OPDRACHT: GETALSTELSELS Profiel: Aantal studielasturen: Niveau: Werkvorm: E&M, C&M 10 VWO Groepjes van twee of drie Eerste deel Dat veel mensen de overgang van het jaar 1999 naar het jaar 2000 als iets bijzonders ervaren heeft vooral te maken met de manier waarop we de getallen noteren. Wat betekent bijvoorbeeld de 5 in 5631? En de 3? En de 1? En wat betekenen de 7, de 8, en de 2 in 0,782? In de antwoorden op deze vragen wordt een belangrijke rol gespeeld door het getal 10. We hadden 5631 en 0,782 dan ook genoteerd in het tientallig stelsel. Dat het, in onze cultuur, gebruikelijk is getallen te noteren in het tientallig stelsel heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met het feit dat wij en onze voorvaderen geboren zijn met twee handen en aan iedere hand vijf vingers. Als we de geschiedenis echter bekijken blijkt het helemaal niet zo vanzelfsprekend om met het tientallig stelsel te werken. Een bekend getalstelsel is het zestigtallig stelsel van de Babyloniërs, waarvan we de overblijfselen ook nu nog tegenkomen (denk aan de tijdrekening, of de indeling in drie honderd en zestig graden van de vier windstreken). Veronderstel nu eens dat mensen in het algemeen zouden beschikken over drie vingers aan iedere hand. Dan zouden wij misschien de getallen noteren in het zestallig stelsel. Dat zou dan als volgt gaan: 1, 2, 3, 4, 5, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 20, 21 …………… Merk op dat hiervoor uitsluitend de symbolen (=cijfers) 0, 1, 2, 3, 4 en 5 gebruikt worden. Een getal wordt genoteerd in het zestallig stelsel als 42. Hoe zouden wij dat getal noteren in het tientallig stelsel? Hoe moet het getal zeventien genoteerd worden in het zestallig stelsel? Hieronder volgen een aantal sommetjes opgegeven in het zestallig stelsel. Geef de antwoorden ook in het zestallig stelsel. Probeer die antwoorden te vinden zonder voor het eigenlijke rekenwerk om te rekenen naar het tientallig stelsel. a. 3 + 5 = b. 4 + 2 = c. 12 + 12 = d. 12 + 15 = e. 34 + 55 = f. 123 + 534 = g. 231 – 135 = h. 325 – 143 = i. 143 – 325 = j. 2 x 4 = k. 5 x 23 = l. 15 x 32 = m. 32 x 43 = n. 45 x 55 = o. 322 x 143 = Geef de tafels van vermenigvuldiging in het zestallig stelsel. Hieronder volgen een aantal deelsommetjes opgegeven in het zestallig stelsel. Geef de antwoorden ook in het zestallig stelsel. Probeer dat weer zonder om te rekenen naar het tientallig stelsel. Vergelijk zonodig met de methode waarmee je deelsommen maakt in het tientallig stelsel. a. 12 : 4 = b. 122 : 5 = c. 122 : 14 = d. 1412 : 35 = e. 12150 :35 = f. 55330 : 322 = Hoe moet het getal tweeduizend genoteerd worden in het zestallig stelsel? Welke breuk wordt in het zestallig stelsel aangeduid met : a. 0,1 b. 0,2 c. 0,3 d. 0,4 e. 0,5 f. 0,01 g. 0,32 h. 0,215 i. 0,34231 (dit zijn dus geen decimale, maar sixtale breuken) Hoe noteer je de getallen 1 1 1 1 , , en met behulp van sixtale breuken? 4 5 7 9 Doe zelf een onderzoek naar het noteren van getallen in het n-tallig stelsel waarbij n iets anders is dan zes of tien. Geef daarmee ook wat rekenvoorbeelden analoog aan bovenstaande opdrachten. Welke moeilijkheid kom je tegen als n groter is dan tien? 1 noteren als 7 0,142857142857142857…………………….., In het ‘gewone’ tientallige stelsel kunnen we een zogenaamde repeterende decimale breuk. Daarentegen kan 1 genoteerd worden als 0,25 4 en dat noemen we een eindigende decimale breuk. 1 (k = 1, 2, 3, 4, 5, 6,………..) in het tientallig stelsel k genoteerd kunnen worden met behulp van een eindigende decimale breuk en voor welke 1 getallen een repeterende breuk nodig is? k Kun je voorspellen welke getallen Hoe zit dat in een n-tallig stelsel als n iets anders is dan tien? Met hoeveel vingers aan iedere hand zouden we waarschijnlijk gewend zijn aan het noteren in een stelsel waarbij we minder dan nu gebruik moeten maken van een repeterende ‘n-ale’ breuk? Tweede deel Maak een keuze uit een van onderstaande opdrachten: Zoek eens naar de oorsprong van ons tientallige stelsel en de tekens die we voor de cijfers gebruiken. Bekijk ook hoe andere culturen hun getallen noteerden (noteren). Beschrijf een ander getallenstelsel dan het tientallige of het zestallige. Geef analoog aan het eerste deel van de opdracht aan hoe je met dit getallenstelsel rekent.