Deze P-taak is gericht op omgaan met

advertisement
P-taak 6, ‘omgaan met verschillen’
Marly Brust
Studentnummer: 176613
Nederlands
P-taak begeleider: Joke van Balen / Beoordelaar: Magda Maarleveld
Dossier: p-taak 6
December 2011
1
Inhoudsopgave
Inleiding
blz. 3
Oriëntatiefase
blz. 4
Ontwikkelingsfase/ontwerpfase
blz. 8
Evaluatiefase/uitvoeringsfase
blz. 14
Visiedocument
blz. 16
Bronnenlijst
blz. 19
Bijlage: materialen
blz. 20
2
Inleiding
Deze P-taak is gericht op omgaan met verschillen. Voor deze P-taak heb ik verschillende
vormen van differentiëren uitgeprobeerd in mijn lessen. Hierdoor ben ik gaan inzien dat
differentiëren ontzettend belangrijk is.
In dit verslag zijn de oriëntatiefase, ontwikkelingsfase, evaluatiefase (uitvoeringsfase) en een
visiedocument terug te vinden. In de bijlage zijn alle materialen terug te vinden.
In het begin was het vrij onduidelijk wat precies de bedoeling van P-taak 6 was, maar
uiteindelijk denk ik dat ik de opdracht goed heb kunnen uitvoeren.
Groningen, december 2011
Marly Brust
3
Oriëntatiefase
Differentiëren binnen het Drachtster Lyceum:
Het Drachtster Lyceum doet aan differentiëren op mesoniveau. Onder andere door steunles en
hulples.
Studieles, steunles, hulples
Met name voor de brugklasleerlingen is studiebegeleiding van groot belang. De overgang van
het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is immers vrij groot. Om de leerlingen een
juiste aanpak van hun studie bij te brengen zijn er in de brugklas twee studielessen per week (in
de Gymnasium-brugklas vanaf de herfstvakantie één studieles per week), d.w.z. lessen waarin
een goede methode van studeren en een goede studiehouding, zowel voor school als thuis,
wordt aangekweekt. Deze studielessen worden gegeven door de mentor.
De studieles voor Havo 2 en Vwo 2 wordt gebruikt voor een oriëntatiecursus informatica. Alle
leerlingen van deze klassen zullen op deze manier in de gelegenheid zijn om verder vertrouwd
te raken met de computer en zijn mogelijkheden.
In de vrije ruimte van het vakkenpakket in de Tweede Fase (klassen 4, 5 en 6) dient de tijd die
overblijft na het kiezen van een extra vak en het voldoen aan een aantal door de school
opgelegde verplichtingen, besteed te worden aan de examenvakken. In de eerste periode in
Havo-4 worden de instromers met een Vmbo-diploma verplicht deze studielessen te volgen om
zo eventuele aansluitproblemen te kunnen opsporen en oplossen.
De leerlingen in havo 2 en havo 3 kunnen gebruik maken van steunlessen. Deze hulp wordt
door docenten aangeboden gedurende de helft van een lesuur in de pauze. De leerlingen
kunnen maximaal twee maal per week gebruik maken van een steunles. Er zijn steunlessen
voor de vakken Nederlands, Frans, Engels en wiskunde.
Ook kunnen leerlingen gebruik maken van zogenaamde hulplessen. Dit betreft hulp (voor elk
vak) van leerlingen uit Vwo5 of Vwo6. Deze hulp wordt tijdens de pauze (half lesuur)
aangeboden. Leerlingen moeten zich, net als voor de steunlessen, zelf voor deze hulp
aanmelden.
Huiswerkhulp
Vanaf maart 2006 hebben wij een vorm van samenwerking met het NHI. Het uitgangspunt voor
de samenwerking was het zoeken naar mogelijkheden om de uurprijs die het NHI in rekening
moet brengen flink te kunnen verlagen. Er is een concept bedacht dat in de afgelopen jaren in
een behoefte bleek te voorzien. Er is dan ook besloten om in het schooljaar 2009 – 2010 door
te gaan met het aanbieden van deze wijze van studiebegeleiding. Vanuit het huiswerkinstituut
NHI wordt de term “huiswerkhulp” voor deze begeleiding gebruikt.
Dyslexie
In het begin van het schooljaar worden alle brugklasleerlingen gescreend op dyslexie volgens
het landelijk protocol dyslexie. De ouders worden geïnformeerd over de uitkomsten van de
screening en de eventuele vervolgonderzoeken. Leerlingen met dyslexie krijgen in de
onderbouw begeleiding voor het omgaan met dyslexie aangeboden, waarbij een deel van de
kosten voor rekening van de ouders komt.
Leerlingbegeleiding bij leerproblemen
Leerlingen met specifieke leerproblemen kunnen soms extra begeleiding krijgen van een intern
leerlingbegeleider. Hiervoor zijn dan in de meeste gevallen extra onderzoeken nodig. Het
aanbieden van hulp via de intern leerlingbegeleider kan pas op gang komen na een positief
advies van het zorgteam.
4
Interview, Feikje Riedstra:
Feikje Riedstra is vier jaar lang teamleider geweest van de onderbouw en geeft Frans. Ik heb
met haar een gesprek gehad over differentiëren binnen de school.
Ongeveer acht jaar geleden is de onderwijsinspectie langs geweest op het Drachtster Lyceum
en toen bleek dat er twee zwakke punten waren: differentiëren en leerlingen activeren. De
schoolleiding heeft toen besloten dat er activerende didactiek op de school moest worden
ingevoerd.
Via de Hogeschool Nijmegen zijn er coaches opgeleid die alles wisten van didactiek. Dit waren
een aantal leraren van het Drachtster Lyceum. Zij hebben eerst een jaar les gehad in
activerende didactiek en zijn daarna andere docenten gaan begeleiden. Veel docenten hebben
hier aan meegedaan en zijn bezig geweest met het aansluiten bij leerstijlen van leerlingen.
Een docent Nederlands in de bovenbouw havo/vwo heeft bijvoorbeeld volgens de leercyclus
van Kolb, bij elk type (ervaren, reflecteren, concept, toepassen) een opdracht bedacht om een
recensie te schrijven. De leerlingen konden uit vier opdrachten kiezen die ieder bij een type van
kolb hoorden.
Volgens Feikje Riedstra blijft differentiëren een aandachtspunt. Zij denkt dat op het Drachtster
Lyceum maar 20% van de docenten goed kan differentiëren in de lessen.
Zelf geeft ze lessen Frans waarbij ze onder andere werkt uit een methode. In deze methode
staat basisstof en achterin elk hoofdstuk staat verrijkingsstof. Aan het begin van elk hoofdstuk
vertelt ze welke opdrachten gemaakt moeten worden. Leerlingen die hier eerder mee klaar zijn
kunnen dan werken aan de verrijkingsstof.
Een collega van Feikje Riedstra is bezig om voor de sectie Frans een doos te maken met
allerlei verschillende differentiatie opdrachten. Deze doos kan elke docent Frans gebruiken
tijdens de lessen om meer te gaan differentiëren.
Dr. W. J.C.M. van de Grift, Rijksuniversiteit Groningen, heeft een observatielijst ontwikkeld hoe
een leraar beoordeeld kan worden. Het Drachtster Lyceum werkt met deze lijst. Eerst wordt een
leraar op verschillende basisvaardigheden beoordeeld, zoals voorbereiden,
klassenmanagement, kennis enzovoort. Daarna wordt gekeken of docenten differentiëren en
bijvoorbeeld taalverrijkend zijn. Aan de hand van deze punten worden de leraar in een
salarisschaal ingedeeld. Door salarisbeloning moedigt de school dus aan tot differentiëren.
Analyse lessen coach:
Aan de hand van de resultaten van ‘de scan’ (reader: differentiëren, handreikingen voor de
leraar) heb ik een analyse gemaakt. Tijdens de voorbereiding van lessen doet mijn coach
regelmatig aan differentiëren. Onder andere door zich te interesseren voor verschillen in
leerstijl, zich te verdiepen in verschillende persoonskenmerken van leerlingen en het bijhouden
van de leef- en belevingswereld van de leerlingen (en daarop inspelen). Daarnaast heeft de
5
coach kennis van de leerlingendossiers en kan goed inventariseren wat de relevante sterke- en
zwakke kanten van de leerlingen zijn.
De inrichting van het leerproces gaat de coach goed af. Ze brengt afwisseling aan in de
presentatie en uitleg van de leerstof. Verder zorgt ze voor variatie en keuzemogelijkheden in
opdrachten en gebruikt ze verschillende werkvormen. Ook organiseert ze buitenschoolse
activiteiten.
De instructie presenteert de coach regelmatig op verschillende manieren en ze kan uitleg en
opdrachten afwisselen.
Leerlingen werken regelmatig samen tijdens de lessen. Ze werken ook met ICT en moeten
buitenschools leren.
Vooral de begeleiding gaat de coach goed af. Ze volgt leerlingen op inzet en prestaties en
spreekt hen hierop aan. Verder heeft ze oog voor de individuele leerling, motiveert hen en
controleert of ze de toegekende zelfstandigheid van werken aankunnen.
Tijdens het beoordelen houdt de coach rekening met de sterke- en zwakke kanten van de
leerlingen. Leerlinggegevens worden verzamelt en doorgegeven aan leerlingbegeleiders.
