Vraag 43 - Nederlands

advertisement
Vraag 43
Is dit Chinees voor jou?
Over de verschillen en gelijkenissen tussen talen bij taalbeschouwing
COD, pronom réciproque, main clause … Je moet heel wat begrippen kennen
als je een andere taal leert. Als je niet wilt dat vreemde talen Chinees
voor jou zijn, kun je er maar beter voor zorgen dat de taalbeschouwelijke
begrippen je niet als Chinees in de oren klinken.
In deze les fris je die kennis van grammatica op. Je legt een link met vreemde
talen, op zoek naar verschillen en gelijkenissen met het Nederlands.
1
2
3
4
Waarom Nederlands leren is niet gemakkelijk?
Heb je ze nog allemaal op een rij?
Wat niet tweet, niet deert?
Een wolk van een zin
1 Waarom Nederlands leren is niet gemakkelijk?
Opdracht 1
1
Luister naar het fragment en beantwoord de vragen.
Wat vraagt de reporter zich af?
Waarom praten Waalse politici zo slecht Nederlands? Praten Vlamingen beter
Frans dan Walen Nederlands of lijkt dat alleen maar zo?
2
Waarom contacteerde ze de persoon met wie ze sprak?
Hij schreef een scriptie over dat onderwerp.
3
Leg aan de hand van de volgende zinnen uit wat moeilijk is voor Franstaligen.
Vlaming
316
6
Franstalige
Mededelende zin
Nederlands leren is niet gemakkelijk.
Nederlands leren is niet gemakkelijk.
Vraagzin
Waarom is Nederlands leren niet gemakkelijk?
Waarom Nederlands leren is niet gemakkelijk?
Samengestelde zin
Ik heb gehoord waarom Nederlands leren niet
gemakkelijk is.
Ik heb gehoord waarom Nederlands leren is niet
gemakkelijk.
Deel 6
De woordvolgorde is een struikelblok voor Franstaligen. Bij een vraag of bijzin veranderen
wij de volgorde van o en ww (inversie). In het Frans doet men dat niet. Wanneer Franstaligen Nederlands praten, laten ze hun onderwerp/werkwoord op dezelfde plaats staan.
4
a Waarom maken wij meestal geen fouten tegen de woordvolgorde als we Frans praten?
Wij zetten onze inversie niet over in andere talen. Wij voelen dat onze woordvolgorde moeilijker (gemarkeerd) is en zetten een stapje terug.
b Welke andere verklaring vermeldt de reporter?
Misschien kunnen wij ons beter aanpassen omdat we eeuwenlang
onderdrukt zijn door vreemde overheersers (Spanjaarden, Fransen enz.).
We moesten meer ons best doen om een andere taal te spreken.
5
Welke factoren spelen nog een rol bij het leren van een vreemde taal?
Verwijs naar koningin Maxima van Nederland.
– Je motivatie
– Je aanleg om talen te leren
– Het aantal talen dat in het land wordt gesproken
(Maxima leerde snel Nederlands omdat het de enige
landstaal van Nederland is.)
2 Heb je ze nog allemaal op een rij?
Opdracht 2 Tijd om jouw talenkennis te testen. Je krijgt viermaal dezelfde zin, maar in vier verschillende talen.
Beantwoord de bijbehorende vragen.
1
NL
FR
ENG
DUI
Zie je het?
Tu le vois ?
Do you see it?
Siehst du das?
a Welk soort zinnen staat hier? Vragende zinnen
b Markeer in elke zin het onderwerp in het blauw, de persoonsvorm (deel van het wwg/nwg) in het rood.
c Staan o en pv in alle zinnen in dezelfde volgorde? Bespreek.
d Welke functie hebben de overige zinsdelen?
Het, le, it en das zijn lijdend voorwerp.
‘see’ is een werkwoordelijke aanvulling: infinitief (do is pv).
2
NL
FR
ENG
DUI
Hij scheert zich.
Il se rase.
He shaves.
Er rasiert sich.
a Welk soort werkwoord is ‘zich scheren’? Een wederkerend werkwoord.
Vraag 43 - Is dit Chinees voor jou?
