`Met ontferming bewogen`

advertisement
‘Met ontferming
bewogen’
De identiteit van De Hoop
evangelische verslavingszorg en hulpverlening
Inhoudsopgave
Pag.
Woord vooraf
3
1.
Levensbeschouwing en identiteit: is dat wel nodig? 4
2.
Christelijke hulpverlening
6
3.
Christelijke verslavingszorg bij De Hoop
9
Slot
14
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 2
Woord Vooraf
Elke instelling in de gezondheidszorg in Nederland heeft z'n eigen
gezicht, z'n eigen karakter. De zorg die verleend wordt, komt voort uit
een bepaalde visie op de mens en op het leven. Die visie is gebaseerd op de
identiteit van de instelling. De identiteit van de instelling wordt ten
diepste bepaald door de identiteit van de mensen die er werken. Steeds
meer komen instellingen erachter dat het belangrijk is om de visie en de
daaraan ten grondslag liggende identiteit duidelijk te maken. Niet in de
laatste plaats doet ze dat voor zichzelf, om zelf weer eens goed op een rij
te krijgen wat nu ten diepste de drijfveer van het werk is. Maar ze doet
het ook als een verantwoording naar de overheid, de
zorgverzekeraars/het zorgkantoor en, niet in de laatste plaats, de
cliënten.
De Hoop als evangelisch centrum voor verslavingszorg, wil in deze
brochure duidelijk maken wat zijn identiteit/levensbeschouwing is en hoe
deze concreet in de praktijk van de zorg aan verslaafden, functioneert.
Identiteit is cruciaal, zeker waar het gaat om zorg aan mensen die zich
aan de zelfkant van de maatschappij bevinden. Identiteit is immers
bepalend voor de mensvisie en de visie op de werkelijkheid. Identiteit is
ook niet iets doods, maar iets dat in de dagelijkse praktijk in de concrete
levens van hulpverleners en hulpvragers realiteit wordt. De Hoop wil zich
vanuit haar christelijke identiteit inzetten voor verslaafden.
De tekst van deze publicatie is de beknopte en bewerkte versie van de
interne publicatie ‘Zorgvisie De Hoop, over identiteit en professionaliteit’
die eind 1997 bij De Hoop is verschenen.
Frans Koopmans
Public Relations & Preventie
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 3
1. Levensbeschouwing en identiteit: is dat wel nodig?
Sommige mensen zien levensbeschouwing en identiteit als iets dat
inmiddels overbodig is geworden. Prima voor in de privé-sfeer, maar zeker
niet meer maatschappelijk relevant. Zijn levensbeschouwing en identiteit
inderdaad fossiele overblijfselen geworden in deze tijd van professionele
zorg en kunnen we eigenlijk net zo goed zonder? Naar ons oordeel is het
antwoord daarop nadrukkelijk: nee.
Richting
Hoe een hulpverleningsorganisatie haar zorg vorm geeft, heeft alles te
maken met de principes van waaruit zij werkt. Die principes hebben op hun
beurt weer alles te maken met de levensbeschouwing en de identiteit van
die organisatie (en haar medewerkers). Levensbeschouwing en identiteit
werken door in de aard, de inhoud en de motivatie van de hulpverlening. Ze
bepalen het sollicitatiebeleid, de selectie van hulpverleners en de
doelstelling(en) die de organisatie met haar hulp wil bereiken. Een
organisatie met een christelijke identiteit zal daarin anders zijn en
functioneren dan een organisatie die geen christelijke of een andere
identiteit heeft.
Het is bekend dat mensen door middel van hun levensbeschouwing
betekenis en richting geven aan hun bestaan. De levensbeschouwing die
een persoon (of een instelling) heeft, bepaalt diens opvattingen over het
menselijk leven en de zin daarvan. Mensen geven door middel van
levensbeschouwing aan hun bestaan betekenis en zin.
Identiteit
Als we het hebben over identiteit, dan bedoelen we de kenmerken van een
instelling zoals die in een grondslag zijn verwoord. Het is eigenlijk een
uitwerking van de grondslag in de zorgpraktijk. Iedere instelling heeft een
identiteit, alleen is deze bij sommigen niet (nadrukkelijk) uitgesproken. De
identiteit van een instelling staat of valt met de identiteit van haar
medewerkers. Zeker in de hulpverlening moet een werker zich bewust zijn
van deze identiteit omdat hij of zij anders zelf volkomen stuurloos is.
