meeste leerlingen in het uitstroomprofiel Arbeid en in arbeidsmatige dagbesteding. Daarom is de basisstandaard van de Sprienke ‘Arbeid’. De minimumstandaard op de Sprienke is Dagbesteding, de gevorderdenstandaard op de Sprienke is Vervolgonderwijs. Hoofdstuk 2: Uitstroom op de Sprienke 2.1 Informatie over de afdeling VSO 2.1.1 Algemeen De afdeling Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) is voor leerlingen in de leeftijd vanaf 12 jaar tot 18/20 jaar. Deze afdeling bestaat uit de Leerroute V met uitstroomprofiel Vervolgonderwijs, de Leerroute A met uitstroomprofiel Arbeid en de Leerroute D met uitstroomprofiel Dagbesteding. De afdeling bestaat voor Arbeid en Dagbesteding uit de onderbouw, de middenbouw en de bovenbouw, voor Vervolgonderwijs uit onderbouw en bovenbouw. Een Leerroute bevat het onderwijsprogramma richting één van de drie uitstroomprofielen. 2.2 Leerroute 2.2.1 Leerroute V, uitstroomprofiel Vervolgonderwijs Leerroute V bevat het onderwijsprogramma richting uitstroomprofiel Vervolgonderwijs. In deze leerroute betreft het onderwijs aan leerlingen vanaf 12 jaar met een lichamelijke beperking en langdurig zieke leerlingen. Het onderwijs in de onderbouw (3 schooljaren) heeft een algemeen vormend, ‘funderend’ karakter. Dat betekent dat het gaat om een fundament van ontwikkeling, een basis, de basisvorming. De ontwikkeling in de basisvorming is een vervolg op de ontwikkeling die in het primair onderwijs (SO) plaatsvindt. De 58 globaal geformuleerde kerndoelen dienen in de basisvorming behaald te worden. Deze kerndoelen zijn geordend in zeven domeinen: Nederlands, Engels, wiskunde, mens en natuur, mens en maatschappij, kunst en cultuur, bewegen en sport. In de bovenbouw van uitstroomprofiel Vervolgonderwijs bereiden we de leerlingen planmatig voor op de overstap van onze school naar vervolgonderwijs regulier en/of de maatschappij. Het gaat om de vier aspecten van het dagelijks leven: dagbesteding (arbeid of een alternatief daarvoor), wonen, vrije tijd en lid van de gemeenschap. De leerlingen in B-TV (bovenbouw vervolgonderwijs) worden wat betreft dagbesteding voorbereid op vervolgonderwijs, MBO. Leerlingen kunnen op VMBO-B, VMBO-K of VMBO-G via het IVIO op 4 niveaus (KSE 1, 2, 3 of 4) examen doen in de vakken Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde, economie en biologie. Het behalen van examens kan van belang zijn voor instroming in het beroepsonderwijs (MBO). De diploma’s zijn landelijk erkend. Naast bovenstaande vakken wordt er ook gewerkt aan vakoverstijgende leerdoelen. Leerlingen die onderwijs op VMBO-T niveau volgen, kunnen gefaseerd een volledig VMBO-diploma (sector: economie of biologie) behalen. In het uitstroomprofiel Vervolgonderwijs lopen leerlingen in de onderbouw geen stage. De onderbouw is voornamelijk gericht op de theorielessen. Vanaf de middenbouw (4e jaar) gaan de leerlingen op individuele snuffelstage. Dit houdt in dat ze 4 á 5 dagen achtereenvolgens stage lopen. Dit herhaalt zich twee keer per jaar. In de bovenbouw lopen de leerlingen individueel stage. Dit is in de meeste gevallen 1 á 2 dagen in de week. 2.2.2 Leerroute A, uitstroomprofiel Arbeid Leerroute A bevat het onderwijsprogramma richting uitstroomprofiel Arbeid. In deze leerroute betreft het onderwijs voor lichamelijk en meervoudig gehandicapte leerlingen en langdurig zieke leerlingen die functioneren op het niveau van moeilijk lerenden en zeer moeilijk lerenden vanaf 12 tot 18/20 jaar. Van deze leerlingen verwachten we dat zij een plek vinden op de arbeidsmarkt. Binnen het uitstroomprofiel Arbeid gaat het om uitstroom na de