Ook evalueert de coach bij de afronding van een lessenreeks de toegepaste werkvormen,
leermiddelen, opdrachten, enzovoort. Ze benut de bevindingen bij haar verdere
onderwijsaanbod.
Ik heb een aantal lessen van mijn coach geobserveerd en mijn bevindingen komen overeen met
de uitkomsten van ‘de scan’.
Analyse eigen les:
In deze fase van de opleiding en de stage vind ik het moeilijk om te differentiëren. Momenteel
ben ik nog veel tijd kwijt met het voorbereiden van de lessen. Als een les verloopt zoals ik het
had voorbereid dan ben ik daar blij mee. Ik probeer wel wat vormen van differentiëren toe te
passen maar dit zijn kleine dingen.
Mijn aandacht ligt op dit moment vooral bij het plannen van de tijd, het nakijken van opdrachten
en orde houden.
Sinds kort probeer ik het BHV-model toe te passen in een aantal lessen (basisstof,
herhalingsstof, verrijkingsstof). Klassikaal starten we met een opdracht. Leerlingen die meer
uitleg nodig hebben help ik met de opdracht en geef ik soms een extra opdracht om te oefenen.
Voor leerlingen die snel klaar zijn heb ik een extra opdracht. Bijvoorbeeld een opdracht die
dieper op de stof ingaat, maar soms heb ik ook een puzzel (meestal wel over de stof) of laat ik
de leerlingen lezen uit een boek.
Ik vind het belangrijk om mij te verdiepen in verschillen in persoonskenmerken van leerlingen.
Ook houd ik de leef- en belevingswereld van leerlingen bij en speel daarop in. Ik heb er bewust
6
voor gekozen om in het begin van de stage de leerlingendossiers nog niet in te zien. Op deze
manier heb ik de leerlingen leren kennen zonder vooraf al een bepaald beeld te hebben.
Afwisseling in de presentatie en uitleg van leerstof breng ik nog niet echt aan. Meestal leg ik
dingen op dezelfde manier uit. Wel probeer ik voor afwisseling te zorgen door bijvoorbeeld
tijdens grammatica een spel te spelen. Soms laat ik leerlingen elkaar dingen uitleggen. Ik
probeer rekening te houden met tempoverschillen door voor een extra opdracht te zorgen. Ook
breng ik variatie aan in opdrachten. Ik pas soms een opdracht uit het boek aan en voeg er zelf
iets aan toe.
Nieuwe leerstof probeer ik uit te leggen door een stukje theorie te geven, maar daarnaast
probeer ik altijd duidelijke voorbeelden te geven en laat ik leerlingen voorbeelden bedenken. De
uitleg wissel ik af met het maken van opdrachten.
Tijdens de lessen laat ik de leerlingen samenwerken. Ik laat de leerlingen in de les niet met ICT
werken. Dit komt ook omdat er in het lokaal geen computers staan. Ze mogen opdrachten soms
thuis op de computer uitwerken.
De leerlingen volg ik op inzet en prestaties. Ik spreek ze aan op ongewenst gedrag, maar geef
ook een compliment als ze het goed doen. Leerlingen die niet doorwerken moeten de opdracht
thuis verder maken. Ik ken de sterke- en zwakke punten van de leerlingen nog niet goed
genoeg. Daarvoor geef ik denk ik te kort (en te weinig) les.
Na afloop van iedere les evalueer ik deze met mijn coach. Ik probeer de feedback en mijn eigen
reflectie direct te verwerken in de lessen voor de volgende week.
7
Ontwikkelingsfase/ontwerpfase
Naar aanleiding van de oriëntatiefase heb ik acht ideeën bedacht om meer te gaan
differentiëren in mijn lessen.
Idee 1, keuzeonderwerp:
De leerlingen gaan bezig met een schrijfopdracht en mogen zelf kiezen uit een aantal
onderwerpen. Dit idee heb ik uitgevoerd tijdens een poëzie les. De leerlingen moesten zelf een
gedicht schrijven en konden kiezen uit de volgende onderwerpen: later wil ik … worden, later
wil ik … bereiken of mijn grootste wens. Ik heb ervoor gekozen om de leerlingen zelf een
onderwerp te laten kiezen omdat niet iedereen weet wat hij/zij later wil worden. Waarschijnlijk
heeft elke leerling wel een wens en kan iets bedenken wat hij/zij graag wil hebben of bereiken.
Door de leerlingen zelf te laten kiezen uit verschillende onderwerpen geef ik ze meer vrijheid.
De onderwerpen zijn bepaald maar de leerlingen krijgen zo wel het gevoel dat ze zelf iets in te
brengen hebben. Omdat ze een keuze kunnen maken zullen ze voor een onderwerp kiezen
waar ze veel over kunnen schrijven. Hierdoor zal de opdracht makkelijker zijn voor de leerlingen
en is de kans groter dat er goede gedichten worden geschreven.
Deze vorm van differentiëren is convergent. De leerlingen werken aan dezelfde doelen en
krijgen dezelfde groepsinstructie. Er wordt rekening gehouden met de verschillende interesses
tussen leerlingen. (Zie materialen.)
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
De leerling keuzevrijheid geven en een onderwerp laten kiezen die bij de leerling past.
Door de leerlingen vrijheid te geven in het kiezen van een onderwerp wil ik ze enthousiasmeren
voor poëzie en hoop ik dat hun interesse is gewekt en ze ook zelfstandig een gedicht zullen
schrijven en/of lezen.
Idee 2, snelle leerlingen:
Er zijn altijd leerlingen die sneller klaar zijn. Het is niet de bedoeling dat deze leerlingen dan
niets te doen hebben. Daarom zorg ik dat ik altijd een extra opdracht bij me heb waar snelle
leerlingen aan kunnen werken. Dat kan een extra opdracht in het boek zijn, een puzzel over
bijvoorbeeld grammatica of een opdracht op de computer zoals oefenen met spellen (als er
computers in het lokaal zijn).
Tijdens een les in een brugklas havo/vwo heb ik ervoor gekozen om leerlingen die klaar waren
een boek uit de kast te laten pakken. Deze leerlingen mochten gaan lezen.
Ik laat de leerlingen die klaar zijn lezen omdat dat onderdeel is van het taalbeleid op mijn
stageschool. In ieder (Nederlands) lokaal staan minimaal 30 boeken die leerlingen kunnen
lezen. Het is een algemene regel dat lezen ervoor zorgt dat de woordenschat van leerlingen
wordt uitgebreid. Leerlingen maken leesmeters door tijdens de les de mogelijkheid te krijgen om
te lezen. (Zie materialen.)
8
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
Ik wil dat snelle/goede leerlingen zich niet gaan vervelen in de les en daarom geef ik de
opdracht dat deze leerlingen moeten lezen als deze leerlingen klaar zijn met de klassikale
opdrachten. Leerlingen maken leesmeters en zullen hun woordenschat uitbreiden.
Idee 3, persoonlijke opdracht (volgens BHV model):
De leerlingen zijn bezig met grammatica. Dit idee heb ik uitgevoerd in een brugklas havo/vwo.
Er zijn leerlingen die al veel grammatica op de basisschool hebben gehad en weinig moeite
hebben met de stof. Maar er zijn ook leerlingen die veel vragen hebben tijdens de lessen en
nog niet alles hebben gehad.
Eerst werken de leerlingen aan de basisstof. Iedere leerling maakt dezelfde opdracht. Deze
opdracht wordt ingeleverd bij de docent. Ik kijk de opdrachten na en maak een overzicht met
alle begrippen die we tot nu toe hebben behandeld. Iedere leerling krijgt deze lijst met
begrippen en daarop heb ik gemarkeerd waar de leerlingen nog mee moeten oefenen.
De leerlingen maken allemaal dezelfde opdracht, maar zoeken alleen de begrippen in de zin op
die gemarkeerd zijn. Iedere leerling zoekt dus andere begrippen op. Dit is herhalingsstof. Er zijn
een aantal leerlingen die geen fouten hebben gemaakt en deze fase kunnen overslaan. Zij gaan
direct verder met de verrijkingsstof. Tijdens deze fase moet de lesstof in een ander e situatie
worden toegepast. De leerlingen maken een grammatica puzzel waarin ze het lijdend voorwerp
moeten opzoeken. De leerlingen kunnen laten zien dat ze de stof volledig beheersen.
Het uitgangspunt achter dit model is primair ‘maximale ontplooiing voor iedere leerling’. De stof
wordt uiteindelijk door iedere leerling beheerst. Het basisdoel wordt bereikt. In dit geval is dat
het aanleren van verschillende begrippen van grammatica. (Zie materialen.)
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
Door het toepassen van het BHV model bereikt iedere leerling het basisdoel van de les. Iedere
leerling kan zinnen op de juiste manier ontleden.
Door het toepassen van het BHV model houd ik rekening met verschillen tussen leerlingen en
bied ik iedere leerling de kans om te oefenen met die onderdelen die nog niet voldoende
beheerst worden. Daarnaast zorg ik dat ‘goede’ leerlingen worden uitgedaagd.
Idee 4, differentiëren in instructie:
(Vervolgles op de lessen waarin idee 2 en 3 zijn uitgevoerd.)
Deze vorm van differentiëren heb ik ook in een brugklas havo/vwo uitgevoerd. Leerlingen
verschillende individueel van elkaar en hebben niet allemaal dezelfde instructie nodig om
zelfstandig aan een opdracht te kunnen werken. Daarom heb ik tijdens deze les gedifferentieerd
in het geven van de instructie. Dit was een les grammatica, maar deze vorm van differentiëren
kan bij bijna iedere les toegepast worden.
