BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 1 VAN DE EERSTE VERDIEPING In de periode die voorbij is hebben we het overlijden Elie Wiesel moeten noteren. Eurocommissaris Frans Timmermans, schreef in een In Memoriam : ‘De eerste tien jaar nadat hij de hel van de vernietigingskampen had overleefd, wilde Elie Wiesel niet over de Sjoa praten. Hij was stil, de rest van de wereld was stil. Misschien was de gruwel te groot om zelfs maar te bespreken. Toen schreef hij zijn ervaringen op. Daaruit kwam uiteindelijk het boek ‘La Nuit’, de nacht, waarin hij zijn persoonlijke ervaringen met de Jodenvervolging deelt en de horror van de kampen beschrijft. Een boek dat op iedere middelbare school gelezen zou moeten worden.’ Het vroeg ons allemaal een bepaalde tijd om naar hem te leren luisteren. Op de plechtigheid aan de voormalige Dossin kazerne in Mechelen van 11 september waar jaarlijks de weggevoerden worden herdacht (en waar de ACJCB namens u allen elk jaar weer bloemen neerlegt) werd nog eens het woord van Wiesel herhaald dat het tegenovergestelde van liefde niet haat is, maar onverschilligheid. Met zijn overlijden is weer een getuige van de Sjoa verdwenen. Wij zijn het aan Wiesel, maar vooral aan alle slachtoffers van de Sjoa verplicht dat geschiedenis niet tot vergeten , niet tot onverschilligheid leidt. Want wie zijn geschiedenis vergeet, is gedoemd haar te herhalen. Laten we "La Nuit" blijven lezen zodat die "nacht" nooit meer terugkomt. In Mechelen noteerden wij tevens de ervaringen van hen die ondergedoken de WO-II overleefden, maar er achteraf niet konden over spreken, zelfs niet met hun ouders toen zij later als familie weer verenigd werden. Op dit ogenblik wordt de volgende theologische conferentie van maart 2017 voorbereid. Het thema wordt ‘geloof ≠ geweld’. Mede om die reden nemen wij het verslag op van het weekend van Wavreumont over hetzelfde onderwerp. Wij danken L. Verbouwe voor de Nederlandse tekst. In de reeks over de Joodse traditie vertelt dr. G. Willems over Rabbi Meïr (ca.150) - en zijn buitengewone vrouw Berurja. We lezen uit de leefwereld van de eerste eeuwen en horen dat Berurja terdege op de hoogte blijkt te zijn van de halacha. Deze kennis geeft haar het gezag om als vrouw zelfs een rabbijn en een Torastudent te vermanen. Zij heeft tevens de autoriteit om haar echtgenoot die wilde bidden zodat twee vijandige mannen de dood zouden vinden, terecht te wijzen! U vindt ook een aanbod om voor het Joodse Nieuwjaar vanaf zondagavond 2 oktober uw Joodse bekenden een wens toe te sturen. Door Orbit vzw is weer een nieuwe kaart daartoe aangemaakt. We lezen uitvoerig over de bijdrage van het Joods-christelijk gesprek na WO-II in een overzicht uit Oostenrijk. Om nooit te vergeten. Aan onze Joodse lezers en lezeressen wensen wij dat zij mogen opgeschreven zijn voor een goed jaar 5777. Zondagavond 2/10 begint Rosj haSjana, het Joods nieuwjaar en de hoogdagen lopen door tot 25 oktober tot het feest Simchat Thora, Vreugde van de Wet. שנה טובה ומתוקה ______________________________________________________________________________________ Dit tijdschrift wordt normaal slechts toegestuurd aan de leden van de gespreksgroepen, de Vrienden van de Antwerpse Contactgroep voor Joods-Christelijke Betrekkingen ( zij die ons werk van onderling contact willen steunen met minstens 25 EUR per jaar ) en aan hen die 2,50 EUR per jaar betalen voor de portokosten. Als U het Berichtenblad verder wenst te ontvangen, stort dan even 2,50 of 25 EUR. Naast de Berichten van de Antwerpse Contactgroep - met meer inhoudelijke artikels - bestaat er ook de Mailkrant. Met die uitgave kunnen wij vlug op de bal spelen, en u verwittigen als er iets belangrijks gaat gebeuren, zoals een voordracht, een presentatie, een concert, enz. Indien U hiervoor belangstelling hebt geef dan even een seintje op [email protected]. Vermeld wel in de e-mail uw reële naam. De vroegere Mailkranten kunnen teruggevonden worden op de site van de ACJCB. BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 2 De monotheïstische godsdiensten en het geweld: een fataal verbond? Het Monasterium van Wavreumont organiseert sinds vijf opeenvolgende jaren1 een intens Weekend Joodse Studies met als spreker E. ROBBERECHTS, docent in de joodse filosofie. Dit jaar behandelde hij het complexe thema van het geweld en de monotheïstische godsdiensten. Hij opende denk- en onderscheidingswegen om de voorwaarden waarin een godsdienst gewelddadig wordt te herkennen, de mechanismen van het geweld te begrijpen, om zo tot handelen over te gaan. Deze samenvatting schetst de hoofdlijnen van een uitgebreidere tekst2. Inleiding: probleemstelling Onze actualiteit wordt gekenmerkt door een mondialisering van het geweld gepleegd in naam van een radicaal monotheïsme dat zonder schroom en brutaal alle grenzen van de menselijke beschaving overtreedt en overboord gooit. Geweld en monotheïsme lijken elkaar de hand te geven. In het polytheïsme van de Oudheid was er weinig plaats voor godsdienstoorlogen, de goden droegen enkel een verschillende naam (Bacchus (Lat) was Dyonisos (Gr)). Mozes brengt een verandering in de geschiedenis: alle offers moeten voor de Ene God van Israël gebracht worden (Lv 1,2), de andere goden zijn idolen (cf. infra). Spreken de drie monotheïstische godsdiensten - het Jodendom, het christendom en de islam- over eenzelfde God? Is de God van Israël, die zich kenbaar maakt in de Hebreeuwse Bijbel en in het Nieuwe Testament, dezelfde als Allah in de Koran? Laat de Eenheid van de God van Israël zich ook begrijpen als een Drie-Eenheid? De grondteksten zeggen ons wie God is, welke relatie Hij onderhoudt met de mensen, welke plaats de menselijke vrijheid hierin inneemt. Aanvaardt Gods Woord een weigering, een verzet of onderwerpt het ons aan een slaafse gehoorzaamheid? Dit is de draagwijdte van onze uitzetting. Het monotheïsme en het geweld dragen als gemeenschappelijke noemer: de kracht. Hoe kunnen ze die kracht begrijpen. I. Van een monotheïsme naar een polytheïstisch monosemisme: de veelzijdigheid van onze wegen en de goddelijke Eenheid Monos Theos is de Griekse vertaling