Degene die bij deze werker met een hulpvraag komt, verwacht die
identiteit ook van hem of haar. In de hulpverlening bestaat sowieso geen
morele neutraliteit. Bij elke instelling is er sprake van een soms
onbenoemde maar wel degelijk aanwezige identiteit. De
levensbeschouwelijke identiteit van een instelling vertaalt zich in een
eigen visie op het werk. Bij mensen die zich in een hulpverleningssituatie
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 4
bevinden, is er behoefte aan beleefbare identiteit, een identiteit waaraan
men zich kan toevertrouwen.
Normen, waarden en keuzen
Uit levensbeschouwing en identiteit komen waarden en normen naar voren
waaraan degenen die die levensbeschouwing/identiteit onderschrijven,
zich gebonden weten. In onze zogenaamde 'postmoderne' Westerse
samenleving hebben normen en waarden geen algemene geldigheid meer.
Natuurlijk, normloosheid is ook weer niet de bedoeling maar, zo wordt
gesteld, normen zouden nooit als een collectieve verplichting opgelegd
mogen worden. Daar staat tegenover dat de levensbeschouwing
uiteindelijk bepaalt welke (morele) principes zullen worden gehanteerd. Bij
het maken van (ethische) keuzen komen die principes nadrukkelijk naar
voren. In de praktijk van de hulpverlening zal dus tot uitdrukking komen
welke levensbeschouwing een instelling heeft. Heeft een
hulpverleningsinstelling een protestants-christelijke, een roomskatholieke, een Joodse, een antroposofische of een humanistische
levensbeschouwing? Die levensbeschouwing zal in de praktijk tot
uitdrukking komen in de concrete keuzen die gemaakt worden. Juist in die
keuzen wordt duidelijk welke richting de instelling aan haar handelen
geeft of wil geven.
Christelijke levensbeschouwing
In de christelijke levensbeschouwing wordt het leven gezien als gave en
opdracht van God, de Schepper. De waardigheid en de waarde van de mens
liggen in het geschapen zijn door God en in de roeping te leven in relaties
van liefde tot God, medemens en schepping. Als een organisatie zich
nadrukkelijk als christelijk manifesteert, mag verondersteld worden dat
instemming met de identiteit voor de organisatie geen uiterlijke zaak is.
Het gaat erom dat deze identiteit handen en voeten krijgt in de
dagelijkse realiteit van de zorg. Het is onvoldoende dat een instelling
alleen maar naar haar statuten verwijst om zich als een christelijke
organisatie te profileren. De identiteit van die hulpverlening komt tot
uitdrukking in de wijze waarop de organisatie functioneert, de keuzen die
zij maakt en hoe het personeelsbeleid geregeld is. In de cultuur van de
christelijke organisatie gaat het daarbij niet alleen om de
levensbeschouwing en de morele overtuigingen maar ook om de sfeer en
het gedrag in de praktijk, dus in levensbeschouwing die handen en voeten
krijgt. Geloven heeft immers alles te maken met handelen. Het christelijk
geloof bepaalt onze principes, onze kijk op dingen en het motiveert om in
moeilijke situaties te blijven handelen volgens die overtuigingen.
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 5
2. Christelijke hulpverlening
Wat maakt de (verslavings)hulpverlening van De Hoop nu christelijk?
Alleen het feit dat het door christenen gedaan wordt? Of is er meer over
te zeggen?
Christelijk mensbeeld
Omdat het bij hulpverlening om mensen gaat, is het heel belangrijk welk
mensbeeld door hulpverleners wordt gehanteerd. Het mensbeeld vormt
namelijk de basis voor de doelstellingen van de therapie: welke
verandering willen we bereiken, hoe moet onze therapeutische relatie er
uit zien, welke technieken gebruiken we wel en welke niet? In een
christelijke visie op de mens komt vanuit de Bijbel het getuigenis dat de
mens in Gods ogen waardevol is. In de ontmoeting met de levende God
komt de mens tot zijn ware bestemming: het doel en de zin van (en in) het
leven van een mens worden gevonden in de relatie met Hem.