9
Eerst geef ik de hele groep instructie, groepsinstructie. De begrippen die tot nu toe behandeld
zijn worden besproken en de leerlingen geven voorbeelden. De groep gaat zelfstandig werken
aan een grammatica opdracht waarin alle behandelde begrippen terugkomen.
Na het uitvoeren van idee 3 in deze klas is gebleken dat er een aantal leerlingen in deze klas
zijn die extra hulp nodig hebben. De groep gaat zelfstandig werken aan de opdracht en ik ga
samen met dit kleine groepje werken aan de opdracht aan een instructietafel. Deze leerlingen
geef ik extra uitleg, dit is de subgroepinstructie of verlengde instructie. Leerlingen die de stof
voldoende beheersen kunnen zelfstandig verder werken aan de opdracht.
Als blijkt dat er een leerling is die na deze uitleg nog meer hulp nodig heeft, dan kan ik de
volgende les individuele instructie geven. Samen met de leerling probeer ik uit te zoeken
waarom de leerling moeite heeft met de opdrachten en zoeken we naar een oplossing. (Zie
materialen.)
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
Door te differentiëren in de instructie wil ik inspelen op verschillen tussen leerlingen en ervoor
zorgen dat iedere leerling uiteindelijk dezelfde kennis heeft.
Door te differentiëren in de instructie houd ik rekening met verschillende ideeën en denkwijzen
van leerlingen.
Idee 5, translatieregels:
In een havo 2 klas heb ik een schrijfopdracht uitgevoerd. Deze opdracht heb ik voor leerlingen
op papier gezet. De leerlingen moesten een brief schrijven aan Amnesty International. Hierin
moesten ze uitleggen waarom kinderen niet mogen werken.
Deze opdracht heb ik makkelijker gemaakt voor de leerlingen door een voorbeeld van een
sollicitatiebrief te geven aan iedere leerling. Ik heb de opdracht dus eenvoudiger gemaakt. Ook
heb ik sleutelbegrippen in de kantlijn geplaatst om extra structuur te bieden.
Niet iedere leerlingen heeft dit voorbeeld nodig maar ik heb ervoor gekozen om het wel aan te
bieden. De leerlingen die het niet nodig hebben hoeven er niet naar te kijken en de leerlingen
die wel behoefte hebben aan extra structuur kunnen het gebruiken. Leerlingen kunnen zelf een
keuze maken.
Het doel voor de leerlingen is dat ze zelfstandig een zakelijke brief kunnen schrijven. De
moeilijkheidsgraad van deze opdracht kan verschillen voor leerlingen. Er zijn leerlingen die
makkelijk een brief kunnen schrijven en er zijn leerlingen die hier nog niet veel ervaring mee
hebben. Door een voorbeeld van een brief aan te bieden kom ik tegemoet aan de intellectuele
verschillen tussen leerlingen, terwijl dezelfde doelen worden behaald. (Zie materialen.)
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
Door het toepassen van translatieregels wil ik tegemoet komen aan de intellectuele verschillen
tussen leerlingen en ervoor zorgen dat dezelfde doelen worden behaald.
10
Idee 6, het vrije tempo model:
Met dit model werken de leerlingen in hun eigen tempo aan opdrachten. Deze vorm van
differentiëren heb ik zelf niet in een klas uitgevoerd omdat het een vorm van differentiëren is die
je over een heel schooljaar kan uitspreiden.
Deze vorm is geschikt om te gebruiken bij het werken uit een methode. Het hele boek kan in
leertaken worden opgedeeld. Elke leertaak wordt afgesloten met een toets. Dit kan per
hoofdstuk zijn of per onderdeel, zoals grammatica, lezen, woordenschat, enzovoort. Zelf zal ik
dan per hoofdstuk kiezen omdat er dan meer afgewisseld wordt met verschillende opdrachten.
Alle leerlingen werken aan dezelfde (basis)stof, maar elke leerling kan de leertaken in zijn/haar
eigen tempo afwerken. Leerlingen hoeven niet te wachten op medeleerlingen, er is sprake van
lineaire voortgang.
Eerst wordt het basisprogramma afgewerkt en dan volgt het differentiële programma voor
leerlingen die hier aan toe zijn. Het risico van deze vorm van differentiëren is dat het kan leiden
tot individueel onderwijs. Er is bijna geen klassikale instructie.
Om te voorkomen dat de leerlingen alleen maar individueel aan het werk zijn, kan je ervoor
kiezen om twee lesuren per week volgens het vrije tempo model te werken en een lesuur op de
‘traditionele manier’. Op deze manier zorg je voor continue voortgang door het programma,
maar heb je ook nog de mogelijkheid om leerlingen op een andere manier te laten werken.
Voor het uur dat je niet volgens het vrije tempo model werkt kan je zelf lesmateriaal blijven
samenstellen. Ook kan je dan leerlingen laten samenwerken, dit is belangrijk voor de sociale
vorming.
Werken volgens het vrije tempo model geeft iedere leerling de mogelijkheid om op zijn/haar
eigen tempo te werken. Leerlingen hoeven niet op medeleerlingen te wachten. Snelle leerlingen
kunnen doorwerken en de wat langzamere leerlingen kunnen op hun eigen tempo doorwerken,
ze worden niet opgejaagd door de rest van de klas. De docent kan de snelle/goede leerlingen
verrijkingsopdrachten bieden als ze klaar zijn met de basisstof en de langzamere leerlingen kan
de docent extra hulp bieden.
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
Door te werken volgens het vrije tempo model bied ik iedere leerling een continue, individuele
voortgang door het programma.
Door te werken volgens het vrije tempo model heb ik als docent de mogelijkheid om extra hulp
aan langzame en zwakke leerlingen te bieden en kan ik snelle, goede leerlingen blijven
uitdagen door verrijkingsopdrachten aan te bieden.
Idee 7, niveaugroepen
De klas wordt ingedeeld in groepen nadat de docent de klas een aantal lessen heeft
geobserveerd en een aantal opdrachten van de leerlingen heeft nagekeken. Op basis van deze
11
uitkomsten kan de klas in groepen worden verdeelt. Criteria voor de indeling van de groepen
zijn onder andere tempo en zelfstandigheid.
Er is sprake van divergente differentiatie, want er wordt zoveel mogelijk aangesloten op de
individuele leerbehoeftes en -niveaus van de leerlingen in de groep. De rol van de docent is
begeleider, als de leerlingen in niveaugroepen werken. Leerlingen kunnen op hun eigen niveau
werken. Bij homogene groepen zullen de verschillen tussen leerlingen niet heel groot zijn, maar
er zijn altijd leerlingen die er bovenuit springen en leerlingen die hard moeten werken.
Werken met niveaugroepen kan toegepast worden bij bijvoorbeeld lessen spelling of
grammatica. Een gevaar van werken met niveaugroepen kan zijn dat leerlingen die goed
kunnen leren, nog beter worden omdat zij in niveaugroepen met andere goede leerlingen zitten
waaraan ze zich kunnen optrekken. De risicoleerlingen krijgen dit niet en hun achterstand wordt
daardoor relatief groter.
In een heterogene klas kan de groep bijvoorbeeld opgesplitst worden in drie groepen. Groep
één werkt aan de basisstof, in groep twee wordt aan de basisstof gewerkt en krijgen de
leerlingen een beetje verdieping en in groep drie gaan de leerlingen nog dieper op de stof in en
werken de leerlingen veel meer zelfstandig.
Voordelen van niveaugroepen zijn dat alle leerlingen optimale kansen krijgen, elke leerling
ervaart succes, er heerst minder druk, de eigenwaarde van elke leerling wordt verhoogd want
elke leerling ervaart vooruitgang.
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
Door te werken met niveaugroepen krijgen alle leerlingen optimale kansen en zal elke leerling
succes ervaren.
Door te werken met niveaugroepen wordt er, zoveel mogelijk, aangesloten op de individuele
leerbehoeftes en –niveaus van alle leerlingen in de groep.
Idee 8, aangepast huiswerk
Mijn laatste differentiatie idee is aangepast huiswerk. Leerlingen werken aan opdrachten in de
klas en krijgen huiswerk op. Vaak krijgt elke leerling hetzelfde huiswerk op. De leerlingen
werken bijvoorbeeld aan een opdracht uit de methode. Ze moeten vragen beantwoorden over
een tekst. Het huiswerk is dan een opdracht die te maken heeft met de tekst (uit de methode).
Je merkt in de klas dat er een leerling is die geen problemen heeft met de opdracht uit de
methode en het bijbehorende huiswerk dat is opgegeven, maar wel problemen heeft met
werkwoordspelling. Je hebt bijvoorbeeld net een schriftelijke overhoring gegeven over
werkwoordspelling en deze leerling had een heel slecht cijfer. Dan kan je er als docent voor
kiezen om de leerling het klassikale huiswerk niet te laten maken maar extra opdrachten
werkwoordspelling meegeven. De leerling heeft dan net als de rest van de klas huiswerk, maar
kan extra oefenen met werkwoordspelling. De opdracht uit de methode was in de klas goed
gemaakt dus het huiswerk zal ook geen problemen opleveren. Deze leerling heeft dus meer
baat bij huiswerk over werkwoordspelling.