van ‘een’ Hebreeuwse naam van God, ‘El of Elohim’. De scheppingskracht van Elohim berust volledig in zijn geweldloos Woord (Gn 1,1-31), dat het heelal regeert en de geschiedenis leidt (Gn 1,1). Hier is geen spoor van strijd tussen de goden, zoals dit het geval was in de oude scheppingsverhalen van het Midden-Oosten (vb. Enûma Elish). Ook de zeemonsters (Gn 1,21), de wilde dieren (Gn 1,24) en de duisternis (Gn 1,18) zijn ‘goed’ in Elohim’s ogen (Gn 1,10 etc.3). Elohim (Gn 1) overheerst het scheppingsverhaal. Hoe maakt Hij een plaatsje vrij voor de mens (Gn 1,27) ? Als Elohim zijn scheppingswerk stopzet (Gn 2,3-4 Sjabbat) trekt Hij zich terug, hierdoor ontstaat er een scheiding tussen de Schepper en de schepping. In die leegte, door die afstand wordt ruimte vrijgemaakt voor de menselijke vrijheid, voor zijn groei en ontwikkeling. Op Sjabbat wordt de mens bewust van zijn identiteit, van zijn mens-zijn en waardigheid. Juist hier verandert de naam Elohim in het onuitspreekbare YHWH (het tetragram yod. hei. vav. hei.): de goddelijke Transcendentie. Die naamverandering fundeert de overgang van een monotheïsme naar een polytheïstisch4 monosemisme5. YHWH, de Transcendentie is de bron van alle krachten (Elohim). Zij overstijgt, grondvest, oriënteert, stelt grenzen aan de krachten (Elohim) en doorkruist alle pluraliteit en multipliciteit. Datgene wat ons tot Eenheid brengt overschrijdt ons en is volledig buiten ons bereik6. Door al onze verschillen heen, zijn we op 1 Een samenvatting van de vorige sessies (2013-2015) werd gepubliceerd in de respectievelijke jaargangen van De Brief van Wavreumont (La Lettre de Wavreumont). 2 Oorspronkelijke tekst: VERBOUWE L., Le monothéisme et la violence : une alliance fatale ? in La Lettre de Wavreumont, juillet-septembre, 2016. Nederlandse vertaling VERBOUWE L. 3 Zie ook Psalm (103) 104, 26): « Leviatan die U gevormd hebt om mee te spelen » en Ps (73) 74,14: “de koppen van Leviatan hebt U vermorzeld en aan de haaien tot voedsel gegeven ». Tenzij anders vermeld, citeer ik voor de vertaling van de Bijbelteksten de Willibrordvertaling, 1995. 4 De Bijbel spreekt ook over goden, cf. Ps (49) 50,1 : « de God van de goden, spreekt en heel de aarde roept Hij op ». Gaat het hier over een monolatrie, of een hemels gerecht? 5 Monos, Eén; en Shem, de Naam verwijst hier naar de uniciteit van God. Ook de christenen vragen in het “Onze Vader” dat zijn Naam geheiligd wordt. 6 Cf. het mystieke gedicht van HadewijcH (ca.1200-1269): “Alle dinghe Sijn mi te inghe; BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 3 weg naar die Eenheid. Die voorstelling biedt een kader om de Joods-christelijke dialoog te begrijpen en verder te ontwikkelen steunend op de naoorlogse documenten: de Tien punten van Seelisberg (1947), de Twaalf punten van Berlijn (2009) en Nostra Aetate (hoofdstuk 4-Vaticaans Concilie II, 1965). Het ‘begin’ in het scheppingsverhaal is niet te begrijpen als een ‘absoluut afgewerkt en gesloten geheel’. De geschiedenis baart iets nieuws. De goddelijke naamverandering (Gn 2, 3-4) wijst reeds naar de openbaring van de Tien Woorden7 (Ex 20, YHWH is hier repetitief) . Een narratieve curve verbindt het scheppingsverhaal met de Tien Woorden (Ex 20). Gods Woord overbrugt de kloof ontstaan door Zijn terugtrekking op Sjabbat. Beide partners kunnen nu een Verbond sluiten. Gods geweldloos handelen in de schepping staat model voor het Verbod dat Hij tot de mens richt « Je zult niet doden » (Ex 20,13). Dit Verbod overtreden raakt God zelf, want de mens is geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis (Gn 1,26). Gods Woord is een ethische oproep die de relatie met Hem doet leven en inhoud geeft. De mens is er verantwoordelijk voor. Ook de Tien Woorden zijn geen ‘eens en voor altijd’ gefixeerde totaliteit. De Joodse mondelinge en schriftelijke Traditie zijn Levende Woorden die steeds opnieuw moeten geïnterpreteerd worden in voortdurend evoluerende historische omstandigheden. Wij zijn hier mijlenver van een God die zijn Wil opdringt (cf. Dt 29,288) (ook infra). Maar de mens kan die levenskracht opsluiten in een ‘absoluut geheel’. II. Van de eindige totaliteit naar de oneindigheid in verdeling: de gave van de zegen Elohim oordeelt dat zijn schepping ‘goed’ is (Gn 1). Maar, dag in dag uit stellen we vast dat het geweld intrinsiek verbonden is met het leven, zonder enige tussenkomst van de menselijke wil. De Talmoed illustreert dit met een banaal voorbeeld. Een koe passeert elke dag langs dezelfde weg om naar haar weide te gaan, hierdoor wordt het gras verpletterd en komt niet tot groei. E. LEVINAS (1906-1995) schrijft over het geweld9: Maar het geweld is niet alleen te vinden in een biljartkogel die een andere een stoot geeft, in de storm die de oogst verwoest, in de meester die de slaaf mishandelt, in een totalitaire staat die zijn burgers onderdrukt, in een oorlogsaanval die de mens tot slaaf maakt. Is gewelddadig, elke handeling gesteld alsof men alleen handelt : alsof de rest van de wereld er enkel is om mijn handelen te ontvangen ; bijgevolg moet als geweld beschouwd worden elke handeling die we ondergaan zonder dat we er in alle opzichten aan mee werken. In dit opzicht is bijna elk causaal verband een vorm van geweld: het vervaardigen van een voorwerp, de voldoening van een behoefte, het verlangen et zelfs de kennis van een object.” Volgens LEVINAS is elk causaal verband een vorm van geweld: zij veroorzaakt botsingen, berokkent schade (natuurgeweld) en impliceert een macht over de dingen. Maar geweld wordt werkelijk gevaarlijk als iemand de krachten voor zich neemt en de grenzen stelselmatig verplaatst. Zijn terrein is voortdurend in expansie en laat uiteindelijk geen plaats meer voor de ander: wat ik neem wordt hem ontnomen. De taart die moet verdeeld worden is beperkt. We zijn in het stelsel van één tegen allen, van een onophoudelijke concurrentie, waarin de oorlog de motor en de essentie van de geschiedenis is. LEVINAS’ uitspraak : « Is gewelddadig, elke handeling gesteld alsof men alleen handelt, alsof de rest van de wereld er enkel is om ons handelen te ontvangen » interpelleert ons. Het ‘absolute ik’ (monisme) wordt meester over iedereen en over alles, zonder grenzen. De wereld staat tot zijn beschikking. Het Ic ben so wijt: Om een onghescepen (op een ongeschapen iets) Hebbic begrepen (heb ik mijn gedachte gezet) In eweghen tijt. (in eeuwigheid) Bron: Van WILDERODE Anton, De Dubbelfluit, Antwerpen-Utrecht, Standaard uitgeverij, 1968, p. 131. 