O N C O L O G I S C H E O B S E R V A T I E Partiële dunnedarmresectie voor metastasen van melanoom Partial small intestine resection for metastases of melanoma Auteurs E.A. te Velde, M.W.J.M. Wouters, O.E. Nieweg, J.B.A.G. Haanen en V.J Verwaal Trefwoorden curatie, dunne darm, melanoom, metastasen, positronemissietomografie, resectie Key words curative, melanoma, metastases, positron emission tomography, resection, small intestine Samenvatting Summary Hematogene metastasen van het melanoom gaan gepaard met een slechte prognose. De dunne darm is een bekende locatie voor metastasering. Deze observatie behandelt de vraag of en, zo ja wanneer resectie geïndiceerd is. Alle patiënten die werden geopereerd voor melanoommetastasen in de dunne darm in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in de periode 1996-2008 werden geanalyseerd. Het betrof 30 partiële dunnedarmresecties bij 28 patiënten. Bij 5 asymptomatische patiënten was dit met curatieve intentie. De klachten verdwenen bij alle patiënten. Twee patiënten ontwikkelden later opnieuw symptomatische dunnedarmmetastasen en ondergingen een tweede resectie. Complicaties van de partiële dunnedarmresectie traden op bij 3 van de 30 ingrepen en betroffen pneumonie, intra-abdominale abcesvorming en longembolie, die alle met conservatieve behandeling verbeterden. De mediane opnameduur bedroeg 7 dagen. De mediane overleving was 333 dagen (spreiding 44 dagen-8 jaar) met een vijfjaarsoverleving van 26,1%. Van de asymptomatische en in opzet curatief geopereerde patiënten was de mediane overleving 5,6 jaar (spreiding 4,2-7,7 jaar) met een vijfjaarsoverleving van 62,5%. Tien patiënten zijn nog in leven, van wie 8 zonder ziekteactiviteit. Ook indien er geen curatieve resectie kan worden verricht, kan melanoomresectie in de dunne darm een goede palliatie geven. Een actief beleid ten aanzien van diagnostiek en behandeling door resectie ter palliatie - en sporadisch zelfs met curatieve intentie - lijkt derhalve gerechtvaardigd. Patients with hematogenic metastases of melanoma are known to have a poor prognosis. A well known location of metastases is the small intestine. In this paper, the indication for resection and the outcome are discussed. Consecutive patients who underwent a small bowel resection for metastases of melanoma between 1996 and 2008 were analysed. Thirty resections were performed in 28 patients. In 5 asymptomatic patients this was with curative intent. All patients were relieved from their symptoms. Two patients developed recurrent complaints and resection was repeated. Complications occurred in 3 out of 30 procedures. One patient developed pneumonia, one a pulmonary embolism and one had an intra-abdominal abscess. All were successfully treated conservatively. The median duration of admission was 7 days. Median survival was 333 days (range 44 days to 8 years), with a five-year survival rate of 26.1%. The median survival was 5.6 years for asymptomatic patients treated with curative intent (range 4.2 to 7.7 years), with a five-year survival rate of 62.5%. Ten patients are still alive at this time, of whom 8 are disease-free. Even in the absence of curative options, resection of small bowel metastases of melanoma can achieve a valuable relief of symptoms. (Ned Tijdschr Oncol 2009;6:165-70) N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R O N C O L O G I E VOL. 6 NR. 4 - 2009 165 O N C O L O G I S C H E O B S E R V A T I E Tabel 1. Patiëntenkarakteristieken. man/vrouw 16/12 gemiddelde breslowdikte (mm; +/- SD; n=19) 1,97 (1,06) breslowdikte ≤1 mm n=6 breslowdikte 1-2 mm n=7 breslowdikte ≥2 mm n=6 mediane operatieduur (min; spreiding) 80 (40-140) mediane opnameduur (dagen; spreiding) 7 (4-20) mediaan interval primaire diagnose-partiële dunnedarmresectie (maanden; spreiding) 152,5 (27 maanden-28 jaar) mediane overleving na resectie (dagen; spreiding) 333 (44 