Afspraken in verband met spanningen en stromen In schema’s worden spanningen en stromen aangeduid met pijlen. De pijl geeft de zin van de stroom of de polariteit van de spanning aan. Spanningspijlen plaatsen we naast de bron of de component, stroompijlen plaatsen we op de verbinding. UR1 R1 IR1 A U1 R2 U1 R3 I3 I2 R4 UAB R5 B Figuur 1: plaatsing van spannings- en stroompijlen Normaal gezien plaatst men spannings- en stroompijlen zodanig dat deze positieve waarden hebben. Het kan voorkomen, dat men niet direct weet, welke zin de stoom of de spanning zal hebben, omdat deze nog moet berekend worden. Komen we bij de berekening een positief resultaat uit, dan wijst de spanningspijl naar het meest positieve punt aan en zal de stroom in de getekende zin vloeien. Is het resultaat voor de spanning negatief dan wijst de spanningspijl het meest negatieve punt aan. Is het resultaat voor de stroom negatief dan vloeit de (conventionele) stroom tegengesteld aan de gekozen zin (zie fig. 2). I1 = 1mA U1 U1 =10V I1 = -1mA U1 R1=1K UR1 = 10V R1=1K U1 =10V UR1 = -10V Figuur 2: positieve waarden voor spannings- en stroompijlen als de zin juist is, negatieve waarden als de zin omgekeerd is TT&SA afspraken i.v.m spannings- en stroompijlen 1/4 LM Indexen Voor de index geven we als prefix (eerste letter) de grootheid, dit is een hoofdletter U voor gelijksspanning of voor effectieve waarden van wisselspanning een kleine letter u voor ogenblikswaarden van wisselspanning. Dezelfde werkwijze wordt gebruikt voor stroom. Hoofdletter I voor gelijkstroom, kleine letter i voor ogenblikkelijke waarden van wisselstroom. De suffix wordt gevormd door de component waar de spanning over staat of de punten waarover de spanning staat. De gelijkspanning over de weerstand R1 krijgt bijgevolg de index UR1, de ogenblikwaarde over condensator C2 wordt dit uC2. De ogenblikwaarde van de stroom door de spoel L1 wordt iL1, de effectieve spanning over L1 is danUL1 de ogenblikwaarde op een bepaald tijdstip uL1 De gelijkspanning of effectieve wisselspanning tussen de punten A en B wordt dus UAB. De eerste letter, in dit geval de A is de letter waarnaar de punt van de pijl wijst (zie fig 3), de tweede letter is deze van de staart van de pijl. De grootte van de spanning UAB wordt bekomen door UA -UB (waarde van de punt van de pijl t.o.v. massa verminderd met de waarde van de staart van de pijl). In fig. 1 is punt B massa-potentiaal, de spanning van punt B t.o.v massa is bijgevolg 0V Stel dat punt A op een waarde van 3V staat dan is UA -UB =3V-0V = 3V. Als er geen tweede index is zoals bij UA en UB dan is de tweede index de massa. De tweede index wordt weg gelaten als het de massa is. UA is dus de spanning op punt A t.o.v massa. UAB R1=1K A B IR1 U2=3V U1=6V Figuur 3: voorbeeldoefening TT&SA afspraken i.v.m spannings- en stroompijlen 2/4 LM In fig. 3 is UA= 6V, en UB=-3V (de “min klem van de bron is verbonden met punt B). De spanning UAB = UR1=UA-UB=6V -(-3V) = 9V. Punt A is dus 9V positief t.o.v punt B. De stroom IR1 is bijgevolg 9V/1K = 9mA. De stroom vloeit in de aangegeven zin ( van meest positieve punt naar het meest negatieve) IR1 is bijgevolg +9mA Oefeningen 1. Teken de spannings- en stroompijlen, bereken de spanningen en de stromen in elke weerstand. U1= 10V, R1=1k, R2=2K2, R3=3k3 R1 U1 R2 R3 2. Teken de spanningspijlen UAB en UBA. Bereken de spanningen UAB , UBA en stromen I1, I2 voor: U1= 10V, U2=20V R1=1K B A I1 I2 U1 U2 3. Benoem de spanningspijl , bereken de spanning en de stroom. U…... R1=1K B A IR1 U1=6V TT&SA afspraken i.v.m spannings- en stroompijlen U2=-9V 3/4 LM 4. Teken de spannings- en stroompijlen, bereken de spanning en de stroom door R1, R2, R3 op tijdstippen 0,3ms en 0,8ms. De spanning van U1= 10V en U2 heeft een effectieve waarde van 12V. De frequentie van U2=1000Hz. Op t=0 is de spanning van de sinusbron 0V R1 R2 R3 A B U1 U2 5. Bereken de spanningen over en de stromen door de weerstanden. Teken de pijlen (voor een positief teken) en vermeld de waarden op het onderstaande schema. R1 10k V1 10Vdc R3 2k R2 1k V2 10Vdc 0 TT&SA afspraken i.v.m spannings- en stroompijlen 4/4 LM