12
Het is niet de bedoeling om elke les aangepast huiswerk op te geven. Dan maak je het jezelf als
docent moeilijk, want je moet dan meer bespreken en verschillende opdrachten bedenken. Ook
kunnen er leerlingen zijn die het niet eerlijk vinden dat een leerling iets anders moet doen. Door
uit te leggen dat je deze leerling wilt helpen en aan te geven dat ze het zelf ook prettig zouden
vinden als ze ergens moeite mee hebben en geholpen worden, neem je dit probleem weg.
De doelen die ik hiermee wil bereiken zijn:
Door aangepast huiswerk op te geven bied ik een leerling de kans om extra te oefenen en zorg
ik ervoor dat deze leerling het niveau van de groep haalt.
13
Evaluatiefase (uitvoeringsfase)
Vijf differentiatie ideeën heb ik uitgevoerd in een aantal lessen (zie materialen). Ik ga nu de vijf
verschillende ideeën analyseren door een reflectie te schrijven.
Idee 1, keuzeonderwerp:
Tijdens deze les heb ik de leerlingen een gedicht laten schrijven waarbij ze mochten kiezen uit
drie verschillende onderwerpen. De leerlingen hadden, behalve sinterklaasgedichten, weinig
ervaring met gedichten.
Nadat ik de verschillende onderwerpen op het bord had laten zien gingen de leerlingen aan de
slag. Ze schreven allemaal leuke gedichten en er waren maar een paar leerlingen die moeite
hadden om te beginnen met schrijven.
De leerlingen vonden het leuk om hun gedicht voor te dragen voor de klas. Ik kon merken dat
ze er plezier in hadden. Mijn doelen zijn dus behaald. Binnenkort ga ik weer een gedicht
schrijven met de leerlingen.
Een volgende keer zou ik de leerlingen helemaal vrij kunnen laten in het kiezen van een
onderwerp. Ik ben benieuwd wat voor gedicht ze dan zullen schrijven. Het nadeel is wel dat
sommige leerlingen deze vrijheid niet aankunnen en niet serieus gaan schrijven. Maar dat wil ik
eerst uitproberen.
Idee 2, snelle leerlingen:
Leerlingen die snel klaar zijn omdat ze weinig moeite hebben met de opdrachten heb ik een
boek laten lezen. De leerlingen vinden het leuk om te lezen in de klas. Ze vragen er zelfs om,
‘mevrouw mogen we een boek uit de kast pakken?’.
De leerlingen maken leesmeters, dit vindt de school erg belangrijk. Ook merk ik dat de
leerlingen rustig worden van lezen. Dit is een voordeel voor de leerlingen die nog bezig zijn met
opdrachten, ze kunnen doorwerken zonder gestoord te worden.
Een volgende keer zorg ik voor verschillende extra opdrachten. Ik laat de leerlingen nog steeds
lezen, maar geef ook weleens een grammatica puzzel of laat ze een verdiepingsopdracht
maken.
Idee 3, persoonlijke opdracht (volgens BHV model):
Deze vorm van differentiëren kostte meer tijd om voor te bereiden en uit te voeren. Ik heb alle
opdrachten van de leerlingen nagekeken en een begrippenlijst met voorbeelden gemaakt. Ik
heb inzicht gekregen waar de leerlingen op dit moment staan.
De volgende les heb ik iedere leerling een lijst gegeven en gemarkeerd waar ze mee moeten
oefenen. De leerlingen vonden het prettig om dit op papier te hebben. Ook had ik een aantal
voorbeelden gegeven om het wat makkelijker/duidelijker te maken.
Een aantal grammatica lessen heb ik volgens het BHV model gegeven. Ik vond dit een prettig
model om mee te werken. De snelle leerlingen konden op hun eigen tempo verder werken en ik
14
kon de wat zwakkere leerlingen extra hulp bieden. Ik denk dat de leerlingen dit ook als prettig
hebben ervaren.
Een volgende keer zou ik meer verrijkingsstof willen bieden. De leerlingen zijn nu bezig
geweest met puzzels maar ik zou ook moeilijkere zinnen kunnen geven. Bij puzzels kan je soms
ook gokken, daarom weet ik dan niet altijd of ze voldoende zijn uitgedaagd en de stof echt
volledig beheersen. De volgende keer zorg ik voor moeilijkere zinnen om te ontleden.
Idee 4, differentiëren in instructie:
Door te differentiëren in instructie heb ik rekening gehouden met de verschillen in denkwijze van
leerlingen. Ik heb de klas eerst een groepsinstructie gegeven en daarna ben ik met een groepje
apart gaan zitten aan de instructietafel.
De leerlingen aan de instructietafel heb ik extra begeleiding kunnen bieden. Een aantal
leerlingen begreep de begrippen vrij snel en is toen zelfstandig verder gaan werken. De
leerlingen vonden het fijn dat ze extra uitleg kregen. Ik vond het prettig dat ik hier de tijd voor
had en deze extra uitleg kon geven.
Een volgende keer laat ik een ander groepje leerlingen aan de instructietafel zitten om te
controleren of ze de stof voldoende beheersen. Er zijn een aantal leerlingen die de opdracht die
ik heb nagekeken goed hebben gemaakt, maar in de klas heb ik het idee dat ze het nog niet
allemaal begrijpen. Ik zou de instructietafel niet alleen voor de instructie, maar ook voor controle
willen gebruiken. De rest van de klas kan zelfstandig aan het werk met een aantal opdrachten.
Idee 5, translatieregels:
In een havo 2 klas moesten leerlingen een zakelijke brief schrijven. Om het makkelijker te
maken heb ik de leerlingen een voorbeeld gegeven van de opzet van een zakelijke brief. In het
formulier met de opdracht stond wat er precies in de brief moest staan.
Tijdens het nakijken waren er alsnog een aantal leerlingen die zich niet aan de opdracht hadden
gehouden. Bijvoorbeeld door te weinig argumenten en voorbeelden te geven, maar er waren
ook leerlingen die fouten maakten in de opzet terwijl ik een voorbeeld had gegeven.
Niet alle leerlingen kijken blijkbaar goed naar de opdracht. Ik had het ze best makkelijk gemaakt
en alsnog werden er fouten gemaakt in onderdelen waarin dat echt niet nodig was.
Een volgende keer zal ik nog duidelijker zijn en aangeven dat het belangrijk is dat de opzet van
de zakelijke brief foutloos moet zijn. Misschien neem ik niet meer de moeite om voor iedereen
een voorbeeld te kopiëren als er toch niet goed naar gekeken wordt. Ik zet het voorbeeld op de
beamer en leerlingen kunnen het dan overnemen.
15
Visiedocument
Na het uitvoeren van deze P-taak ben ik gaan inzien dat differentiëren heel belangrijk is. Zowel
in de school als in de les, dus op micro, meso en macro niveau. Door te differentiëren maak je
de lessen interessant en speel je in op de verschillen tussen leerlingen. Elke leerling is uniek en
heeft eigen ideeën en een eigen denkwijze. Om goed onderwijs te kunnen geven moet je
inspelen op deze verschillen. Niet iedere leerling heeft dezelfde behoeften.
Door het bedenken van acht ideeën om te differentiëren in mijn lessen heb ik de eerste stappen
gezet. In deze fase van de opleiding ben ik vooral bezig met de basis van het lesgeven zoals
lessen voorbereiden, klassenmanagement/orde houden en vakinhoudelijke kennis. Door het
bedenken van acht ideeën heb ik geoefend met differentiëren in mijn lessen. Hierdoor ben ik
me er bewust van geworden dat differentiëren erg belangrijk is. Soms heeft een kleine vorm van
differentiëren al een groot effect.
Het is denk ik niet haalbaar om in elke les te differentiëren. Er zijn onderwerpen die je klassikaal
moet behandelen. Wel moet je altijd proberen om rekening te houden met betere en zwakkere
leerlingen. In sommige lessen doe je daar niet veel mee, maar je constateert dan wel dat een
bepaalde leerling ergens moeite mee heeft of heel snel klaar is. In een volgende les kan je daar
dan rekening mee houden en andere opdrachten aanbieden of extra uitleg geven.
Als docent moet je proberen om te voldoen aan de verschillende behoeften van je leerlingen.
Door te differentiëren kan je dit bereiken. Ik denk dat je bij elke les moet kijken of je kan
differentiëren in de les. Het is misschien niet realistisch om in elke les te differentiëren, maar
soms kan je met een kleine vorm van differentiëren al veel bereiken. Bijvoorbeeld differentiatie
in instructie kan in veel lessen worden toegepast en is een kleine moeite voor de docent.
Onderstaande tekst kwam ik tegen in een onderzoek van Dr. W. J.C.M. van de Grift,
Rijksuniversiteit Groningen.
Het belang van goede leraren
We hebben gezien dat de leraar belangrijk is. Hij kan met zijn onderwijs
ongeveer 20% van de verschillen in prestaties van de leerlingen beïnvloeden
en daarmee ook een belangrijke rol spelen in onze economie.