dagen-8 jaar) mediane overleving na resectie in curatieve groep (n=5; jaar; spreiding) 5,6 (4,2-7,7) vijfjaarsoverleving na resectie van de gehele groep (%) 26,1 vijfjaarsoverleving na resectie van de in opzet curatief geopereerde groep (n=5; %) 62,5 vijfjaarsoverleving na resectie van de palliatief geopereerde groep (%) 13,4 Inleiding Ongeveer 20% van de patiënten met een melanoom krijgt hematogene metastasen. De gemiddelde overlevingsduur van deze patiëntengroep bedraagt slechts 7 maanden. Chirurgie heeft bij de meeste van deze patiënten slechts een plaats in de palliatieve behandeling. Bij beperkte metastastasering, waarbij de aanwezige metastasen radicaal verwijderd kunnen worden, kan curatie worden nagestreefd.1-3 Volgens de huidige CBO-richtlijn kan beperkte viscerale metastasering chirurgisch worden behandeld, vooral indien deze gelokaliseerd is in de long, de tractus digestivus of de hersenen.4 Bij patiënten met melanoommetastasen in de tractus digestivus is de mediane overlevingsduur 12,5 maand.5 De dunne darm is de meest voorkomende gastrointestinale lokalisatie van een gemetastaseerd melanoom. Van alle dunnedarmmetastasen is het melanoom de meest voorkomende primaire tumor.6 Bij 50% van alle patiënten die aan een melanoom overlijden, blijkt bij obductie de dunne darm te zijn aangedaan, het colon bij 32% en het anorectum bij 25%.7,8 De meeste metastasen zijn dan ook asymptomatisch. Dunnedarmmetastasen zijn vaak multiple, en het jejunum en het ileum zijn even vaak aangedaan. Macroscopisch zijn ze polypoïd, met een meestal gepigmenteerd aspect, soms met ulceratie. Indien zich symptomen voordoen, zijn dit in 60% 166 V O L . 6 N R . 4 - 2 0 0 9 van de gevallen buikpijn, ileus (47%), misselijkheid en braken (41%), gastro-intestinaal bloedverlies (30%) of een pijnlijke palpabele massa in het abdomen, meestal berustend op invaginatie van de darm op basis van de metastase.9 Ook indien er geen in opzet curatieve resectie mogelijk is, geeft resectie van de dunnedarmmetastase een goede palliatie bij 90% van de patiënten. In de periode 1981-1987 werden 23 patiënten in het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (NKI-AVL) geopereerd aan een dunnedarmmetastase van het melanoom met een gerapporteerde vijfjaarsoverleving van 19%.10 Volgens sommige auteurs is chirurgie dan ook de behandeling van keuze bij dunnedarmmetastasen van een melanoom, aangezien dit gepaard gaat met weinig morbiditeit en mortaliteit en een betere prognose dan zonder resectie.11,12 Er bestaan echter geen gerandomiseerde onderzoeken en bij deze geselecteerde patiëntengroep zijn de gepubliceerde retrospectieve beschouwingen beperkt. Deze Oncologische observatie analyseert de nu uitgebreidere ervaringen in het NKI-AVL en het aan de hand hiervan te volgen beleid. Retrospectieve serie Alle patiënten die werden geopereerd voor melanoommetastasen in de dunne darm in het NKI-AVL in de N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R O N C O L O G I E overleving sinds operatie 1,0 palliatief curatief totale populatie proportie in leven 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 tijd sinds operatie (dagen) Figuur 1. Kaplan-meiercurve van de patiënten met partiële dunnedarmresecties voor melanoommetastasen (n=28). periode 1996-2008 werden geanalyseerd. De patiëntenkarakteristieken zijn weergegeven in Tabel 1. Het betrof 30 partiële dunnedarmresecties bij 28 patiënten. Bij 5 asymptomatische patiënten werd resectabele metastasering gediagnosticeerd bij beeldvorming in verband met een routinecontrole. Bij hen werd een partiële dunnedarmresectie verricht in het kader van een potentieel curatieve ingreep bij resectabele ziekte; 4 patiënten ondergingen een acute laparotomie bij perforatie van het aangedane dunnedarmdeel en bij de overige patiënten betrof de indicatie bloeding en/of obstructie door invaginatie. De klachten verdwenen bij alle