Bestuurdersprofiel In “governance” is het opbouwen van vertrouwen in (de leiding van) de organisatie bij alle belanghebbenden belangrijk. In de bestuursfilosofie van Policy Governance, is het leidende beginsel dat het bestuur de bestuurlijke verantwoordelijkheid kan dragen zonder zich onnodig met beslissingen op directieniveau en met uitvoering te bemoeien. Criteria voor bestuursleden bij Meerderweert zijn in hoofdlijn: 1. Diversiteit en assertiviteit De kracht van een bestuur is niet dat er een prominent figuur is die altijd gelijk krijgt maar dat er mensen inzitten die voor hun mening durven uitkomen, evenwel met de duidelijke wil en taak om tot overeenstemming te komen. Want verschillen van mening zijn nuttig, zelfs welkom, maar met als inzet om tot één bestuursgeluid te komen. Het kan betekenen dat er langs de weg van debat en discussie tot overeenstemming wordt gekomen. Er is anderzijds niets op tegen om aan het eind van een discussie te stemmen en zodoende een officieel besluit te nemen. Eindeloos doorgaan met overeenstemming zoeken kan ook leiden tot besluiteloosheid of middelmatigheid. Bestuursleden worden geacht teamspeler te zijn die vanuit onafhankelijkheid verbinding zoekt met collega-bestuurders en zich verbindt aan genomen bestuursbesluiten. 2. Betrokkenheid bij “owners” Belangrijker dan betrokkenheid bij het interne reilen en zeilen van scholen is het vermogen van bestuurders om zich te identificeren met de “owners”, de belanghebbenden van het onderwijs. Dat is geen vrijbrief voor het rekruteren van bestuursleden met een typisch deelbelang. Integendeel, het is veeleer een aandachtspunt om juist die mensen te rekruteren die zich actief met de achterban van scholen /doelgroepen verbonden voelen, en bereid zijn daar –niet individueel, maar als voltallig bestuur- mee in contact te blijven of treden. 3. Bereidheid tot delegeren en terughoudendheid Bestuursleden menen vaak ten onrechte dat ze vooral heel veel moeten doen om aan verwachtingen te kunnen beantwoorden. De beste bijdrage komt echter van bestuursleden die het vermogen bezitten zich te onthouden van bemoeienissen met uitvoeringszaken, en die bereid zijn om te delegeren, het nemen van beslissingen aan anderen over te laten. Bestuursleden die dat niet kunnen zullen steeds geneigd zijn futiliteiten aan de orde te stellen. Bovendien geven ze het bovenschools management niet de ruimte om “te groeien” en desnoods hun eigen oplossingen te ontdekken, soms hun eigen fouten te maken. 4. Het vermogen en de interesse om zich met waarden, met visie en met de lange termijn bezig te houden. De beste bijdragen zijn te verwachten van mensen die een natuurlijke neiging hebben om niet alleen over incidentele gebeurtenissen heen te kijken maar ook over bestaande structuren heen naar de waarden waarop ze zijn gebaseerd, naar de doelen waarvoor ze dienen. 1 Van bestuursleden wordt verwacht dat zij een visie hebben op de positie van het primair onderwijs in het maatschappelijke krachtenveld. Van bestuursleden wordt ook verwacht dat zij een reëel beeld hebben van de mogelijkheden om als bestuur invloed te kunnen uitoefenen op de ontwikkeling van de kwaliteit van het onderwijs waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen. Van bestuursleden wordt ook verwacht dat zij zich naast het gegeven dat zij formeel verantwoordelijk zijn (op bestuursniveau), ook het afleggen van verantwoordelijkheid aan belanghebbenden als een vanzelfsprekende verantwoordelijkheid beschouwen. Bestuursleden respecteren de doelstellingen van de stichting, alsmede de identiteit van de individuele scholen. 