Leraren blijken te verschillen in de mate waarin zij deze beroepsruimte
benutten. Op grond van onderzoek in het basisonderwijs zijn er aanwijzingen
dat de invloed van de leraar op de betrokkenheid en de prestaties
van de leerlingen groter wordt naarmate de leraar meer in staat is zijn
lessen te intensiveren, door feedback, door een variatie aan werkvormen
en een hoge leerstofgerichte interactie tussen zichzelf en de
leerlingen en de leerlingen onderling. Nog groter kan de invloed van de
leraar worden wanneer hij in staat is om zijn onderwijs af te stemmen
op verschillen tussen zijn leerlingen en door zwakke leerlingen extra
aandacht en hulp te bieden. Toch slaagt nog niet de helft van de leraren
in het voortgezet onderwijs en een krappe meerderheid van leraren in
het basisonderwijs erin om hun onderwijs goed af te stemmen op de
verschillen tussen hun leerlingen. Dit is ernstig als we terugblikken
16
naar het gegeven dat de afgelopen jaren in Nederland het aantal
15-jarigen dat problemen heeft met lezen, groeide, en dat het aantal
zeer goede lezers niet echt hoog is. Dat is niet goed voor een kennissamenleving,
zoals de onze. Als we dit willen aanpakken hebben we
goede leraren nodig. Leraren voor wie hun vak en hun ambacht centraal
staan.
Hieruit blijkt dat differentiëren dus ontzettend belangrijk is. Om een goede leraar te worden (en
zijn) moet je onder andere inspelen op verschillen, zorgen voor leerstofgerichte interactie en
een variatie aan werkvormen aanbieden.
Zelf vind ik dat je in de klas niet teveel moet laten merken dat er betere en zwakkere leerlingen
zijn. Deze leerlingen kan je aangepaste stof aanbieden, maar sociale vaardigheden zijn
minstens zo belangrijk. Als je een aantal leerlingen de hemel in prijst en een aantal leerlingen
het gevoel geeft dat ze slechter zijn dan de rest dan schept dit een bepaalde afstand. Betere en
zwakkere leerlingen kunnen het gevoel krijgen dat ze buiten de groep vallen. Hier moet je als
docent voor uitkijken.
Elk kind heeft eigen interesses en talenten. Als ik mag beslissen dan zou ik kiezen voor
onderwijs waarin ieder kind op zijn eigen niveau, aansluitend bij zijn eigen interesses, maar toch
samen leert.
Op internet kwam ik een interessante blog tegen van Dirk van der Veen. Hij noemt vijf zaken die
scholen en docenten moeten realiseren:
1.
2.
3.
4.
5.
creëer in de klas een respectvolle sfeer
speel in op eerder verworven kennis
speel in op de beginsituatie van de leerlingen
ontwerp lessen zo dat ook individuele studenten aan hun trekken komen
geef leerlingen regelmatig feedback
Om te kunnen differentiëren in de les zijn dit denk ik hele belangrijke punten. Ik ga proberen om
hier rekening mee te houden in mijn lessen.
Ook noemt hij een rijtje met verschillen tussen oud onderwijs en nieuw onderwijs.
Oud onderwijs (van……..)
Nieuw Onderwijs (naar………)
Op school zijn winnaars en verliezers
Leerlingen zijn “vaten”die je kunt vullen met
kennis
De leraar is de expert
Iedereen kan succes behalen
Kennis van buiten leren
Uniforme lessen
Toetsen en beoordelen als afsluiting
De leraar beoordeelt
Leerlingen leren actief
De leraar is coach (en “facilitator”)
Leren hoe je informatie aanboort, problemen
oplost en kritisch nadenkt
Lessen die inspelen op verschillen
Voortdurende beoordeling in diverse vormen
Leerlingen beoordelen elkaar en werken meer
met rubrics
17
Intelligentie en aanleg staan vast
Alle leerlingen kunnen leren en successen
behalen
Het zou ontzettend mooi zijn om te denken en werken volgens het rijtje ‘nieuw onderwijs’. Om
goed te kunnen differentiëren moet je werken volgens het nieuwe onderwijs.
Tijdens de rest van deze stage, mijn lio-stage en de verdere jaren als docent ga ik proberen om
veel verschillende vormen van differentiëren toe te passen in mijn lessen. In het begin zal het
veel werk zijn om alles voor te bereiden, maar als ik eenmaal genoeg differentiatie opdrachten
heb dan heb ik er alleen maar voordeel van. Daarnaast word ik door het toepassen van
activerende werkvormen en differentiëren een steeds betere docent!
18
Bronnenlijst
-
Onderzoek Dr. W. J.C.M. van de Grift, Rijksuniversiteit Groningen
http://www.rug.nl/lerarenopleiding/onderwijs/OratieVanDeGrift.pdf
Blog, Dirk van der Veen
http://portal.rdmc.ou.nl/portal/app/index.jsp?module=1732
Ebbens, S. en Ettekoven, S. (2005) Effectief leren, Groningen: Noordhoff Uitgevers
Ebbens, S. en Ettekoven, S. (2005) Actief leren, Groningen: Noordhoff Uitgevers
Eising, J. (2011) Differentieren, handreikingen voor de beginnende leraar, Leeuwarden:
NHL Hogeschool
19
BIJLAGE, MATERIALEN
20
Materialen: idee 1, keuzeonderwerp
LESFORMULIER
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Instituut Educatie en Communicatie
Afdeling Talen
wg/gm/jh/00
Naam student
: Marly Brust
School : Drachtster Lyceum (Singelland)
Naam coach
: Annelies den Haan
Klas
: B1G Aantal lln.:
Naam NHL-docent
:-
Datum
: 24/11/2011
LESOPDRACHT: opdrachten uit het boek maken (onn), gedicht (stencil)
LESDOEL(EN): (in termen van eindgedrag)
- De leerling leest een gedicht en kan hier vragen over beantwoorden.
- De leerling maakt kennis met gedichten en kan aan het einde van de les
zelfstandig een gedicht schrijven.
- De leerling kan zelf kiezen (door de docent voorgelegd) waarover het
gedicht zal gaan.
KERNDOEL(EN):
LEERSTOF:
Op nieuw niveau, 1 havo/vwo basisboek, opdracht gedicht
Belangrijke keuzes/ overwegingen voor de lesopzet (beginsituatie, werkvormen, rol
leerling/docent, lesstof in de leergang, te verwachten knelpunten, persoonlijke leerdoelen):
Persoonlijke leerdoelen: duidelijk te volgen voor de leerlingen, tijd plannen, tijd nemen voor het
bespreken.
Beginsituatie: Lln maken opdr uit het boek en daarna gaan ze zelf een gedicht schrijven. Ze doen
weinig met gedichten.
Werkvorm: lln zitten in tweetallen, overleggen mag. Lln schrijven zelfstandig een gedicht. Als de
gedichten klaar zijn volgt er een opdracht waarbij lln samenwerken in teams. Ik verdeel de klas in twee
teams. (Hier komen we deze les denk ik niet aan toe, volgende week kunnen we hiermee verder gaan.)
21
Doen voor aanvang van de les (bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten): beamer aanzetten
Tijd
Functie
lesdeel *
Opening
Leerlingactiviteit
Docentactiviteit
Leer-/hulpmiddelen
Lln welkom heten, programma dit uur bespreken
Luisteren
Les introduceren
-
10.25 –
10.30
Inleiding
gedicht
Gedicht, blz 86. Ik draag het gedicht voor. Gesprek: waar gaat dit gedicht over?
Schrijf of lees je zelf weleens een gedicht?
Luisteren, gesprek
Gedicht voordragen,
gesprek beginnen
10.30 –
10.40
Opdr maken
Opdr. 55 maken, overleggen mag. 10 minuten de tijd.
Opdracht maken
Uitleg en lln helpen
Bord
10.40 –
10.45
Nakijken
Opdr. 55 klassikaal bespreken.
Nakijken
Opdr. bespreken
Bord
10.45 –
11.05
Introductie
gedicht
Ik lees een gedicht voor (Beroepskeuze van Willem Wilmink). Kort gesprek: waar
ging dit gedicht over? Lln gaan een begin maken met een gedicht. Woordspin op
het bord, hoe ziet een gedicht eruit? Lln krijgen stencil met opdracht (op het bord
via beamer). Schrijf een gedicht over wat je later worden wil, wat je graag wil
bereiken of een grote wens. Volgende les uitbeeldopdracht uitvoeren.
Luisteren, actief
meedenken  woordspin
maken
Gedicht voordragen,
opdracht uitleggen
Bord, stencil met opdracht
11.05 –
11.10
Evalueren
Les kort bespreken. Huiswerk voor morgen: gedicht schrijven en meenemen.
Les bespreken
Les bespreken
10.20 –
10.25
Lesopzet
* benoem de verschillende onderdelen van je les (bijvoorbeeld inleiding, instructie, oefening, evaluatie
Differentiëren: leerlingen kunnen uit verschillende onderwerpen kiezen.
22
Docentenmateriaal, idee 1
Gedicht:
Beroepskeuze
Lieve tante Truida
vraagt altijd aan mij:
‘Wat wil je later worden
in de maatschappij?’
‘Word je later dokter,
word je dominee?’
Tante, lieve tante,
ik heb geen idee!
Nachtwaker? – Nee.
Haringkaker? – Nee.
Maar stratemaker
ja stratemaker
stratemaker op zee.
Goeie ome Karel
vraagt altijd aan mij:
‘Wat wil je later worden
in de maatschappij?’
‘Word je later schooljuffrouw
of moeder van een kind?’
Goeie oma Karel,
‘k weet niet wat ik vind.
Baker? – Nee.