schoolperiode naar: • Loonvormende arbeid op de reguliere arbeidsmarkt met (deel)certificaten of (entree) kwalificatie. • Loonvormende arbeid op een reguliere arbeidsplaats met een jobcoach, zonder (deel)certificaten. • Loonvormende arbeid op een beschermde arbeidsplaats (sociale werkvoorzieningen). Ook bestaat de mogelijkheid om uit te stromen naar het ROC, niveau 1. Het onderwijs aan moeilijk lerenden richt zich op de ontwikkeling van de leerling en het bereiken van kerndoelen en leergebiedoverstijgende leerdoelen voor het VSO-Arbeidsgericht, binnen de mogelijkheden en competenties van de leerling. Bij het lesgeven gaan we uit van landelijk vastgestelde SLO-kerndoelen, de daarvan afgeleide tussendoelen en de onderwijsdoelen voor het onderwijs aan moeilijk lerenden. De leerstof wordt op groepsniveau en in kleine groepen aangeboden. Tot dit hele traject behoort ook een stuk stage. In de onderbouw is stage vooral gericht op gesprekken over stage, uitstapjes naar verschillende sectoren. Dit alles is als oriëntatie bedoeld. De middenbouw gaat twee maal per jaar op groepsstage. Dit gebeurt in verschillende uitstroomrichtingen (verzorgende sector, groen sector, techniek/productie sector en administratieve sector). Daarnaast worden de aangeboden praktijkvakken en de aangeboden theorie gericht op wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. De bovenbouw gaat op individuele stage. In eerste instantie wordt er een half jaar stage gelopen op dezelfde plek. Aan het einde van het traject wordt er indien mogelijk, een jaar achtereenvolgens stage gelopen op dezelfde plek. De aangeboden theorie staat in het teken van de praktijk. 2.2.3 Leerroute D, uitstroomprofiel Dagbesteding Leerroute D bevat het onderwijsprogramma richting uitstroomprofiel Dagbesteding. In deze leerroute betreft het onderwijs voor meervoudig gehandicapte leerlingen die functioneren op het niveau van zeer moeilijk lerenden en om leerlingen met een ernstige meervoudige beperking van 12 tot 18/20 jaar. Binnen het uitstroomprofiel Dagbesteding gaat het om uitstroom na de schoolperiode naar: • Arbeidsmatige dagbesteding • Taak- of activiteitgerichte dagbesteding • Belevingsgerichte dagbesteding De leerlingen in leerroute D werken aan de kerndoelen en leergebiedoverstijgende doelen die voor het VSO-Dagbesteding door het SLO opgesteld zijn, de daarvan afgeleide tussendoelen en de onderwijsdoelen voor het onderwijs aan meervoudig gehandicapte leerlingen die functioneren op het niveau van zeer moeilijk lerenden en om leerlingen met een ernstige meervoudige beperking. De leerstof wordt op groepsniveau, in kleine groepen en/of individueel aangeboden. Leerlingen die functioneren op ZML niveau, volgens de CED-lijnen 12+, kunnen soms ook uitstromen naar loonvormende arbeid op een beschermde arbeidsplaats (sociale werkvoorzieningen). Tot dit hele traject behoort ook een stuk stage. In onderbouw en middenbouw wordt er nog veel tijd besteed aan theoretische ontwikkeling. Daarnaast worden er praktijklessen gevolgd door de leerlingen. In de middenbouw en bovenbouw wordt er nog steeds aandacht besteed aan theorie, maar deze wordt meer en meer gericht op de praktijk. Daarnaast gaan de leerlingen die er toe in staat zijn één dag per week mee naar L.O.L. (Leren Op Locatie). Werken op een camping/boerderij om zoveel mogelijk arbeidsmatige praktijkervaringen op te doen. Naast L.O.L. zijn de leerlingen in toenemende mate zo zelfstandig mogelijk aan het werk binnen school op LWP (LeerWerkPlekken). Arbeidsmatige plekken waarbij de activiteiten lijken op de activiteiten binnen de dagbesteding. Van