Obesitas en het syndroom van Prader

advertisement
Obesitas en het syndroom van Prader-Willi
Nieuwe behandelingsmogelijkheden
G. Bocca, kinderarts-endocrinoloog en M.J.T. Verreussel, kinderarts
Het syndroom van Prader-Willi, de eerste keer beschreven in 1956, wordt gekenmerkt door tekenen
van hypothalame dysfunctie resulterend in obesitas,
hypotonie, hypogonadisme en gedragsproblemen. De
prevalentie van het syndroom van Prader-Willi bedraagt ongeveer 1 op 15.000 met een normale geslachtsverdeling. De obesitas, welke zo kenmerkend
is voor dit syndroom, ontstaat meestal tussen het
tweede en vierde levensjaar als gevolg van een overmatige calorische intake en verminderde lichaamsbeweging door de hypotonie. Bij een ongecontroleerde
voedselinname kan snel een morbide obesitas ontstaan. De morbiditeit als gevolg van de obesitas bestaat uit de ontwikkeling van diabetes mellitus type 2,
hypertensie en dyslipidemie. Daarnaast hebben kinderen met het Prader-Willi syndroom een verhoogd
risico op cardiorespiratoire stoornissen, als gevolg
van de obesitas en hypotonie.
Er bestaan tevens klinische verschijnselen die wijzen
op een tekort aan groeihormoon: kinderen met het
syndroom van Prader-Willi hebben een matige lengtegroei. Zij hebben een afwijkende lichaamssamenstelling bestaande uit een toegenomen vetmassa en een
afgenomen spiermassa, welke we ook zien bij kinderen met een klassieke groeihormoondeficiëntie. Gezien de matige lengtegroei, de klinische verschijnselen passend bij een tekort aan groeihormoon en het
feit dat een groot deel van de kinderen met dit syndroom ook biochemisch een verminderde groeihormoonproductie heeft, worden kinderen met het syndroom van Prader-Willi sinds enkele jaren behandeld
met groeihormoon. In Nederland gebeurt dit in studieverband. De eerste onderzoeken richtten zich op
het effect op de lengtegroei: vooral in het eerste jaar
van de behandeling is er een toegenomen groeisnelheid, waarbij recente onderzoeken tonen dat ook de
eindlengte is toegenomen.
Naast het effect op de lengtegroei heeft behandeling
met groeihormoon ook een duidelijk effect op de lichaamssamenstelling. Van groeihormoon is bekend
dat het de afbraak van vetweefsel bevordert. Daarnaast heeft het ook een anabole werking en zorgt het
voor opbouw van spiermassa. Groeihormoonbehandeling bij kinderen met het syndroom van PraderWilli leidt tot een afname van de obesitas en verbetering van de lichaamssamenstelling. Daarmee neemt
het risico op obesitas gerelateerde pathologie af. Opgemerkt dient te worden dat deze effecten afnemen
over de tijd en dosisafhankelijk zijn. Bovendien leidt
deze behandeling niet tot normalisatie van de lichaamssamenstelling. De nadruk van de behandeling
met groeihormoon is in de afgelopen jaren meer komen te liggen op de metabole effecten van groeiMedisch Journaal, jaargang 34, no. 4
hormoon dan op het effect op de lengtegroei. In dat
perspectief heeft groeihormoon ook een plaats in de
behandeling van obesitas bij kinderen met het syndroom van Prader-Willi. In Nederland wordt groeihormoonbehandeling bij kinderen gecoördineerd door
de Nederlandse Groeistichting in Rotterdam.
Aan de behandeling met groeihormoon zitten theoretisch ook risico’s. Groeiversnelling kan leiden tot het
ontstaan of tot verergering van scoliose, een afwijking die door de combinatie van obesitas en hypotonie vaak voorkomt bij kinderen met het syndroom
van Prader-Willi. Om die reden dient bij deze kinderen zorgvuldig onderzoek van de rug plaats te vinden,
eventueel aangevuld met röntgenfoto’s. Ook het koolhydraatmetabolisme moet worden vervolgd. Door de
obesitas, met daarbij een gestoorde glucose tolerantie, bestaat er een verhoogd risico op diabetes mellitus. Groeihormoon kan leiden tot een verminderde insuline gevoeligheid en daarmee het risico op diabetes
mellitus vergroten, zeker bij kinderen met een morbide obesitas. Het toegenomen risico op een afwijkend glucose metabolisme neemt echter weer af,
indien, door de behandeling met groeihormoon, de
hoeveelheid vetweefsel afneemt.
Daarnaast worden er in de medische literatuur de
laatste jaren meldingen gedaan van plotselinge dood
bij kinderen met het syndroom van Prader-Willi die
recent waren gestart met groeihormoon. Het betrof
allen kinderen met fors overgewicht en respiratoire
problemen, op één zuigeling na. Het is nog niet duidelijk of er een oorzakelijk verband bestaat tussen het
overlijden van deze kinderen en de behandeling met
groeihormoon. Dat groeihormoon in de behandeling
van obesitas bij kinderen met het Prader-Willi syndroom geen wondermiddel is, moge duidelijk zijn.
De hyperfagie, die zo kenmerkend is voor deze kinderen, dient te worden beperkt. Hiervoor zijn strikte
leefregels nodig, waarbij intensieve begeleiding in
veel gevallen onontkoombaar is. Uniek binnen Nederland is de intensieve begeleiding die gegeven kan
worden vanuit polikliniek Hondsberg La Salle. Deze
instantie is als enig instituut gespecialiseerd in syndroomgebonden gedrags- en eetproblematiek gericht
op verstandelijk beperkte kinderen en volwassenen,
waar dus ook de kinderen met een Prader-Willi Syndroom onder vallen.
De Hondsberg heeft inmiddels langdurige ervaring
met deze doelgroep: reeds in 1991 werd voor deze
kinderen met hun specifieke handicaps, waaronder
excessief eetgedrag, het ‘eetcontroleprogamma’ of
‘Stippendieet’ ontwikkeld door de diëtiste Veen-Roelofs en orthopedagoog Rasenberg. Het ‘eetcontrole177
Download