File

advertisement
LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Michelle Borghers
Campus Heverlee
Hertogstraat 178
3001 Heverlee
Tel. 016 375600
www.khleuven.be
Vakkencombinatie: Biologie - Aardrijkskunde
Stagebegeleider DLO: Mevrouw De Smet
School: Damiaaninstituut Aarschot (DIA)
Les gegeven door: Michelle Borghers
Onderwijsvorm: B-Stroom
Vak: Natuurwetenschappen
Richting: Aanpassingsklas (1B)
Onderwerp: Inwendige bouw: de stelsels
Klas: 1D
Vakmentor: Mevrouw Van Campenhout
Lokaal: J3
Datum/Data: Maandag 23 februari, Donderdag 26
februari, Maandag 2 maart, Donderdag 5 maart,
Maandag 9 maart, Donderdag 12 maart
Aantal leerlingen: 11
Lesuur/-uren: Maandag 5e lesuur (12u45-13u35)
Donderdag 1e lesuur (8u30-9u20)
BEGINSITUATIE & DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Verantwoord, vanuit de beginsituatie, waarom je de les op
deze manier aanpakt. Je kan onder andere verwijzen naar: algemene didactische principes, vakdidactiek, ontwikkelingspsychologie, situationele
beginsituatie, verwachtingen van mentoren, eigen doelstellingen,…
Beginsituatie: 1D is één van de twee instroomklasjes van het DIA, het staat gelijk aan 1B en is
beroepsvoorbereidend. Enkele leerlingen uit deze klas komen uit het bijzonder lager onderwijs en hebben een
beperkte achtergrondkennis meegekregen. Het visuele is voor deze leerlingen heel belangrijk. Ze moeten de leerstof
kunnen koppelen aan beelden om op deze manier de leerstof correct te kunnen verwerken.
In 1D zit één jongen met ASS die soms wat extra hulp nodig heeft (zelf bijschrijven werkboek, extra instructies
geven, differentiatie voor andere leerlingen). Voor de rest is dit een rustige en aangename klas.
Het is echter wel een thema dat door vele leerlingen als interessant wordt ervaren. Ze gaan hierdoor gemotiveerd
zijn om mee te werken.
Gebruikte werkvormen:
1. Duowerk kan in deze klas werken, wanneer dit echter niet lukt moeten ze de opdrachten individueel
voorbereiden en wordt er gezwegen.
2. Individueel werk is geen probleem in deze klas (uit observaties), er zijn slechts enkele leerlignen die hierbij
wat extra ondersteuning nodig hebben.
Gebruikte didactische principes:
1. Aanschouwelijkheidsprincipe: is hier zeker het belangrijkste principe, de leerstof moet aanschouwelijk zijn
voor de leerlingen om dit te verwerken.
2. Motivatieprincipe: door leerlingen samen te laten werken of door ze individueel aan het werk te zetten
kunnen ze gemotiveerd worden om zich op de leerstof te storten.
3. Geleidelijkheidsprincipe: de leerstof moet opgebouwd worden, nieuwe begrippen moeten stuk voor stuk
aangebracht worden.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
Ontwikkelingsdoelen:
OD 9
OD10
OD11
OD 12
Belangrijke organen die betrokken zijn bij ademhaling, spijsvertering, voortplanting, transport en
uitscheiding in het menselijk lichaam, lokaliseren;
De functie van de belangrijke organen die betrokken zijn bij ademhaling, spijsvertering, voortplanting,
transport en uitscheiding in het menselijk lichaam op eenvoudige wijze weergeven;
Weergeven hoe de voortplanting bij mensen verloopt en middelen aangeven om zwangerschap te
voorkomen;
Middelen aangeven om seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen.
Funderende doelstellingen:
FWV
MEBWV
Ontwikkelen functionele wetenschappelijke vaardigheid.
Ontwikkelen maatschappelijk en ethisch bewustzijn, weerbaarheid en verantwoordelijkheidzin.
Algemene doelstellingen:
AD1
AD2
AD3
AD4
Gericht waarnemen met al hun zintuigen en de waarnemingen weergeven.
In betekenisvolle situaties, metingen uitvoeren en daarvoor geschikte instrumenten kiezen.