veel begeleiding in het begin naar begeleiding op afstand, waarbij vervolgens ook leerlingen elkaar gaan helpen/trainen. Leerlingen die uitstromen naar activiteitgericht of belevingsgerichte dagbesteding volgen, indien mogelijk praktijklessen met de klas. LeerWerkPlekken vinden veelal plaats in de groep of vanuit de groep de school in. Begeleiding vindt plaats op korte afstand en met veel ondersteuning. Activiteiten zijn vooral gericht op zelfredzaamheid. Individuele stages buiten school vinden veelal plaats tegen het einde van het transitietraject. Onze doelgroep stroomt bijna allemaal uit richting AWBZinstellingen. Om ze daar het beste op voor te bereiden worden zgn. overgangsstages gerealiseerd. Deze kunnen echter maar voor 6 maanden, 1 dag per week worden aangevraagd. Daarna is het de bedoeling dat de leerling een plekje gaat vinden binnen de dagbesteding. 2.3 Samenstelling van de groepen Bij de groepen in het VSO is de benaming gebaseerd op de uitstroomprofielen: V (vervolgonderwijs), A (arbeid) en D (dagbesteding). In het VSO is bij de benaming gekozen voor de toevoeging T (+ voortgezet onderwijs). Dus: TV, TA en TD. 2.3.1 Uitstroomprofiel V (Vervolgonderwijs) • O TV (= onderbouw Vervolgonderwijs), leerlingen vanaf 12 - 18 jaar. B TV (= bovenbouw Vervolgonderwijs), leerlingen vanaf 12 - 18 jaar. 2.3.2 • • • Uitstroomprofiel A (Arbeid) O– TA (onderbouw), leerlingen vanaf 12 - 14 jaar M/B TA (middenbouw), leerlingen vanaf 14 - 16 jaar B TA (bovenbouw), leerlingen vanaf 16 tot 18/20 jaar 2.3.3 Uitstroomprofiel D (Dagbesteding) • O/M– TD (midden/bovenbouw), leerlingen vanaf 12- 16 jaar • M/B TD (midden/bovenbouw), leerlingen vanaf 16 -18/20 jaar OM TD1 (onder/middenbouw), leerlingen vanaf 10 -15 jaar OM TD 1-2 (onder/middenbouw), leerlingen vanaf 10 -15 jaar B TD 1-2 (bovenbouw), leerlingen vanaf 12 -18/20 jaar 2.4 Leerlingenzorg Wij vinden het van belang om onze leerlingen onderwijs en zorg op maat te geven, rekening houdend met hun specifieke hulpvraag. Deze individuele zorg en aanpak komt tot uiting in: 2.4.1 Commissie Van Begeleiding De CvB is verantwoordelijk voor het cyclisch proces van leerlingenzorg voor alle leerlingen binnen de Sprienke. In de Commissie Van Begeleiding zit het Team Leerling Zorg (de orthopedagoog /psycholoog, de orthodidacticus en de teamleider van de afdeling) de directeur en de revalidatiearts. Zij komen 8 keer per jaar bij elkaar en bespreken de aangedragen stukken rondom instroom nieuwe leerlingen en aangedragen stukken rondom zittende leerlingen zoals onderzoeksverslagen, onderzoeksaanvragen, opstellen van het Ontwikkelingsperspectief, therapieaanvragen, therapieverslagen en herindicatie. Dit alles om de gang van zaken rondom een leerling te structureren en af te stemmen. 2.4.2 Team Leerling Zorg Het TLZ geeft in opdracht van de CvB het cyclisch proces van leerlingenzorg vorm. Het TLZ is verantwoordelijk voor het plannen, begeleiden, handelen, evalueren rondom de leerling en begeleidt/coacht/stuurt de (vak)leerkracht en (klassen)assistent op het gebied van leerlingenzorg. Het TLZ bestaat uit orthopedagoog, orthodidacticus en teamleider. In onderlinge afstemming voert ieder lid van het TLZ vanuit zijn expertise zijn onderdeel van de begeleiding uit. Het TLZ is lid van de CvB . 2.4.3 CED- leerlijnen Voor het plannen van het onderwijs wordt er binnen onze afdeling gewerkt met de leerlijnen van de CED (Centrum Educatieve Dienstverlening), onderwijsbegeleidingsdienst regio Rotterdam. Deze leerlijnen vormen de basis voor het opstellen van het groepsplan. Het is bekend dat leerkrachten over het algemeen drie instructieniveaus niveaus binnen een groep goed aankunnen. Het werken met ontwikkelingsperspectief en leerlijnen biedt kansen om leerlingen te clusteren in niveaugroepen. 