5. Generalist i.p.v. specialist Van bestuursleden mag in de eerste plaats worden verlangd de bereidheid en het vermogen om zich met systeem en context in hun geheel bezig te houden in plaats van zich direct op deelzaken te richten. Zo leiden “portefeuillehouders” binnen een bestuur, ondanks hun goede bedoelingen, vaak het bestuur af van algemeen strategisch beleid door allerlei deelproblemen op te werpen. Een en ander betekent niet dat een samenspel van functionele criteria (bijv. expertise in onderwijs, in personeelszaken, in financiën, in marketing, e.d.) in de bestuurssamenstelling niet belangrijk kan zijn. 6. Persoonskenmerken Een bestuurslid - is een betrouwbaar, integer en onafhankelijk persoon; - houdt zich aan de regelgeving tav transparantie, belangenverstrengeling en hoofd- en nevenfuncties; - is actief in het dagelijks leven en heeft nadrukkelijk affiniteit met het (primair) onderwijs; - is bereid en in staat voldoende tijd voor de functie uit te trekken; - heeft minimaal een HBO / WO denk- en werkniveau. Samenhang met beleidsdocumenten Nadere uitwerking van de visie van de organisatie, de rol van het bestuur daarin en de afstemming tussen bestuur en bovenschools management zijn van invloed op het gewenste profiel voor bestuursleden. We verwijzen naar de documenten terzake. In het document “Bestuurdersprofiel” is de profielschets uitgewerkt (zie bijlage). Slotopmerking: Het bestuur ziet er bij de invulling van vacatures verder op toe dat er evenwicht in demografische of sociale criteria bestaat, zoals geslacht, leeftijd, etniciteit of geloof (m.n. ook met betrekking tot statutaire verplichtingen). Deze criteria lopen dwars door de overige criteria heen. Zij spelen een rol in de sociale cohesie van een organisatie indien er in de geledingen bestuur en bovenschools management aandacht voor is. Het bestuur ziet er bij de invulling van een vacature op toe dat statutaire bepalingen van bij de denominatie van zijn scholen betrokken koepels, zullen worden gerespecteerd. De mix van criteria moet een verscheidenheid van talenten bijeen brengen die harmonieus samenwerkt. 2 Om de kerntaken zoals omschreven in het managementstatuut en het huishoudelijk reglement, goed uit te voeren worden eisen gesteld aan het bestuur als collectief, aan individuele leden van het bestuur en aan de voorzitter van het bestuur. I. Basisvereisten bestuur als collectief: A. Algemeen handelt conform het bepaalde in de Wet op het primair onderwijs, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de statuten van de stichting is mede verantwoordelijk voor het verwezenlijken van de doelen van de stichting zoals omschreven in de statuten past het Policy Governance® Model toe heeft een onafhankelijke positief-kritische grondhouding ten opzichte van het bovenschools management; kijkt op hoofdlijnen en vanuit een breed perspectief (vanuit verschillende gezichtspunten van de diverse belanghebbende partijen) naar zaken die van belang zijn voor de stichting en is in staat om een evenwichtige afweging van de diverse belangen te maken; heeft zicht op en respecteert en kan onderscheid maken tussen de diverse (bestuurs-) lagen binnen de organisatie; heeft affiniteit met het onderwijs; heeft zicht op de ontwikkelingen in de lokale gemeenschappen en het onderwijs in het algemeen; voelt zich betrokken bij het wel en wee van de onderhavige scholen; heeft zicht op de samenhang van de uitgezette koers van de stichting en het overheidsbeleid; onderhoudt pro-actief een goede verstandhouding met het bovenschools management teneinde ieders eigen competentie/rol tot volle wasdom te laten komen; is in staat om op een transparante wijze verantwoording af te leggen aan alle belanghebbende partijen, w.o. het bovenschools management, de directies van de aangesloten scholen en medezeggenschapsorganen; is kritisch met betrekking tot zijn eigen functioneren en evalueert jaarlijks het eigen functioneren. Voortdurende professionalisering is hierbij een uitgangspunt; kijkt bij de samenstelling van het bestuur in eerste instantie naar de benodigde kwaliteitseisen, en daarnaast naar