Onder Begeleiding een natuurlijk en waarneembaar verschijnsel via eenvoudig onderzoekje toetsen aan een
veronderstelling.
Eenvoudige tabellen, grafieken en diagrammen in verband met natuurwetenschappelijke verschijnselen
gebruiken.
Situering in het leerplan:
Leerplan Natuurwetenschappen van het katholiek onderwijs, B-stroom Natuurwetenschappen, Brussel,
D/2010/7841/003
Leerplandoelstellingen:
LD 5
Belangrijke organen die betrokken zijn bij ademhaling, spijsvertering, voortplanting, transport en
uitscheiding in het menselijk lichaam, lokaliseren.
WENKEN:
Wenken i.v.m. mogelijke activiteiten rond ‘leren waarnemen’ (zie ook algemene doelstelling AD1)
•
Lokaliseren impliceert ook het kennen van de naam van de organen die worden gelokaliseerd.
•
Lokaliseren kan door aanduiden op eigen lichaam, modellen, skelet (organen op de juiste plaats hangen), figuren …
•
Als opdracht kan men figuren van organen (met velcro op de achterzijde) op een leerling laten kleven (3D), nadien maakt men de overgang naar een
vlakke figuur. Eventueel kan men eerst de omtrek van een leerling op de grond tekenen. Figuren en de naam van de organen worden dan op de juiste
plaats gelegd. Op deze manier voorkomt men dat het louter invullen van afbeeldingen wordt.
•
Allerlei beeld- en filmmateriaal kan hier aan bod komen.
•
Toetsen van kennis kan via ICT (zie 2.4). De leerling geeft een antwoord op een vraag door bv. op één welbepaalde plek (hotspot) in een figuur te
klikken. Je kan deze vragen aanmaken via een leerplatform.
•
Elke leerling krijgt een etiket met de naam van een orgaan opgeplakt. Opdracht aan de klasgroep: ga zo staan dat je als orgaan de juiste plaats inneemt
t.o.v. elkaar. Geef een hand aan de juiste medeleerling zodat jullie samen een stelsel vormen. De samenhang wordt hiermee benadrukt.
De vier hoeken van het klaslokaal vertegenwoordigen de verschillende stelsels. Elke leerling krijgt een kaartje van een orgaan. Opdracht aan de leerlingen: ga
in de juiste hoek staan.
LD 6
De functie van de belangrijke organen die betrokken zijn bij ademhaling, spijsvertering, voortplanting,
transport en uitscheiding in het menselijk lichaam op eenvoudige wijze weergeven.
WENKEN:
Wenken i.v.m. mogelijke activiteiten rond ‘leren waarnemen’ (zie ook algemene doelstelling AD1)
•
Taboespel: de leerling krijgt een kaartje met daarop de naam van een orgaan en enkele taboewoorden (woorden die niet mogen gebruikt worden). Hoe
meer taboewoorden, hoe moeilijker het spel. De leerling omschrijft het orgaan. De klas raadt over welk orgaan het gaat.
•
Dominospel: kaartjes met de naam van een orgaan en de functie van een ander orgaan. De leerlingen leggen de kaartjes in de juiste volgorde zoals bij
een klassiek dominospel.
•
Leerlingen komen voortdurend op de proppen met allerlei uitspraken en vragen rond ziektes. ‘Hoe krijg je …?’,’Ik ken iemand die …’, ‘Wat is …?’. Dit kan
een aanleiding zijn om een link te leggen naar de functie en de werking van organen.
•
Sommige leerlingen zitten in een sportclub, volgen zangles … Dit kan een aanleiding zijn om de link te leggen met manieren van ademhaling.
•
Een mogelijke ICT-opdracht kan zijn: Ontwerp een folder (cfr. folders die je in de wachtzaal van de dokter of bij de apotheker vindt) die een bepaalde
ziekte of onderwerp behandelt. (Bv. pacemaker, hartinfarct, trombose, …). Leerlingen krijgen de indeling van de folder en de informatiebronnen (bv.
websites) waar leerlingen info kunnen zoeken.
•
Interessante info is te vinden in ‘De apotheekkrant’. Leerlingen kunnen een krantje gratis meenemen bij de apotheker. De verschenen edities (tot 2003)
kunnen gedownload worden (zie bibliografie).