De Bijbel toont ons de mens als man én vrouw, geschapen naar het beeld
van God (beelddrager van God). God is de Schepper, de mens is een
schepsel. De mens is een wezen die in een drievoudige relatie staat: tot
God, tot de medemens en tot zijn omgeving c.q. de wereld. De mens is in
het Bijbels denken een integrale eenheid van lichaam, ziel en geest. Als
eenheid kan de mens niet opgedeeld worden in los van elkaar
functionerende onderdelen. De mens is een sociaal-psychisch-fysieke
eenheid. Toch wordt hij als mens ten diepste dáárdoor gekenmerkt, dat
hij ook een geestelijk c.q. spiritueel wezen is. De Bijbel schildert ons de
mens in het paradijs als iemand die in een intieme, ongestoorde relatie
met God leefde. Maar die situatie bleef niet zo. De mens zondigde, kwam
in opstand tegen God en Zijn geboden en verloor daarmee de directe
relatie met Hem. Het vooruitzicht van vrijheid, van het volgen van de
eigen gedachten en verlangens, van het overschrijden van de door God
aangegeven grenzen, bracht de mens juist tot gebondenheid.
De mens kwam los te staan van God. De intieme relatie was weg. Zijn geest
kon geen contact meer met God hebben. Ook de ziel en het lichaam
deelden in de gevolgen van de zondeval. De hele schepping kwam onder de
invloed van de zonde. De zondeval van de mens had en heeft directe
gevolgen voor de wijze waarop de mensen met zichzelf en met elkaar
omgaan, de dieren met elkaar en de mens met de schepping. Volgens de
Bijbel, vanuit christelijke optiek de gezaghebbende Bron, is er bij
overschrijden van de grenzen van door God gegeven normen sprake van
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 6
zonde. Dat betekent letterlijk: ‘het doel missen’. De mens komt daardoor
niet toe aan zijn bestemming, namelijk leven in gehoorzaamheid aan God.
Zonde kan tot fysieke en psychische ziekte leiden. Spiritueel gezien kan
de mens gaan lijden onder onbeleden zonden, schuldgevoelens, haat, angst
vanwege schuld, et cetera. Door de verlossing in Jezus Christus is herstel
mogelijk en kan de mens weer met God contact hebben en in gemeenschap
met Hem leven. De Bijbel toont ons zelfs het perspectief van een
compleet nieuwe hemel en aarde.
Lijden
De mens lijdt onder het feit dat hij in een gevallen schepping leeft, een
schepping waar de zonde nu nog heerst. Er is lijden dat de mens overkomt
zonder dat hij daar (persoonlijk) schuld aan hoeft te hebben: een
handicap, ziekte, het verlies van een geliefde, een overstroming, etc. Er
kan sprake zijn van sociaal lijden op micro niveau (lage zelfwaardering,
minderwaardigheidsgevoelens) en op macro niveau (bijvoorbeeld
werkloosheid, eenzaamheid, maatschappelijk onrecht). Daarnaast kan
lijden in iemands leven komen doordat hij onverantwoordelijk leeft. De
Bijbel toont ons de mens als een wezen dat leeft in vrijheid én in
verantwoordelijkheid. De vrijheid is gebonden aan grenzen. Binnen die
grenzen kan iemand optimaal functioneren. Daar waar iemand
beschermende grenzen passeert, is er de reële mogelijkheid dat hij daar
op kortere of langere termijn de gevolgen van gaat ondervinden: fysiek
en/of psychisch en/of sociaal en/of spiritueel.