2.4.4 Opbrengsten Opbrengsten en ontwikkelingsperspectief staan centraal. Scholen verantwoorden aan de hand van opbrengstgegevens dat ze het maximale uit hun leerlingen hebben gehaald. Besturen en scholen kunnen hiermee beter laten zien waar hun inspanningen toe hebben geleid. 2.4.5 Tranisitiebespreking(en) Twee keer per jaar (in december/januari en mei/juni) is er een transitiebespreking met de mentor(en), revalidatiearts, orthopedagoog, stagetrajectbegeleider en orthodidacticus. Hierbij worden alle leerlingen en de toetsresultaten besproken. Aan de hand van deze besprekingen wordt het OPP (ontwikkelingsperspectiefplan) bijgesteld en met ouders besproken. Voor enkele leerlingen is er tevens twee keer per jaar (in december en juni) een LISBO- en rekenoverdrachtsbespreking. Deze twee vakken worden namelijk voor een aantal leerlingen die dat nodig hebben klassendoorbrekend gegeven. 2.4.6 Leerlingvolgsysteem Binnen de leerroute Arbeid/Vervolgonderwijs wordt er per leervak een leerlingvolgsysteem bijgehouden. Dit gebeurt n.a.v. de leervorderingen in de leerstof. Deze worden gescoord met de methode gebonden of aan de hand van de CED leerlijnen. Op dit moment worden er voor Praktijkonderwijs CITO-toetsen ontwikkeld. Als deze beschikbaar zijn, zullen we ze inzetten als methodeonafhankelijke toets. De afname van examens en certificaten zorgt ook voor een methodeonafhankelijke toetsing. De opbrengsten van de toetsen zijn terug te vinden in het OPP van elke leerling en tijdens de tranisitiegesprekscyclus besproken. Bij het uitstroomprofiel Arbeidsmatige Dagbesteding maken we waar mogelijk gebruik van methodegebonden toetsen en methode onafhankelijke toetsen van met name CITO. CITO toetsen ZML worden, waar mogelijk, in principe 1x per jaar afgenomen. Als een leerling zich volgens de leerlijnen sneller ontwikkelt dan is er sprake van meerdere toetsmomenten om de leeropbrengsten te meten. Binnen de leerroute Dagbesteding (EMB) wordt er geen gebruik gemaakt van CITO-toetsen. Omdat we een mytylschool zijn waar naast onderwijs ook revalidatiebehandeling onderdeel uitmaakt van het dagprogramma wordt bij de leerroutes Dagbesteding gebruik gemaakt van het Ontwikkeling Volgmodel Memelink (OVM). Met het ontwikkeling volgmodel Memelink worden vorderingen / ontwikkelingen van de leerlingen geregistreerd. OVM is een verfijnd (digitaal) observatiesysteem waarin allerlei aspecten van de kinderlijke ontwikkeling van 0-16 jaar in de vorm van ontwikkelingslijnen zijn uitgewerkt. We volgen met name de vorderingen op het gebied sociale ontwikkeling zoals bijvoorbeeld omgaan met leeftijdgenoten, maar ook grote/fijne motoriek en werkhouding. Daarnaast worden de ook vorderingen op het gebied van bijvoorbeeld lezen, rekenen en mondelinge taal ingevuld. Zo ontstaat er een heel compleet beeld van de ontwikkeling van een individuele leerling maar ook van de leerling binnen de groep. De gegevens vanuit het volgmodel worden gebruikt als controlemiddel: hoe ontwikkelt de leerling zich in zijn totaliteit en ontwikkelt de leerling zich voldoende. 