317
31
b Wordt dat in de vier talen op dezelfde manier weergegeven?
Het Engels gebruikt bij dit werkwoord geen wederkerend of reflexief voornaamwoord.
c Maak nu zelf een zin met zo’n werkwoord.
Bv. We hebben elkaar omarmd.
3
NL
FR
ENG
DUI
Ze is zeer mooi.
Elle est très belle.
She is very beautiful.
Sie ist sehr schön.
Hij is zeer mooi.
Il est très beau.
He is very beautiful.
Er ist sehr schön.
a Markeer de bijvoeglijke naamwoorden in het blauw, de bijwoorden in het rood.
b Wat is het verschil tussen een bn en een bw in het Nederlands?
– Een bn zegt iets meer over een zn.
– Een bw is onveranderlijk en geeft meer info over een zin, een ww, een bn of een ander bw.
c Wat valt je op als je de verschillende talen vergelijkt?
In het Frans past het bn zich aan het geslacht van het zn aan.
4
NL
FR
Hij draagt een geel
Il porte une chemise
hemd.
jaune.
ENG
DUI
He wears a yellow shirt.
Er trägt ein gelbes Hemd.
a Duid de zelfstandige naamwoorden in het blauw aan. Markeer de lidwoorden in het rood.
b Tot welke woordsoort behoren de onderstreepte woorden?
Bijvoeglijke naamwoorden
c Welke verschillen bemerk je?
– In het Frans staat het bn na het zn, bij de andere talen tussen het lw en het zn.
– In het Duits kan het lidwoord verbogen worden.
– In het Frans en het Duits wordt het bn verbogen. In het Nederlands kan dat
ook (bv. het gele T-shirt). In het Engels blijft het bn onveranderlijk.
5
NL
FR
ENG
DUI
Loop niet!
Ne cours pas!
Do not run!
Laufe nicht!
a Welk soort zinnen staat hier? Bevelende zinnen
b Markeer in elke zin de werkwoordsvorm in het blauw.
c Wat valt je op als je de zinnen vergelijkt?
– Het Frans heeft een dubbele ontkenning (ne ... pas).
– Het Engels gebruikt bij de imperatief het hulpww ‘to do’.
318
8
Deel 6
6
NL
FR
ENG
DUI
Hij zegt dat hij ziek is.
Il dit qu’il est malade.
He says that he is sick.
Er sagt, dass er krank ist.
a Duid onderwerp en wwg aan.
b Welke functie heeft het andere zinsdeel? Hoe is dat zinsdeel opgebouwd?
Een lv-zin
c Markeer het onderwerp van de bijzin in het groen, de pv in het blauw.
d Welk ander zinsdeel is er nog in die bijzin?
Naamwoordelijk deel (is ziek = naamwoordelijk gezegde)
e Wat valt je op aan de woordvolgorde? Bespreek.
In het Frans en het Engels blijft de woordvolgorde van de enkelvoudige zin
behouden: o + pv + naamwoordelijk deel . In het Nederlands en het Duits niet:
7
o + naamwoordelijk deel + pv
NL
U heeft gewonnen.
Jij hebt gewonnen.
FR
Vous avez gagné.
Tu as gagné.
ENG
You have won.
You have won.
DUI
Sie haben gewonnen.
Du hast gewonnen.
Waarom is het Engels hier een buitenbeentje?
Het Engels heeft geen ander persoonlijk voornaamwoord voor de beleefdheidsvorm.
8
NL
FR
ENG
DUI
Het trage meisje zwemt
La fille lente nage
The slow girl swims
Das langsame Mädchen
traag.
lentement.
slowly.
schwimmt langsam.
a Markeer de bn in de zinnen in het groen, de bw in het blauw.
b Wat valt je op als je de bn met de bw vergelijkt?
– In het Nederlands en het Duits gebruikt men voor het bn en het bw dezelfde
vorm (soms verbogen). – In het Frans kun je in veel gevallen een bw herkennen aan de uitgang -ment. In het Engels aan de uitgang -ly.
Het is belangrijk dat je de taalbeschouwelijke begrippen goed kent als je reflecteert over
gelijkenissen en verschillen tussen talen.