7 De Joodse traditie spreekt niet over de Tien Geboden, maar over de Tien Woorden ( aseret ha-dibrot (Hb)). 8 Dt 29,28 : “Wat verborgen is, gaat YHYW onze God aan; maar wat geopenbaard is, gaat voor altijd ons en onze kinderen aan: de bepalingen van deze Wet, die wij moeten volbrengen”. 9 LEVINAS E., Difficile Liberté, Paris, Albin Michel, LP 13, collection biblio essais 4019, p. 18. « Mais la violence ne se trouve pas seulement dans une bille de billard qui heurte l’autre bille, dans l’orage qui détruit une récolte, chez le maître qui maltraite l’esclave, dans un État totalitaire qui avilit ses citoyens, dans la conquête guerrière qui asservit des hommes. Est violente toute action où l’on agit comme si on était seul à agir : comme si le reste de l’univers n’était là que pour recevoir l’action ; est violente, par conséquent, aussi toute action que nous subissons sans en être en tous points les collaborateurs. Presque toute causalité est dans ce sens violent : la fabrication d’une chose, la satisfaction d’un besoin, le désir et même la connaissance d’un objet.» BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 4 ‘absolute ik’ ligt steeds op de loer om ons in zijn klauwen te nemen en vat te krijgen op de geschiedenis. Totalitaire regimes duiken steeds terug op, de vorige eeuw is er een schrijnend voorbeeld van. Maar de mens kan ook God en zijn Woord beschouwen als een absolute totaliteit (monisme) waaraan hij zich moet onderwerpen. In dit regime van absolute gehoorzaamheid wordt elke ongehoorzaamheid foutief of zondig beschouwd. Gods Woord put zich uit in een slaafse en blinde gehoorzaamheid. De menselijke vrijheid heeft geen bestaansrecht en moet vernietigd worden. De mens wordt een woord-taal-loos kind (in-fans). Die monismen van het ‘ik’ en ‘het goddelijke’ zijn moordend, zij breken de ander, maken elke relatie onmogelijk, ontnemen elke plaats en ontwikkeling aan het anders-zijn, reduceren de verantwoordelijkheid tot een minimum. Ze signaleren een mensheid in regressie. De schepping is opgesloten in zijn voltooiing. De hoop op nieuwe en vernieuwende creatieve krachten wordt verpletterd. Dit is de voedingsbodem van geweld. De goddelijke zegen, als bron en overvloed, draait het systeem van ‘één tegen allen’ radicaal om in ‘één voor allen’. Gods uitverkiezing van een volk of een persoon, de genaden die Hij toekent zijn in wezen voor allen. De goddelijke zegen ontwricht, ontmantelt het monisme en oriënteert de geschiedenis naar een Transcendentie. III. Van de grens naar de relatie Mijn ‘ik’ ervaart de aanwezigheid van de ander als geweld. Maar die ontmoeting en de grenzen die ze stelt zijn constitutief voor mijn ‘zijnde’. Hoe komen we van de grens tot een relatie, of met een Franse woordspeling van een bon-heurt (een goede botsing) naar een bon-heur, een relatie die je gelukkig maakt? Het scheppingsverhaal is ook hier onze leidraad. Adam is gelukkig in zijn tuin, maar dank zij het eerste mitzvah10 in de Bijbel ( Gn 2, 16-1711) leert God hem de weg van het leven: « Adonaï-Elohim gaf aan de mens deze mitzvah : Van elke boom in de tuin mag je gerust eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daar mag je niet van eten…” Kennis, macht, een greep hebben op de dingen en eten zijn een vorm van geweld, maar ook een vitaal genot: “de bomen zijn aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten” (Gn 1, 9). Gods mildheid komt eerst in de tekst: van alle bomen mag je eten, pas dan volgt de beperking aan het genot met de gevolgen bij overtreding van het verbod. In het Bijbels Hebreeuws betekent het werkwoord ‘kennen’ ( ladaat - yada– van de stam-medeklinkers yod. dalet. ain) de intieme relatie tussen een man en een vrouw. Het is verboden bezit te leggen op die relatie, ze naar zich toe te trekken. In ruimere zin slaat het verbod op het herleiden van de ander tot mijn denkbeelden, mijn indrukken, mijn projecties, wat uiteindelijk uitloopt op een ontkenning van zijn ‘bestaans-realiteit’. De ander ‘opeten’ uit liefde – zoals men vaak hoort – is in wezen hem of haar psychisch, moreel en spiritueel vermoorden. Een sprekend voorbeeld vinden we in Exodus 1, 7-10. Farao ziet in het kleine Volk van Israël een bedreiging voor het machtige Egypte in geval van oorlog (Ex 1,10). Zelfs talrijk geworden (Ex 1, 7.9) blijft het een minderheidsvolk in het grote Egypte. Farao’s inbeelding gekoppeld aan het vergeten van de geschiedenis “een nieuwe Koning kwam aan de macht in Egypte, die Jozef niet gekend had” (Ex 1,8) brengt het Volk van Israël in 400 jaar slavernij. Andere tirannen en dictators beantwoorden aan eenzelfde profiel, de 20ste eeuw van met zijn dramatische gebeurtenissen getuigt hiervan. Het verbod in Gn 2, 17 brengt een scheiding, breekt de fusionele relatie van ‘alles’ (monisme), is constitutief en dus vitaal voor de mens, en opent de weg voor een wederzijdse erkenning en relatievorming. Bevrijd van alle inbeelding kan men de ander/Ander in wezen ontmoeten. De mens wordt in staat gesteld ‘rechtop te staan voor God’ van ‘aangezicht tot aangezicht’ met de woorden: hier ben ik ( hineni (Hb)) in de actualiteit van het Woord (ha-yom hazeh (Hb)). God en de mens zijn nu in een verbondsrelatie. Hoe moeten we het geweld in de Bijbel begrijpen ? 10 Het woord mitzvah wordt meestal vertaald door gebod of verbod. E. Robberechts begrijpt het in de zin van ‘alles wat God voorstelt te doen om gelukkig te zijn’. 11 Vertaling LV BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP IV – juli- aug.