Openbaar onderzoek m.b.t de voorlopige vaststelling van het ontwerp van GRUP "afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimte gebieden" Opmerkingen en bezwaren vanwege UNIZO regio Vlaams – Brabant & Brussel Uittreksel aangaande UPL ACE Cluster C3 Vilvoorde Machelen Zoals vermeld in de Niet-Technische Samenvatting van de Plan-Mer (7.2.4.) betreft het Uplace-project qua milieu-effecten het meest belangrijkste deel van het VSGB. UNIZO baseert zich in zijn argumentatie infra op de argumentatie die de stad Vilvoorde ontwikkelt in zijn bezwaarschrift in het kader van dit openbaar onderzoek. UNIZO heeft in het verleden gelijklopende argumenten aangebracht in casu in het kader van de aanvraag tot socio-economische machtiging (1/9/2010) UNIZO motiveert haar bezwaar als volgt HOOFDSTUK 1 – UPLACE STELT ZICH VOOR ALS EEN «STAD IN DE STAD » a) Doel van Uplace 1. Uplace presenteert zichzelf op haar website als een internationale lifestyle vastgoedgroep die steden wil doen (her)leven door middel van twee soorten projecten waarin het specifieke expertise heeft opgebouwd. Uplace creëert hierbij, volgens de website, in de eerste plaats one-stop ervaringsbestemmingen waar werken, wonen, winkel en ontspannen naadloos in elkaar verlopen. Deze ‘third places’ zijn een ‘stad in een stad’ met een aanbod dat uniek is in rijkdom en variatie: een bioscoop, speelterreinen, ontspanning voor het hele gezin, fitness, wellness, een museum, tentoonstellingen, eten en drinken uit alle hoeken van de wereld, experience shopping, kantoren en conferentieruimtes, open ruimte, een hotel, … Uplace heeft zich daarnaast ook gespecialiseerd in ‘work places’ die steden kantoorruimte 1 aanbieden op maat van bedrijven en hun mensen. UNIZO Vilvoorde zal in dit bezwaarschrift dit concept in vraag stellen. Volgens de UNIZO is immers onvoldoende gewaarborgd dat Uplace haar concept zal realiseren. Dit “belevingsconcept” vertoont alle kenmerken van een marketingstrategie ten einde Uplace toe te laten op de betreffende locatie een klassiek shoppingcentrum te bouwen met kantoren. De engagementen van Uplace zijn immers te vaag en wijzen op een verschil tussen de marketing en de eigenlijke plannen. 2. Uplace werd opgericht door het team dat logistieke vastgoedontwikkelaar Eurinpro ontwikkelde. Dit team verkocht Eurinpro in 2006 aan de Australische financiële groep Macquarie Goodman voor een bedrag van 400 miljoen Euro. Dit team heeft de focus van haar vastgoedontwikkeling gewijzigd van logistiek vastgoed naar shopping en kantoren. Dit team tracht derhalve een nieuwe activiteit te ontwikkelen. Vermoedelijk bestaat de strategie er in om de projecten opnieuw te verkopen aan internationale financiële groepen. Zo valt niet uit te sluiten dat Uplace het project reeds tracht te verkopen van zodra het VGSB is goedgekeurd en de nodige vergunningen zijn afgeleverd. 3. Uplace plant haar project in de kanaalzone van Machelen, meer bepaald tussen de Woluwelaan, Nieuwebrugstraat, Rittewegerlaan en Beaulieustraat. Het betreft een eerste project van Uplace en Uplace kondigt dit project op zijn website als volgt aan: de Kanaalzone van Machelen is een regio die lange tijd gekenmerkt werd door leegstand en vervuiling na het vertrek van fabrieken zoals Renault, Franki en Bona Sabla. Het is een streek op zoek naar een nieuwe dynamiek. Uplace brengt er een bruisende, verrassend ‘all in one’ ervaringsbestemming. Het wordt een one-stop belevenisplaats die in het teken staat van creëeren, ontdekken, ervaren, amuseren, ontspannen en genieten. In Uplace lopen werken, winkelen en ontspannen naadloos in elkaar over. Het betreft een ambitieus project: - PUBLIEKE RUIMTE: daktuinen, plaza’s, straten, pleinen; - ONTSPANNING: actieve sport- en ontspanningsmogelijkheden zoals een binnenspeeltuin en pretpark, bowlingbaan, fitness, wellness, museum, bioscoop, theater, radio- en televisiestudio’s, restaurant en bars; - KANTOREN: in de landmarktoren en verspreid over de rest van het project; 2 - SHOPPING: vernieuwde Belgische merken, ervaringswinkels en nieuwe merken die nog niet aanwezig zijn op de Belgische markt; - HOTEL: internationaal klassehotel met skybar. Dit alles is goed voor 190.000m² aan “belevenissen”. Volgens een artikel van Uplace in het Nieuwsblad van 3 juli 2010, dat beschikbaar is op haar website, plant Uplace 55.000m² aan winkelruimte. Uplace stelt daarbij dat deze winkelruimte een perfecte aanvulling zou vormen op de bestaande handelsruimte in het centrum van Machelen. De ervaringswinkels en de lokale handelaars hebben elk een andere functie en een eigen publiek en kunnen dus perfect naast mekaar bestaan. 4. Verder vermeldt de website nog de superieure toegankelijkheid en zichtbaarheid: - centrale locatie voor heel België; - makkelijke op- en afrit van de Brusselse ring; - ruime parkeermogelijkheden, 5.600 plaatsen; - bijdrage in START (Strategisch Actieplan voor de Reconversie en Tewerkstelling in de luchthavenregio); - een GEN-station wordt gebouwd op wandelafstand; daardoor is Brussel slechts 10 minuten verwijderd; - diverse buslijnen, nieuwe tramlijnen. b) Brownfieldconventant 5. Tussen de Vlaamse Regering, Uplace, de Gemeente Machelen, de Provincie Vlaams-Brabant en OVAM werd een brownfield convenant gesloten op 5 juni 2009. Deze Brownfieldconvenant werd gewijzigd bij het addendum dd. 21 mei 2010. De Provincie Vlaams-Brabant is niet langer partij bij de Brownfieldconvenant. 