Vraag 43 - Is dit Chinees voor jou?
319
31
3 Wat niet tweet, niet deert?
Opdracht 3
1
Lees de volgende tweets (berichten op Twitter).
Herschrijf de tweets in correcte volzinnen. Schrijf de woordsoort bij de woorden die je toevoegt.
Dit krijg je wel mee: ‘erin’ is voornaamwoordelijk bijwoord.
SAM_o_Dj
Ga feestje bouwen met #sofie_lemaire, #lambibambi.
Kan laat worden. Enorme zin!
7 min geleden
Ik (pers vn)
ga een (lw)
feestje bouwen met Sofie en lambibambi.
Het (lw)
kan laat worden.
Ik (pers vn) heb (ww) er
enorme zin
Party°beest
Al wakkerder gevoeld. Nooit mogen pintjes mixen
met vodka. Merci voor aspirientjes #Lisa
16 min geleden
in (vn bw)!
Ik (pers vn) heb (ww) me (wederkerend vn)
al wakkerder gevoeld. Ik (pers vn)
had (ww)
nooit pintjes mogen
mixen met vodka. Merci voor de (lw)
aspirientjes, Lisa.
2
Welk soort woorden ontbreekt vaak? Welke functie vervullen die woorden in de zin?
Vooral voornaamwoorden, (hulp)werkwoorden en lidwoorden als deel van een
woordgroep of deel van het werkwoordelijk gezegde.
3
Hoe verklaar je dat in tweets vaak woorden weggelaten worden?
Om plaats te winnen: gebruik van maximaal 140 tekens.
4 Een wolk van een zin
Opdracht 4
Bekijk het volgende moeilijke koppeltje zinnen en beantwoord de vragen.
A De doelgroep is volwassenen.
B De doelgroep zijn volwassenen.
1
320
0
a Welke van deze zinnen is volgens jouw taalgevoel correct? Persoonlijk antwoord.
Deel 6
b Waarom denk je dat?
Mogelijke argumenten: – Volwassenen is het onderwerp ¼ zijn
– De doelgroep is het onderwerp ¼ is
2
a Omcirkel wat jouw taalgevoel je zegt:
– In een zin staat het onderwerp heel vaak vooraan – in het midden – achteraan.
– Het onderwerp van een zin is het vaakst een persoon – een (abstracte) zaak.
b Pas die twee regels toe op de twee zinnen. Wat valt je op?
3
Als het onderwerp vooraan staat, is ‘De doelgroep’ onderwerp en moet de pv in het enkelvoud
(is). Als het onderwerp een persoon moet zijn, is ‘Volwassenen’ het onderwerp en moet de pv in
het meervoud (zijn). Je zit hier dus met een probleem/conflict. Ons taalgevoel zegt tegenstrijdige
dingen.
Geef beide zinnen in GoogleFight in en kijk welke zin in de werkelijkheid het vaakst wordt gebruikt. Wat merk je?
De tweede zin wordt in de realiteit
iets vaker gebruikt.
4
Zoek nu op wat de taalnorm is (bv. via Taalunieversum). Of vraag je leraar om de grammaticale
regel. Wat merk je?
Er bestaat geen regel die uitsluitsel
kan geven over deze zinnen.
5
Hoe wordt die zin meestal geformuleerd?
Volwassenen zijn de doelgroep.
Zinnen onderzoeken en analyseren is soms een lastige zaak. In heel wat zinnen kun je
discussiëren over de functie van een bepaald zinsdeel. In zulke gevallen is het veel belangrijker
na te denken over de verschillende mogelijke oplossingen in plaats van hardnekkig te zoeken
naar ‘het juiste’ antwoord.
Wat moet je kennen?
Je kent de taalbeschouwelijke termen om
aspecten bij reflectie op woorden/zinnen te
bespreken.
Wat moet je kunnen?
Je kunt aan de hand van een correct
begrippenkader het systeem van een zin
onderzoeken en bespreken.
Je kunt taalbeschouwelijke verschillen
tussen talen bespreken.
Vraag 43 - Is dit Chinees voor jou?
321
32
Download