Thema 3 Client en omgeving

advertisement
Studievragen en opdrachten boek Cliënt en omgeving
Boek
Cliënt en omgeving ISBN 978-90-85240-81-5
Thema
Docent
Werkvormen
3. Baby
Ben de Geus
1. Studie- toets vragen
2. Opdracht Agpar score
3. Opdracht Hielprik
4. Opdracht consultatiebureau
5. Opdracht Hechting
6. Voorbereiding eindtoets
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
1.
Studie en toets vragen
Schrijf op in welke maande de babyfase eindigt.
Schrijf op hoe de verhouding hoofd/ lichaam bij een baby is
Schrijf op waar de fontanel van de baby is en waar deze voor dient
Wanneer komen de 1e melktandjes bij een baby en waar kunnen ze naast pijnklachten in de
mond ook last van hebben?
Wat is het gewicht van een baby van ongeveer 18 maanden
Kan de moeder een baby te veel voeden (feeding on demand)?
Wanneer gebeurt voornamelijk het groeien van de baby?
Schrijf 3 mogelijke ziekten of aandoeningen en mogelijke omgevingsfactoren op die mogelijk
“wiegendood” kunnen veroorzaken.
Schrijf de volgorde op hoe de spierbeheersing van een baby zich ontwikkelt
De motorische ontwikkeling bij de baby kent een fasering van 1 tot 14 maanden. Noem de
instantie in de zorg die de moeder naar deze ontwikkeling vraagt.
Schrijf op wat jij verstaat onder het begrip kinesthesie
Waarom is het kruipen van de baby belangrijk?
Schrijf twee belangrijke kenmerken van het waarnemen van een baby op.
Op welke twee manieren herkent de baby zijn moeder?
De pasgeboren baby “kijkt met zijn mond” wat wordt hiermee bedoeld en welk zintuig is
hierbij belangrijk?
Waarom is “huid op huid contact” tussen moeder en kind belangrijk?
Voor welke ontwikkeling is de tastzin belangrijk?
Welke kleur, smaak en geur hebben de voorkeur bij een pasgeborene?
Bij het leren wordt onderscheid gemaakt in 3 manieren. Noem de drie manieren en bedenk
bij iedere manier een voorbeeld.
Hoe kunnen de ouders het proces van rijping positief beïnvloeden? Noem twee voorbeelden.
Wat leert de baby in het begin van zijn leven met de tastzin? Bedenk voorbeelden
Er zijn 4 fases in de taalontwikkeling.
Noem de 4 fases
schrijf het levensjaar van ontwikkeling op.
schrijf op welke ontwikkeling we in elke fase kunnen waarnemen bij de baby
Boek Cliënt en Omgeving
Thema 3. De Baby
1.
2.
3.
4.
Thuis maken/ thema lezen
Thuis maken/ thema lezen
Thuis maken/ thema lezen
Op school
Op school
Thuis
1
23. Lichaamstaal bij een baby is eveneens belangrijk. Wat wil een baby “zeggen” met:
een gesloten handje
een gesloten handje met de duim omhoog
een open handje
24. Wat is het verschil in lachen van de baby na ongeveer 6 weken en vanaf 7 maanden?
25. Leg uit wat hechting is en waarom een goede hechtings relatie/ figuur belangrijk is voor een
kind.
26. Hebben babi’s van hun geboorte allemaal dezelfde persoonlijkheid? Leg uit met
voorbeelden.
27. Welke twee principes hanteerde de kinderarts Emmi Pikler in het omgaan met baby’s en
kleine kinderen en leg uit wat het voordeel van deze principes voor de baby is.
28. De baby’s bevinden zich in de orale fase (Freud) welke betekenis heeft deze fase voor de
sexualiteit van de baby?
29. Welke functie heeft de “fopspeen”
30. Vanaf welke leeftijd kan de baby zitten en meestal zelf drinken en stukjes brood eten.
31. De cognitieve en de daarbij behorende taalontwikkeling kun je in de babyfase stimuleren.
Schrijf 5 voorbeelden op heo je dit kunt doen.
32. Wat is de betere manier om met een kind van negen maanden te communiceren/ praten.
Geef voorbeelden.
33. De ontwikkeling van een baby van 2 tot 15 maanden verloopt in het algemeen op dezelfde
manier. Naar welke gedragingen van de baby zal het consultatiebureau in deze
ontwikkelingsfase nieuwsgierig zijn?