Metingen – Onderzoekje toetsen aan veronderstelling (zie ook algemene doelstelling AD2-AD3)
•
In- en uitademen en ademritme kan door de leerlingen bij zichzelf worden vastgesteld. Eventueel gecombineerd met het gebruik van een hartslagmeter.
Misschien is er zelfs een mogelijkheid om bij verschillende inspanningen gegevens te verzamelen en die dan in tabellen te verwerken (zie verder).
•
Het ademvolume bij een gewone en een diepe ademhaling kan proefondervindelijk worden vastgesteld. Hiervoor kan eenvoudig materiaal worden
gehanteerd, bv. een omgekeerde plastic bus in een waterbad of een spirometer. Vitale capaciteit van verschillende leerlingen kan vergeleken worden.
•
Voedingsstoffen kunnen proefondervindelijk worden aangetoond met eenvoudige herkenningsmiddelen (zetmeel met lugoloplossing, glucose met clinistix,
eiwit met albustix, water met kobaltchloridepapiertje, vet met poreus papier). Men kan de leerlingen zelf voedingsmiddelen laten meebrengen zoals
brood, appels, kaas … waarmee ze individueel of in groepjes het onderzoek uitvoeren.
•
Invloed van speeksel op zetmeelafbraak.
•
Men kan de invloed van galsap (ossegal kan men in zeepvorm aankopen) op vet aantonen.
•
De werking van maagzuur in de maag kan o.a. aangetoond worden door citroensap toe te voegen aan melk. Hierbij zullen de melkeiwitten uitvlokken.
Tabellen-grafieken-diagrammen (zie ook algemene doelstelling AD4)
LD7
•
Interpreteren van taart-, staafdiagrammen i.v.m. samenstelling van lucht, gevolgen van roken op gezondheid (kanker).
•
Tabellen met ademvolume: vergelijken van de vitale capaciteit van sporters met andere mensen.
•
Tabellen (soms ook diagrammen) op allerlei etiketten van voedingswaren interpreteren.
•
Actieve voedingsdriehoek hanteren.
Weergeven hoe de voortplanting bij mensen verloopt en middelen aangeven om zwangerschap te
voorkomen.
WENKEN: Voortplanting wordt best in bvl gegeven zodat voor leerlingen die uit 1A komen dit onderwerp ook aan bod komt.
Wenken i.v.m. mogelijke activiteiten rond ‘leren waarnemen’ (zie ook algemene doelstelling AD1)
•
Een tentoonstelling in de klas maken: bv. ophangen van cartoons rond ‘puberteit’ ( uit allerlei tijdschriften o.a. het tijdschrift ‘Botsing’ van Gezinsbond).
Leerlingen kiezen een cartoon die hen het meest aanspreekt en vertellen waarom.
•
In tijdschriften zoals ‘Botsing’, ‘Joepie’ vind je ‘meningen van pubers’ (over familiefeestjes, verliefdheid, relatie met ouders, vrijheid, verantwoordelijkheid
… ). Interessant om in de klas een gesprek aan te vatten, eventueel via een stellingenspel.
•
Er is veel beeld- en filmmateriaal i.v.m. voortplanting bruikbaar.
•
Verpleegster van CLB als gastspreker uitnodigen voor een klasgesprek.
•
Ouders die komen vertellen over zwangerschap of een interview in de klas met een zwangere lerares.
•
Ouders die komen vertellen over baby’s – peuters – kleuters – lagereschooltijd – pubers …
•
Gebruiken van een voorlichtingskoffer (jeugd en seksualiteit). Je kan ze lenen via het CLB of kopen bij Sensoa.
•
Kaartjesspel : alle leerlingen krijgen bij het begin van de les een aantal kaartjes waarop begrippen staan die te maken hebben met de voortplanting. De
leerkracht geeft een omschrijving. De leerlingen krijgen de opdracht hun hand op te steken als zij denken dat de leerkracht het over hun kaartje heeft.
De bedoeling is dat al hun kaartjes op het einde van de les weg zijn.
Tabellen-grafieken-diagrammen (zie ook algemene doelstelling AD4)
LD8
•
Grafieken i.v.m. primaire, secundaire geslachtskenmerken interpreteren: relatie tussen kenmerk en leeftijd.
•
Diagrammen i.v.m. menstruatiecyclus interpreteren.