-sept. 2016 – blad 5 Goddelijk en menselijk geweld in de Bijbel teksten : de realiteit van de onze geschiedenis In de Bijbelteksten laat God zijn woede uitbarsten (Ex 32, 27-31) als Hij zijn Volk ziet afglijden in afgoderij (vb. Ex 32). Het is het geweld van een jaloerse, maar beminnende God die zijn Volk naar Hem terug wil brengen. Dt, 4, 23-24 : « Zorg dat u dan het verbond niet vergeet dat de YHWH uw God met u gesloten heeft, en dat u zijn verbod niet overtreedt door beelden te maken, van wat dan ook. Want de YHWH uw God is een verslindend vuur, een jaloerse God.». Zeker, alles is onderworpen en in handen van de Schepper van hemel en aarde. Maar idolen, leeg en ijdel « goud en zilver, werk van mensenhanden” (Ps 115, 4-7;135, 15-17) oefenen een niet te onderschatten aantrekkingskracht uit op de menselijke geest. God waarschuwt het Volk van Israël voor dit gevaar (Dt 4, 23-24). Gods woede en geweld zijn vaak een reactie op een fout of een zonde12, in het bijzonder in het kader van het verbond. De Bijbeltekst confronteert de mens met zichzelf en met zijn ethische zwakheden: ons handelen is niet steeds afgestemd op Gods ethisch appel, dat ons overstijgt. Om de geschiedenis verder op gang te houden roept God mensen op die bereidt zijn Hem een antwoord te geven op zijn ethisch appel (vb. Abraham Gn 12, Noah Gn 9,9). Het woord van de mens is waardevol in Gods ogen. Op zijn vraag oorlog te voeren (Dt 2,24) zendt Mozes vredesambassadeurs uit (Dt 2,26), waardoor Gods gepland geweld ongedaan gemaakt wordt. De God van Israël aanvaardt een weigering en een oppositie. Hij neemt het woord en het Verbond met de mens ernstig op. Is het zinvol die gewelddadige teksten in de Bijbel te laten staan (vb. Nb 31, het Boek van Joshua), of is het wenselijk ze te schrappen? Die teksten confronteren ons met onze gewelddadige historische werkelijkheid. Door hen uit de Bijbel te schrappen wissen we een belangrijk deel van de geschiedenis uit. Verdwaald en verblind door haar vervalsing lopen we het risico de werkelijkheid te ontkennen en te vervallen in een volledige onwetendheid. Ze zijn de op-schrift-gestelde overlevering van wat de mensheid belangrijk vond om aan de volgende generaties door te geven. Hun wijsheid is een waarschuwing voor de toekomst. Een volk of een mens zonder geschiedenis is zwak, zonder wortels, zonder verdediging want zonder woord en dus zonder toekomst. In het gebed kunnen we het geweld voor God brengen. Maar die teksten uitnodiging ons ook uit om de archaïsche diepten en krachten die in ons wonen en ons beïnvloeden te ontginnen, te ontmaskeren, tot woord en in een relatie te brengen. S. FREUD (1856-1939) en J. LACAN (1901-1981) hebben ons geleerd dat die krachten steeds opnieuw geïntegreerd moeten worden, zonder de geschiedenis van de mens te breken. Wat is hij zonder zijn verleden met zijn verhalen? Zeker, talrijke Bijbelteksten kunnen ‘explosief” zijn, als ze niet geïnterpreteerd worden in de zin van de Vrede. De rabbijnen hebben steeds onderwezen dat die teksten de vrede tot doel hebben. Besluit: De mens kan de schepping, God en zijn Woord, en de mens zelf beschouwen als een ‘absolute totaliteit’, de krachten worden in zichzelf opgesloten (monisme). In dat geval, (1) is er niets nieuws te verwachten in de geschiedenis – alles is op voorhand al afgespeeld (determinisme). (2) Gods Woord moet slaafs gevolgd worden, en laat geen plaats voor een vrij antwoord van de mens. (3) De mens komt niet tot een relatie met de ander/Ander, hij sluit zich op in zijn inbeeldingen, legt beslag op de ander. De ander, de wereld staan tot zijn beschikking. (4) Er is geen scheiding tussen de Schepper en de schepping. Dit is de voedingsbodem voor het geweld. De geweldloze God van de Bijbel (Gn1) beheerst en opent zijn krachten (overgang van Elohim naar YHWH: monotheïsme en monosemisme). Op Sjabbat trekt Hij zich terug om ruimte te maken voor de mens, voor zijn groei en ontwikkeling. De schepping is geen voltooid gegeven, in de geschiedenis is er plaats voor de menselijke creativiteit. De kloof tussen de Schepper en de schepping wordt overbrugd door de Tien Woorden (Ex 20). Gods geweldloos handelen staat model voor het Verbod ‘je zult niet doden’. YHWH en de mens leven in een Verbond, hun wederzijds woord is belangrijk en laat vrijheid tot handelen en interpretatie. Gods zegen is een gave voor allen, en breekt het regime van ‘één tegen allen’. Gods geweld heeft tot doel het Volk van Israël naar Hem terug te roepen, wanneer het op een dwaalspoor geraakt. De gewelddadige teksten wijzen op de gewelddadige krachten die in ons wonen en in de geschiedenis aanwezig zijn. We moeten ze bewerken in de zin van de Vrede. 12 Cf. Ps (98) 99,8c: «… maar je strafte hen voor hun fouten». BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 6 “Jeruzalem, als ik je ooit vergeet…” 1 Albert GUIGUI 2 Een recente resolutie van de Unesco beoogt elke historische, geografische et geopolitieke legitimiteit van de Joodse Staat uit te wissen. We moeten onze krachten bundelen om die vervalsing van de geschiedenis tegen te gaan. Er zijn procedures voorzien om de resoluties van de Verenigde Naties te annuleren. “Jeruzalem, als ik je ooit vergeet, mag mijn rechterhand mij vergeten; Ik wil dat mijn tong aan mijn gehemelte blijft kleven, als ik niet meer aan je denk, als ik Jeruzalem niet verhef boven het toppunt van mijn vreugde” 3. (Ps 137, 5-6) 4 Op initiatief van zeven Arabische Staten , allen lidstaat van de Arabische Liga, werd op 15 april 2016, tijdens de 199ste sessie van Uitvoerende Raad van de Unesco, het punt 19 5 met als titel “het bezette Palestina” aan de 58 lidstaten ter stemming voorgelegd. Zesenvijftig van hen hebben aan de stemming deelgenomen; 33 Staten hebben een positieve stem uitgebracht 6, dat betekent een comfortabele meerderheid van 59%. Die stemming ontkent en wist het etnische, religieuze, historische en geografische karakter van het Joodse volk en de Joodse confessie uit in de stad van Jeruzalem. Hiermee wordt een verdere stap gezet op de ingeslagen politieke weg met als doelwit elke historische, geografische en geopolitieke legitimiteit van de Joodse Staat uit te vegen. Doorheen de ganse tekst verwijst de Unesco Commissie naar de “Kotel” (de Klaagmuur) onder de benaming “Al-Buraq Plaza”. “Al-Buraq” is de naam van het gevleugelde paard dat tijdens een nachtelijke reis de