Christelijke hulpverlening
In de christelijke hulpverlening gaat het niet om een behandeling die
objectief c.q. waardevrij is, en waar het geloof er ‘bovenop’ komt. Het
christelijke geloof doorgloeit als het ware het gehele
hulpverleningsproces. Normen en waarden komen tot uiting bij degene die
hulp geeft en in de gebruikte therapeutische technieken. Hulpverlening
vanuit een christelijke identiteit is er ten diepste op gericht om de
hulpvrager op weg te helpen naar het weer kunnen beantwoorden aan zijn
schepsel-zijn. De hulpvragende mens moet op alle niveaus (fysiek,
psychisch, sociaal en spiritueel) geholpen worden om weer zijn plaats als
beelddrager van God in te kunnen nemen. Dit betekent op zich niet dat
iemand daartoe per definitie eerst christen moet worden. Gods
verordeningen zijn immers heilzaam voor álle mensen. Daar waar de
hulpvrager echter open staat voor het christelijk geloof kan hij nog
verder geholpen worden. Naar hem toe kan het aanbod van vergeving,
genade en verlossing plaatsvinden. De door de zonden verstoorde relatie
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 7
met God kan hersteld worden. Ook kan gestreefd worden naar herstel met
de medemens door in te gaan op vergeving en verzoening. De hulpvrager
kan zicht krijgen op het plan dat God met zijn leven heeft, hetgeen hem
perspectief biedt.
De christelijke hulpverlening heeft een benadering waarin aandacht
gegeven kan worden aan alle ‘gebieden’ van de mens, zowel de
fysiologische, psychologische, sociaal-culturele, ontwikkelingsbepaalde als
de spirituele. De hulpvrager kan immers niet opgedeeld worden in stukjes.
Het gaat om de mens in zijn totaliteit. Hij beperkt zijn hulpvraag niet tot
één bepaald gebied van zijn leven, maar is daar met heel zijn wezen bij
betrokken. Als een cliënt zich open stelt voor het christelijk geloof
kunnen andere activiteiten een wezenlijke en functionele rol gaan
vervullen in zijn leven: bidden (en eventueel vasten), het lezen van de
Bijbel, naar de kerk gaan. Al deze activiteiten vinden plaats in het kader
van het ontwikkelen van een persoonlijke relatie met God én met mensen.
Daar waar vanuit het verleden van de cliënt (negatieve) ervaringen met
het Transcendente zijn opgedaan, kan er binnen de christelijke
hulpverlening plaats zijn voor het werken aan bevrijding. Sommige cliënten
hebben zich immers soms heel bewust overgegeven aan occulte
activiteiten, anderen zijn daarmee wellicht veel onbewuster in aanraking
gekomen. In de praktijk valt vast te stellen dat - naast het feit dat
cliënten vastzitten in bepaalde vicieuze cirkels (bijvoorbeeld
farmacologisch, sociaal, etc) - er soms ook sprake is van een spirituele
vicieuze cirkel waaruit ontsnapping alleen door extern ingrijpen mogelijk
is.
Niet de theorie in de eerste plaats zorgt voor de levensbeschouwelijke
lading van de hulpverlening, maar de lading is het gevolg van de normen en
waarden waarvan cliënten en therapeuten uitgaan als zij respectievelijk
hulpvragen en behandeldoelen stellen. De normen en waarden van de
therapeut en diens visie op het menselijk leven spelen vaak een veel
belangrijkere rol dan de gehanteerde methode of theorie. Is het
accepteren van het christelijk geloof voor de hulpvrager vrijwillig, voor de
christen-hulpverlener is het aanvaard hebben van het christelijk geloof
een absolute voorwaarde. Zijn praktisch functioneren moet voortkomen
vanuit zijn relatie met God, vanuit de vergeving die hij zèlf ontvangen
heeft. Van daaruit is hij gericht op de ander die hij met respect en liefde
tegemoet treedt.
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 8
3. Christelijke verslavingszorg bij De Hoop
De verslavingszorg van De Hoop is een specifieke vorm van christelijke
hulpverlening. De principes die hierboven vermeld zijn, gelden dan ook
onverkort voor De Hoop. De Hoop heeft zich vanaf het begin van haar
bestaan nadrukkelijk geprofileerd als een organisatie met een christelijke
levensbeschouwelijke identiteit. De Hoop werd in 1975 opgericht door
leden van diverse christelijke kerken. De nood van verslaafden in
Dordrecht wekte bij hen het verlangen om te komen tot een christelijk
opvangcentrum voor verslaafden. Zij namen het initiatief voor de opvang
van verslaafden in Dordrecht, waarbij zij zich gesteund wisten door de
plaatselijke protestantse kerken. Begonnen in een vervallen fabriekspand,
heeft De Hoop nu diverse centra en een uitgebreid behandelcircuit. De
zorg die De Hoop biedt moet - in overeenstemming met de eisen die de
overheid stelt - doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht te zijn.