een evenwichtige opbouw qua leeftijd, man/vrouw-verdeling, afspiegeling van het werkgebied in verband met de herkenbaarheid vanuit de scholen en vanuit andere belanghebbende partijen; komt minimaal 4 x per jaar in voltallige samenstelling bijeen. B. Kennis en ervaring Ten aanzien van kennisvereisten geldt dat het bestuur als collectief moet beschikken over deskundigheid op de volgende gebieden: onderwijs, financiën/bedrijfseconomie, audit/control, juridische zaken en human resource management. Bij de samenstelling wordt hiermee rekening gehouden, teneinde een goede balans en voldoende complementariteit binnen het bestuur te bewerkstelligen. Een gedegen deskundigheid van een individu op een specifiek terrein mag er overigens niet toe leiden dat deze persoon ‘eigenaar’ wordt van dat specifieke terrein: alle leden van het bestuur zijn verantwoordelijk voor de beoordeling en toetsing van alle beleidsterreinen. Voor alle leden geldt dat kennis van onderwijskundige aspecten, van het lokale werkgebied en van relevante maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van onderwijs essentieel zijn voor het uit kunnen voeren van de toezichthoudende taken. Bij voorkeur geldt dat meerdere leden van het bestuur managementervaring hebben (gehad) in het bedrijfsleven of non-profitorganisaties. Daarnaast is bij voorkeur een aantal leden geworteld in de onderwijswereld. 3 II. Basisvereisten individuele leden van het bestuur Het lid van het bestuur: A. Algemeen: is een betrouwbaar, integer en onafhankelijk persoon houdt zich aan de regelgeving ten aanzien van o.a. belangenverstrengeling en hoofd- en nevenfuncties; is actief in het dagelijks leven en heeft nadrukkelijk affiniteit met het (primair) onderwijs is bereid en in staat voldoende tijd voor de functie uit te trekken; heeft minimaal een HBO/WO denk- en werkniveau; is bereid structureel te investeren in eigen professionalisering, door actualiteiten bij te houden, zelfstudiemateriaal tot zich te nemen en vervolgcursussen te volgen; neemt de verantwoordelijkheid te voorzien in eigen informatiebehoeften; heeft, in verband met digitale informatievoorziening, toegang tot internet. onderschrijft het belang van een maximum zittingsduur van 3 jaar en is voornemens om tenminste 3 jaar in het bestuur zitting te nemen respecteert de doelstellingen van de stichting, het bestuur, alsmede de identiteit van de individuele scholen, het katholieke onderwijs is zich bewust van zijn te leveren bijdrage en ervaart de bijbehorende onkostenvergoeding als passend. B. Kennis, ervaring, houding en gedrag: beschikt over deskundigheid en ervaring op één of meer van de volgende gebieden: onderwijs, financiën/bedrijfseconomie, audit/control, juridische zaken of HRM heeft basale kennis op het gebied van onderwijsprocessen; is in staat zelfstandig en onafhankelijk een afgewogen oordeel te vormen over het totale beleid van de stichting; is een teamspeler (is onafhankelijk maar zoekt wel verbinding met collegabestuurders); is niet angstig om te falen, een afwijkende mening te hebben, dóór te vragen of zijn nek uit te steken en houdt zich dus niet op de vlakte. Schroomt niet om bestaande werkwijzen ter discussie te stellen en vraagt om toelichting als zaken niet duidelijk zijn; voelt zich thuis in de rol van bestuurder; heeft een positief-kritische houding naar het bovenschools management; staat open voor kritiek; kijkt kritisch naar het eigen functioneren en dat van zijn collega-bestuurders. C. Gedragscompetenties: Voortgangscontrole Doen opstellen en doen uitvoeren van procedures om de voortgang van processen, taken of activiteiten van anderen en/of de voortgang van eigen activiteiten te bewaken. Visie Het hebben van een beeld van de toekomst van de stichting en aangeven hoe de kloof tussen gewenste en huidige situatie overbrugd kan worden Besluitvaardigheid Beslissingen nemen met name in moeilijke situaties. Omgevingsgerichtheid Laten blijken goed geïnformeerd te zijn over de externe ontwikkelingen, en deze kennis benutten. 