profeet Mohammed ( 571-632) van Mekka naar Jeruzalem en vervolgens naar het paradijs voerde. De Koran maakt geen enkele melding van Jeruzalem, terwijl in de Bijbeltekst niet minder dan 660 keren de stad van Jeruzalem voorkomt 7. Gezien de Unesco commissie aanvaardt dat de plaatsnaam gekoppeld wordt aan de profeet, erkent ze tegelijkertijd de eerste rangspositie van de islam traditie en religie boven elk ander geloof of historische kennis. Nochtans, geen enkele historicus betwist dat de Muur gebouwd werd door Herodus de Grote, 800 jaar voor de islam. In het kader van de resolutie wordt de Joodse continuïteit, de permanentie van het Jodendom en, in zekere mate ook die van het christendom, bedreigd. In de paragraaf 14 van de resolutie wordt Israël met grofheid beschuldigd: “valse Joodse grafzerken in een moslim kerkhof te plaatsen”. Hoe komt het dat we de stem van onze christelijke broeders niet hebben gehoord om deze schandelijke aantasting op de Joodse en christelijke geschiedenis aan te klagen? Waarom heeft de paus zich gehouden aan een vreemd stilzwijgen? Nergens enige melding van de resolutie. Het zijn nochtans de grondvesten van de Joods-christelijke beschaving die in gevaar worden gebracht. Inderdaad, indien de wereld aanvaardt dat er geen enkel verband is tussen Joden en Jeruzalem, tussen Joden en de Tempelberg, dan is Jezus niets meer dan een uitgevonden legende. Zijn de gebeurtenissen die het Evangelie relateert, zoals de opdracht van Jezus in de Tempel (Lc 2, 22.27), zijn ontmoetingen 8 met de wetgeleerden in diezelfde Tempel (Lc 2, 45-46; 19,47; 21,37; Mt 26,55b 9), en zijn aanwezigheid in Jeruzalem tijdens de grote pelgrimsfeesten (Lc 2, 41-42; Joh 2,13; 5,1; 7,2 10), dan pure verzinselen, 1 De oorspronkelijke tekst “Si je t’oublie Jérusalem”werd gepubliceerd in LaLibre.be van 02 juni 2016. Vertaling en voetnoten van L. Verbouwe. 2 Opperrabbijn van Brussel 3 4 5 Persoonlijke vertaling Algerije, Egypte, Libanon, Marokko, Oman, Katar en Soedan Unesco 199 EX/PX/DR.19.1Rev., originele tekst in het Engels. 6 6 Staten hebben een negatieve stem uitgebracht en 17 onthoudingen. 7 950 vermeldingen van Jeruzalem in de twee Testamenten. BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 7 zonder enige historische grondslag? Deze basisteksten van het christendom zijn dan een louter aaneengeregen netwerk van valse gegevens? Kan het christendom bestaan zonder Jeruzalem, zijn moederschoot? Heeft Jezus rondgewandeld in een Tempel op Joods grondgebied, of bevond hij zich in een moskee op moslim grondgebied? Hoe komt het dat we de stem van onze gematigde moslimvrienden niet horen om de historische waarheid te verdedigen of om zich te verzetten tegen een vervalsing van de geschiedenis? En waar blijven de journalisten om de historische waarheid verdedigen? Hoe is het mogelijk dat zij een dusdanige vervalsing van de geschiedenis hebben kunnen aanvaarden? Waarom zwijgen zij? In het Joodse leven en zijn herinnering Sinds de vernietiging van de Tempel in 586 A.C., hebben de Joodse vluchtelingen de eed afgelegd om Jeruzalem nooit te vergeten. Deze heilige eed wordt overgeleverd van generatie tot generatie, en de Stad van David is nooit verdwenen uit het geheugen van het Volk van Israël. In de meest duistere ogenblikken van zijn geschiedenis, onderworpen aan vijandelijke onderdrukking, herhaalde de Jood met volharding, zelfs zonder enige hoop: “volgend jaar in Jeruzalem”. Zijn gebed, zijn offers, zijn geloften et wensen zijn steeds naar Jeruzalem gericht. Een Jood is “ niet de zwervende Jood, maar de pelgrim naar Jeruzalem”, en dat is hij in alle omstandigheden gebleven. In de loop der tijden, is Jeruzalem “het geweten” van het Jodendom geworden. “Het christelijk geweten heeft vrij spoedig een ander Jeruzalem gevonden in Rome en in de hemel; ook het moslimgeweten heeft van bij zijn ontstaan, een ander Jeruzalem opgebouwd in Mekka en in Medina”, zoals A. NEHER (1914-1988) heeft opgemerkt. De Joden hebben steeds een ander Jeruzalem geweigerd. Zonder stopzetting, zonder ophouden, zonder enige onderbreking herhalen de Joden reeds vijfentwintig eeuwen lang: “ Jeruzalem, als ik je ooit vergeet, mag mijn rechterhand mij vergeten…” Jeruzalem is als de ziel van een Jood, zij is zijn essentie, het centrum van zijn spirituele leven, zijn genie. De onvoorwaardelijke gehechtheid van het Joodse volk aan zijn ‘spirituele hoofdstad’ is geen loutere toeval. Ze is de vrucht van een wordingsproces dat zich gevormd en ontwikkeld heeft in de loop der eeuwen, en dat in de traditie zijn voedingsbodem gevonden heeft . In het gebed Bij elk huwelijk worden we eraan herinnerd dat geen enkele vreugde volmaakt is zolang Jeruzalem zijn glorie niet heeft teruggevonden. Tijdens de plechtigheid breekt de bruidegom een glas als aandenken aan de vernietiging van Jeruzalem. Als men een huis bouwt waakt men er over dat een deel van een muur onafgewerkt blijft, als symbool dat Israël nog steeds in rouw is zolang Jeruzalem niet uit zijn ruines is opgestaan. Een Joodse vrouw zorgt ervoor dat een tipje van haar toilet of haar make-up verwaarloosd blijft als aandenken aan de verwoesting van Jeruzalem. Om diezelfde reden hadden zij de gewoonte een gouden juweeltje te dragen met een gravure van Jeruzalem. Maar heel in het bijzonder in het dagelijks gebed komt de herdenking aan de Heilige Stad op elk ogenblik terug. Drie keren per dag vragen we aan God: « Kom in tederheid terug naar je Stad Jeruzalem, woon in haar schoot, en, zoals jezelf gezegd hebt, bouw haar binnenkort weer op, in onze dagen, als een eeuwig bouwwerk”. Na elke maaltijd, komt het gebed voor de opbouw van Jeruzalem als een leidmotief terug, hierdoor wordt het stevig en voor altijd in het geheugen geankerd. “Wees barmhartig, ô mijn God, voor je volk Israël, en voor Jeruzalem, je stad, en voor Sion, het heiligdom van je glorie, en voor het koningschap van het huis van David. Zonder dralen, in onze dagen bouw Jeruzalem, je stad van heiligheid terug op”. Bijgevolg doe ik een oproep aan alle mensen van goede wil om hun stem te laten horen en zich krachtdadig te verzetten tegen die vervalsing van de geschiedenis. Het volstaat te denken aan de fameuze resolutie van 10 november 1975 die het zionisme met het racisme assimileerde. Deze resolutie werd geannuleerd door een andere. __________________________________ 8 Ongeveer 95 vermeldingen van de tempel in het Nieuwe Testament 9 In Lc 2, 45-46; 19,47; 21,37 vernemen we de informatie van de redacteur. Maar in Mt 26,55b is het Jezus zelf die zegt dat hij elke dag in de Tempel was. De historische basis daarvan ontkennen betekent een leugenaar van hem maken. 