2.4.7 Kinderrond Het kinderrond is een hulpmiddel voor medewerkers van de Sprienke en Reigerbos om de behandelcommunicatie te stroomlijnen. Het kinderrond is de uitwisseling van informatie van teamleden onderling en tussen kind, ouders en teamleden. Deze uitwisseling van informatie gebeurt mondeling en schriftelijk. Het onderwerp is steeds het individuele behandel- en leerproces. Kinderrond omvat de volgende onderdelen: Rapportage voorafgaand aan de behandelleerplanbespreking, bedoeld om de deelnemers aan de bespreking vooraf te informeren over de huidige situatie van het kind en zijn omgeving. Klassenteams voor TD1 en TD 1-2: 2 keer per schooljaar waarin het klassenteam kort alle leerlingen bespreekt om de voortgang van doelstellingen te bewaken/volgen. Ouders ontvangen de notulen van hun kind na ieder klassenteam thuis. 2.4.8 Individuele Leerling Bespreking Mochten er problemen zijn die extra aandacht vragen, dan kan er een ILB gepland worden. Dit is een individuele leerling bespreking. Er wordt dan, zo nodig samen met therapeuten, psycholoog, orthodidacticus en ouders, gekeken naar oplossingen. De maatregelen die hier afgesproken worden, zijn terug te vinden in het (bijgestelde) OPP en BLP van de leerling. 2.4.9 Multidisciplinair team Rondom iedere leerling is een hele groep van mensen betrokken: orthopedagogen/psychologen, orthodidactici en therapeuten voor onderwijsondersteunende en individuele therapieën, vakleerkrachten gym/spel en zwemmen, verpleegkundigen en revalidatiearts. Voor nadere algemene informatie over al deze disciplines verwijzen wij u naar de schoolgids. 2.4.10 Rapport De leerlingen krijgen per schooljaar twee keer een evaluatie op leerlingniveau mee naar huis, te weten in februari en in juni. Afhankelijk van de afdeling waar uw kind in zit kan dat d.m.v. een rapport, logboek of digitaal logboek. Naar aanleiding van deze rapporten worden de ouders uitgenodigd de ontwikkeling van hun kind te komen bespreken in de zogenoemde oudergesprekken. 2.4.11 Dyslexie Voor de leerlingen met uitstroomprofiel Arbeid en Vervolgonderwijs: Als leerlingen met leesproblemen in de VSO binnen komen hebben zij vaak al een dyslexieverklaring. Als dit niet het geval en we vermoeden toch ernstige leesproblematiek gaat het dyslexieprotocol VSO in werking. Dit kan resulteren in een dyslexieverklaring. Heeft een leerling een dyslexieverklaring dan worden er zo nodig aanpassingen gedaan op het gebied van leerstof, hulpmiddelen en/of leertijd. 2.5 Contacten met ouders/verzorgers 2.5.1 Algemene ouderavond In september vindt de algemene ouderavond plaats. Tijdens deze avond kunt u kennis maken met de groepsleerkracht(en) en assistent(en) van de klas en natuurlijk ook met de ouders van de andere leerlingen uit de groep. De leerkracht zal vertellen over de inhoud van het onderwijs, het lesrooster en allerlei praktische zaken. Daarnaast is er gelegenheid tot het stellen van vragen. 2.5.2 Oudergesprekken Er staan per schooljaar, in principe, twee oudergesprekken gepland. Tijdens deze gesprekken bespreekt de mentor (en assistent) de vorderingen van de leerling met de ouders op het gebied van leren, taak/werkhouding en sociaal-emotionele ontwikkeling. Tijdens de oudergesprekken in december/januari en juni zullen de ontwikkelingen van de leerling aan de hand van de leerlijnen, (CITO- toetsen) en het ontwikkelingsvolgmodel worden besproken. 2.5.3 Huisbezoek Op het moment dat uw zoon/dochter een nieuwe mentor krijgt wordt er een huisbezoek afgelegd. Het streven is dat deze kennismaking voor de kerstvakantie is afgerond. Vooraf wordt er in overleg met ouders een afspraak gemaakt. Dit huisbezoek zien wij als een informele kennismaking met de omgeving waarin onze leerlingen wonen. Zo weten we beter waar ze over praten en kunnen we ze vaak ook beter begrijpen. 