4 Organisatie-sensitiviteit Zich bewust tonen van (in)formele kanalen en belangen van verschillende groepen in de organisatie, en hier in handelen rekening mee houden om doelen te bereiken. Samenwerken Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat. Het delen van informatie en kennis met anderen. Integriteit Handhaaft algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in activiteiten die met de positie te maken hebben. Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen. Geeft aan wanneer zaken die van hem verwacht worden niet in overeenstemming zijn met zijn persoonlijke normen dan wel de normen van de Stichting. Doet wat hij zegt, komt beloften en afspraken na. Analytisch denkvermogen (Probleemanalyse en oordeelsvorming) Maakt duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Verzamelt relevante informatie. Maakt goede afwegingen, stelt juiste prioriteiten. Betrekt relevante mensen en instanties bij de kwestie, volgt niet klakkeloos meningen van derden. Betrekt mogelijke neveneffecten in zijn overwegingen. Overziet consequenties. Ziet de samenhang tussen de diverse beleidsaspecten en handelt daarnaar, houdt rekening met de belangen van alle belanghebbende partijen. III. Basisvereisten voor de voorzitter van het bestuur De voorzitter beschikt over de vereisten zoals beschreven in “basisvereisten individuele leden van het bestuur”. Daarnaast heeft de voorzitter een aantal specifieke taken met bijbehorende vereisten ten aanzien van kennis, vaardigheden en competenties. A. Specifieke taken van de voorzitter: het opstellen van de agenda van de bestuursvergadering en het afstemmen hiervan met de algemeen directeur, o.a. i.v.m. de fasen in het beleidsplanningproces; het leiden van de vergaderingen van het bestuur; het voeren van functioneringsgesprekken met de algemeen directeur het er op toezien dat alle leden van het bestuur tijdig de juiste informatie ontvangen; het zorgen voor een goed samenspel tussen de bestuursleden; het onderhouden van structurele en regelmatige contacten met de algemeen directeur/bovenschools management; het (doen) onderhouden van contacten met de bestuursleden; het (doen) onderhouden van contacten met relevante partijen het zorgdragen voor transparantie en verantwoording over het functioneren van het bestuur. B. Kennis, vaardigheden en competenties: Om deze specifieke taken goed uit te kunnen voeren beschikt de voorzitter over kennis en vaardigheden noodzakelijk voor het leiden van vergaderingen en het voeren van functioneringsgesprekken. Hij heeft goed zicht op de kwaliteiten van de bestuursleden en is in staat hen op een coachende wijze te voorzien van feedback. De vele in- en externe contacten maken dat de voorzitter over zeer goede communicatieve eigenschappen moet beschikken. Een kritische en onafhankelijke houding, maar tegelijk ook openstaand voor een dialoog met alle belanghebbende partijen, met inachtneming van ieders rol, zijn kenmerkend voor zijn opstelling. De voorzitter is een stimulerende factor in het bestuur en in de relatie naar anderen. Hij zorgt ervoor dat het bestuur als een team functioneert. De voorzitter is als geen ander in staat de verbindingen tussen de diverse beleidsonderdelen te zien en daarnaar te handelen, rekening houdend met de belangen van alle belanghebbende partijen. Hij beschikt over levenservaring en –wijsheid. 5 Hij geeft in de bestuursvergaderingen ruimte aan de overige leden waardoor hij ervoor zorgt dat hun inbreng optimaal aan bod komt. Hij verliest hierbij de effectiviteit en efficiency niet uit het oog. Mede in verband met de dynamiek en de groeiende complexiteit moet de voorzitter beschikken over een hoge mate van stressbestendigheid. 6