De Antisociale Persoonlijkheidsstoornis en behandeling De

advertisement
De Antisociale Persoonlijkheidsstoornis en behandeling
De ontwikkeling van een praktijkgericht framework voor de AS II stoornis
Wies van den Bosch1,2,3
Madeleine Rijckmans,4,5
Stef Decoene6
Ad Kaasenbrood2,7
Tijl Huijgen8
Nina van Bunningen7
1.2.3
Dr. L.M.C. (Wies) van den Bosch. Scelta, Nijmegen; Pro Persona, Arnhem; Dialexis
Deventer.
4,5
Dr. M.J.N. Rijckmans, GGZ Breburg, Breda; het Dok, Tilburg
6
Prof. dr. S. Decoene, Vrije Universiteit Brussel
2,7
Dr. A. Kaasenbrood. Pro Persona, Arnhem; Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen,
Utrecht.
7
Drs. Nina van Bunningen, Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen, Utrecht.
8.
Drs. T. Huijgen, GGZ Drenthe, Beilen.
Aantal woorden: 3560
Aantal figuren: 1
Aantal tabellen: 1
Correspondentieadres:
Dr. L.M.F. (Wies) van den Bosch, Alexander Hegiusstraat 15, 7412 XN, Deventer
E-mail: [email protected]
De Antisociale Persoonlijkheidsstoornis en behandeling
De ontwikkeling van een praktijkgericht framework voor de AS II stoornis
ACHTERGROND: Informatie over behandeling van mensen met een antisociale
persoonlijkheidsstoornis (ASP) is nauwelijks te vinden. Empirisch gevalideerde
5
behandelmethoden ontbreken, behalve wanneer het de behandeling van comorbide
stoornissen betreft. Een oorzaak zou gevonden kunnen worden in het gegeven dat mensen met
ASP vaak van GGZ zorg uitgesloten worden.
DOEL: Een framework ontwikkelen, gebaseerd op de ‘state of the art’- praktijk gebaseerde
behandelmethoden, dat richtlijnen geeft om behandeling van ASP mogelijk te maken en meer
10
systematisch onderzoek te kunnen doen.
METHODE: Een literatuursearch naar (onderzoek over) evidence based behandeling voor
ASP is gedaan, aangevuld met een internationaal Delphi-onderzoek onder 61 experts op
wetenschappelijk, organisatorisch en behandelgebied.
RESULTATEN: Een framework is gegenereerd dat richtlijnen geeft aan GGZ organisaties en
15
behandelaars om behandeling te geven aan mensen met ASP. Noodzakelijke ingrediënten
voor behandeling en benodigde expertise van behandelaars en teams worden weergegeven,
naast voorwaarden ten aanzien van het organiseren van de zorg.
CONCLUSIE : Alhoewel empirisch bewijs voor de effectiviteit van psychotherapie bij ASP
ontbreekt, zijn er voldoende mogelijkheden om met deze populatie te werken. De literatuur en
20
de practice based gegevens verzameld in het Delphi onderzoek, geven voldoende basis voor
het ontwikkelen van een samenhangend aanbod waar onderzoek aan gekoppeld kan worden.
25
TREFWOORDEN Anti sociale persoonlijkheidsstoornis, evidence-based practice,
behandeling, organisatie, teamfunctioneren
Voor mensen met een Antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) is er nauwelijks sprake van
aanbod van evidence based behandelingen. Djadoenath en Decoene[1] suggereren dat
30
tegenoverdracht bij behandelaren, gevoed door een soms incorrect beeld van wat een ASP
precies inhoudt, een belangrijke factor is om niet in deze doelgroep te investeren. ASP
presenteert zich immers als de antithese van de ‘ideale’ cliënt.