Identiteit van De Hoop
De formele identiteit van De Hoop wordt als volgt verwoord in artikel 2
van haar statuten:
‘De stichting is gefundeerd op de grondslag van de Bijbel als Gods
geïnspireerd, onfeilbaar en gezaghebbend Woord. In dit Woord
openbaart God Zijn scheppend en verlossend handelen in Jezus
Christus. De stichting erkent derhalve Jezus Christus als Gods Zoon,
die door Zijn verzoenend lijden en sterven de enige weg is tot
behoud.’
In lid 2 van dit artikel geeft De Hoop aan wat het - uitgaande van die
grondslag – onder andere ziet als haar doelstelling:
"te voorzien in de behoefte van hulpverlening naar Bijbelse normen
aan personen, die verslaafd zijn, en wel in het bijzonder personen die
verslaafd zijn aan geest- of bewustzijnsveranderende middelen."
Alle personeelsleden weten zich individueel en collectief hieraan
gebonden. Het gaat dus verder dan het alleen maar (passief) respecteren
van de grondslag. Het is ook niet alleen van toepassing op het
zorgverlenend personeel maar op allen die op enigerlei wijze in een
werkrelatie tot De Hoop staan. Het is immers van het grootste belang dat
de normen en waarden binnen de instelling niet slechts formeel door (een
deel van) de personeelsleden worden onderschreven maar juist concreet
eigen gemaakt worden. Het personeel van De Hoop weet zich persoonlijk
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 9
verantwoordelijk voor het inhoudelijk vormgeven en uitdragen van de
christelijke identiteit. Ook de cliënten weten hiervan. De directie en
afdelingshoofden zien toe op het promoten en handhaven van deze
identiteitsbepaalde cultuur.
Uitingen
Uitingen van de christelijke cultuur binnen De Hoop zijn voor de
medewerkers onder andere dagopeningen, bidstonden en specifieke
cursussen en bijeenkomsten. Hoe De Hoop met haar identiteit en met
(praktische) zaken in het algemeen omgaat, staat vermeld in het
arbeidscontract, de daaraan verbonden diaconale doelstelling en in het
personeelsvademecum. Voor cliënten die dat willen, zijn er de volgende
christelijke activiteiten: het vieren van de christelijke feestdagen, bidden
en danken voor en na de maaltijd, avondsluitingen, bijbelstudies,
bidstonden, een bezoek aan een kerk en – als de cliënt dit onderdeel heeft
gemaakt van zijn behandeling – kan tijdens een behandelgesprek gebeden
worden. Er wordt binnen De Hoop van de cliënten respect gevraagd voor
de christelijke identiteit. Ook voor cliënten is er voor de zaken die hen
aangaan een apart cliëntenvademecum. In dit vademecum staan geen
verplichtingen aangaande identiteitsgebonden activiteiten, alleen het
aanbod ervan wordt vermeld. Bij De Hoop is het aangaan van een
(seksuele) relatie tussen een cliënt en een medewerker verboden tot
minimaal een jaar na het beëindigen van de behandeling van de cliënt.
Evenzo is het plegen van (ongewenste) intimiteiten, hetzij naar collega,
hetzij naar cliënten verboden.
Alle kerken
Voor het personeel, de directie en de Raad van Toezicht geldt de eis dat
men belijdend christen en meelevend lid is van een christelijke gemeente.
De medewerkers vormen het actieve draagvlak van de organisatie. Elk
personeelslid heeft in zijn of haar arbeidsovereenkomst staan dat de
dienstbetrekking gezien wordt als een diaconaal ambt in opdracht van God.
Het is niet zo dat van medewerkers wordt verwacht dat zij behoren tot
een specifieke denominatie (kerkelijke stroming). Een groot deel van de in
Nederland aanwezige christelijke denominaties is vertegenwoordigd in het
personeelsbestand. De identiteit van De Hoop is primair gericht op haar
eigen medewerkers maar aan haar cliënten worden daaromtrent geen eisen
gesteld, zoals reeds eerder vermeld.