6. In artikel 2 van de Brownfieldconventant wordt het project omschreven als een gemengd stedelijk project dat een ervaringsbestemming zal creëren en dat de volgende functies kan combineren met volgend aantal m²: - 27.000m² verhuurbare oppervlakte leasure met inbegrip van restaurants en café’s; - 20.000m² verhuurbare oppervlakte voor één of meerdere hotels; 3 - 55.000m² netto handelsoppervlakte retail met onder meer vernieuwende Belgische merken, conceptwinkels en winkels met nieuwe merken op de Belgische markt; - 50.000m² publieke ruimte, zoals plaza’s, straten, pleinen en ruimte voor recreatie; - En 40.000m² verhuurbare oppervlakte kantoren, waarvan een nader te bepalen aantal m² in een landmark toren aan het viaduct van Vilvoorde en de overige m² verspreid over de rest van het project. 7. In artikel 2.2.6 wordt gesteld dat het brownfield project een exclusief aanbod aan belevingswinkels zal bevatten met tegemoetkoming aan de eisen van de moderne consument die vandaag in Vlaanderen niet worden ingericht. Dit aanbod zal dan bestaan uit belevenis- en conceptwinkels, merken die nieuw zijn voor België, Belgische merken die voor het eerst een eigen winkel openen en winkels met lokale specialiteiten. In die zin zal het aanbod complementair zijn met het bestaande kleinhandelsaanbod dat in de gemeenten Machelen en Vilvoorde aanwezig is. 8. In artikel 5.1.5. van de Brownfieldconvenant staan een aantal flankerende maatregelen opgesomd. Deze flankerende maatregelen betreffen de volgende: a. De partijen komen overeen dat de in hoofdstuk 9 van Visienota 2 van het onderhandelingsdossier opgesomde flankerende maatregelen, zijnde: (i) aanleg en herinrichting van gepaste ontsluitingsinfrastructuur met de volgende ingrepen: (de “projectgebonden flankerende maatregelen” genoemd): a) de aanleg van een af- en oprit vanaf de Woluwelaan naar de projectgrond, inclusief het kruispunt van de Nieuwburgstraat; b) heraanleg van de Woluwelaan wat betreft het gedeelte tussen de Beaulieustraat en de Nieuwburgstraat, met prioriteit voor het openbaar vervoer, t.t.z. met vrije tram- en busbanen; c) de aanleg van een wandelpad van de projectgrond naar het GEN-station in de Kerklaan; d) de aanleg van een vlotte ontsluiting voor het uitrijdend verkeer van het brownfield project op de Beaulieustraat en de Woluwelaan; e) de aanleg van een wandelpad naar dorpskern van de gemeente Machelen; (met dien verstande dat de onder a, b, c, d en e opgesomde maatregelen in onderling akkoord kunnen wijzigen indien uit een door Uplace uit te voeren mobiliteitseffectenrapportage zou blijken dat andere maatregelen noodzakelijk zijn). (ii) aanpassing van het openbaar vervoer en 4 (iii) aanpassen van de publieke infrastructuur zoals voorzien als onderdeel van het masterplan Vilvoorde-Machelen van de provincie Vlaams-Brabant (het “masterplan”), samen met een tweede (de “overige flankerende maatregelen” genoemd). Partijen komen overeen dat zij voor 31 december 2009 voor de projectgebonden flankerende maatregelen de nodige modules zullen afsluiten binnen de mobiliteitsconvenanten (“mobiliteitsconvenanten”), waarin: (i) de partijen zich, mits het naleven van geijkte procedures en onder het voorbehoud van redenen zoals omschreven in artikel 4, zullen engageren de projectgebonden flankerende maatregelen te zullen uitvoeren voor het beëindigen van de bouw van het brownfield project; (ii) Uplace zich ertoe zal verbinden een bijdrage te leveren aan de investering voor de projectgebonden flankerende maatregelen voor een totaalbedrag van 12.900.000 euro (btw inclusief indien van toepassing) ter beschikking te stellen van alle overige nodige vergunningen een beslissing is genomen die de ontwikkeling van de in artikel 5.1.1 omschreven functies toelaat en nadat de nodige vergunningen definitief en uitvoerbaar zijn geworden ten laatste op 31 december 2011. (iii) de partijen de onder (i) en (ii) omschreven verbintenissen, zoals bijvoorbeeld de datum van betaling van de bijdrage van Uplace, nader zullen uitwerken. De Vlaamse Regering en de Regisseurs (= Gemeente Machelen) verbinden zich ertoe zich maximaal te zullen inspannen opdat de overige flankerende maatregelen zo snel als redelijkerwijze mogelijk zullen worden gerealiseerd. UNIZO zal deze verbintenis tot flankerende maatregelen nader analyseren én verder in dit bezwaarschrift vaststellen dat zowel langs de zijde van de Vlaamse Regering als langs de zijde van Uplace deze engagementen te vrijblijvend zijn. Het VGSB heeft dan ook onvoldoende garanties ingebouwd opdat eerst de flankerende maatregelen worden genomen alvorens stedenbouwkundige vergunningen kunnen worden afgeleverd. 