Middelen aangeven om seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen.
WENKEN:
Wenken i.v.m. mogelijke activiteiten rond ‘leren waarnemen’ (zie ook algemene doelstelling AD1)
•
Gebruiken van een voorlichtingskoffer (jeugd en seksualiteit) o.a demonstratie van het gebruik van een condoom.
•
Op het internet is er een ruim aanbod aan educatieve websites. Selecteer de belangrijkste en voeg ze toe aan favorieten of pl aats de links op een
leerplatform.
•
Een bezoek brengen aan het JOC (jongeren ontmoetingscentrum) of het JAC (jongeren advies centrum).
•
Een spreker uitnodigen i.v.m. SOA ‘s
Metingen – Onderzoekje toetsen aan veronderstelling (zie ook algemene doelstelling AD2-AD3)
•
Aidsspel: in een actief spel krijgen de leerlingen een personage en zijn seksuele activiteit toegewezen. Eén van de personages is drager van HIV-virus.
Tabellen-grafieken-diagrammen (zie ook algemene doelstelling AD4)
•
Interpreteren van tabellen en/of grafieken i.v.m. aantal HIV-besmettingen, evolutie van besmetting, besmettingsgevaar.
Tabellen i.v.m. SOA’s interpreteren.
ALGEMEEN LESDOEL
SCHOOLAGENDA
(Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
Les 1: Inwendige bouw Wbp 104-107
 Hiervan toets: Inwendige bouw
Les 2: Hoe zijn stelsel opgebouwd? Wbp 107-111
 Enveloppe meebrengen + schaar
 Hiervan toets: Hoe zijn stelssel opgebouwd?
Les 3: Ademhalingsstelsel + Proeven Wbp 112-115
Les 4: Ademhalingsstelsel Wbp 116-118
Les 5: Spijsverteringsstelsel Wbp 119 – 124
Les 6: Uitscheidingsstelsel Wbp 125 - 129
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
Boeken:
VAN NEVEL, C., WYNANTS, L., GEERTS, E., VERSTRAETE, K.;Leerwerkboek Puur natuur 1!; Van in;
Wommelgem;2010/2011
VAN NEVEL, C., WYNANTS, L., GEERTS, E., VERSTRAETE, K.; Handleiding Puur natuur 1!; Van in;
Wommelgem;2010/2011
Websites:
SENSOA, Vorming en voorlichting, Geraadpleegd op 17 februari 2015 (http://www.sensoa.be)
SENSOA, Cijfers over seks en relaties, Geraadpleegd op 17 februari 2015 (http://www.sensoa.be)
ALLES OVER SEKS, Seks&Media, Geraadpleegd op 17 Februari 2015
(http://www.allesoverseks.be/themas/seks-media)
JEUGD EN SEKSUALITEIT, Jongeren, Geraadpleegd op 17 februari 2015
(http://oud.jeugdenseksualiteit.be/m_jongeren/)
BIOPLEK, Voortplanting, Geraadpleegd op 17 februari 2015 (http://www.bioplek.org/site/zoeken.html)
LEERMIDDELEN & MEDIA
Aanwezig in het vaklokaal:
computer
beamer
Mee te nemen door de leerkracht:
Documentatie voorbehoedsmiddelen (sensoa)
Mapje met:
o Lvb voor begeleidende lkr
o Ppt voor begeleidende lkr (of prezi)
o Evaluatiepapier voor begeleidende lkr
Leerlingen hebben bij:
cursus Puur natuur 1
Enveloppe
Schaar
Benodigdheden per proef:
1. Welke weg volgt de ingeademde lucht.
o Balonnen
2. Wat is de maximale hoeveelheid lucht die je kunt uitademen?
o Spirometer
o Bidon met schaalverdeling
o Buisje
o Bak met water
3. Hoeveelheid zuurstofgas.
o Maatbeker
o Theelichtje
o Lucifers
o Chronometer
4. Hoeveelheid koolstofdioxide.
o 2 Proefbuizen
o Bruisend water
o Vers bereid kalkwater
o Rietje
Didactisch lesontwerp
Leerdoelen
De lln kunnen…
KRACHTIGE LEEROMGEVING
Lesfasen
& timing
Instapfase
5’
Onderwijs- en leeractiviteiten
Media
Leerinhoud
Jullie mogen allemaal jullie cursus en agenda op de
bank nemen maar laten alles nog gesloten. Ik ga
jullie eerst enkele vraagjes stellen.