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 10
Vorming
De Hoop besteedt veel aandacht aan de vorming, (algemene)
deskundigheidsbevordering maar ook expliciet aan de
levensbeschouwelijke scholing van haar personeelsleden binnen het kader
van hun functioneren bij De Hoop. De Hoop heeft een introductiecursus
voor nieuwe medewerkers. De cursus bestaat uit ongeveer tien
bijeenkomsten. In de cursus wordt ingegaan op het ontstaan van De Hoop,
het behandeltraject, de plaats van het pastoraat in de behandeling, de
opvang van verslaafde ouders met kinderen, Public Relations, de
financiering van De Hoop en de plaats van De Hoop in de gezondheidszorg.
Ook volgen nieuwe medewerkers een geestelijke toerustingscursus waarin
wordt
ingegaan
op
Bijbelse
normen
voor
diaconaat,
persoonlijkheidsvorming, principes van geestelijke strijd, organisatie en
organisme, principes van leiderschap, de kracht van eenheid, de invloed
van zonde en wat het betekent om ‘uitgezonden’ te zijn. Regelmatig zijn er
medewerkerscursussen voor alle medewerkers, stagiaires en vrijwilligers.
In een dergelijke cursus wordt een thema behandeld dat tot doel heeft
de aanwezigen toe te rusten voor het werk. Verder zijn er regelmatig
(minimaal één keer per maand en op de afdelingen dagelijks)
gemeenschappelijke bidstonden of gebedsmomenten.
Visie op verslaving en verslaafde
De identiteit van De Hoop is ook bepalend voor de manier waarop wordt
aangekeken tegen verslaving, verslaafden en tegen (de mogelijkheden van)
hulpverlening. Verslaving is een begrip met een sterk negatieve emotionele
lading. De Hoop maakt in haar visie op verslaving geen keuze voor, aan de
ene kant, een ziektemodel of, aan de andere kant, een moreel (zonde-)
model. Verslaving beschouwen als ziekte kan helpen om de problematiek in
kaart te brengen. Doordat verslaving betiteld wordt als ziekte, wordt het
probleem gelegitimeerd. Het probleem kan benoemd worden, heeft
bepaalde kenmerken en kan beschreven worden. Het heeft een begin, een
oorzaak en het heeft gevolgen.
In het morele model wordt verslaving gezien als een vorm van negatief
aangeleerd gedrag. De verslaafde is niet een willoos slachtoffer van zijn
biologische aanleg maar iemand die verantwoordelijk is voor zijn gedrag.
Hij is en blijft daarop aanspreekbaar. Beide modellen hebben hun sterke
en zwakke kanten. Vanzelfsprekend zitten er aan verslaving medische
aspecten. Maar daarmee mag niet de verantwoordelijkheid van
verslaafden onder de vloermat geveegd worden. De Hoop maakt
onderscheid tussen de oorzaken van verslaving waar morele motieven een
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 11
grote rol spelen en de voortgang van verslaving waar meer en meer
medische aspecten in beeld komen.
Voor iemand die verslaafd raakt, wordt het steeds moeilijker om te
stoppen. Verslaving houdt zichzelf op een gegeven moment in stand. Een
verslaafde heeft steeds meer van een middel nodig om een bepaald
gewenst effect te bereiken. Het gebruik heeft een nadelige invloed op de
zelfbeheersing, de wilskracht en de mogelijkheid om keuzen te maken. De
gebruiker probeert zoveel mogelijk onlustgevoelens te vermijden en
lustgevoelens te bevorderen. Hij wil steeds meer gebruiken om maar niet
aan zichzelf en aan zijn problemen te hoeven denken. De gebruiker komt
in een steeds grotere sociale isolatie en gaat op een gegeven moment
alleen nog maar met mede-gebruikers om. In dit stadium kun je duidelijk
spreken van een ziektemodel. Vanuit christelijke optiek ziet De Hoop ook
existentiële c.q. religieuze factoren een rol spelen. Drugs hebben van
oudsher altijd in nauw verband gestaan met occultisme, zowel in mystieke
stromingen van vroeger als die van nu. Veel druggebruikers hebben een
behoefte aan religiositeit. Wanneer echter op kunstmatige wijze, bij
voorbeeld met behulp van drugs het zesde zintuig wordt 'geactiveerd', is
de kans aanzienlijk dat deze persoon met de verkeerde transcendente
werkelijkheid in aanraking komt.