5 9. UNIZO ondersteunt de Stad Vilvoorde daar waar zij in haar bezwaarschrift aangeeft zich alle rechten voor te behouden om de nietigheid te vorderen van de Brownfieldconvenant evenals daar waar zij de stappen beschrijven die zij zich voornemen te zullen zetten : Stad Vilvoorde wenst namelijk te onderzoeken in hoeverre deze Brownfieldconvenant strijdig is met de openbare orde onder meer wegens bevoegdheidsoverschrijding. De Stad Vilvoorde zal in dat verband onder meer nagaan of het Vlaamse Gewest zich niet te ver heeft verbonden zodat zij afbreuk heeft gedaan aan de imperiumbevoegdheid van haar organen. Hierbij kan onder meer worden verwezen naar artikel 5.1.7. waarin de Vlaamse regering al beslist om eventuele beroepen tegen de vergunningen te behandelen met “in achtname van de verbintenissen van de Regisseurs en van de Vlaamse regering onder dit Convenant”. Daarenboven voorziet het artikel 12 van het Brownfielddecreet in een afwijkende regeling voor het aanvragen van vergunningen. De Stad Vilvoorde zal onderzoeken in hoeverre deze decreetsbepaling al dan niet strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2 – UPLACE BETEKENT EEN BEDREIGING VOOR DE HANDELSKERN VAN VILVOORDE 10. De beoogde oppervlakte aan winkelruimte, zijnde 62.000m² netto (zie de omschrijving van het artikel C.3.2.2. in de Bijlage III – Toelichtingsnota), houdt in dat het grootste shoppingcenter van het land op de Uplace-site zou worden gevestigd. Het Wijnegem Shoppingcenter telt immers 57.000m², Waasland Shopping 45.000m², Westland 37.000m², City 2 51.000m², Woluwe 42.000m², Kortrijk 34.000m². We merken op dat retail slechts een onderdeel is van de totale ontwikkeling. Dit wordt duidelijk omschreven in voorgaande punt 6. Shoppingcentra kunnen worden opgedeeld in twee categorieën, zijnde de shoppingcentra binnen de handelskern (bvb. K in Kortrijk en de Stadsfeestzaal in Antwerpen) en de shoppingcentra buiten de handelskern (o.m. Waasland Shopping Centrum en Wijnegem Shoppingcentrum). Uplace moet duidelijk worden gekwalificeerd als een Shoppingcentrum buiten de handelskern. 6 De ervaring met deze shoppingcentra buiten de handelskern toont aan dat de handelskern in de binnenstad wel degelijk negatieve invloed ondervindt van deze perifere shoppingcentra. Hiervoor kan als voorbeeld worden verwezen naar het Waasland Shoppingcenter. Dit shoppingcentrum ondermijnt het bestaande handelscentrum van Sint-Niklaas. De schaal van Sint-Niklaas is vergelijkbaar met deze van Vilvoorde. Uit een onderzoek uitgevoerd door ABM en de UNIZO Studiedienst blijkt het volgende: Conclusie handelssituering Uit deze opmeting moet vastgesteld worden dat de inplanting van een shoppingcentrum buiten een klassieke handelskern met een divers en ruim aanbod geleid heeft tot: het verdwijnen van een groot aantal winkels in de binnenstad (bijna 1 op 3) een nettoverlies van het totaal aantal winkels een verdubbeling van de leegstand in de binnenstad (tot 21%) een toename van dienstverlenende activiteiten in de binnenstad Voor het Wijnegem Shoppingcentrum kan worden verwezen naar de negatieve effecten van de bepaalde handelskernen in Antwerpen meer bepaald Deurne-centrum (zowel Noord als Zuid) en de Bredabaan in Merksem. 11. In het Strategisch Masterplan Reconversie Vilvoorde-Machelen – juli 2008 – heeft de Provincie Vlaams-Brabant hieromtrent het volgende besloten: In elk van de scenario’s is een deel retail en shoppingsactiviteiten voorzien. Aan ECSA werd gevraagd om de gevolgen van de ontwikkeling van shoppingsactiviteiten, zoals die voorzien waren in het synthesescenario, op de omliggende handelskernen te onderzoeken. De conclusies van hun onderzoek stellen dat: - een belangrijke negatieve impact kan worden verwacht op het handelsapparaat van Vilvoorde in de korte en middellange termijn indien een klassiek regionaal shoppingcentrum wordt ingeplant op de bedrijven Machelen-Vilvoorde. - voor de gemeente Machelen gelijkaardige maar beperktere conclusies gelden aangezien meer op “convenience” gerichte handelskernen in de directe omgeving van een regionaal shoppingcentrum, relatief minder impact ondervinden. 7 12. Uplace investeert veel energie in de communicatie om de complementariteit van haar winkelaanbod te onderstrepen ten opzichte van het klassieke winkelaanbod. Het “alternatieve winkelaanbod” bestaande uit “Belevings- en Conceptwinkels” wordt zelfs meermaals beschreven in de Brownfieldconvenant. UNIZO twijfelt echter aan de oprechtheid van Uplace op dit vlak. Deze twijfel ontstaat uit de volgende vaststellingen. Uplace maakt het alternatief van “Belevings- en Conceptwinkels” op geen enkele wijze enigszins concreet. Er worden noch duidelijke voorbeelden verstrekt noch verwezen naar gelijkaardige initiatieven in het buitenland. Het is weinig geloofwaardig om te stellen dat nergens in het buitenland men reeds op het idee gekomen is om een gelijkaardig concept te ontwikkelen. Shoppingcentra blijken overal veel meer gelijkenissen te vertonen dan verschillen. Ze huisvesten de internationale ketens (Benetton, H&M, Esprit, …) aangevuld met nationale ketens (bvb. in België: Leonidas, Standaard Boekhandel, …). Aan deze ketenwinkels worden horeca en één of meer vestigingen van grote voedingsketens (bvb. Carrefour) toegevoegd. Uplace geeft dan ook nergens enige aanwijzing over welke huurders zij wil aantrekken en waarin deze huurders