Notenkraker? – Nee.
Maar stratemaker
ja stratemaker
stratemaker op zee.
Willem Wilmink
23
Opdracht
Kort gesprek: waar ging het gedicht over?
Gedicht gaat over beroepskeuze.
Ik ben een docent Nederlands. Heb je al eens nagedacht over wat je later wilt worden, denk je weleens
na over later?
Gedicht schrijven: je gaat een gedicht schrijven. Het gedicht gaat over wat je later wilt worden. Hoe ziet
een gedicht er uit? Ik maak een woordspin op het bord, leerlingen vullen dit aan.
In het gedicht mag je het beroep noemen maar je mag bijvoorbeeld ook vanuit de patiënt schrijven als je
verpleegster wilt worden. Hier is de leerling vrij in, als het beroep maar duidelijk naar voren komt.
Het gedicht moet uit minimaal acht regels bestaan. De titel van het gedicht is: Later wil ik … worden.
Uitbeelden: de klas wordt in twee groepen verdeeld. Je hebt een gedicht geschreven (individueel),
bedenk nu hoe je kan uitbeelden wat je wilt worden.
Leerlingen krijgen 3 minuten de tijd om na te denken. Om en om beeld iemand uit wat hij/zij wil worden.
De andere groep mag één keer raden, is het goed dan krijgen ze een punt, is het fout dan krijgt de
tegenpartij een punt. De leerling geeft aan of het goed of fout is door zijn/haar gedicht voor te lezen. De
groep met de meeste punten wint. Bij een grote groep kunnen er ook een aantal leerlingen aangewezen
worden om hun beroep uit te beelden en gedicht voor te lezen. Bijvoorbeeld vijf leerlingen per team,
anders duurt de opdracht te lang.
Nabespreken: wat hebben jullie vandaag geleerd? Wat vond je van deze manier van lesgeven, vond je
het leuk dat je niet alleen op je stoel moest zitten?
Leerdoelen:
De leerling maakt kennis met gedichten en kan aan het einde van de les zelfstandig een gedicht
schrijven.
De leerling denkt na over zijn/haar toekomst en kan op een ‘dramatische wijze’ laten zien wat hij/zij wil
worden.
De leerling komt van zijn/haar stoel en is op een bijzondere manier met gedichten bezig.
Voorbeeld gedicht
Later wil ik … worden
Het is moeilijk om te zeggen wat ik later worden wil
Er zijn ontzettend veel beroepen, daar val ik soms van stil
Maar sinds kort weet ik het
Voor de klas heb ik pret
Grammatica, spelling, presenteren
Ik wil het de leerlingen allemaal leren
En aan het einde van de dag
Verlaat ik de school met een lach
24
Leerlingmateriaal, idee 1
Opdracht
Gedicht schrijven:
Je gaat een gedicht schrijven. Het gedicht gaat over wat je later wilt worden, wat je later wilt bereiken of
wat je grootste wens is.
Op het bord staat een woordspin, deze hebben we samen gemaakt. Deze woordspin kan je gebruiken
om te kijken hoe het gedicht eruit moet zien.
Het gedicht moet uit minimaal acht regels bestaan.
De titel van het gedicht is: Later wil ik … worden. Later wil ik … bereiken. Mijn grootste wens.
Voorbeeld
Later wil ik … worden
Het is moeilijk om te zeggen wat ik later worden wil
Er zijn ontzettend veel beroepen, daar val ik soms van stil
Maar sinds kort weet ik het
Voor de klas heb ik pret
Grammatica, spelling, presenteren
Ik wil het de leerlingen allemaal leren
En aan het einde van de dag
Verlaat ik de school met een lach
25
Materialen: idee 2 en 3, BHV model (snelle leerlingen en persoonlijke opdracht)
LESFORMULIER
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Instituut Educatie en Communicatie
Afdeling Talen
wg/gm/jh/00
Naam student
: Marly Brust
School : Drachtster Lyceum (Singelland)
Naam coach
: Annelies den Haan
Klas
: B1K Aantal lln.:
Naam NHL-docent
:-
Datum
: 18/11/2011
LESOPDRACHT: grammatica, pv, onderwerp, gezegde, loos onderwerp, lidwoorden, zelfstandige
naamwoorden, lv
LESDOEL(EN): (in termen van eindgedrag)
- De leerlingen weten wat een loos onderwerp is en hoe je deze kan vinden.
- De leerlingen weten wat lidwoorden zijn en hoe je deze kan vinden.
- De leerlingen weten wat zelfstandige naamwoorden zijn en hoe je deze kan
vinden.
- De leerlingen kunnen zinsdelen herkennen en strepen zetten.
- De leerlingen weten wat het lijdend voorwerp is en hoe je deze kan vinden.
KERNDOEL(EN):
LEERSTOF:
Reader, Basisgrammatica deel 1 voor de onderbouw, M.Klein
Belangrijke keuzes/ overwegingen voor de lesopzet (beginsituatie, werkvormen, rol
leerling/docent, lesstof in de leergang, te verwachten knelpunten, persoonlijke leerdoelen):
Persoonlijke leerdoelen: instructie, uitleg geven in stappen, duidelijk te volgen voor de leerlingen, tijd
plannen
Beginsituatie: de lln werken iedere vrijdag uit het grammatica boek.
26
Doen voor aanvang van de les (bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten):
Tijd
08.20 –
08.25
Functie
lesdeel *
Opening
Lesopzet
Leerlingactiviteit
Docentactiviteit
Leer-/hulpmiddelen
Lln welkom heten, les kort bespreken.
Luisteren
Les introduceren
-
08.25 –
08.40
Herhalen
Herhalen: pv, onderwerp, gezegde, loos onderwerp, lidwoorden, zelfstandige
naamwoorden. Voorbeeldzinnen op het bord, lln benoemen de onderdelen. (vb
zinnen blz 28) Zelfstandig maken opdr 1 blz 28 zin 6 t/m 10 alles benoemen. Kort
bespreken.
Actief meedoen,
antwoord geven
Uitleg, herhalen
Bord
08.40 –
08.45
Instructie
Uitleggen wat lijdend voorwerp is en hoe je deze kan vinden, blz. 37/38.
Luisteren
Instructie geven
Bord
08.45 –
09.05
Opdracht
Opdracht 4 blz 34 maken. BASISSTOF. Lln maken deze opdr op een blaadje die ze
inleveren aan het eind vd les. Ik kijk de opdr thuis na en maak een overzicht met
fouten van de lln. De volgende les geef ik elke lln een overzicht van de stof die tot
nu toe is behandeld en markeer ik waar de leerling nog extra mee moet oefenen.
Lln die klaar zijn met de opdracht mogen een boek uit de kast pakken en gaan
lezen.
Opdracht maken
Leerlingen helpen
Reader grammatica, bord
Evalueren
Evalueren
09.05 –
09.10
Evaluatie
Les kort bespreken en vertellen wat we de volgende les gaan doen.
* benoem de verschillende onderdelen van je les (bijvoorbeeld inleiding, instructie, oefening, evaluatie
* loos onderwerp: onderwerp  degene die handeling/gebeuren van het gezegde uitvoert: De vrouw aait de kat.
Je hebt ook dingen die zomaar gebeuren zonder dat er iets of iemand speciaal aan te pas komt. Bv sneeuwen en regenen gaat vanzelf, daar komt niemand aan te pas. Een zin heeft toch een
onderwerp nodig en daarom staat er op die plaats het woordje het.
Het sneeuwt. Het verwijdt nergens naar  loos onderwerp
Verwar het niet met ‘gewoon’ het  Het spijt ons. Hier betekent het iets, bijvoorbeeld: dat we niet op je verjaardag zijn geweest spijt ons. Gewoon het kan je vervangen door dat of wat, loos het niet.
Dat sneeuwt? Wat hagelt?
Dat spijt ons. Wat bevalt hem prima.
Zelfstandig naamwoorden  verwijzen naar mensen, dieren, dingen
Voor het zelfstandig naamwoord kun je het lidwoord de, het of een zetten. De jongen, het huis, een paard.
Lijdend voorwerp  aanvulling bij het werkwoord, geeft aan wat de handeling ondergaat. Marie koopt het huis. Wat koopt Marie? Het huis.
27
LESFORMULIER
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Instituut Educatie en Communicatie
Afdeling Talen
wg/gm/jh/00
Naam student
: Marly Brust
School : Drachtster Lyceum (Singelland)
Naam coach
: Annelies den Haan
Klas
: B1K Aantal lln.:
Naam NHL-docent
:-
Datum
: 25/11/2011
LESOPDRACHT: grammatica, pv, onderwerp, gezegde, loos onderwerp, lidwoorden, zelfstandige
naamwoorden, lv
LESDOEL(EN): (in termen van eindgedrag)
- De leerlingen weten wat een loos onderwerp is en hoe je deze kan vinden.
- De leerlingen weten wat lidwoorden zijn en hoe je deze kan vinden.
- De leerlingen weten wat zelfstandige naamwoorden zijn en hoe je deze kan
vinden.
- De leerlingen kunnen zinsdelen herkennen en strepen zetten.
- De leerlingen weten wat het lijdend voorwerp is en hoe je deze kan vinden.