2. Opdracht AGPAR score1
De apgarscore is een instrument om snel de conditie van je pasgeboren baby te bepalen. Een goede
apgarscore (7, 8, 9 of 10) geeft aan dat je baby de conditie van je baby voldoende of goed is. Een lage
apgarscore (4, 5 of 6) is reden om je baby verder te onderzoeken of te behandelen. Bij zeer lage
apgarscores (0, 1, 2 of 3) is reanimatie nodig. Als de eerste apgarscore (1 minuut na de geboorte) niet
goed is maar de tweede (5 minuten na de geboorte) al een stuk beter is, is dat een goed teken. Een
laag blijvende apgarscore daarentegen is zorgelijk en kan leiden tot blijvende hersenschade bij je
baby en soms tot overlijden na de geboorte.
1
http://www.medicinfo.nl/
Boek Cliënt en Omgeving
Thema 3. De Baby
Opdracht
Wie neemt de agpar score af?
Zoek op uit welke onderdelen de agpar score bestaat.
Welke punten worden bij elk onderdeel gegeven en bij welk aantal is de conditie van de
baby goed?
2
3. Opdracht hielprik (Phenylketonurie)2
Phenylketonurie (PKU) is een erfelijke stofwisselingsstoornis. Het lichaam kan het aminozuur
fenylalanine niet of onvoldoende afbreken. Hierdoor hoopt deze stof zich op met een
hersenbeschadiging, een verstandelijke handicap en andere ontwikkelingsstoornissen als gevolg. In
Noord-Europa komt deze aandoening bij één op de 12.000 kinderen voor.
Opdracht:
Wat is de oorzaak?
Wat zijn de verschijnselen?
Is het erfelijk?
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Waaruit bestaat de behandeling?
Zijn er extra complicaties/ aandoeningen te verwachten?
Bekijk de video afnemen hielprik http://www.youtube.com/watch?v=zVN-708oboA
4.
Consultatiebureau3
Iedere ouder krijgt al in de babytijd te maken met het consultatiebureau. Jij
kunt in je werk als begeleider te maken krijgen met jonge moeders die
uitgenodigd worden voor een bezoek aan het consultatiebureau.
2
3
http://www.medicinfo.nl/
http://www.youtube.com/watch?v=2U9nQbX0GIc
Boek Cliënt en Omgeving
Thema 3. De Baby
Opdracht
Esmé is een meisje van 16 jaar en is met haar baby uitgenodigd voor een
eerste bezoek aan het consultatiebureau. Ze verteld jou dat ze helemaal niet
weet waarvoor een consultatiebureau is en wat ze er van kan verwachten. Jij
gaat haar voorbereiden op dat bezoek door haar de noodzakelijke informatie
te geven over wat het consultatiebureau doet, wie er werken en hoe
procedures verlopen.
3
5. Opdracht Hechting
Thema 3. De Baby
Als je kindje net geboren is, heeft het een aantal dingen nodig om te leven zoals slaap en voedsel.
Buiten deze basisbehoefte is bescherming en een gevoel van veiligheid minstens zo belangrijk voor
een pasgeboren kind. Natuurlijk kan een baby niet voor zichzelf zorgen en heeft dus de bescherming
van een volwassene nodig. Als een kind zich veilig (geborgen) voelt, kan het zich op een goede
manier ontwikkelen. Een veilige gehechtheid is belangrijk voor de ontwikkeling.
Wanneer een kind zich veilig voelt, beseft het zich dat er een ander is op wie het kan vertrouwen.
Het veilige gevoel verwijst naar gehechtheid. Het krijgen van een veilige gehechtheid met een
volwassene hoort tot een van de ontwikkelingsfasen van je kind. Bij een hechtingsstoornis is ergens
in het proces van het gevoel van veiligheid iets mis gegaan. Dit kan allerlei uiteenlopende redenen
hebben. Baby’tjes zijn al op vroege leeftijd in staat om sfeer aan te voelen en zullen hier ook op
reageren. In situaties waarin veel stress aanwezig is, is de kans groter dat een hechtingsstoornis kan
ontstaan.
Boek Cliënt en Omgeving
4
Wat is een hechtingsstoornis?
Er bestaan verschillende soorten van gehechtheid. Met de 'Vreemde Situatieprocedure' zijn er vier
verschillende categorieën in te delen:

Veilige gehechtheid. 70% van de kinderen is veilig gehecht. Het kind is niet onveilige
hechting wanneer de persoon is weggeweest en weer terugkomt (in een onbekende
omgeving/situatie), zoals het vermijden of afweren van de persoon.

Vermijdende gehechtheid. Dit is onveilig. Het kind gaat overdreven op onderzoek uit in de
omgeving en wanneer de persoon weer terugkomt, vermijdt hij die.

Ambivalente gehechtheid. Dit is onveilig. Wanneer de persoon weggaat, klampt hij zich
overdreven vast, maar weren hem ook af. Ze zijn ontroostbaar en gaan niet echt op
onderzoek uit.

Gedesorganiseerde gehechtheid. Hierbij is de hechting ernstig verstoord. Deze kinderen
hebben geen duidelijke strategie. Zo kunnen ze bijvoorbeeld hard huilen en om de persoon
roepen, maar bij terugkeer van die persoon wordt hij vermeden
Het gedesorganiseerde gehechte kind (nr 4 van de indeling) heeft een reactieve hechtingsstoornis.
De andere onveilige hechtingen zijn geen stoornissen, maar kunnen er wel voor zorgen dat het kind
gedragsproblemen gaat vertonen.
Er bestaan twee soorten reactieve hechtingsstoornissen. De geremde en de ontremde stoornis.
Kinderen met de geremde hechtingsstoornis reageren niet goed in sociale situaties. Zo zoeken ze
bijvoorbeeld contact met hun verzorger en kijken tegelijkertijd de andere kant op. Het gedrag van
het kind is vaak agressief en moeilijk te voorspellen. Zo kunnen ze het ene moment heel vriendelijk
zijn en het andere moment heel erg verdrietig of boos. Kinderen met de geremde hechtingsstoornis
zijn vaak verwaarloosd of mishandeld. Maar als je verwaarloosd of mishandeld bent, hoef je niet
altijd de stoornis te krijgen. Hierin spelen dus nog meer factoren een rol, waarover straks meer wordt
verteld.
De tweede soort was de ontremde hechtingsstoornis. Bij deze vorm kan het kind zich niet hechten
aan een bepaald persoon, maar kan zich aan ieder persoon vastklampen. Het kind vindt het moeilijk
om vrienden en andere sociale contacten te behouden. Vaak zien andere mensen deze kinderen als
'allemansvriendjes', ze spelen met iedereen en kunnen met iedereen overweg. Kinderen met deze
vorm van hechtingsstoornis hebben vanaf dat ze heel jong waren meestal geen vaste verzorger
gehad. Of er zijn veel wisselingen geweest. Deze vorm komt dan ook veel voor bij pleegzorgkinderen
of kinderen die opgegroeid zijn in instituten.
Thema 3. De Baby
Een hechtingsstoornis begint voordat het kind vijf jaar is geworden en dat het in verschillende
situaties voorkomt. Bijvoorbeeld thuis, op school en op de sportclub. Hechtingsstoornissen kunnen
ook lijken op andere stoornissen. Daarom moet er in onderzoek goed uitgesloten worden dat er niet
iets anders met het kind aan de hand is.
Boek Cliënt en Omgeving
5
Opdracht4
1.
Bekijk de volgende filmpjes en geef antwoord op onderstaande stelling. Geef argumenten
waarom je wel of niet eens bent met deze stelling.
“Jeugdige bewoners in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking krijgen een
hechtingsstoornis door het grote verloop van verzorgenden/ begeleiders en de wisseling van de vele
stagiaires”.
1
Piet Vroon
http://www.youtube.com/watch?v=thPlgh2Tn-8
2
Harlow
http://www.youtube.com/watch?v=02r3u59FRPU
3
Strange
situation
http://www.youtube.com/watch?v=PnFKaaOSPmk&feature=related
2.
Een bekend ontwikkelingspsycholoog Jaques Heijkoop maakt voor gedragsproblemen bij
mensen met een verstandelijke beperking gebruik van de hechtingstheorie. Leg uit hoe de
methode van Heijkoop in zijn werking gaat. Kijkvoor het antwoord op internet.
6. Voorbereiding eindtoets
De thema’s rond ontwikkelingspsychologie worden met een eindtoets afgesloten Ter voorbereiding
op deze eindtoets kun je onderstaande M.C. toets maken.
1
2
Cliënt en omgeving - Thema 3 De baby - Toets A
Cliënt en omgeving - Thema 3 De baby - Toets B
Tenslotte.
Gelukkig is het met de zorg voor onze mensen met een verstandelijke handicap niet zo gesteld als in
de in Bulgarije opgenomen video waar kinderen van 5 tot 9 jaar verblijven. Hier worden alle wetten
met hechtingstheorie gebroken. Schrik niet van de opname!!
4
http://www.bartimeus.nl/kennisbank/gehechtheid_3
Boek Cliënt en Omgeving
Thema 3. De Baby
http://www.youtube.com/watch?NR=1&feature=endscreen&v=UDxM55P4AIw
6
Download