verschillen van de klassieke ketens. De Brownfieldconvenant is tegenstrijdig. De Brownfieldconvenant maakt melding van de “Belevings- en Conceptwinkels”. Dit alternatief maakt dan ook deel uit van de contractuele verplichtingen van Uplace. De afdwingbaarheid van dit alternatief is echter onduidelijk ; minstens tracht Uplace de afdwingbaarheid te minimaliseren. Hierbij kan onder meer naar de volgende artikelen worden verwezen: In het artikel 2.2. wordt bij de handelsoppervlakte retail subtiel het woordje “onder meer” toegevoegd, Het artikel 2.6. van de Brownfieldconvenant voorziet in een erg vrijblijvende overlegprocedure, Artikel 7.1.3. van de Brownfieldconvenant bepaalt in dit opzicht dat van de 55.000 m² dat er slechts voor 22.000 m² aan de Belevingswinkels wordt voorzien met een oppervlakte gelijk aan minimum 400 m². Dit houdt in dat er voor 33.000 m² aan gewone winkels voorzien zijn. 8 De brownfieldconvenant houdt in dat 40% van de retail (= 22.000m²) dient te bestaan uit concept en beleveniswinkels. Uit de door de aanvrager voorgelegde indicatieve lijst in het dossier blijken volgende cijfers: o Uitrusting van de personen : totaal 10.325m² waarvan beleveniswinkels 3.425m² o Sport, vrije tijd, cultuur : totaal 12.300m² waarvan beleveniswinkels 2.600m² o Uitrusting van de woning: totaal 6.800m² waarvan beleveniswinkels 2.650m² ( inbegrepen Vanden Borre 1750m²?) o Warenhuis – voeding : totaal 7.342m² waarvan beleveniswinkels 4.192m² (inbegrepen Delhaize 2.500m² + Delhaize red market 1.400m²) o Persoonlijke verzorging : totaal 730m² waarvan beleveniswinkel 250m² (optiek Withofs – Steenokkerzeel: bijkomende zaak of vervanging) o Diversen : totaal 2.300m² waarvan beleveniswinkels 1.000m² Op een totaal indicatief aanbod van 39.797m² wordt een totaal aan beleveniswinkels van 14.117m² (35.47%) vooropgesteld door aanvrager. Bij uitzuivering van de bovengenoemde twijfelgevallen valt dit terug op 8.467m² beleveniswinkels, hetgeen overeenkomt met slechts 21.28% beleveniswinkels in plaats van de in de convenant overeengekomen 40%. De complementariteit van het handelsaanbod is bovendien niet vertaald geworden in de stedenbouwkundige bestemming in het VSGB voor het betreffende gebied, zoals opgenomen in de toelichtingsnota, meer bepaald onder het artikel C3.2.2. In dit artikel wordt er immers ten aanzien van de zone voor Uplace geen enkele beperking opgelegd met betrekking tot de aard van de te ontwikkelen handel. Er wordt enkel melding gemaakt van een maximale netto oppervlakte van 62.000 m², omgerekend een bruto oppervlakte van 77.000 m². Het is aangewezen om in de stedenbouwkundige bestemming de doelstellingen van Uplace, namelijk de conceptwinkels en de ervaringswinkels, als expliciete stedenbouwkundige voorschriften op te nemen teneinde de complementariteit met het huidige handelsaanbod in de centra van Machelen en Vilvoorde te garanderen. Een eenvoudige oplossing bestaat er in om een minimum oppervlakte te bepalen van de winkels bijvoorbeeld 500 m². Deze verhoogde oppervlakte zal Uplace dwingen om haar doelstelling, namelijk een alternatief handelsaanbod met belevingswinkels en conceptwinkels, ook effectief uit te voeren. 9 HOOFDSTUK III – UPLACE IS NEFAST VOOR DE MOBILITEIT IN EN ROND VILVOORDE 13. UNIZO verwijst naar de negatieve effecten van de inplanting van Uplace voor de mobiliteit in en rond Vilvoorde. De zone van Uplace ligt reeds in de zone met de meeste verkeerscongestie van gans Vlaanderen. Om rendabel te zijn mikt Uplace op 8.000.000 bezoekers per jaar voor zijn retailactiviteiten (bron : Uplace dossier aanvraag socio – economische vergunning) wat neerkomt op een gemiddelde van 25.000 bewegingen per dag. Indien hiervan 50% wordt opgevangen door het openbaar vervoer blijven er nog 12.500 bewegingen per auto per dag over. Hiermee is dan nog geen rekening gehouden met de kantoren, de hotels, de schouwburg, de bioscoop . UNIZO verwijst hiervoor naar het Plan-MER. Hierin staat als conclusie het volgende opgenomen. Globale beoordeling: Het zeer omvangrijk programma inzake kantoren, kleinhandel, leisure en TDL in de reconversiezone Vilvoorde-Machelen (cfr. Masterplan en Brownfieldconvenant Uplace) heeft zeer negatieve verkeerseffecten op het lokaal wegennet (R22, N1, N211) en op het reeds (over)verzadigd hoofdwegennet (tot op ruime afstand van het gebied). Anderzijds hypothekeert de actuele en wellicht ook toekomstige (over)verzadiging van de RO zelf de ontwikkelingen in Vilvoorde-Machelen. Ruimtelijk gezien echter wordt de geplande reconversie van dit oud en verwaarloosd industriegebied zeer positief beoordeeld. De leefbaarheid in bepaalde geplande woonprojecten wordt beperkt door de impact van nabije wegen (vooral het viaduct van Vilvoorde) en spoorwegen. Alternatief wegtracé t10 is te perifeer gelegen als ontsluitingsweg voor Vilvoorde-Machelen en biedt geen meerwaarde voor de bestaande O-W-as Diegemstraat-Budasteenweg. 