"a pervasive pattern of disregard for and violation of the rights of others, occurring since age
15 years, with evidence of conduct disorder beginning even earlier".[2]
35
Onbehandeld is ASP een (economische) last voor de samenleving.[3] ASP is een robuuste
voorspeller van gewelddadig recidive. ASP kent hoge comorbiditeit, vooral met
middelengebruik. De helft van de gedetineerden in Europa en Noord-Amerika heeft de
diagnose ASP. Toch wordt er weinig onderzoek gedaan naar behandelmethoden[4,5] en is er
tot op heden nog geen aantoonbare effectieve behandeling voor ASP gevonden.[6]
40
De diagnose ASP is binnen de GGZ vaak een exclusiecriterium voor behandeling en
voor psychotherapieën zelfs een contra-indicatie. Daardoor is het hulpverleningsaanbod voor
cliënten die kampen met deze ernstige problematiek minimaal en als mensen met ASP wel
voor behandeling in aanmerking komen is het aanbod gericht op comorbide stoornissen zoals
middelenafhankelijkheid en depressie of op de gevolgen van de persoonlijkheidsstoornis zoals
45
suïcidaliteit en detentie.
Vanuit de hoek van de richtlijnen zoals NICE[6] wordt wel behandeladvies gegeven. NICE
beveelt groepsgerichte cognitieve en gedragsmatige interventies, gericht op o.a. impulsiviteit,
interpersoonlijke problemen en antisociaal gedrag aan. Bij delinquent gedrag moet de
interventie gericht zijn op het reduceren van delinquent gedrag (Reasoning and rehabilitation
50
(R&R) and Enhanced Thinking Skills (ETS)). Naast cognitieve interventies wordt ook
schematherapie (SFT)[7] en Dialectische gedragstherapie (DGT)[8,9] ingezet.
In dit artikel staat (creëren van de mogelijkheid tot behandeling van) ASP centraal,
nadrukkelijk onderscheiden van psychopathie. In een voorgaand artikel[10] is stilgestaan bij
prevalentie en diagnostiek van psychopathie, sociopathie, dyssociale-, en Anti Sociale
55
Persoonlijkheidsstoornis. Alhoewel psychopathie (met name factor 1: PCL-R[11]) en ASP
sterk van elkaar verschillen, worden zij door elkaar heen gebruikt. In dit artikel beperken wij
ons tot ASP.
Doel van dit artikel is door middel van literatuuronderzoek en systematisch verzamelen van
60
praktijkkennis een praktijkgericht framework te ontwikkelen. Middels het framework kunnen
de randvoorwaarden in kaart gebracht worden om patiënten met ASP de noodzakelijke en
gepaste behandeling te kunnen bieden. De volgende onderzoeksvragen zijn gesteld:
1. Wat is in de literatuur tot op heden bekend m.b.t. effectiviteit van behandeling gericht
65
op de ASP?
2. Welke competenties moet een zorgsysteem bezitten om met deze doelgroep te kunnen
werken?
3. Wat zijn de mogelijkheden voor psychotherapeutische behandeling van mensen met
een ASP?
70
4. Aan welke randvoorwaarden moet een organisatie voldoen wil zij mensen met ASP de
hulp kunnen bieden die nodig is?
METHODE
De online databases MEDLINE/PubMed en PsycINFO werden doorzocht op combinaties van
75
zoektermen over populaties (Anti Sociale Persoonlijkheidsstoornis, ASPD); interventies
(psychologische behandeling, psychodynamische/ cognitief gedragstherapeutische/
Dialectische Gedragstherapie / mentalisatie/ schema/ dynamische/ emotie regulering/
transference focused/ groeps (psycho)therapie/ standaard psychiatrische zorg/ psychoanalyse/
Emotie Regulatie Behandeling (ERT)/ Therapeutische gemeenschap (TH)); resultaten (ASP
80
en verslaving, detentie, forensische zorg) en studie design (RCT). De referentie lijsten van
systematische reviews werden onderzocht naar aanvullende relevante trials tot juni 2015[4,6,
12,13,14,15,16,17,18,19,20] en eveneens bij de Cochrane reviews.[21,22] De gevonden
artikelen werden op basis van de samenvattingen onafhankelijk beoordeeld door twee
onderzoekers. Daarna werden gevonden referenties als full text gelezen. Artikelen over
85
eenzelfde studie werden samengevoegd.