KERNDOEL(EN):
LEERSTOF:
Reader, Basisgrammatica deel 1 voor de onderbouw, M.Klein
Belangrijke keuzes/ overwegingen voor de lesopzet (beginsituatie, werkvormen, rol
leerling/docent, lesstof in de leergang, te verwachten knelpunten, persoonlijke leerdoelen):
Persoonlijke leerdoelen: instructie, uitleg geven in stappen, duidelijk te volgen voor de leerlingen, tijd
plannen
Beginsituatie: de lln werken iedere vrijdag uit het grammatica boek.
28
Doen voor aanvang van de les (bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten):
Tijd
08.20 –
08.25
Functie
lesdeel *
Opening
Lesopzet
Leerlingactiviteit
Docentactiviteit
Leer-/hulpmiddelen
Lln welkom heten, les kort bespreken.
Luisteren
Les introduceren
-
08.25 –
08.45
Bespreken
Opdracht vorige les bespreken. Elke lln krijgt een stencil met punten waar hij/zij
aandacht aan moet besteden. De onderdelen die gemarkeer zijn ga je opzoeken in
de zin. Opdr 3.7, blz. 35 maken tm zin 10 en die onderdelen opschrijven waar je
nog aandacht aan moet besteden. Antwoorden weer inleveren, ik ga nakijken of je
het nu goed doet. (differentiëren) HERHALINGSSTOF
Actief meedoen,
antwoord geven
Uitleg, herhalen
Bord
08.45 –
08.50
Instructie
Uitleggen wat lijdend voorwerp is, deze uitleg staat op het stencil zodat lln door
kunnen werken en niet op de uitleg hoeven wachten.
Luisteren
Instructie geven
Bord
08.50 –
09.05
Opdracht
Opdracht 1, blz. 38/39 maken. Deze les af! Anders is het huiswerk. Volgende les
bespreken. Lln die klaar zijn maken opdr 4.5 blz 42, lijdend voorwerp puzzel. Lln
die minder moeite hebben met de stof gaan op een andere manier bezig met de
stof. Zo laten ze zien of ze de stof volledig beheersen. VERRIJKINGSSTOF
Opdracht maken
Leerlingen helpen
Reader grammatica, bord
09.05 –
09.10
Evaluatie
Les kort bespreken en vertellen wat we de volgende les gaan doen.
Evalueren
Evalueren
* benoem de verschillende onderdelen van je les (bijvoorbeeld inleiding, instructie, oefening, evaluatie
* loos onderwerp: onderwerp  degene die handeling/gebeuren van het gezegde uitvoert: De vrouw aait de kat.
Je hebt ook dingen die zomaar gebeuren zonder dat er iets of iemand speciaal aan te pas komt. Bv sneeuwen en regenen gaat vanzelf, daar komt niemand aan te pas. Een zin heeft toch een
onderwerp nodig en daarom staat er op die plaats het woordje het.
Het sneeuwt. Het verwijdt nergens naar  loos onderwerp
Verwar het niet met ‘gewoon’ het  Het spijt ons. Hier betekent het iets, bijvoorbeeld: dat we niet op je verjaardag zijn geweest spijt ons. Gewoon het kan je vervangen door dat of wat, loos het niet.
Dat sneeuwt? Wat hagelt?
Dat spijt ons. Wat bevalt hem prima.
Zelfstandig naamwoorden  verwijzen naar mensen, dieren, dingen
Voor het zelfstandig naamwoord kun je het lidwoord de, het of een zetten. De jongen, het huis, een paard.
Lijdend voorwerp  aanvulling bij het werkwoord, geeft aan wat de handeling ondergaat. Marie koopt het huis. Wat koopt Marie? Het huis.
29
Leerlingmateriaal, idee 3
(De onderdelen waar de leerling mee moet oefenen zijn voor de leerling gemarkeerd.)
GRAMMATICA
Persoonsvorm:
Is het veranderlijke werkwoord in de zin. Je kan van de zin een vraagzin maken of de zin in een andere tijd zetten.
De leraren gaan staken.
Gaan de leraren staken?
De leraren gingen staken.
Onderwerp:
De ‘doener’ in de zin. Degene die handeling/gebeuren van het gezegde uitvoert.
De vrouw aait de kat.
Stel de vraag: wie/wat + gezegde?
Wie aait? De vrouw.
Loos onderwerp:
Je hebt ook dingen die zomaar gebeuren zonder dat er iets of iemand speciaal aan te pas komt. Bv sneeuwen en
regenen gaat vanzelf, daar komt niemand aan te pas. Een zin heeft toch een onderwerp nodig en daarom staat er
op die plaats het woordje het.
Het sneeuwt. Het verwijst nergens naar  loos onderwerp
Verwar het niet met ‘gewoon’ het  het spijt ons. Hier betekent het iets, bijvoorbeeld: dat we niet op je verjaardag
zijn geweest spijt ons. Gewoon het kan je vervangen door dat of wat, loos het niet.
Dat sneeuwt? Wat hagelt? (Kan niet.)
Dat spijt ons. Wat bevalt hem prima. (Deze zinnen kloppen.)
Werkwoordelijk gezegde:
Persoonsvorm + andere werkwoorden in de zin. Spreek de persoonsvorm uit met de andere werkwoorden in de
zin. Je hoort dan vanzelf dat ze een groepje vormen.
Ze gaan het stadion verbouwen.
Staat er maar 1 werkwoord in de zin, dan is dat het werkwoordelijk gezegde.
Lidwoorden:
Staan voor een zelfstandig naamwoord.
Bepaald lidwoord: de, het. De stoel, het paard.
Onbepaald lidwoord: een. Een grap.
Zelfstandig naamwoorden:
Woord voor mensen, dieren, dingen.
Mensen: vrouw, kind, kok, elftal, etc.
Dieren: vis, hond, paard, etc.
Dingen: - concreet: lamp, schaar, melk, etc.
- abstract: feit, angst, overleg, staking, etc.
Je kunt er de, het of een voorzetten.
De film, het varken, een kans
Lijdend voorwerp:
Ondergaat wat het onderwerp in het gezegde doet.
Wie/wat + persoonsvorm + onderwerp (+ de rest van de werkwoorden)?
Niek controleerde het oliepeil.
Wat controleerde Niek? Het oliepeil.
30
Materialen: idee 4, differentieren in instructie
LESFORMULIER
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Instituut Educatie en Communicatie
Afdeling Talen
wg/gm/jh/00
Naam student
: Marly Brust
School : Drachtster Lyceum (Singelland)
Naam coach
: Annelies den Haan
Klas
: B1K Aantal lln.:
Naam NHL-docent
:-
Datum
: 02/12/2011
LESOPDRACHT: grammatica, pv, onderwerp, gezegde, loos onderwerp, lidwoorden, zelfstandige
naamwoorden, lv
LESDOEL(EN): (in termen van eindgedrag)
- De leerlingen weten wat een loos onderwerp is en hoe je deze kan vinden.
- De leerlingen weten wat lidwoorden zijn en hoe je deze kan vinden.
- De leerlingen weten wat zelfstandige naamwoorden zijn en hoe je deze kan
vinden.
- De leerlingen kunnen zinsdelen herkennen en strepen zetten.
- De leerlingen weten wat het lijdend voorwerp is en hoe je deze kan vinden.
KERNDOEL(EN):
LEERSTOF:
Reader, Basisgrammatica deel 1 voor de onderbouw, M.Klein
Belangrijke keuzes/ overwegingen voor de lesopzet (beginsituatie, werkvormen, rol
leerling/docent, lesstof in de leergang, te verwachten knelpunten, persoonlijke leerdoelen):
Persoonlijke leerdoelen: instructie, uitleg geven in stappen, duidelijk te volgen voor de leerlingen, tijd
plannen
Beginsituatie: de lln werken iedere vrijdag uit het grammatica boek.
31
Doen voor aanvang van de les (bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten):
Tijd
Functie
lesdeel *
Opening
Leerlingactiviteit
Docentactiviteit
Leer-/hulpmiddelen
Lln welkom heten, les kort bespreken.
Luisteren
Les introduceren
-
08.25 –
08.35
Bespreken
Opdracht 1, blz. 38/39 nakijken, antwoorden op de beamer.
Nakijken
Antwoorden op beamer
Bord
08.35 –
08.40
Herhalen
Hoe vind je pv, o, wwg, znw, lv, geef een voorbeeld (groepsinstructie)
Antwoorden
Vragen stellen
Bord
08.40 –
09.05
Opdracht
Opdracht 3, blz. 40 maken. Deze les af! Volgende les bespreken.
Douwe, Thieme, Romke, Mark,Wendy komen in een groepje zitten bij mijn bureau.
Uit de vorige les (opdracht die ik heb nagekeken) is gebleken dat deze lln extra
uitleg nodig hebben. We gaan samen de opdr maken. (subgroepinstructie) Als blijkt
dat er een lln is die nog extra uitleg nodig heeft dan ga ik dit de volgende les geven.
(individuele instructie)
Opdracht maken
Leerlingen helpen
Reader grammatica, bord
Evalueren
Evalueren
08.20 –
08.25
Lesopzet
Klaar? 4.5 puzzel, blz 42 maken
09.05 –
09.10
Evaluatie
Les kort bespreken en vertellen wat we de volgende les gaan doen.
* benoem de verschillende onderdelen van je les (bijvoorbeeld inleiding, instructie, oefening, evaluatie
* loos onderwerp: onderwerp  degene die handeling/gebeuren van het gezegde uitvoert: De vrouw aait de kat.