De visie op de verslaafde cliënt komt voort uit de christelijke visie op de
mens: de mens is een uniek schepsel van God. Dit geldt onverkort voor de
verslaafde. De verslaafde is iemand die is vastgelopen op vrijwel alle
gebieden van het leven: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel. Veel
verslaafden kampen met zingevingvragen: waarom leef ik? Wat kan ik in
deze maatschappij betekenen? Wie ben ik? Antwoord op deze existentiële
vragen kan alleen vanuit religieus standpunt gegeven worden. Door het
idee dat het leven zinloos is ('waar doe ik het allemaal voor') blijven
verslaafden zoeken naar een vlucht uit de werkelijkheid. Zij ontvluchten
de in hun beleving zinloze, saaie realiteit. Ze ontvluchten hun eigen gevoelens.
Visie op christelijke verslavingshulpverlening
Verslaving is een hardnekkig probleem. Er is een heel krachtig instrument
nodig om deze mensen uit hun patronen los te maken. Verslaving tast in
hoge mate de motivatie aan. Er zijn weinig stimuli om een verslaving te
doorbreken. Zingeving is in dit verband heel belangrijk. Zingeving op zich
is niet iets specifieks christelijk. Het duidt op de basale motivatie van
iemand om elementen van zijn leven te willen veranderen. Een verslaafde
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 12
moet een duidelijke visie krijgen op wat (zinvol) leven is. Grote
geïnspireerdheid én de kracht van de professie is in de christelijke
hulpverlening aan verslaafden dan ook een sterke combinatie. Bij de
hulpverlener die werkzaam is bij De Hoop komt het - naast de
professionele bekwaamheid - ten diepste aan op de beleefde identiteit, op
de eigen relatie met God. Het hulp bieden aan verslaafden is een werk dat
niet op basis van routine verricht kan worden. Zijn taak (‘roeping’) bij De
Hoop ziet de hulpverlener als zendingsopdracht. Bewogenheid dient voorop
te staan plus respect voor de ander. De hulpverlener is iemand die de
ander wijst op diens verantwoordelijkheid en rechten. De christenhulpverlener draagt de liefde van God uit. Hij is ook iemand die minder
snel opgeeft, die werkt vanuit de houding dat er geen hopeloze gevallen
bestaan. De existentiële betrokkenheid van de eigen medewerkers bij de
personen die geholpen worden is van cruciaal belang. De hulpverlening door
de christen-hulpverlener gebeurt vanuit zijn levende relatie met God. God
is partij in het hulpverleningsproces! Gods mogelijkheden overstijgen de
mogelijkheden van de hulpverlener. De kracht van het geloof en het gebed
is werkzaam in en door de hulpverlener. Niet in de laatste plaats is er de
vraag naar en het ervaren van de leiding van de Heilige Geest van God
Geloofwaardige identiteit
Een verslaafde heeft behoefte aan een leefmilieu, een ‘levenscultuur’ waar
mensen een geloofwaardige identiteit laten zien; een omgeving waarin hij
zich als persoon geaccepteerd weet. Verslaving kan gezien worden als een
substituut-religie dat zin en inhoud moet geven. Het gaat bij verslaafden
ten diepste om zingeving: de innerlijke leegte, de geestelijke droogte die
alleen maar veranderd kan worden als daar een krachtig instrument voor
ingezet wordt. In de hulpverlening dringt steeds meer het besef door van
het belang van zingeving. In de verslavingshulpverlening van De Hoop blijft
voorop staan dat het gaat om een integrale benadering van de verslaafde
als eenheid. De totaalvisie op de mens impliceert een totaalaanpak. Het
gaat om een aanpak waarbinnen de technieken zijn ingebed in een breder
kader waardoor het voor cliënten een wezenlijke meerwaarde krijgt. Een
integrale benadering van de verslaafde vereist dat ook pastoraat een
mogelijkheid is, indien daarnaar gevraagd wordt. Het ‘christelijke’ van De
Hoop zit ‘m in de integrale visie op de werkelijkheid waardoor een
verslaafde perspectief krijgt op alle aspecten van zijn leven. Hij weet zich
aanvaard en gaat zich realiseren dat voor hem een ander leven mogelijk is.