2.5.4 Absentie Verzuim door ziekte en dergelijke moet door de ouders telefonisch vòòr 8.45 uur bij de administratie van zowel school als Revant gemeld worden. Dokter-, ziekenhuisafspraken en dergelijke graag zo spoedig mogelijk schriftelijk doorgeven aan de klas én de administratie. Extra vrije dagen moeten schriftelijk bij de teamleider worden aangevraagd. 2.5.5 Overige contacten met ouders Naast de bovengenoemde “geplande” oudercontacten zijn er nog groepsspecifieke oudercontacten, te weten: de informatiebrief/map, het telefonisch contact (Niet tijdens lestijden! En bij voorkeur contact via de administratie!), bezoek van ouders aan school naar aanleiding van projecten/vieringen, het communicatie- (heen en weer) schrift, contact via email en dergelijke. Wij hopen en verwachten dat ouders zich vrij voelen om contact op te nemen met de leerkracht en andere personeelsleden die bij hun kind betrokken zijn om zaken bespreekbaar te maken. U bent als ouder altijd welkom in de klas. Wel proberen we het in de groep zo rustig mogelijk te houden omdat de leerlingen de rust nodig hebben om te kunnen werken. Het is van belang voor de mentor als u uw bezoek niet te lang maakt en van te voren laat weten, langs te willen komen en hoe laat. (Bijvoorbeeld omdat u met uw kind naar de revalidatiearts moet of nog een andere afspraak hebt op school.) Dan kan de mentor hier eventueel rekening mee houden in het lesprogramma. Voor algemene informatie over oudercontacten zoals de medezeggenschapsraad, ouderraad en dergelijke verwijzen wij naar de schoolgids. 2.6 Pedagogisch klimaat In de missie van De Sprienke staat: één van de kernelementen in de aanpak van onze school is een positief pedagogisch klimaat. Wat betekent dit voor de praktijk in de klas? Wij willen dat onze school een veilige plaats is waar kinderen zich op hun gemak voelen, zichzelf durven zijn, zich geaccepteerd voelen. Hoe kunt u dat in onze afdeling terug zien? • Wij stimuleren en bevestigen in ons pedagogisch handelen het streven van onze leerlingen naar : o autonomie (ik kan de dingen zelf doen, zonder hulp van anderen) o competentie (ik heb geloof in mijn eigen kunnen) o relatie (ik heb zorg voor anderen en anderen hebben zorg voor mij) • Wij bieden een positieve groepssfeer waarin leerlingen zich uitgedaagd, ondersteund en vertrouwd voelen. Er is een benadering op basis van respect en gelijkwaardigheid. • Wij richten ons op de leerling als totale mens met zijn/haar mogelijkheden. Voor iedere leerling wordt een individueel plan opgesteld waarin onderwijs en therapie op elkaar afgestemd zijn. Iedere leerling binnen de uitstroomprofielen Arbeidsmatige Dagbesteding en Dagbesteding wordt met het Ontwikkeling Volg Model (OVM Memelink) systematisch gevolgd in zijn/haar ontwikkeling. • • • • • Wij proberen ons onderwijs vorm te geven vanuit de onderwijsvisie van het adaptief onderwijs. Dit vind je concreet in de groepen terug in onze instructie en ons klassenmanagement. Naast klassikaal onderwijs werken we ook in niveau- en instructiegroepen. Er is verschil in uitleg, duur en werkvormen. In de meeste groepen staat een groepstafel als instructietafel. Iedere leerling heeft een eigen plek in de groep, om te werken maar ook voor zijn eigen spullen (mandje, eigen werkmap, eigen kapstokje e.d.). Alle materialen hebben een vaste plek en zijn voor iedereen toegankelijk. Wij zijn binnen school bezig met het invoeren van Boeiend onderwijs. Dit houdt in dat er op verschillende manieren lessen aangeboden worden. Het systeemdenken staat op dit moment centraal, waarbij onder andere gebruik gemaakt wordt van mindmaps, gedragspatroongrafieken en relatiecirkels. Ook worden de principes van meervoudige intelligentie toegepast. Deze manier van onderwijs helpt de leerlingen om de aangeboden informatie te onthouden, maar ook weer terug te halen en vervolgens weer opnieuw te kunnen gebruiken. Tevens werken we met ‘Mission possible. Dit is een oplossingsgerichte methode, waarmee je kinderen kunt helpen hun eigen problemen op te lossen door hen vaardigheden te laten leren. Kinderen hebben zelf inbreng waar aan gewerkt gaat worden en welke stappen genomen gaan worden naar het bereiken van het door hen gekozen probleem. Er wordt klassendoorbrekend gewerkt. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij de gymles in de vorm van ‘lopersgym’ en ‘rollersgym’ zodat er beter kan worden aangesloten bij de mogelijkheden van de leerlingen of bijvoorbeeld bij lezen, rekenen of wereldoriëntatie wanneer een leerling meedoet met een andere groep omdat daar het leerstofaanbod beter aansluit bij het niveau van de betreffende leerling. Daarnaast doen we ook regelmatig activiteiten samen met andere groepen binnen onze afdeling of met een andere afdeling binnen onze school, bijvoorbeeld: Gezamenlijke creamiddagen, muzieklessen, vieringen, excursies e.d. Wij bieden een voorspelbare leeromgeving met, waar van toepassing, visuele (dus door middel van plaatjes en tekst) ondersteuning, een vast dagritme, werken volgens voordoen, samen doen en nadoen. Leerlingen met aandacht- en werkhoudingproblemen of ook tijdens conflictsituaties, begeleiden wij binnen de verschillende groepen o.a. op de volgende manieren: - In de EMB groepen; het bieden van veiligheid, rust, troost, regelmaat, structuur en vertrouwde personen. - In de jongere groepen volgens de zelfinstructiemethode van Meichenbaum, de zogenoemde beertjes - methode. De stapjes zijn: Stap 1: Rust Stap 2: Kijken: Wat moet ik doen Stap 3: Plan: Hoe ga ik het doen Stap 4: Doen: Ik doe mijn werk Stap 5: Bekijken: Nakijken, wat vind ik ervan. Hierdoor wordt de leerlingen geleerd om de aangeboden leertaken in deelstapjes uit te kunnen voeren. Daarnaast leren zij met andere leerlingen, via dit stappenplan samen te werken. - Bij de ouderen veelal via groeps/individuele gesprekken waarbij de stappen; kijken, denken, doen en evalueren worden doorlopen. • • Wij werken met methodes en materialen die de onderwijsgevenden in staat stellen kwalitatief goed onderwijs te realiseren. Wij werken met het directe instructiemodel, waarin we introductie en doel van de les, instructie, verwerking en evaluatie duidelijk aangegeven worden. 2.7 Schoolregels en afdelingsregels 2.7.1 Verantwoording In het vorige hoofdstuk hebben wij al aangegeven hoe belangrijk wij een goed pedagogisch klimaat vinden voor de ontwikkeling van onze leerlingen. Belangrijke begrippen hierbij zijn veiligheid en duidelijkheid. Binnen het pedagogisch klimaat kunnen regels en routines een belangrijke rol spelen bij het realiseren van deze veiligheid en duidelijkheid. Regels en routines zijn afspraken over de manier waarop we ons op school gedragen en de manier waarop we gewend zijn bepaalde activiteiten aan te pakken. Naar onze visie zijn ze er niet om leraren en leerlingen aan banden te leggen of hun vrijheid te ontnemen, maar om het mogelijk te maken dat iedereen in de groep en in de school in een prettige, veilige en ordelijke omgeving kan leren en werken. Wij hebben vijf schoolregels welke iets zeggen over de manier waarop we met elkaar en de omgeving omgaan. Zij hangen duidelijk zichtbaar in de gang en worden ondersteund door picto’s (plaatjes). 2.7.2 De schoolregels Schoolregels De Sprienke: 1. Ik houd rekening met de ander. 2. Ik praat rustig en netjes. 3. Ik help de ander als deze er om vraagt. 4. Ik loop of rijd rustig in de school. 