Daarna is een Delphi onderzoek uitgevoerd omdat deze methode aansluit bij vraagstukken die
een zekere mate van ‘onzekerheid’ bevatten door een gebrek aan informatie over oorzaken,
consequenties of de afwezigheid van een conceptueel framework.[23] De Delphi methode
verzamelt gestructureerd, in meerdere rondes, informatie bij een groep experts, gekozen
90
vanwege specifieke kennis van of ervaring met het onderzoeksonderwerp, vanuit verschillende
invalshoeken uit de praktijk. De methode richt zich op een specifiek type kennis; niet zozeer
empirisch bewezen feiten maar typen ervaringen, inzichten en ‘geïnformeerde meningen’[23],
waarbij vragenlijsten of discussierondes gebruikt worden. Doel is om tot een gezamenlijk
standpunt te komen.[24]
95
Tabel 1 Experts in Delphi onderzoek
Ambulant
Klinisch
Forensisch
Niet forensisch
Ronde 1, 2 en 3
Ronde 1, 2 en 3
NL, UK, VS
NL, UK, VS
Individuele experts en
Individuele experts en
team(s)
team(s)
Ronde 1, 2 en 3
Ronde 1, 2 en 3
NL, UK, VS
NL, UK, VS
Individuele experts en
Individuele experts en
team(s)
team(s)
In totaal werden 61 nationale en internationale experts benaderd op basis van werksetting en
100
ervaring (forensische zorg of geestelijke gezondheidszorg, ambulant en/of klinisch), die
eveneens een mix van behandelaars (klinisch psycholoog, psychiater, spv), managers en
onderzoekers representeerden (tabel 1). Experts waren afkomstig uit Nederland, de USA en de
UK. Ten behoeve van de Delphi is een aantal vragen geformuleerd over behandeling,
randvoorwaarden, voorkeur van setting, attitude van behandelaren, competenties van het
105
zorgsysteem, organisatorische randvoorwaarden, indicatiestelling en behandelaanbod.
Bij 9 experts (uit Nederland en de VS) werd een semi-gestructureerd interview afgenomen
(ronde 1). De resultaten werden geanalyseerd door de onderzoekers en voorgelegd aan
dezelfde experts in een tweede ronde. De resultaten daarvan werden vervolgens aan meerdere
expertgroepen voorgelegd, afkomstig uit Nederland en de UK (ronde 3; N = 38). Tot slot werd
110
in oktober 2015 een invitational conference gehouden waarbij aan vertegenwoordigers van
zowel ambulante als klinische forensische en reguliere zorg de conclusies werden voorgelegd
(ronde 4; N = 14) .
115
RESULTATEN
120
1.Wat is in de literatuur tot op heden bekend m.b.t. effectiviteit van behandeling gericht op de
ASP?
Een aantal inclusiecriteria is gehanteerd: gerandomiseerde studies (criterium 1) met
interventies voor mensen met ASP (criterium 2), waarbij minimaal 70 % van de deelnemers
volwassenen of jong volwassenen zijn (criterium 3), die een diagnose ASP hebben gekregen
125
op basis van een gevalideerd semigestructureerd interview, of waar bij het vaststellen van
psychopathie met behulp van de PCL-R onderscheid gemaakt is tussen factor 1 en factor 2
(criterium 4) afgenomen door een getrainde clinicus (criteria van de instrumenten gebaseerd
op de DSM-III[25] of DSM-IV.[2] Bij voorkeur is gezocht naar experimentele interventies
op basis van goed gedefinieerde, theoriegestuurde psychotherapeutische behandeling. De
130
controle-interventies zijn gedefinieerd als: geen behandeling, standaard behandeling,
wachtlijst, ‘treatment as usual’, klinisch management, een andere goed gedefinieerde
psychotherapeutische behandeling (criterium 5). Tenslotte werd hantering van gepubliceerde
en gevalideerde meetinstrumenten (criterium 6), en publicatie in peer-reviewed tijdschriften
toegevoegd (criterium 7) .
135
Onderzoek naar de beschikbare literatuur laat zien dat er bemoedigende trends waar te
nemen zijn (onder andere bij DGT[9,26]), maar significante resultaten worden alleen
gevonden bij behandeling waarbij de focus ligt op comorbide middelenmisbruik en niet op de
persoonlijkheidsstoornis.[4,27] Dat 90% van de ASP patiënten een verslavingsprobleem heeft
maakt de resultaten natuurlijk wel klinisch relevant, maar zegt niets over het effect op de
140
persoonlijkheidsstoornis.[zie ook 12]
De conclusie van de literatuursearch luidt dat er nauwelijks empirische validatie bestaat voor
psychotherapeutische of farmacologische behandelingen voor mensen met een ASP.