10 Lc 2,41-42 en Joh 2,13 : Pessah ; 5,1 : shavouot (heel waarschijnlijjk) ; 7,2 : souccot. BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 8 MEDEDELINGEN - bij de organisatie Orbit vzw wordt weer een nieuwe kaart aangeboden ter gelegenheid van het Joodse Nieuwjaar. Het joodse Nieuwjaar 5777 valt op 3 en 4 oktober 2016. Op beide dagen van Rosj Hasjana wordt er in de synagoge honderd maal op de sjofar (de ramshoorn) geblazen. Als symbool voor een goed jaar worden zoete dingen gegeten. Traditioneel worden stukjes appel met honing gegeten, waarbij de aanwezigen elkaar een gelukkig feest wensen. Wil je joodse vrienden of collega’s een kaart met een wens geven of sturen? Verschillende leerlingen, klassen en scholen stuurden ontwerpen voor de joodse feestkaart van ORBIT vzw. Hieruit koos onze jury de cover van Lily uit Antwerpen. Bestellen kan op [email protected] of bij ORBIT vzw, Huidevettersstraat 165, 1000 Brussel - er is een cultuurhistorische wandeling van 5 km met gids in Heide op zo 021016 (dag vóór Rosj Hasjana); prijs 5 EUR; aanmelden en reservatie op tel. 03 666 61 01 of [email protected] . - in Nederland wordt op diezelfde zondag 2 oktober de Israëlzondag gehouden. Thema is : ‘vernieuwing van je gezindheid, transformatie met hart en ziel’. Back to basics dus. Wat behoort tot de basis van ons geloof, tot het DNA van de kerk? In de begeleidende uitgave van ‘Kerk en Israël Onderweg’ ([email protected]) vinden we een interview met Abel de Jong, voormalig Joods onderduiker, ‘zonder kennis van het Jodendom is de Bijbel niet te begrijpen’, Jezus en Paulus over geloof, wet en verlossing (naar aanleiding van het internationaal symposium van 7 en 8 november in Lunteren over ‘Jezus en Paulus’, meer daarover op http://www.protestantsekerk.nl/werkvelden/Kerk-enIsrael/Symposium-Jezus-en-Paulus/Paginas/Praktische-informatie.aspx ) , Abraham Kuyper en de Joden, Abraham/Ibrahiem, 100 jaar ‘Tent of Nations’, omkeer-tesjoeva, en een aankondiging van een nieuw boek van Rabbijn Jonathan Sacks : ‘Een gebroken wereld heel maken’, uitgave Skandalon, (25 € ipv. 30 € bij voorintekening via www.skandalon.nl tot 15 oktober 2016) . __________________________________ BIJ ONZE BUREN Instituut voor Joodse Studies : LEZINGEN Inaugurele lezing 27/10 Why the Germans? Why the Jews? – The Perennial Holocaust Question Prof. dr. em. Steven E. Aschheim – Hebrew University of Jerusalem Hof van Liere – Prinsstraat 13b 03/11 La question radicale de l’antisémitisme chez Heidegger et dans la philosophie allemande Prof. dr. Michaël de Saint Cheron – École pratique des hautes études (HISTARA) 10/11 “The Language of the Angels”: The Jewish Gnostic Tradition in European Film Aesthetics – The Case of Jean-Luc Godard Prof. dr. Tom Paulus – Universiteit Antwerpen 17/11 Jews, Muslims, Frenchmen: The Promises and Perils of Fraternité Prof. dr. Ethan B. Katz – University of Cincinnati 21/11 What is Talmud? Prof. dr. Sergey Dolgopolski – University at Buffalo Lezing op maandag Ruusbroecdag 2016 01/12 Freedom “Incised upon the Tablets” Prof. dr. em. Ada Rapoport-Albert – University College London Hof van Liere, Prinsstraat 13 BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 9 08/12 Stones in Paradise. Tracing Jewish Village Life in Southern Germany Prof. dr. Stefan Rohrbacher – Heinrich-Heine-Universität Düsseldorf 14/12 Absent God – Emmanuel Levinas and the Humanism of the Other Ethics, Aesthetics, and Politics – Reading Levinas today Prof. dr. Yoram Ron – Shenkar College Hof van Liere, Prinsstraat 13b Filmvoorstelling en lezing op woensdag De lezingen worden gehouden in de Universiteit Antwerpen, Rodestraat 14, 2000 Antwerpen telkens op donderdag om 20.00 uur (tenzij anders aangeduid). Ondertussen kan ook ingeschreven worden voor de taalcursussen Hebreeuws en Jiddisch. Meer informatie: http://www.uantwerpen.be/ijs , tel. 03 265 52 43 en via e-mail: [email protected] __________________________________ MATERIAAL Tenachon Bij de vroegere Folkertsma Stichting voor Talmudica, nu PaRDeS, verschijnt een nieuwe reeks, met verwijzingen naar de westerse cultuur. Geen tijdschriftformaat meer op A4, maar kleurrijke brochures, op 32 tot 52 bladzijden. Het eerste nummer ging over ‘Schepping en menselijke identiteit’, 2 over ‘Satan en het kwaad’, 3 ‘Sabbat –een uitdaging voor de mens’, 4 ‘Goddelijke identiteit: Stem of Beeld?’, 5‘Fanatisme: hart en verharding’, 6 ‘Grenzeloos vertrouwen, in het voetspoor van Abraham’ , 7 ‘Uitverkoren?’, 8 ‘Offer: achterhaald of actueel?’ , 9 ‘geboden: gebonden vrijheid’, 10 ‘Yehuda Aschkenasy, een rabbijn met lev’ , 11 ‘Kidoesj Hasjeem, martelaarschap’, 12 ‘de lijdende knecht’, 13 ‘Ballingschap en terugkeer’, 14 ‘Oud en Nieuw Verbond’, 15 ‘Particulier of universeel’, 16 ‘Leren’, 17: ‘En er komen betere tijden’, 18: ‘Openheid’ o.a. over privacy en klokkenluiders , 19: ‘Samenleven’, 20: ‘Wonderen en Magie’ , 21: ‘Vriendschap’ , 22: ‘Gastvrijheid’ , 23: ‘Wij – individu en gemeenschap’, 24: ‘Geweld’, 25: ‘Keuzestress’ , 26: ‘Seksualiteit’ , 27: ‘Waarheid en werkelijkheid’, 28: ‘Vluchteling’, 29: ‘Stad’ en nu deel 30: ‘Dood’. Telkens wordt naast het hoofdstuk ook literatuur aangegeven om verder te lezen. De abonnementsprijs is € 52,95 per jaar met 5 deeltjes per jaar. Los nummer € 12,50. Bankgegevens: IBAN: NL37 INGB 0000 1793 86, BIC INGB NL2A . Bezoekadres van de Stichting Pardes en de bibliotheek : Claude Debussylaan 2-8, NL-1082 MD Amsterdam (van maandag t/m vrijdag) en het postadres: Stichting Pardes, Postbus 325, NL-4200 AH GORINCHEM; tel. : 00.31.183.645006; mail : [email protected] , en site: www.stichtingpardes.nl . Het Hebreeuws en Grieks van de grondteksten in de Bijbel In nummer 99 van de Berichten hebben we een makkelijke manier aangereikt om het Hebreeuws vanuit de Bijbel te onderhouden: elke dag worden één of twee verzen met dr. Piet van Midden meegelezen; hij vertaalt en verklaart grammaticaal : uit te proberen op bvb. https://videocollege.uvt.nl/Mediasite/Play/b9c7ce89d5eb4ac8a71a1a29555caf7a1d . Indien u dat bevalt dan moet u uw mailadres doorgeven aan [email protected] en bent u één van de meer dan 1300 mensen die elke dag iets toegestuurd worden en op een gemakkelijke manier ‘bijblijven’. Doorklikken leverde dan weer de Bible Online Learner op : http://bibleol.3bmoodle.dk/text/select_text met de mogelijkheid om elk woord in het Hebreeuws van het Eerste Testament en het Grieks van het Nieuwe Testament te laten verklaren. Vroeger had je daar boeken voor nodig (). __________________________________ BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 10 BOEKBESPREKINGEN Een nieuwe uitgave in het Duits die we sterk aanbevelen is het boek van E. Petschnigg en I. Fischer: Der “Jüdisch-Christliche” Dialog veränderte die Theologie. Van deze Oostenrijkse uitgave van Böhlau Verlag, Wenen (ISBN: 978-3205796718) (35 EUR) uit februari 2016 bestaat ook een versie als pdf (!) : http://www.boehlau-verlag.com/download/164302/978-3-205-79671-8_OpenAccess.pdf . Het volledige boek (298 blzn. ) is op die manier reeds gemakkelijk te lezen. En gratis. De Oostenrijkse Joods-Christelijke Bijbelweken van Graz maakte ter plaatse het luisteren naar elkaar mogelijk. Toen deze weken wegvielen in 2007 bleven de contacten bestaan. We hebben hier het verslag van de ontmoeting in 2015 met 17 katholieke, protestantse en joodse bijdragen en dat op de markt kwam in februari van dit jaar. Vanuit hun specialismen vertellen ze wat in de jaren na WO-II bereikt is op het vlak van de Joods-christelijke relaties. Men leerde eindelijk luisteren naar elkaar en elkaar aan te zetten verder te denken. Auteurs die belangrijk zijn in het Duitse taalgebied geven weer wat wereldwijd gebeurd is. Deze dialoog heeft de theologie grondig veranderd. We lezen over veranderingen in de cultuur van dialoog, lezen van de Bijbel en het Eerste Testament, de uitlegkunde, de liturgie, de intrinsieke waarde van het eerste deel van de Bijbel, de feministische exegese, het verstaan van de tekst vanuit de context, de samenhang, de vraag dus of er niet eenvoudigweg een ‘paradigmen-wisseling’ heeft plaats gevonden. Welk is de plaats in de oecumenische theologie? Op dit ogenblik dreigt de aandacht naar andere onderwerpen verlegd te worden, vandaar dat een dergelijke stand van zaken zo belangrijk is. De opzet is gemaakt vanuit katholiek oogpunt, maar de sprekers kwamen dus vanuit de drie invalshoeken. 19 Eeuwen zijn Jodendom en christendom naast elkaar opgetrokken, af en toe keek men naar elkaar, maar een echt gesprek is er niet geweest. Het Oude Testament was toen verouderd, overal werd de persoon van Christus in de teksten gelezen. Gaandeweg is men gaan inzien dat de twee met elkaar te maken hadden, dat hun geschiedenis met elkaar verweven was. Het christendom is niet te verstaan zonder de Joodse achtergrond te laten gelden. Het beeld van de wilde olijf geënt in de edele olijfboom. De uitverkiezing is blijvend. De kerk is niet in de plaats gekomen. Vanaf de jaren 1960 zien wij dan traag een verandering. Over deze weg geeft Günter Stemberger verslag. G. Langer gaat dieper in op de vraag of we niet eerder moeten spreken van zustergodsdiensten die elkaar uitgedaagd hebben. J. Maier over de huidige Land-theologie en de vervangingstheologie. E. Blum schrijft over het ‘laat-jodendom’ en het uitleggen van de teksten van het eerste deel van de Bijbel. Mag dat een eigen waarde hebben (J. Marböck)? Hoe het tweede testament uitleggen zonder dat men gaat afgeven op of alles gaat voorstellen in contrast met het Jodendom (Klaus Wengst)? Het verhaal van Paus Benedictus XVI en Paus Franciscus (J. Wohlmuth). De grote rijkdom van dit alles laat zien dat men voor het verstaan van de Bijbel niet zonder de inbreng van Joods materiaal kan. Dit verhaal is dus duidelijk nog niet afgerond. De dialoog begint pas. Waar zien we bij ons dergelijke gemeenschappelijke studiekringen? Het zou ons helpen om ons niet te verliezen in details. Bij dit alles wordt onnoemelijk veel opgerakeld, vandaar het literatuuroverzicht van 37 blzn.! Zoals eerder gezegd: U hebt de mogelijkheid om het geheel gratis te lezen als pdf. Maar de inhoud is van die aard dat u dit referentiewerk wel eens als boek constant bij de hand zult willen hebben. D. Rouges __________________________________ BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 11 SINDS MOZES OP DE SINAI de joodse traditie in het heilige land. 17 - Rabbi Meïr (ca.150) - en zijn buitengewone vrouw Berurja. Over de achtergrond van de zeer belangrijke rabbijn Meïr zijn wij zeer slecht geïnformeerd. Er is allereerst zijn naam, is het een echte naam of is het een ere bijnaam? In de Babli is er een discussie over. Waarschijnlijk is het een bijnaam die betekent ‘hij doet stralen’ namelijk ‘de ogen van de Wijzen die met de halacha bezig zijn’. Rabbi Meïr is een leerling van rabbi Jisjmaël en vooral van rabbi Aqiba. Zijn eigenlijke beroep is schrijver van Torarollen. Hij blijkt ook leerling te zijn van de zonderlinge rabbijn Elisja ben Abuja. Men ziet rabbi Meïr les geven in het leerhuis van Tiberias, zijn woonplaats, aan het meer van Galilea. Als rabbijn werd hij volgens de officiële procedure geordineerd door rabbi Jehuda ben Baba in de tijd toen keizer Hadrianus zowel hij die de handen oplegde, als degene die de oplegging ontving, met de dood bestrafte. Samen met Meïr werden geordineerd Jehuda ben Elai, Sjimon ben Jochai, Jose ben Chalafta en Elazar ben Sjammua. Allemaal leerlingen van rabbi Aqiba. Achteraf beval rabbi Jehuda ben Baba de nieuwe jonge rabbi’s te vluchten. Zelf werd hij door de Romeinen gearresteerd en gedood en zijn naam staat daarom in het lijstje van de tien martelaren van het Rijk. Rabbi Meïr is gevlucht, maar naar waar? Uit de bronnen