OLG – Wie ben ik?
 HOE groot ben je?
 WELKE kleur haar heb je?
 WELK type haar heb je?
 WAT is de kleur van je ogen?
Ppt Dia 3
Je ziet dat we heel veel weten over onszelf. We
kunnen ons uiterlijk perfect beschrijven, maar hoe
zit het met onze binnenkant?
Lesfase 1:
Uit welke
delen bestaat
de romp?
Nu we weten dat we ons inwendig lichaam wat beter
gaan bestuderen gaan we beginnen bij het begin.
Jullie kennen onze verschillende ledematen al, maar
we gaan eens verder inzoomen op ons
bovenlichaam.
15’
1. Binnenste buiten
OLG – uit welke delen bestaat de romp?
We gaan naar de dokter en moeten een kwaaltje
beschrijven.
Kwaaltje 1: Je hebt een valling en kan moeilijk
ademen.
 WAT zeg je tegen de dokter?
 (WAAR heb je pijn?)
 WELK deel van je (boven)lichaam ga je
aanduiden?
 HOE noemen we dit deel van je (boven)lichaam?
Kwaaltje 2: Je hebt griep en je moet steeds
overgeven.
 WAT zeg je tegen de dokter?
 (WAAR heb je pijn?)
1. Binnenste buiten
Ppt Dia 4-5


WELK deel van je (boven)lichaam ga je
aanduiden?
HOE Noemen we dit deel van je (boven)lichaam.
We zien dus dat we ons bovenlichaam kunnen
onderverdelen in twee delen, namelijk de borstholte
en de buikholte.


WAARDOOR worden deze twee van elkaar
gescheiden?
(kijk op de tekening, welke kleur heeft de
structuur?)
Dit noemen we het middenrif.
C2 Op een
gekregen tekening
(figuur 3) borsten buikholte
aanduiden.
C2 zeggen welk
orgaan buik- en
borstholte van
elkaar scheidt.
Lesfase 2:
C2 Op een
gegeven
afbeelding de
functies van het
lichaam
herkennen.
Uit welke
stelsels
bestaat het
lichaam?
15’
INDIVIDUELE
OPDRACHT
+
klassikale
verbetering – Opdracht Figuur 3 p 104
We hebben net besproken welke delen we
terugvinden in ons bovenlichaam. Nu gaan jullie dit
eens invullen op de tekening.
Vergeet het middenrif niet rood te kleuren en in de
cirkeltjes rechts en links te schrijven.
 WAT hebben jullie in het bovenste vakje
geschreven?
 WAT hebben jullie in het onderste vakje
geschreven?
 WAAR bevindt het middenrif zich?
 WAAR hebben jullie “R” geschreven?
 WAAR hebben jullie “L” geschreven?
Ppt Dia 6
Zie Cursus Puur natuur 1B p104
Besluit: Het middenrif scheidt de romp in twee
delen: de borst- en de buikholte
Ppt Dia 7
Let op! Rechts op de tekening is links voor
de leerlingen  zorg ervoor dat ze dit goed
begrijpen en dit juist aanduiden in de
cursus.
We weten nu dat we ons bovenlichaam kunnen
onderverdelen in 2 delen, maar is dit genoeg? We
gaan eens kijken naar volgende foto’s.
OLG – Wat doen de lichamen? Opdracht Figuur
4 p105
We gaan eens kijken naar volgende foto’s we gaan
eens proberen te achterhalen wat de lichamen doen,
dus niet de mensen.
 WAT doet het lichaam op foto A?
 (Niet urineren, wel: WAT is urine?)
Ppt Dia 8-16
Zie Cursus Puur natuur 1B p105
Urine is een lichaamsvloeistof met
afvalstoffen, overtollige stoffen die door
mensen en andere gewervelden via de
urinewegen wordt afgescheiden.
De afvalstoffen zijn eerst bij de stofwisseling
vrijgekomen en door de nieren uit het bloed
gefilterd. Nadat deze in een urineblaas is
opgeslagen wordt de urine via de urinebuis
periodiek uit het lichaam geloosd, een
proces dat bekendstaat als urineren.