Resultaten van het Delphi onderzoek
145
2.Welke competenties moet een zorgsysteem bezitten om met deze doelgroep te kunnen
werken?
Behandeling vanuit een team heeft de voorkeur vanuit veiligheidsoogpunt, maar ook omdat
daardoor intervisie, intercollegiale toetsing stimuleren tot mentaliseren en helpen bij
150
gedragsverandering bij de behandelaar zelf kan plaats vinden. Een team is vaak noodzakelijk
om de essentiële functies in de behandeling in te vullen. Rollen moeten daarbij wel helder zijn,
zeker in een team waarin alle grenzen op de proef gesteld kunnen worden. Als vervolgens
binnen een team flexibel in rollen gewisseld kan worden, wordt ook split treatment mogelijk,
die bij andere stoornissen al effectief gebleken is (zie o.a. SFT, DGT, MBT). Bij het
155
behandelteam is een hoog competentieniveau voorwaarde. Het team moet de patiënt
gelijkwaardig benaderen, motivationele technieken kunnen toepassen, empathisch betrokken
zijn, reflectief kunnen luisteren, kunnen omgaan met weerstand en er van overtuigd zijn dat
mensen kunnen veranderen. Het team moet zicht op de relatie houden, de patiënt niet reduceren
tot dader of slachtoffer.
160
Behandelaars moeten protocollair kunnen werken, kennis hebben van comorbide
problematieken en ervaring hebben met diverse diagnostische instrumenten. Bovendien moeten
zij een effectieve werkrelatie aan kunnen gaan, kunnen invoegen in de taal en vermoedelijke
motieven van de patiënt, geloofwaardig en superviseerbaar zijn, voorspelbaar en consistent.
Daarnaast is een sterk identiteitsgevoel noodzakelijk en het kunnen bewaken van eigen grenzen.
165
De gewenste attitude wordt omschreven als ‘firm but kind’.
3.Wat zijn de mogelijkheden voor psychotherapeutische behandeling van mensen met een ASP?
De deskundigen geven unaniem aan dat niet te snel geconcludeerd moet worden dat
behandeling niet mogelijk is. Het is van belang gedegen na te gaan of de patiënt het vermogen
170
heeft om emoties te ervaren door bijvoorbeeld proefinterventies te doen. De therapeut moet
zich bewust zijn van het feit dat het tijd kost een therapeutische relatie op te bouwen. Dit
betekent dat de therapeut in het begin niet te hoge eisen moet stellen, schijnaanpassingen moet
verdragen en alert moet zijn op ‘schijnbetekenissen’. Daarna kan de patiënt pas met echt voor
hem of haar ‘riskante’ informatie over de brug komen. Omdat er doorgaans sprake is naar snelle
175
behoeftebevrediging, kan hulp bij praktische zaken het commitment ten goede komen. Omdat
overdracht en re-enactment in een dyadische relatie niet alleen het proces kan belemmeren maar
ook gevaarlijk kan zijn, is een parallelaanbod aan te raden. Therapie mag niet ‘just talking’ zijn,
‘doing things’ hoort er ook bij. Bij ASP bestaat het risico van een eindeloze behandeling die
niets oplevert omdat het behandelsysteem zich aanpast aan de extreme gedragsproblemen van
180
de patiënt en deze probeert in te dammen door concessies te doen die niet helpen. Regelmatig
evalueren aan de hand van het behandelplan en bereidheid de behandeling op te schorten is
eveneens van belang. Accepteren van een eventuele drop-out met een blijvend welkom voor de
toekomst helpt daarbij.
Voor behandelaren is het van belang de theorieën die ASP verklaren en de daarop
185
gebaseerde behandelmodellen goed te kennen. Een onbevooroordeelde attitude en daardoor
zicht op het gedrag van de patiënt is van belang omdat het gedrag onderdeel is van de stoornis
en informatie geeft over wat in de behandeling aandacht moet krijgen.