Je hebt ook dingen die zomaar gebeuren zonder dat er iets of iemand speciaal aan te pas komt. Bv sneeuwen en regenen gaat vanzelf, daar komt niemand aan te pas. Een zin heeft toch een
onderwerp nodig en daarom staat er op die plaats het woordje het.
Het sneeuwt. Het verwijdt nergens naar  loos onderwerp
Verwar het niet met ‘gewoon’ het  Het spijt ons. Hier betekent het iets, bijvoorbeeld: dat we niet op je verjaardag zijn geweest spijt ons. Gewoon het kan je vervangen door dat of wat, loos het niet.
Dat sneeuwt? Wat hagelt?
Dat spijt ons. Wat bevalt hem prima.
Zelfstandig naamwoorden  verwijzen naar mensen, dieren, dingen
Voor het zelfstandig naamwoord kun je het lidwoord de, het of een zetten. De jongen, het huis, een paard.
Lijdend voorwerp  aanvulling bij het werkwoord, geeft aan wat de handeling ondergaat. Marie koopt het huis. Wat koopt Marie? Het huis.
32
Materialen: idee 5, translatieregels
LESFORMULIER
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Instituut Educatie en Communicatie
Afdeling Talen
wg/gm/jh/00
Naam student
: Marly Brust
School : Drachtster Lyceum (Singelland)
Naam coach
: Annelies den Haan
Klas
: H2E Aantal lln.:
Naam NHL-docent
:-
Datum
: 07/10/2011
LESOPDRACHT: zakelijke brief schrijven gericht aan Amnesty International over kinderarbeid
LESDOEL(EN): (in termen van eindgedrag)
KERNDOEL(EN):
- De leerlingen kunnen zelfstandig een zakelijke brief, schrijven die bestaat
uit een inleiding, kern en slot.
- De leerlingen gebruiken verschillende argumenten in de tekst om de lezer te
overtuigen. Ze kunnen de argumenten gebruiken in verschillende
deelonderwerpen.
- De leerlingen kunnen zowel klassikaal als zelfstandig aan opdrachten
werken.
LEERSTOF:
Stencil met de opdracht
Belangrijke keuzes/ overwegingen voor de lesopzet (beginsituatie, werkvormen, rol
leerling/docent, lesstof in de leergang, te verwachten knelpunten, persoonlijke leerdoelen):
Persoonlijke leerdoelen: instructie, uitleg geven in stappen, duidelijk te volgen voor de leerlingen.
Beginsituatie: dit is de tweede les die ik ga geven, de leerlingen hebben ter voorbereiding op het
schrijven van de brief argumenten opgeschreven.
33
Doen voor aanvang van de les (bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten): opdracht kopiëren
Tijd
12.00 –
12.05
Functie
lesdeel *
Opening
Lesopzet
Leerlingactiviteit
Docentactiviteit
Leer-/hulpmiddelen
Lln welkom heten, vorige les kort bespreken, programma dit uur.
Luisteren
Les introduceren
-
12.05 –
12.10
Instructie
Lln gaan een begin maken met zakelijke brief. Argumenten uit vorige les kunnen
worden gebruikt ter ondersteuning. Ik deel stencil uit met uitleg vd opdracht en
voorbeeld. Hiermee kom ik tegemoet aan de intellectuele verschillen tussen lln.
Klassikaal stencil doornemen.
Luisteren
Instructie geven
Bord, stencil
12.10 –
12.45
Opdracht
Lln gaan zakelijke brief schrijven, gericht aan Amnesty International. Waarom
mogen kinderen niet werken? Denk om indeling: inleiding/kern/slot. Geef voldoende
argumenten en kies verschillende deelonderwerpen (per alinea). Beantwoord eerst
de vragen op het stencil en schrijf dan een kladversie.
Opdr. maken
Instructie geven, lln
helpen
Stencil
12.45 –
12.50
Evaluatie
Les kort bespreken en vertellen wat we de volgende les gaan doen.
Evalueren
Evalueren
* benoem de verschillende onderdelen van je les (bijvoorbeeld inleiding, instructie, oefening, evaluatie
34
LESFORMULIER
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Instituut Educatie en Communicatie
Afdeling Talen
wg/gm/jh/00
Naam student
: Marly Brust
School : Drachtster Lyceum (Singelland)
Naam coach
: Annelies den Haan
Klas
: H2E Aantal lln.:
Naam NHL-docent
:-
Datum
: 14/10/2011
LESOPDRACHT: zakelijke brief schrijven gericht aan Amnesty International over kinderarbeid
LESDOEL(EN): (in termen van eindgedrag)
KERNDOEL(EN):
- De leerlingen kunnen zelfstandig een zakelijke brief, schrijven die bestaat
uit een inleiding, kern en slot.
- De leerlingen gebruiken verschillende argumenten in de tekst om de lezer te
overtuigen. Ze kunnen de argumenten gebruiken in verschillende
deelonderwerpen.
- De leerlingen kunnen zowel klassikaal als zelfstandig aan opdrachten
werken.
LEERSTOF:
Stencil met de opdracht
Belangrijke keuzes/ overwegingen voor de lesopzet (beginsituatie, werkvormen, rol
leerling/docent, lesstof in de leergang, te verwachten knelpunten, persoonlijke leerdoelen):
Persoonlijke leerdoelen: instructie, uitleg geven in stappen, duidelijk te volgen voor de leerlingen.
Beginsituatie: dit is de derde les die ik ga geven, de leerlingen hebben ter voorbereiding op het
schrijven van de brief argumenten opgeschreven. Ze hebben een eerste versie geschreven of zijn
hiermee bezig.
35
Doen voor aanvang van de les (bijvoorbeeld kopiëren, OHP klaarzetten): opdracht kopiëren
Tijd
12.00 –
12.05
Functie
lesdeel *
Opening
Lesopzet
Leerlingactiviteit
Docentactiviteit
Leer-/hulpmiddelen
Lln welkom heten, vorige les kort bespreken, programma dit uur.
Luisteren
Les introduceren
-
Bord, stencil
12.05 –
12.45
Instructie
Lln gaan verder met zakelijke brief schrijven of verbeteren de eerste versie, gericht
aan Amnesty International. Waarom mogen kinderen niet werken? Denk om
indeling: inleiding/kern/slot. Geef voldoende argumenten en kies verschillende
deelonderwerpen (per alinea). Beantwoord eerst de vragen op het stencil en schrijf
dan een kladversie. Lln gaan uit elkaar zitten zodat ze in alle rust aan de opdracht
kunnen werken. Lln die klaar zijn komen langs en ik zal controleren of de inhoud vd
brief voldoende is. Lln die klaar zijn mogen een boek uit de kast pakken en gaan
lezen.
Luisteren / opdr. maken
Instructie geven, lln
helpen
12.45 –
12.50
Evaluatie
Les kort bespreken en vertellen wat we de volgende les gaan doen.
Evalueren
Evalueren
* benoem de verschillende onderdelen van je les (bijvoorbeeld inleiding, instructie, oefening, evaluatie
36
Leerlingmateriaal, idee 5
Zakelijke brief
Opdracht:
Je hebt de vorige les de dvd over Zara gezien, Zara’s Brief. Zara is tien jaar en moet
maandenlang school missen omdat ze moet werken op het land.
Waarom mogen kinderen niet werken? Je hebt de vorige les argumenten opgeschreven.
Deze ga je gebruiken in de zakelijke brief die je gaat schrijven, gericht aan Amnesty
International. Amnesty International is een organisatie die opkomt voor de mensenrechten.
Ze willen zoveel mogelijk brieven verzamelen met argumenten tegen kinderarbeid. Hiermee
willen ze landen waar kinderarbeid plaatsvindt, laten inzien dat het ontzettend slecht is voor
kinderen om al op hele jonge leeftijd te moeten werken.
Beantwoord de volgende vragen:
- Voor wie is deze brief bestemd, publiek?
- Wat ga je behandelen in de inleiding?
- Wat ga je behandelen in de kern (middenstuk)?
o Zorg dat de inhoud bestaat uit verschillende deelonderwerpen.
- Wat ga je behandelen in het slot?
Na het beantwoorden van de vragen schrijf je een eerste versie van de brief.
Gebruik ten minste vier verschillende argumenten!
37
Voorbeeld zakelijke brief
Rudolf de Vries
Hoofdstraat 134
8934 KW Drachten
←
Drachten, 14 april 2010
←
Dagtekening:
- zet achter de plaatsnaam een komma
- schrijf maand en jaar voluit
Geadresseerde:
Amnesty International
T.a.v. mevrouw Van der Veen
Rozengracht 12
1024 HH Amsterdam
←
- adres zelfde als afzender
- T.a.v. = ter attentie van (bestemd voor)
- let op hoofdletters bij achternaam
Aanhef:
Geachte mevrouw Van der Veen,
←
mevrouw Veen
mevrouw De Veen
- Gebruik geen voorletters/voornamen in de aanhef
mevrouw Van der Veen
- Eindig de aanhef met een komma
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
mevrouw J. van der Veen
xxxxxxxxxxxxxxx ALINEA 1 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxx ALINEA 2 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxx ALINEA 3 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx ALINEA 4 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Ondertekening:
Met vriendelijke groet,
←
- begint met een hoofdletter
- groet, NIET groeten
Rudolf de Vries
←
- eindig met een komma
Handtekening
←
Naam
38
Download