symptomatische patiënten. Bij 2 patiënten ontstonden na respectievelijk 3 en 6 maanden opnieuw obstructieklachten met krampende buikpijn, waarna een tweede partiële dunnedarmresectie werd verricht. Negentien van de 28 patiënten hadden eerdere chirurgische excisies van metastasen elders in het lichaam ondergaan, gemiddeld 2,8. Na de darmresectie volgde bij 8 patiënten nog gemiddeld 0,5 N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R metastasectomie en bij de 2 voornoemde patiënten volgden nieuwe darmresecties op basis van buikklachten. Complicaties van de partiële dunnedarmresectie traden op na 3 ingrepen (10%). Eén patiënt kreeg postoperatief bij uitgebreid pulmonaal gemetastaseerde ziekte een longembolie, een tweede patiënt kreeg een pneumonie. Beide werden hiervoor succesvol therapeutisch behandeld. Een derde patiënt kreeg als gevolg van een naadlekkage een intra-abdominaal abces, dat conservatief werd behandeld. De mediane opnameduur na de partiële dunnedarmresectie bedroeg 7 dagen (spreiding 4-20 dagen). Het tijdsinterval van de primaire diagnose ‘melanoom’ (n=19) dan wel eerste ziektemanifestatie (overige 9 patiënten) tot de partiële dunnedarmresectie was gemiddeld 153 maanden (spreiding 27 maanden-28 jaar). De mediane overleving na resectie voor de gehele groep was 333 dagen (spreiding 44 dagen-8 jaar) en de vijfjaarsoverleving was 26,1%. Van de 5 patiënten zonder symptomen die werden geopereerd met cura- O N C O L O G I E VOL. 6 NR. 4 - 2009 167 O N C O L O G I S C H E O B S E R V A T I E tieve intentie bedroeg de overleving na de ingreep mediaan 5,6 jaar (spreiding 4,2-7,7 jaar) met een vijfjaarsoverleving van 62,5%. Momenteel zijn 10 van de 28 patiënten nog in leven, van wie 8 momenteel zonder aanwijzingen van ziekteactiviteit (zie Figuur 1, pagina 167). Beschouwing Het interval tussen de diagnose van het melanoom en de dunnedarmoperatie in deze serie was tussen de 27 maanden en 28 jaar. Dit komt overeen met de in de literatuur beschreven spreiding van 2-180 maanden.13 Een belangrijk aspect bij de keuze voor chirurgie is de geringe werkzaamheid van systemische behandelingsalternatieven bij het melanoom. De discussie of in de voor chirurgie geselecteerde patiëntengroep niet een gelijkwaardige overleving had kunnen worden bereikt met systemische therapie speelt daardoor minder bij het melanoom dan bij tumorsoorten waarbij hoge responspercentages van chemotherapeutische behandeling worden gezien, zoals bij het gemetastaseerde colon- of mammacarcinoom. Er zijn grofweg 2 categorieën patiënten: degenen die zich presenteren in de gemetastaseerde setting met klachten van obstructie of invaginatie en soms perforatie, en patiënten met solitaire resectabele metastasen, al dan niet symptomatisch, bij wie een potentieel curatieve resectie uitgevoerd wordt. Dit onderscheid is van belang voor de overleving na metastasenchirurgie. Eerder werd beschreven dat met een in opzet curatieve resectie een mediane overleving van 40-50 maanden bereikt kan worden. Na palliatieve chirurgie van de tractus digestivus voor melanoommetastasen wordt een mediane overleving van 5 tot 6 maanden gerapporteerd.14,15 Krige et al. rapporteerden bij 42% van de patiënten na complete resectie van melanoommetastasen een overleving van meer dan 6 jaar.16 De overleving van de 5 asymptomatische patiënten in deze serie die een in opzet curatieve resectie ondergingen, is hiermee in overeenstemming (4,2-5,6 jaar). Het lijkt van belang de potentieel curatieve patiëntencategorie te onderscheiden van die waarbij palliatie het doel is van de dunnedarmresectie. Meer dan 50% van de patiënten met een metastase in de darm heeft bij presentatie ook melanoommetastasen elders.17 Bij het merendeel van de patiënten met ogenschijnlijk solitaire hematogene metastasen komt in een later stadium uitgebreidere metastasering aan het licht. PET lijkt, gezien de hoge sensitiviteit voor het melanoom, een waardevolle techniek voor 168 V O L . 