5. Ik gebruik spullen op de juiste manier. 2.7.3 Gezond en ongezond snoepen Bij de viering van verjaardagen van onze leerlingen (en ook van de juffen en de meesters) stimuleren wij natuurlijk een gezonde traktatie, maar wat te snoepen op zo’n feestelijke dag moet kunnen, vinden wij. Voor in de pauzes willen we wel graag dat de leerlingen alleen gezonde zaken meenemen. Dit wil zeggen: fruit, boterham, “gezonde” koek, melk/sap, geen snoep/kauwgom/chips. 2.7.4 Hygiëne Tanden poetsen doen we alleen op verzoek van ouders, tandarts of logopedist. 2.7.5 Internet en spelletjes op de computer In de schoolgids staat al aangegeven dat wij op De Sprienke een internet en email protocol hebben. Deze is op te vragen bij de administratie van de school. Daarnaast willen wij hier aangeven dat het niet is toegestaan om spelletjes van thuis op de schoolcomputer te zetten. Ook mag er niet worden gechat, geen virtuele werelden e.d. Gebruik maken van internet en spelletjes mag alleen onder begeleiding van de leerkracht, klassenassistent. 2.7.6 Omgang met mobieltjes, mp3 spelers, speelgoed e.d. Alle materialen die van thuis meegebracht worden zijn op eigen verantwoordelijkheid. De school kan hier bij vermissing niet op aangesproken worden. Scherpe en gevaarlijke voorwerpen mogen niet mee naar school. Mobieltjes/mp3 spelers/gameboys blijven in het laatje of in de tas van de leerling en mogen alleen aan in de pauzes. 2.7.7 Bewegingsonderwijs Tijdens bewegingsonderwijs moeten de leerlingen gebruik maken van gymkleding. Onder gymkleding wordt verstaan: gewoon t-shirt met mouwen, gymbroek/trainingsbroek en gymschoenen. Ook leerlingen in een rolstoel gebruiken een apart gymshirt. Hemdjes, shirtjes met spaghettibandjes en sweaters mogen niet worden gebruikt. Tijdens toernooien, sportdagen en dergelijke wordt ook gebruik gemaakt van de normale gymkleding. Voor het zwemmen wordt door de meisjes gebruik gemaakt van een gewoon badpak en geen bikini. Ouders zijn van harte welkom om naar het zwemmen van hun kind te kijken op de meeloopdag. Liever niet tussendoor. De afspraak is dat er na een bewegingsles gedoucht wordt tenzij er medische of psychische (door psycholoog aangegeven in overleg met ouders) redenen zijn dat een leerling niet mag douchen. 2.8 Transitie In het VSO werken wij met het Transitietraject en bijbehorende OPP (Ontwikkelingsperspectiefplan). Zodra een leerling in het VSO komt, wordt de leerling ingepland in de ‘transitiecyclus’. Dit houdt in dat per schooljaar twee maal een onderwijsteambespreking (mentor, vakdocenten, assistenten en orthodidacticus) plaats vind en eenmaal per jaar een bespreking van de transitiecommissie (afhankelijk van het leerjaar: mentor, vakdocenten, assistenten, revalidatiearts, orthopedagoog, stagetrajectbegeleider en orthodidacticus). In leerjaar 5/6 is dit twee maal per jaar. Algemene doelstelling: Het afstemmen van de ideeën en verwachtingen omtrent het traject van de leerling, uitmondend in toekomstperspectiefadvies rond; - wonen - werken - vrije tijd - burgerschap Het toetsen van reële mogelijkheden. Verantwoordelijk voor het onderwijsdeel van het uitgezette OPP is de mentor. (Het uitgangspunt is: De regie van het traject ligt, zoveel (of indien) mogelijk en in toenemende mate, bij de leerling). Uit de gesprekken rollen afspraken en acties welke worden verwerkt in het OPP. Dit document dient dan als uitgangspunt van het werken in de groep. Stage vormt een onderdeel van het transitietraject. Voor Dagbesteding: Leerlingen gaan werken op LeerWerkPlekken binnen school of tijdens Leren Op Locatie (LOL). (Zie hoofdstuk 2.2)