10 Ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen: - (sterke) beperking oppervlakte detailhandel en leisure in consensusgedeelte van programma Masterplan Vilvoorde-Machelen - aparte ontsluiting voor nieuw ziekenhuis en TDL-zone - voldoende afstand tussen nieuwe bewoning en RO - buffer tussen eventuele bedrijven en nieuwe/bestaande bewoning in gebied 63 - maximaal behoud en integratie bouwkundig erfgoed en beeldbepalende elementen in te ontwikkelen gebieden Niet ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen: - sterke uitbouw OV-ontsluiting, met name GEN-station Kerklaan en tramlijn door reconversiezone en op R22, aansluitend op metrostation Roodebeek; pendelbus tussen station Vilvoorde en belangrijkste verkeersaantrekkende polen (m.n. Uplace) - eventueel overslagvoorziening langs kanaal in gebied 63 250 van 268 In de Niet-technische Samenvatting van de Plan-Mer staat het volgende vermeld: Het VSGB omvat, naast tientallen kleinschalige ontwikkelingen, twee grootschalige planonderdelen met een zeer sterke verkeersgeneratie: de invulling van de reconversiezone Vilvoorde-Machelen (cluster c3) en van Helzel Parking C (cluster c1). In de combinatie met de bestaande hoge huidige verzadigingsgraad tijdens de spitsuren op de R0 (in beide richtingen) en de radiale autowegen (in één richting) zorgen deze ontwikkelingen voor zeer negatieve mobiliteitseffecten in het ganse studiegebied. Deze twee grootschalige planonderdelen hypothekeren door hun impact op de doorstroming op het autowegennet en op enkele grote invalswegen op hun beurt de realisatie van het VSGB als geheel. De voor Vilvoorde-Machelen berekende verkeerstoename kan ten andere fysiek onmogelijk door de R22 verwerkt worden. … Om nieuwe grootschalige ontwikkelingen in de Brusselse regio mogelijk te maken, is een capaciteitsverhoging van de R0 en de radiale autowegen noodzakelijk en ook voorzien. Maar zoals blijkt uit de voorlopige resultaten van het verkeersmodel 2020, waarin deze capaciteitsuitbreidingen worden ingecalculeerd, zou de hiermee gecreëerde restcapaciteit zeer snel volledig opgevuld zijn. De sterke verkeerstoename die hiervoor verantwoordelijk is, wordt grotendeels veroorzaakt door de grote stedenbouwkundige projecten in het BHG en in (veel) mindere mate in Vilvoorde-Machelen (naast een zeker aanzuigeffect dat inherent is elke 11 capaciteitsuitbreiding). De in het model vastgestelde onderbenutting van de R22 en de N211 wijst er zelfs op dat de oververzadiging van de R0, in hoofdzaak veroorzaakt door de Brusselse projecten, de realisatie van het Masterplan Vilvoorde ten dele zou hypothekeren. Vanwege het voorlopig karakter van het model 2020, geldt voor deze interpretatie een zeker voorbehoud. Maar ongeacht de toestand op het hoofdwegennet en los van de resultaten van het model 2020 of de stedenbouwkundige ontwikkelingen in het BHG, is – in combinatie met een lager auto-aandeel in de verplaatsing – een reductie van het programma van reconversiezone Vilvoorde-Machelen aangewezen om een overbelasting van de R22 te vermijden. Het gaat daarbij om een reductie van het zgn. consensusprogramma, in eerste instantie inzake detailhandel en in tweede instantie om leisure- en/of kantoorontwikkeling. Dit zijn ook de programma-onderdelen die economisch het minst haalbaar lijken (toch qua omvang). Het variabel programma (o.a. het Uplace-project), de TDL-ontwikkeling en de woonprojecten kunnen dan in principe integraal behouden worden. Nader onderzoek m.b.t. de lokale verkeersafwikkeling is noodzakelijk (en zal in principe gebeuren i.k.v. het project-MER van Uplace). Een aanzienlijke verhoging van het OV-gebruik in de Brusselse regio is sowieso noodzakelijk. De voorziene implementatie van het GEN en de plannen van de MIVB en De Lijn zal hier ongetwijfeld aan bijdragen, maar het effect hiervan mag ook niet overschat worden, met name voor de lokale verplaatsingen in de Brusselse rand en het verkeer van en naar het ruimere hinterland. Voor de verplaatsingen van en naar Brussel is de potentie wel groot, rekening houdend met het feit dat vrijwel alle deelgebieden waar nieuwe woningen en/of economische functies voorzien worden, op wandelafstand van een bushalte liggen en/of op wandel- of fietsafstand van een trein- of metrostation. In het licht van de gewenste ontwikkelingen en te verwachten mobiliteitsproblemen m.b.t. het VSGB hebben volgende onderdelen van de OV-plannen de hoogste prioriteit. - De GEN-lijnen naar Mechelen, met nieuw station Kerklaan (Vilvoorde-Machelen); Halle (Zuidelijke Kanaalzone), Aalst en Dendermonde (Zellik-Groot-Bijgaarden) - Doortrekking MIVB-tramlijn 4 tot aan station Ruisbroek - Regionale tramlijnen van De Lijn op de N2 en N6 - Tangentiële tramlijn Vilvoorde-Zaventem-Roodebeek van De Lijn via de R22. 