Dat voor zaken die misgegaan zijn er vergeving is. Dat wanneer hij zijn
verantwoordelijkheid neemt, er perspectief is op een gezonde terugkeer
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 13
in de maatschappij. Er wordt een totale (leef)cultuur aangeboden
waardoor het mogelijk is de draad van het leven weer op te pakken.
De Hoop
Uiteindelijke doelstelling van de hulpverlening van De Hoop is om een
verslaafde zo doelgericht en professioneel mogelijk op weg te helpen naar
een zelfstandig en verslavingsvrij leven. De Hoop biedt een geïntegreerde
benadering van de verslaafde waarbij per verslaafde de fysieke,
psychische, sociaal-culturele, ontwikkelingsgerelateerde én spirituele
factoren aan bod komen. De Hoop biedt hulp aan mensen die verslaafd zijn
aan drugs, alcohol, medicijnen, gokken (of een combinatie hiervan) en die
deze verslaving willen doorbreken. Ook degenen die lijden aan boulimia of
anorexia kunnen zich bij De Hoop aanmelden voor (ambulante) hulp. De
cliënten wordt een 24-uursbehandeling geboden in de centra van De Hoop.
De duur van de behandeling is afhankelijk van de hulpvraag van de gast. De
cliënten worden niet alleen geholpen om hun verslaving de rug toe te
keren, ze krijgen ook de kans om opnieuw te leren leven, te leren werken
en, indien van toepassing, te leren opvoeden. In bepaalde gevallen wordt
alleen poliklinisch ambulante hulp verleend. Bij De Hoop ligt de nadruk op
klinische individuele therapie. Door middel van persoonlijke begeleiding
krijgen de cliënten meer inzicht in hun problemen en leren zij hoe ze die
kunnen verwerken en hanteren.
Gedurende hun verslavingsperiode breken veel verslaafden vroegtijdig hun
opleiding af. De Hoop heeft een studiecentrum waar cliënten begeleiding
en advies kunnen krijgen op het gebied van opleidingen. Tijdens hun
behandeling bij De Hoop doen de cliënten ook in een professionele
werkomgeving arbeidservaring op. Speciaal voor ouders en partners van
verslaafden is er bij De Hoop het maatschappelijk werk
'buitencontacten'. De ouder-/partnerwerkers bieden hulp waar dat
relevant is en zorgen voor de begeleiding van de ouders en partners
gedurende de opname van de cliënt. Ook kunnen ouders en/of partners
betrokken worden bij de behandeling van de cliënt. Bij De Hoop kunnen de
kinderen van verslaafde ouders mee-opgenomen worden. Ouders kunnen
een dagdeel in de week een oudercursus volgen, waar zij de basisprincipes
van het opvoeden leren en met elkaar ervaringen kunnen uitwisselen. Door
het mee-opnemen van de kinderen van de cliënten kan tijdens de
behandeling gewerkt worden aan relatie-herstel tussen de ouders en de
kinderen.
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 14
Slot
Die levensbeschouwingen die de zelfstandigheid, verantwoordelijkheid, het
goede en de mogelijkheid tot verandering van de mens centraal stellen,
bevorderen het
meest
de
geestelijke gezondheid. Dergelijke
levensbeschouwingen geven (existentiële) geborgenheid.@ Er is een enorme
behoefte aan beleefbare identiteit waaraan men zich kan toevertrouwen. De
Hoop wil aan de cliënten die aan haar zijn toevertrouwd die beleefbare
identiteit bieden, die existentiële geborgenheid. Om hen te helpen op weg
naar zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en het goede. De Hoop wil bij
haar cliënten de mogelijkheid tot verandering centraal stellen. Verslaving is
geen eindstation en hoeft dat voor geen enkele verslaafde te zijn. De Hoop
wil die hoop blijven bieden. Omdat de medewerkers van De Hoop vanuit hun
christelijke identiteit zèlf die geborgenheid hebben leren kennen vanuit de
relatie met de levende God. Deze God heeft Zich reddend geopenbaard in
Zijn Zoon, de Here Jezus Christus. Vanuit die visie is er geen ruimte voor
hopeloosheid maar dan is er goede moed voor elke verslaafde.
‘Met ontferming bewogen’ – De Hoop – pagina 15
Download