blijkt dat hij een bijzondere band had met Klein Azië. Wij vernemen dat rabbi Aqiba hem ontmoette in Cappadocië, het bergland in het oosten van Klein Azië. Rabbi Meïr had tevoren schipbreuk geleden. Er woonden waarschijnlijk veel joden in Cappadocië in die tijd. Een tekst uit de Tosefta vertelt dat rabbi Meïr in Asia was – het westelijk deel van Klein Azië aan de zee – om een schrikkeljaar in te voeren en er was geen Hebreeuwse Megilla (rol van het boek Ester) te vinden. De rabbi schreef toen de rol uit het geheugen en las die dan voor op het Purim feest (tMegilla 2,5). We zullen nog zien dat rabbi Meïr ook stierf in Asia. De echtgenote van rabbi Meïr heette Berurja; zij was de dochter van een van de tien martelaren, rabbi Chanina ben Teradjon. Wij weten van haar dat zij, jawel, rabbinica had gestudeerd! Zij wordt echter uiterst zelden genoemd in onze literatuur en legenden hebben zich rond haar persoon geweven. De enige oude tekst waarin zij voorkomt bevindt zich in de Tosefta (tKelim Baba Metsia 1,6). In een context van subtiele redeneringen zegt zij daar dat het op sabbat toegelaten is de sluiting van de grendel over te brengen van de ene vleugel van een poort op de andere. Anders gezegd, men mag op sabbat een dubbele toegangspoort van een binnenplaats van een groep huizen, gewoon openen en sluiten. Wanneer men deze uitspraak meedeelt aan rabbi Jehuda (ben Elai) zegt hij ‘Berurja heeft goed gesproken’. In feite heeft zij het standpunt van rabbi Jehosjua uit de vorige generatie herhaald. Berurja blijkt dus terdege op de hoogte van de halacha. Deze kennis geeft haar blijkbaar het gezag om als vrouw zelfs een rabbijn en een Torastudent te vermanen. Zij heeft tevens de autoriteit om haar echtgenoot die wilde bidden zodat twee vijandige mannen de dood zouden vinden, terecht te wijzen! BERICHTEN van de ANTWERPSE CONTACTGROEP – juli- aug.-sept. 2016 – blad 12 Er is ook het ontroerende verhaal. Twee zonen van het echtpaar sterven op sabbat terwijl rabbi Meïr in het leerhuis is. Berurja wacht tot alle riten van de sabbat voorbij zijn om het slechte nieuws mee te delen. Zij gebruikt een beeld. Omfloerst vertelt zij dat zij iets wat haar in bewaring was gegeven moest teruggeven aan de eigenaar…namelijk hun beide zonen aan God… Wanneer de vervolgingen door de Romeinen wat geluwd zijn, keert rabbi Meïr uit het buitenland (Asia) terug naar Galilea. Later, als ook rabban Sjimon ben Gamliël II terug opduikt, krijgt hij de belangrijke functie van chakam (Wijze) van het sanhedrin te Usja, maar hij komt in botsing met de nasi die als nieuwkomer zijn autoriteit wil vestigen. Rabbi Jochanan (Isr. *279) weet in het Aramees te vertellen dat de voordrachten van rabbi Meïr opgebouwd waren uit: één derde halacha, één derde aggada en één derde fabels. Een mooi evenwicht zou men zeggen - dat de toehoorders moest boeien door de afwisseling. Het moeilijkste, de halacha, ging voorop omdat de toehoorders dan nog fris waren. Men kan wel verwonderd opkijken bij de categorie ‘fabels’. De Misjna stelt dat toen rabbi Meïr stierf de bedenkers van fabels ophielden. Hij kende er oneindig veel – 300 fabels over vossen! – maar er zijn helaas slechts drie ’titels’ van zijn verhaaltjes bewaard gebleven. Toch is rabbi Meïr vooral gekend als halachist. In de Misjna – die men zou kunnen typeren als de systematische classificatie van de discussies over de halachot, de wetsregels – wordt hij ongeveer 330 maal genoemd. Uit onze bronnen wordt het duidelijk dat rabbi Jehuda haNasi (*ca.217) de Misjna niet zomaar uit het niets heeft samengesteld. Hij gebruikte vooral verzamelingen van halachot die voorgangers aangelegd hadden. Voor zover wij thans kunnen nagaan was rabbi Aqiba een van de belangrijkste samenstellers van een dergelijke verzameling. Zijn leerling rabbi Meïr bouwde het werk uit en stelde blijkbaar een zeer complete verzameling samen. Rabbi gebruikte deze onder meer voor ‘zijn’ Misjna uitgave. De slotredactie kwam natuurlijk aan Rabbi zelf toe. Het is duidelijk, heel de ontwikkeling van de halacha in Israël is diepgaand beïnvloed door de figuur van rabbi Meïr. Misschien heeft geen enkele rabbi zozeer de nadruk gelegd op de waarde en het belang van de studie van de Tora als rabbi Meïr. Hij benadrukt dat de hele wereld de Tora student waardig is (mAvot 6,1). Elders bewijst hij dat zelfs een goj (een niet jood) die de Tora studeert als de hogepriester van Israël is. In Leviticus 18,5 staat immers dat de ‘mens’ die de voorschriften in acht neemt erdoor zal leven. God verklaart dit onder ede. Toch is rabbi Meïr zo realistisch om de dagelijkse arbeid niet te vergeten. Maar die beroepsbezigheden moeten wel beperkt worden. Naast de Tora studie is vooral ook het gebed belangrijk. Rabbi Meïr stelt dat het gebed van iemand die lang bidt wel degelijk verhoord wordt. Hij beroept zich hierbij op het verhaal van Hanna in 1Samuël 1,12. Men leert verder in de naam van rabbi Meïr: Wie blijvend woont in het land Israël en de Heilige Taal (het Hebreeuws) spreekt, en zijn vruchten in (rituele) reinheid eet en het Sjema ‘s morgens en ‘s avonds reciteert, die is verzekerd dat hij deel heeft aan de komende wereld (letterlijk: dat hij een zoon is van de…). (jSjeqalim 3,4 47c onder) Deze zin geeft zeer kernachtig iets van het levensideaal van rabbi Meïr weer. Zijn liefde voor land en taal en gebed… Men is wel verwonderd over de rituele reinheid. Rabbi Meïr vertoont hier een zekere verwantschap met de vrome broederschappen van chaverim van de tweede Tempel periode. Rabbi Meïr is in Asia gestorven, niet in Israël. Men vertelt dat hij daar zijn dood voelde naderen. Hij gaf toen de opdracht om de baar met zijn lijk aan de oever van de zee te plaatsen. Hij wilde daarmee zijn verbondenheid uitdrukken met het land Israël waar hij had willen sterven. De zee vormt immers een verbinding tussen de landen. Gerard F. WILLEMS P.S. Dit verhaal kan men uitvoeriger, samen met veel andere dingen, vinden in het boek van de auteur van dit artikel getiteld ‘Oog in oog met het vroegrabbijnse Jodendom’ uitgegeven bij Altiora Averbode 2014 (ISBN 978-90-317-3844-1 / 416 p. / € 29,90).