12 De realisatie van GEN-lijn met nieuw station Kerklaan en een tramverbinding op de R22 zijn noodzakelijk voor de haalbaarheid van (de essentie van) het programma Vilvoorde-Machelen (o.a. het Uplace-project). Met deze tramlijn zou nl. het oostelijk, meest welvaren deel van de Brusselse agglomeratie, waar een belangrijk deel van het bezoekerspotentieel van de voorziene functies woont, rechtstreeks verbonden worden met de reconversiezone. Dit deel van de agglomeratie wordt immers niet bediend door de GEN-lijn. In tegenstelling tot de (relatief) concrete GEN- en MIVBplannen, zitten de tramplannen van De Lijn nog maar in de conceptfase. Het is dus van groot belang dat voor de tangentiële lijn Vilvoorde-Zaventem-Roodebeek de concrete planningfase snel wordt opgestart. Daarnaast wordt ook voorgesteld om: - bij invulling van Heizel Parking C minstens één MIVB-tramlijn door te trekken tot in dit gebied - een hoogfrequente pendelbus in te leggen tussen de Uplace-site en de treinstations Vilvoorde en Kerkaal, vooral i.f.v. de bezoekers die via het IC/IR-net naar Vilvoorde-station komen (b.v. vanuit Antwerpen) en dus niet van station Kerklaan gebruik maken - de MIVB-tramlijnen 39 (Bon-Eik) en 44 (Tervuren) met elkaar te verbinden i.f.v. een betere OV-ontsluiting van het Museum voor Midden-Afrika en de kern Tervuren. In de Niet-Technische Samenvatting van de Project-MER (opgesteld op vraag van Uplace) wordt het volgende gemeld: De verkeersgeneratie van het Uplaceproject werd ingeschat o.b.v. het programma zoals vastgesteld in het Brownfieldconvenant, kengetallen uit de vakliteratuur en informatie van Uplace zelf. Ze wordt geschat op ca. 8.700 voertuigen op vrijdag (615 in + 883 uit tussen 16 en 17u) en ca. 12.400 voertuigen op zaterdag (1.465 in + 1.105 uit tussen 15 en 16u). De geografische spreiding van het verkeer is gebaseerd op een GIS-model: 14% richting E19 Antwerpen, 36% richting R0/E40 Gent, 44% richting R0/E40 Leuven en 6% diffuus. De verkeersgeneratie van het Uplaceproject werd doorgerekend in het provinciaal verkeersmodel voor de jaren 2015 en 2020. Zowel de capaciteitsbeoordeling op wegvakniveau op de autowegen als die op kruispuntniveau op de R22 leverde vrijwel geen verschil op tussen de situatie met en zonder Uplace, ondanks de aanzienlijke verkeersgeneratie van het project. 13 Dit komt door de oververzadiging van het wegennet in de referentiesituaties, waardoor een verdringingseffect optreedt: het verkeer van Uplace komt niet bovenop maar in de plaats van ander verkeer. Op de R22 zou het Uplaceverkeer b.v. veel verkeer verdringen (o.a. veel vrachtverkeer) dat deze weg als sluiproute voor de R0 gebruikt. De mate waarin dit verdringingseffect aanleiding geeft tot een spitsverbreding is met het actueel provinciaal verkeersmodel niet exact te schatten. Het provinciaal verkeersmodel wijst automatisch een deel van het verkeer toe aan andere verkeersmodi, vooral openbaar vervoer. Vanwege de hoge belasting van het wegennet ligt het gegenereerde aandeel OV bij het Uplaceproject zeer hoog: 36% in 2015 en 40% in 2020. Maar om dit aandeel effectief te kunnen realiseren – en om sowieso het overbelaste wegennet in de regio te ontlasten – is het noodzakelijk dat de bestaande OV-plannen (GEN met station Kerklaan, tram Vilvoorde-Zaventem op de R22 met halte aan Uplace,…) zo snel mogelijk uitgevoerd worden. De betreffende actoren (NMBS, De Lijn, ev. MIVB) spelen hierin een belangrijke rol. Uplace kan zelf in zekere mate bijdragen aan de gewenste modalshift via een aantal maatregelen (busshuttles, fietsvergoeding, thuisleveringen, bedrijfsvervoerplan,…). De in het Brownfieldconvenant voorzien wandel- en fietspaden naar GEN-station Kerklaan en naar Machelen-centrum verbeteren sterk het comfort en de veiligheid van de zwakke weggebruikers. 14. Het mobiliteitsprobleem wordt ook onderkend in de Brownfieldconvenant. Hierin zijn immers flankerende maatregelen opgenomen. Daarenboven is de opmaak van een mobiliteitsconvenant opgenomen. Deze flankerende maatregelen zijn echter nog steeds erg onzeker. Bij de goedkeuring van de Brownfieldconvenant heeft de Vlaamse regering heel duidelijk gesteld dat haar engagementen naar de flankerende maatregel toe enkel “inspanningsverbintenissen” betreffen. Zo besliste de Vlaamse regering om geen mobiliteitsconvenant goed te keuren maar wel een Principeovereenkomst Mobiliteit Uplace Machelen (VR 2010 0204 DOC. 0288 en DOC 0288BIS). Deze Principeovereenkomst zou geen bijkomende budgettaire verbintenissen inhouden ten opzichte van de Brownfieldconvenant. Aangezien de Brownfieldconvenant enkel inspanningsverbintenissen betreft, houdt de Principeovereenkomst ook enkel inspanningsverbintenissen in. 14 UNIZO verwijst hierbij tevens naar het ongunstig advies van de Inspectie van Financiën. In dit advies wordt gewezen op het feit dat de budgettaire impact onvoldoende is onderzocht. Zo is er geen raming toegevoegd van de uit te voeren werken. Dit wijst er op dat de financiële middelen niet beschikbaar zijn binnen de Vlaamse begroting. Hierbij moet nog worden opgemerkt dat de bijdrage van Uplace, zijnde 12.900.000 euro (BTW incl.) eveneens onzeker is. Uplace koppelt zijn bijdrage aan het verkrijgen van de Nodige Vergunningen ten laatste op 31 december 2011. In het addendum werd deze termijn verlengd tot 30 juni 2012. Het begrip “Nodige Vergunningen” wordt gedefinieerd in artikel 1 van de Brownfieldconvenant en verwijst naar de Stedenbouwkundige Vergunning, de Milieuvergunning en de Vergunning Handelsvestiging. Daarenboven moeten deze vergunningen tevens “definitief en uitvoerbaar” zijn geworden. De kans is derhalve reëel dat Uplace nooit zijn financiële bijdrage zal leveren. Het volstaat dat er enige vertraging aanwezig is met betrekking