Cognitieve gedragstherapie (CGT), DGT, SFT, Persoonsgerichte PT, cliëntgerichte PT,
psychodynamische PT en Mentalization Based Treatment (MBT) worden het meest
190
aanbevolen. Ook traumabehandeling is heel goed mogelijk, zowel individueel als in de groep.
4. Aan welke randvoorwaarden moet een organisatie voldoen wil zij mensen met ASP de hulp
kunnen bieden die nodig is?
195
Unaniem oordelen de experts dat het van belang is om een niet-straffend klimaat te creëren.
Daarnaast zijn helder gedefinieerde afspraken over wat grensoverschrijdend gedrag is en
welke consequenties het heeft, plus consistente toepassing daarvan noodzakelijk (bijvoorbeeld
verplichte alcohol- en drugscontroles). Om aan deze voorwaarde te voldoen is volgens de
deskundigen een gedeelde zorgvisie, met commitment van ‘boven’ noodzakelijk,
200
waarbinnen antisociaal gedrag begrepen wordt. Het management moet de visie uitdragen,
verbonden blijven met de werkvloer en transparant zijn over het beleid. Zorg voor (het
bewaren van de competenties van) het personeel moet prioriteit hebben, zoals blijkt uit
faciliteren van intervisie, maar ook waarborgen van de veiligheid van de medewerkers of
indien nodig ondersteunen bij het doen van aangifte.
205
Iedereen in de organisatie moet zich engageren, zowel ten aanzien van steunende zaken
(supervisie, intervisie, deskundigheidsbevordering) als in toetsende (bewaken klimaat in het
team, behandelplancyclus), en inhoudelijke zin (delen van de visie en hoop, bereidheid tot
verbinden met de populatie, onderschrijven behandelparadigma’s).
Het laagst mogelijke restrictieve niveau zou uitgangspunt moeten zijn, met een
210
ambulante behandeling als voorkeurssetting. Deze setting geeft patiënten de gelegenheid in
een real life situatie te oefenen en leden van het cliëntsysteem er bij te betrekken. Maar meest
van belang is dat klinische behandeling van mensen met antisociaal gedrag risico’s oplevert.
Een gesloten setting kan juist de overlevingsstrategieën die ten grondslag liggen aan het norm
overschrijdend gedrag activeren.
215
Tenslotte doet de organisatie er goed aan de (behandel)processen te stroomlijnen, zowel intern
als extern. Intern stroomlijnen door bijvoorbeeld zo min mogelijk patiënten door te verwijzen
omdat terugval van patiënten en aansluitende uitplaatsing demotiveert en demoraliseert.
Extern stroomlijnen betekent onder andere goede afstemming en sluitende afspraken met
ketenpartners.
220
Als laatste: bij het organiseren van de zorg binnen de GGZ is het volgens de experts van
belang rekening te houden met de angst die deze patiënten vaak hun medepatiënten (en
professionals) aanjagen, waardoor zijzelf weer angstig worden of worden bevestigd in hun
illusie van controle. Alle voorwaarden die eerder al genoemd zijn gelden hier eveneens.
225
Figuur 1 Framework voor behandeling van Antisociale persoonlijkheidsstoornis
CONCLUSIE EN DISCUSSIE
230
Doel van het onderzoek was het ontwikkelen van een praktijkgericht framework om patiënten
met ASP de hulp te kunnen bieden die voor hen nodig is.
Op basis van de uitgevoerde review kan geconcludeerd worden dat er onvoldoende bewijs is
om enige vorm van psychologische interventie voor de ASP als effectief aan te wijzen.
Significante resultaten zijn enkel gevonden bij studies gericht op comorbide problematiek.
235
Interpretatie van onderzoeksresultaten ten aanzien van behandeling van ASP wordt gehinderd
door tal van methodologische problemen zoals heldere definiëring van de onderzochte
doelgroepen, maar ook van uitkomstmaten. Verder wordt een veelvoud aan
behandelmethodes gebruikt waarbij een goed gedefinieerde, theorie gestuurde basis ontbreekt.
