Hendrik van Wijn De Van Wijn penning is genoemd naar de eerste “Archivaris der Bataafsche Republiek”. In 1987 werd de Van Wijnpenning voor de eerste maal uitgereikt. De voorzitter nam toen aan dat de toehoorders vertrouwd waren met leven en werken van Hendrik van Wijn. Voor wie hem niet kent een kort levensverhaal, in het bijzonder voor de toekomstige laureaat van de Van Wijnpenning. Hendrik van Wijn werd in Den Haag geboren in 1740. Hij studeerde rechten aan de universiteit in Leiden en was vooral geïnteresseerd in de vaderlandse geschiedenis en oudheidkunde, een liefde die hij nooit meer verlaten heeft. Op 24-jarige leeftijd promoveerde hij en vestigde zich in Den Haag als advocaat. Van 1771 tot 1778 is Van Wijn pensionaris geweest in Den Briel. Hij heeft zich uitgebreid met het archief bezig gehouden, zowel als inventarisator en als onderzoeker. Hij bereidde een aantal publicaties over de geschiedenis van Den Briel voor. Van Wijn werd in 1779 pensionaris van de Patriottenstad Gouda, hoewel hij zelf geen tegenstander van het huis van Oranje. Daarnaast was Van Wijn voorzitter van een aantal commissies van de Staten-Generaal. Na de Restauratie van 1787 raakt de pensionaris van een patriottenstad zijn ambt van hogerhand kwijt (Gouda geeft hem wel een gouden handdruk). Als ambteloos burger had Van Wijn alle tijd om zich bezig te houden met historisch onderzoek, dat in 1800 resulteerde in een bundel met historische bijzonderheden Historische en Letterkundige Avondstonden. Maar Den Haag was Van Wijn niet vergeten, het Staatsbewind creëerde een functie die hem op het lijf geschreven was. Van Wijn werd op 5 juli 1802 benoemd tot “Archivaris van de Bataafsche Republiek”. Hij zou die functie tot zijn dood op 91-jarige leeftijd blijven vervullen. Zijn opdracht luidde de staatsarchieven (en die van Holland) van voor 1795 te verzamelen, te onderzoeken en te beschrijven. Kortom, Van Wijn is de schepper van het Algemeen Rijksarchief. Het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek typeert Hendrik van Wijn als een man die van aanpakken weet, veel enthousiasme heeft voor historie, maar met weinig (gepubliceerd) resultaat. “... de hem karakteristieke neiging om te veel groote dingen tegelijk aan te vatten, gepaard aan het gebrek aan energie om zijn plannen door te zetten. Zoo heeft Van Wijn wel zeer veel verzameld, maar betrekkelijk weinig uitgegeven …”. “… Van Wijn was een geleerde van het type van de achttiende eeuw. Zijn onderzoek beperkte zich tot de bijzonderheden, waaraan juist toen groote behoefte bestond. …. Want hij was een onvermoeid en scherpzinnig navorscher, wien het echter aan het noodige doorzettingsvermogen ontbrak om een groot werk van beteekenis tot stand te brengen. Voor groote lijnen had hij minder oog; ook voor een goede compositie miste hij het orgaan.”