6 N R . 4 - 2 0 0 9 de selectie van patiënten bij wie een curatieve resectie mogelijk zinvol is.18 De indicatie voor een metastasectomie wordt doorgaans multidisciplinair gesteld, op basis van het beloop van de ziekte waarbij het ziektevrije interval een belangrijke rol kan spelen, de resectabiliteit van de metastase(n) en de conditie van de patiënt. Zoals recent werd beschreven in een review van de literatuur kan de tumormarker S100 in het serum worden gebruikt als diagnostische marker bij het stadiëren van de patiënt tijdens de follow-up en is het een belangrijke prognostische marker na resectie.19,20 Een normale waarde van de tumormarker S100 in het bloed heeft een positieve prognostische waarde voor de overleving na metastasectomie.21,22 Het is echter niet gemakkelijk een onderscheid te maken tussen asymptomatische patiënten die resectabel zijn, en patiënten bij wie resectie geen overlevingswinst meer biedt. Bij alle symptomatische patiënten in deze serie verdwenen de klachten na laparotomie met partiële dunnedarmresectie. De postoperatieve morbiditeit was gering en de opnameduur relatief kort. In overeenstemming met de literatuur lijkt de partiële dunnedarmresectie een goede vorm van palliatie te zijn. Diagnostiek bij buikklachten bij een patiënt met een melanoom is daarom geïndiceerd. Een CT-scan kan een goed diagnostisch hulpmiddel zijn bij klachten van buikpijn, ileus, misselijkheid en braken, gastro-intestinale bloeding of bij een palpabele afwijking in het abdomen om de diagnose ‘dunnedarmmetastase’ van een melanoom aannemelijk te maken. Er kan een typisch beeld van een invaginatie worden gezien. Deze ontstaat doordat de metastase door de peristaltiek wordt meegevoerd en instulpt in de darm.23 Indien de CT-scan negatief is (60-70% sensitiviteit voor deze aandoening) kan een exploratieve laparotomie worden overwogen om waardevolle palliatie te bereiken. Overige diagnostische middelen om melanoommetastasen op te sporen (behoudens de eerder genoemde gevoelige PET-CT-scan van het gehele lichaam) zijn vooralsnog experimenteel.12 Conclusie De getallen uit deze retrospectieve serie laten zien dat de partiële dunnedarmresectie als palliatie bij alle patiënten een oplossing voor de klachten bood, en gepaard ging met weinig morbiditeit en een korte opnameduur. Partiële dunnedarmresectie voor melanoommetastasen kan bij symptomatische patiënten zeer waardevolle palliatie betekenen. Bovendien kan een partiële dunnedarmresectie geïndiceerd zijn bij N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R O N C O L O G I E Aanwijzingen voor de praktijk verdenking op melanoommetastasen (bijvoorbeeld S100-stijging in serum) klachten/acute buik PET-scan met diagnostische CT-scan + MRIscan van de hersenen* CT-scan solitaire metastasen dunne darm of resectabele ziekte palliatie en zelden curatie gedissemineerde ziekte mogelijke curatie laparotomie met partiële dunnedarmresectie *=de MRI-scan heeft als doel om intracraniale metastasen uit te sluiten, aangezien de PET-CT-scan in alle gevallen positief zal zijn in dit gebied. patiënten met en zonder klachten bij wie sprake is van resectabele ziekte en er een mogelijkheid is voor curatie. Referenties 1. Wood TF, DiFronzo LA, Rose DM, Haigh PI, Stern SL, Wanek L, et al. Does complete resection of melanoma metastatic to solid intra-abdominal organs improve survival? Ann Surg Oncol 2001;8:658-62. 2. Hsueh EC, Essner R, Foshag LJ, Ollila DW, Gammon G, O’DaySJ, et al. Prolonged survival after complete resection of disseminated melanoma and active immunotherapy with a therapeutic cancer vaccine. J Clin Oncol 2002;20:4549-54. 3. Karakousis CP, Velez A, Driscoll DL, Takita H. Metastasectomy in malignant melanoma. Surgery 1994;115:295-302. 4. Van Everdingen JJ, Coebergh JW, Koning CC, Nieweg OE, Ruiter DJ, Kruit WH, et al. Nederlandse Melanoom Werkgroep. Richtlijn ‘Melanoom’ (3e herziening). Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1839-43. 5. Barth A, Wanek LA, Morton DL. Prognostic factors in 1,521 melanoma patients with distant metastases. J Am Coll Surg 1995;181:193-201. 6. Washington K, McDonagh D, Washington K, Oldham KT. Secondary tumors of the gastrointestinal tract: surgical N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R pathologic findings and comparison with autopsy survey. Mod Pathol 1995;8:427-33. 7. Capizzi PJ, Donohue JH. Metastatic melanoma of the gastrointestinal tract: a review of the literature. Compr Ther 1994;20:20-3. 8. Blecker D, Abraham S, Furth EE, Kochman ML. Melanoma in the gastrointestinal tract. Am J Gastroenterol 1999;94: 3427-33. 9. Bender GN, Maglinte DD, McLarney JH, Rex D, Kelvin FM. Malignant melanoma: patterns of metastasis to the small bowel, reliability of imaging studies, and clinical relevance. Am J Gastroenterol 2001;96:2392-400. 10. Klaase JM, Kroon BB. Surgery for melanoma metastatic to the gastrointestinal tract. Br J Surg 1990;77:60-1. 11. Huang YJ, Wu MH, Lin MT. Multiple small-bowel intussusceptions caused by metastatic malignant melanoma. Am J Surg 2008;196:e1-2. 12. Prakoso E, Selby WS. Capsule endoscopy in patients with malignant melanoma. Am J Gastroenterol 2007;102:1204-8. 13. Berger AC, Buell JF, Venzon D, Baker AR, Libutti SK. Management of symptomatic malignant melanoma of the gastrointestinal tract. Ann Surg Oncol 1999;6:155-60. 14. Panagiotou I, Brountzos EN, Bafaloukos D, Stoupis C, Brestas P, Kelekis DA. Malignant melanoma metastatic to the gastrointestinal tract. Melanoma Res 2002;12:169–73. O N C O L O G I E VOL. 6 NR. 4 - 2009 169 O N C O L O G I S C H E O B S E R V A T I E 15. Ollila DW, Essner R, Wanek LA, Morton DL. Surgical resection for melanoma metastatic to the gastrointestinal tract. Arch Surg 1996;131:975-80. 16. Krige JE, Nel PN, Hudson DA. Surgical treatment of metastatic melanoma of the small bowel. Am Surg 1996; 62:658-63. 17. Caputy GG, Donohue JH, Goellner JR, Weaver AL. Metastatic melanoma of the gastrointestinal tract. Results of surgical management. Arch Surg 1991;126:1353-8. 18. Prichard RS, Hill AD, Skehan SJ, O’Higgins NJ. Positron emission tomography for staging and management of malignant melanoma. Br J Surg 2002;89:389-96. 19. Salama I, Malone PS, Mihaimeed F, Jones JL. A review of the S100 proteins in cancer. Eur J Surg Oncol 2008;34:357-64. 20. Tarhini AA, Stuckert J, Lee S, Sander C, Kirkwood JM. Prognostic significance of serum S100B protein in high-risk surgically resected melanoma patients participating in Intergroup Trial ECOG 1694. J Clin Oncol 2009;27:38-44. 21. Mocellin S, Zavagno G, Nitti D. The prognostic value of serum S100B in patients with cutaneous melanoma: a metaanalysis. Int J Cancer 2008;123:2370-6. 22. Smit LH, Nieweg OE, Mooi WJ, Bonfrer JM, Haanen JB, Kroon BB, et al. Value of serum S-100B for prediction of distant relapse and survival in stage III B/C melanoma. Anticancer Res 2008;28:2297-302. 23. Gaffke G, Stroszczynski C, Schlecht I, Jost D, Ludwig WD, Schlag PM, et al. [Diagnosis of tumors of the small intestine 170 V O L . 6 N R . 4 - 2 0 0 9 with the aid of CT contrast enema. Sellink CT technique evaluated in 63 patients.] Rontgenpraxis 2002;54:214-9. Ontvangen 13 november 2008, geaccepteerd 5 maart 2009. Correspondentieadres Mw. dr. E.A. te Velde, chirurg, CHIVO Oncologie Dhr. dr. M.W.J.M. Wouters, chirurg Dhr. dr. O.E. Nieweg, chirurg Dhr. dr. V.J. Verwaal, chirurg Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis Afdeling Chirurgie Postbus 90203 1006 BE Amsterdam E-mailadres: [email protected] Dhr. prof. dr. J.B.A.G. Haanen, internist-oncoloog Afdeling Medische Oncologie Correspondentie graag richten aan dhr. dr. V.J. Verwaal. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R O N C O L O G I E