Problemen van causaliteit, ethische (on)mogelijkheden van bepaalde vormen van onderzoek
240
(zoals een RCT) bemoeilijken gedegen wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van
behandeling. Maar dat betekent niet dat behandeling van ASP niet haalbaar is. Behandeling
voor middelenmisbruik helpt bij vermindering van behandelingsresistente karakteristieken.
Er is enig bewijs dat ASP patiënten kunnen profiteren van behandeling effectief gebleken bij
niet-ASP patiënten.[9,28,26]
245
Resultaten uit onderzoek naar cognitief-gedragstherapeutische behandeling bij psychopathie
op basis van Risk-Need-Responsivity principes[29] stemmen eveneens hoopvol.
Uit het Delphi onderzoek komen gelijkluidende, positieve conclusies naar voren. ASP
kan behandeld worden, maar het is specialistische behandeling in teamverband. Een open,
onbevooroordeelde attitude, gebaseerd op een stevig verankerde maar flexibele
250
persoonlijkheid, uitmondend in een oprecht geëngageerd zijn met patiënten is noodzakelijk en
vraagt consistente supervisie en intervisie. Van medewerkers wordt een hoog
competentieniveau verwacht. Maar meest wordt benadrukt dat een door management, bestuur
en professionele staf gedeelde visie op de problematiek noodzakelijk is, die zich uit in een
gezamenlijke behandelvisie, uitmondend in een helder framework van afspraken rond
255
behandeling, begrenzing en consistente uitvoering van (vastgestelde) consequenties van
grensoverschrijding.
260
265
Dankwoord
Wij willen de groep experts danken voor hun waardevolle bijdrage aan ons onderzoek.
Antisocial Personality Disorder and treatment
The development of a practice-based framework for the Axis II disorders
270
BACKGROUND: There is little to no evidence for effective methods of treatment of people
with an antisocial personality disorder (ASP), except when treatment of comorbid disorders is
concerned. One of the reasons could be the fact that they are often excluded from mental
healthcare.
275
GOAL: The development of a framework based on ‘state of the art’ treatment methods and
best practices, which offers guidelines on the treatment of ASP and possibilities for more
systematical research.
METHOD: In order to get insight into a literature search was done and an international
280
Delphi-study was carried out among 61experts in science, management and clinical practice.
RESULTS: A Framework was generated which provides guidance to those working with
patients with an antisocial personality disorder. It encompasses preconditions with regard to
organization of care, healthcare workers and therapy.
CONCLUSIONS: Even though there is still a lack of sufficient evidence for the effectivity of
any psychotherapy for the treatment of ASPD, there are plenty of possibilities of working with
this population and working toward an extended supply that meets the demand for evidence
based therapy.
Key words: Antisocial personality disorder, evidence-based practice, treatment, organisation,
teamfunctioning.
LITERATUUR
1.
Djadoenath A, & Decoene S. De antisociale-persoonlijkheidsstoornis en psychopathie
in de reguliere ambulante geestelijke gezondheidszorg. In: Canton W, Beek D van, L Claes L,
Gijs L, Jeandarme I, Klein Haneveld E (redactie). Handboek psychopathie en de antisociale
persoonlijkheidsstoornis. De Tijdstroom, 2015:199-220.
2.
American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental
disorders DSM (4th ed., text revision) 2000.
3.
Quinsey VL, Harris GT, Rice ME, Cormier CA. Violent offenders: Appraising and
managing risk. Washington, DC: American Psychological Association, 1998.
4.
Wilson HA. Antisocial Personality Disorder Be Treated? A Meta-Analysis Examining
the Effectiveness of Treatment in Reducing Recidivism for Individuals Diagnosed
with ASPD. International Journal of Forensic Mental Health 2014;13:36-46.
5.
Glenn AL, Johnson AK, Raine A. Antisocial personality disorder: a current review.
Curr Psychiatry Rep 2013;15:427.
6.
NICE. The British Psychological Society & The Royal College of Psychiatrists.
Antisocial Personality Disorder: National Clinical Practice Guideline Number 77. London:
NICE, 2003.
7.