tot het afleveren van de vergunningen opdat Uplace bevrijd is van haar financiële verbintenis. Daarenboven is nergens gegarandeerd dat Uplace het project niet onmiddellijk zal trachten door te verkopen aan andere investeerders. Deze zullen niet gehouden zijn tot een financiële bijdrage aan de ontsluiting van de Uplace-site. 15. In de Plan-MER en de Project-MER worden heel uitdrukkelijk verwezen naar het openbaar vervoer om de mobiliteit mogelijk te maken. Hiertoe zijn de volgende initiatieven voorzien: - Snelle pendelbus vanuit het station te Vilvoorde - Een GEN-station Kerklaan - Een tangentiëletramlijn tussen de luchthaven van Zaventem en Vilvoorde, grotendeels via de R22 (normaliter langs de westzijde), met een halte aan de Uplacesite (het ontwerp voorziet daarbij een voetgangersbrug over de R22 naar de tramhalte). De Vlaamse overheid is enkel bevoegd voor de snelle pendelbus. Er is geen enkel zicht op de engagementen van de NMBS in het kader van het GEN. Zo is er geen zicht op de frequentie van de GEN. Op de website van de NMBS wordt melding gemaakt van één trein per uur. Dit zal absoluut onvoldoende zijn voor de trafiek naar Uplace. Er is bovendien geen enkele toezegging over de aanleg van de tramlijn door de MIVB. De aanleg van een dergelijke nieuwe tramlijn is een bijzonder zware budgettaire investering. 15 UNIZO moet dan ook besluiten dat het aanbod aan openbare vervoer welke volgens het Plan-MER onontbeerlijk is voor de mobiliteit onvolledig is ingevuld zowel naar bindende beslissingen als naar budgettaire invulling. 16. Op basis van de huidige documenten en het gebrek aan duidelijke beslissingen op het Vlaamse niveau over de toewijzing van financiële middelen voor de flankerende maatregelen, bestaat het reële risico dat het Uplace-project wordt opgestart zonder de flankerende maatregelen. Het gebrek aan beslissing over de financiële middelen zal in de eerste plaats betrekking hebben op de noodzakelijke investeringen in het openbaar vervoer. Het gevolg hiervan zal zijn dat de handelskern van Vilvoorde nog verder zal worden verzwakt omdat Vilvoorde op de piekmomenten voor shopping, zijnde op zaterdag en vakantiedagen, door de files in en rond Uplace quasi onbereikbaar zal worden. Hierdoor zullen mensen die willen winkelen bijkomend afgeschrikt worden om naar Vilvoorde te komen. Ze zullen immers het centrum van Vilvoorde moeilijk kunnen bereiken maar ook erg moeilijk kunnen verlaten. Het gebrek aan mobiliteit zal dan ook de handelskern van Vilvoorde bijkomend verzwakken. HOOFDSTUK IV – “EEN STAD BUITEN DE STAD” EN DUS IN STRIJD MET HET RSV 17. Het motto van Uplace luidt: “Een stad in de stad”. Dit motto is in de praktijk onjuist. Uplace heeft de bedoeling om een “stad te bouwen buiten de stad”. De huidige site van Uplace maakt immers geen deel uit van het stedelijk weefsel van Vilvoorde, Machelen en bij uitbreiding Brussel? Deze site betreft van oorsprong een industriële site en geen stadskern. Momenteel ligt de site braak. Het bouwen van ‘steden buiten de stadskern” staat haaks op de doelstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft tot doel de bestaande stedelijke kernen te versterken door een bundeling van activiteiten binnen deze stedelijke kernen. Het Uplace-project betreft het omgekeerde. De samenvatting van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt hieromtrent het volgende: 1.2. Doelstellingen t.a.v. de stedelijke gebieden en de stedelijke netwerken - stimuleren en concentreren van activiteiten (dit vindt steun in principe van de gedeconcentreerde bundeling); dit moet een versterking van de stedelijke gebieden en de stedelijke netwerken opleveren; 16 - uitgangspunten daarbij zijn een gericht en doordacht verweven en bundelen van functies en activiteiten en een goed gebruik en beheer van de bestaande stedelijke voorzieningen en infrastructuur - stedelijke vernieuwing, onder meer door strategische stedelijke projecten - een gedifferentieerde samenstelling van de stedelijke bevolking door het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen - het leefbaar en bereikbaar houden door het stimuleren van andere vormen van stedelijke mobiliteit en door locatiebeleid; de automobiliteit moet in bepaalde delen van de stedelijke gebieden verminderen - vermindering van het ongeordend uitzwermen van functies De algemene doelstelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen om activiteiten te bundelen in de bestaande stedelijke gebieden geldt ook voor de kleinhandel. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft tot doel de winkelcentra te concentreren in de stadskernen en niet daarbuiten. Het Uplace-project betreft net wel een verplaatsing van een handelsactiviteit naar een suburbane locatie. Het feit dat Machelen formeel gezien binnen het stedelijk gebied rond Brussel ligt, doet geen afbreuk aan de feitelijke vaststelling. De site van Uplace behoort in de feiten tot een suburbaan gebied. UNIZO verwijst hierbij naar de betreffende passage uit de samenvatting van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen: 1.4.7. Bundelen van de kleinhandel Steeds meer winkels wijken uit naar kruispunten en invalswegen in suburbane gebieden. Vestigingen van KMO’s en baanwinkels groeien uit tot linten. Kleinhandel is nochtans bij uitstek een stedelijke functie en moet deel uitmaken van het functioneren van het stedelijk gebied. Verwerving van kleinhandel met andere functies is essentieel. Kleinhandelslinten zijn niet verenigbaar met de principes van gedeconcentreerde bundeling en verweving van functies. Een verderzetting van de huidige trend kan dus niet. De bestaande kleinhandelslinten en –concentraties worden in hun feitelijkheid erkend en beter gestructureerd. Bestaande, verspreide inplanting moeten gevoelsmatig worden behandeld. Voor de herstructurering van bestaande kleinhandelslinten en –concentraties en voor de inplanting van nieuwe kleinhandelszaken gelden volgende principes: - creatie van interessante locatievoorwaarden na onderzoek in het kader van het afbakeningsproces van stedelijke gebieden (of in de kernen van het buitengebied) 17 - creatie van kleinhandelszones (specifieke regionale bedrijventerreinen) binnen stedelijke gebieden en in economische knooppunten, op goed ontsloten plaatsen (ook maar collectief vervoer), voor handelszaken die behoefte hebben aan grote verkoopsoppervlakte - geen kleinhandel op bedrijventerreinen die niet als kleinhandelszone werden aangewezen. Deze passage uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bevestigt bovendien de noodzaak aan een goede ontsluiting. Daarenboven stelt het RSV dat op suburbane zones winkels moeten komen met een grote verkoopsoppervlakte. Zoals reeds meermaals aangehaald in dit bezwaarschrift, is de afdwingbaarheid ten aanzien van Uplace op dit punt onvoldoende opgenomen in het VGSB (zie randnummer 12). 18. De stad Vilvoorde wenst hierbij ten slotte nog te wijzen op de afbakeningsstudie voor het Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel. Hierin wordt in de samenvatting het volgende gesteld: “Economische activiteiten Herstructurering en intensivering van bestaande werklocaties zijn belangrijke aandachtspunten. Groeimogelijkheden blijven voorbehouden voor functies met een hoge toegevoegde waarde, een duurzame werkgelegenheid en een hoge oppervlakte-intensiteit. Aandacht voor voldoende arbeidsplaatsen voor laaggeschoolden is daarbij belangrijk. Grootschalige detailhandelconcentraties worden niet aangemoedigd. Allerhande uitbreidingen kunnen vaak een bedreiging vormen voor het bestaand winkelapparaat in de kernen. Kwalitatieve opwaardering en selectieve verdichting van bestaande detailhandelconcentraties zijn wel mogelijk.” Het Uplace project schendt elk van de beide principes. Een bestaande werklocatie gaat verloren en wordt omgezet in grootschalige detailhandel buiten het bestaande winkelapparaat in de kernen. 18 HOOFDSTUK V – BESLUIT 19. Het Uplace-project gaat diametraal in tegen de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het betreft immers de omzetting van een industriële zone buiten de stadskernen in een shoppingcentrum. Hierdoor zal de handelskern van de Stad Vilvoorde worden verzwakt terwijl het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen net tot doelstelling heeft de bestaande handelskernen te versterken. Daarenboven zal de mobiliteit nog verder verslechteren in een gebied dat reeds de grootste congestie in Vlaanderen kent. UNIZO moet tevens vaststellen dat er een reeks flankerende maatregelen als noodzakelijk worden vooropgesteld docht dat de sluitende engagementen voor deze flankerende maatregelen zowel langs de zijde van de Vlaamse regering als langs de zijde van Uplace, ontbreken. De gemaakte afspraken betreffen vooral intenties. Hierdoor ontstaat het risico dat reeds wordt gestart met het Uplace-project zonder flankerende maatregelen; minstens zullen deze flankerende maatregelen veel later in tijd worden gerealiseerd. UNIZO dient dan ook om die redenen bezwaar in. UNIZO vraagt dat het Uplace-project wordt geschrapt in het Gewestelijk Ruimtelijk Structuurplan waarop dit bezwaar betrekking heeft. 20. In ondergeschikte orde wenst UNIZO dat de partijen die bij het Uplace-project betrokken zijn hun engagementen op een afdwingbare wijze zouden onderschrijven. Dit houdt in dat de Vlaamse regering duidelijk beslissingen neemt rond de financiële engagementen voor de flankerende maatregelen en er zich toe verbindt dat geen stedenbouwkundige vergunning voor Uplace wordt afgeleverd zonder de nodige budgettaire vastleggingen in de Vlaamse begroting voor de flankerende maatregelen. Uplace moet er zich toe verbinden om het vooropgestelde concept van belevingswinkels en conceptwinkels welke complementair zijn met het bestaande winkelaanbod in de handelskernen, ook daadwerkelijk uit te voeren. Een sturing daartoe bestaat er in om voor alle winkels een minimale oppervlakte van de winkels te bepalen van minimaal 400 m² en niet enkel op een beperkte oppervlakte van 22.000 m². Daarenboven wordt de oppervlaktenorm best opgetrokken van 400 m² naar 500 m². Deze minimale oppervlaktenorm moet worden toegevoegd aan de stedenbouwkundige voorschriften voor het betreffende gebied GA C.3.2. Namens UNIZO REGIO VLAAMS-BRABANT & BRUSSEL Nancy Van Espen Directeur 19 20