Bernstein DP, Arntz A, Vos MD. Schema focused therapy in forensic settings:
Theoretical model and recommendations for best clinical practice. International Journal of
Forensic Mental Health 2007;6:169-183.
8.
Blondelle GCJ, Williams GL, Bosch LMC van den. ‘OPERANT MILIEU’ in een TBS-
kliniek. MGv 2007;7/8:634-639.
9.
Bosch LMC van den, Hysaj MM, Jacobs PP. DBT in an outpatient forensic setting.
International Journal Of Law And Psychiatry 2012a;35:311-316.
10.
Decoene S, Kaasenbrood A, Rijckmans M, van den Bosch LMC, Huygen T.
Antisociale persoonlijkheidsstoornis: concepten, diagnostiek, en prevalentie. (submitted).
11.
Hare RD. PCL-R 2nd Ed. - Hare Psychopathy Checklist–Revised: 2nd Edition.
London: MHS (UK), 2003.
12.
Evans, 2010;
13.
Davidson et al., 2009;
14.
Duggan C, Huband N, Smailagic N. The use of psychological treatments for people
with personality disorder: a systematic review of randomized controlled trials. Personality and
Mental Health 2007;1:95–125.
15.
Duggan C, Huband N, Smailagic N. The use of pharmacological treatments for people
with personality disorder: a systematic review of randomized controlled trials. Personality and
Mental Health 2008;2:119–170.
16.
Lipsey MW, Landenberger NA, Wilson SJ. Effects of Cognitive-Behavioral Programs
for Criminal Offenders. Campbell Collaboration Systematic Review 2013.
17.
Farrington DP & Welsh BC. A half-century of randomized experiments on crime and
justice. In: Tonry M (eds). Crime and Justice, volume 34. Chicago: University of Chicago
Press, 2006:55–132.
18.
Landenberger NA, Lipsey MW. The positive effects of cognitive behavioral programs
for offenders: a meta-analysis of factors associated with effective treatment. Journal of
Experimental Criminology 2005;1:451–476.
19.
Warren F, McGauley G, Norton K, Dolan B, Preedy-Fayers K, Pickering A, Geddes
JR. Review of Treatment for Severe Personality Disorder. Home Office Report 30/03.
London: Home Office 2003.
20.
Fonagy P, Target M, Cottrell D. What Works for Whom: A Critical Review of
Treatments for Children and Adolescents. New York: Guilford, 2002.
21.
Gibbon S, Duggan C, Stoffers J, Huband N, Völlm BA, Ferriter M, Lieb K.
Psychological interventions for antisocial personality disorder. Cochrane Database Syst
Rev 2010;16.
22.
Khalifa N, Duggan C, Stoffers J, Huband N, Völlm BA, Ferriter M, Lieb K.
The use of medication to treat people with antisocial personality disorder. Cochrane summaries.
Cochrane Developmental, Psychosocial and Learning Problems Group 2010.
23.
Ziglio E. The Delphi-method and its contribution to decision-making. In: Adler M,
Ziglio E. Gazing into the oracle. The Delphi-method and its application to social policy and
public health. London: Jessica Kingsley Publishers, 1996:3-26.
24.
Bastiaensen PACM, Roebroeckx LMH. Kenmerken en toepassingen van de Delphi-
methode als onderzoekstechniek. Tijdschrift voor Orthopedagogiek 1994;33:284-294.
25.
American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental
disorders 1980.
26.
Galietta M, Finneran V, Fava J, Rosenfeld B. Antisocial and psychopathic individuals.
In: McKay D, Abramowitz JS, Taylor S (eds.) Cognitive-behavioral therapy for refractory
cases: Turning failure into success. Washington DC: American Psychological Association,
2010.
27.
Bosch LMC van den, Verheul R. "Personality disorders." Drug Abuse and Addiction in
Medical Illness. Springer New York 2012b;311-321.
28.
McGauley G, Yakeley J, Williams A, Bateman A. Attachment, mentalization and
antisocial personality disorder: The possible contribution of mentalization-based
treatment. European Journal of Psychotherapy & Counselling 2011;13:371-393.
29.
Wong SC, Hare RD. Guidelines for a psychopathy treatment program. MHS 2005.
Download