(Wikipedia)




















WAT gebeurt er op foto B?
WAT doet het lichaam dus?
(WAT gaat ons lichaam beginnen doen als we
gegeten hebben?)
WAT is er gebeurd bij de persoon op foto C?
(WAAR in ons lichaam bevindt het bloed zich 
overal)
WAT is de functie van bloed?
WAT doen de lichamen op deze foto’s? (Foto D)
(sporten, dansen  WAT doen we dan?)
WAT doen de mensen op foto E?
(wandelen, voetballen  WAT doen we dan?)
WAT zien jullie op foto F?
WAAROM is deze vrouw zwanger?
WAAROM willen wij zo graag nakomelingen?
(denk aan: waarom kweken dieren?)
WAT is er volgens jullie gebeurd met de jongen
op Foto G?
WAT doet ons lichaam dan?
(Denk ook aan: knuffelen, iemand een hand
geven  niet alleen negatief)
(Wanneer antwoord echt niet komt: ogen sluiten
en een fluostift uit de pennenzak nemen  HOE
komt het dat je wist dat je je fluostift nam?)
WAT doet het lichaam hier?
(Wij zijn het nu ook aan het doen!)
Besluit: Wat jullie nu allemaal hebben gevonden zijn
functies die uitgevoerd worden door verschillende
lichaamsstelsels.

WELKE stelsels kennen jullie?
Lesfase 3:
Welk stelsel?
C3 vergelijken
waar in de
borstholte de
verschillende
stelsels liggen.
15’
Jullie hebben daarnet al verschillende stelsels
opgenoemd, we gaan nu eens kijken naar de negen
voornaamste stelsels van het menselijke lichaam.
DUOWERK + Klassikale verbetering – Opdracht
Figuur 5 p 106
Jullie gaan per twee eens proberen om de opdracht
van p106 op te lossen. Jullie gaan goed kijken naar
de lichamen die getekend staan. We gaan de eerste
samen doen.
Spijsverteringsstelsel:
 WELKE organen kennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Zenuwstelsel:
 WELKE structuren herkennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Ademhalingsstelsel:
 WELKE organen kennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Uitscheidingsstelsel:
 WELKE organen kennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Beenderstelsel:
 WELKE structuren herkennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Spierstelsel:
 WELKE structuren herkennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
Ppt Dia 17-26
Zie Cursus Puur natuur 1B p106


(kijk op p105 onderaan)
WAT is de functie van dit stelsel?
Voortplantingsstelsel van de man:
 WELKE organen kennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Voortplantingsstelsel van de vrouw:
 WELKE organen kennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Bloedvatenstelsel:
 WELKE structuren herkennen jullie?
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 (kijk op p105 onderaan)
 WAT is de functie van dit stelsel?
Besluit: We gaan eens kijken naar het besluit. Aan
de linkerkant staat steeds de functie en aan de
rechterkant het stelsel.
 MET WELK stelsel gaan we voedsel verteren?
 WAT gaan we doen met ons zenuwstelsel?
 WELK stelsel staat in voor het ademen?
 WELK stelsel staat in voor het verwijderen van de
schadelijke stoffen?
 WAT is de functie van het beenderstelsel en het
spierstelsel?
 WAT is de functie van het mannelijk en het
vrouwelijk voortplantingsstelsel?
 WELK stelsel staat in voor het vervoer van
stoffen?
VOORZIEN EINDE LES 1
Toets: binnenste buiten p 104-107 (besluit)
Lesfase 4:
Hoe zijn de
stelsel
Taboe – Herhaling stelsels
We gaan het taboespel spelen. Één leerling gaat een
stelsel beschrijven. De woorden in het rood mogen
niet gebruikt worden.
Zie Cursus Puur natuur 1B p107
Agenda
opgebouwd?
C3 de
verschillende
organen van een
stelsel benoemen.
30’
OLG – Hoe zijn de stelsel opgebouwd?
Jullie gaan achteraan in jullie cursus een knipblad
vinden met de verschillende organen van de stelsels
op. Jullie mogen deze organen uitknippen en in een
enveloppe steken.
Ppt Dia 27-33
Zie Cursus Puur natuur 1B p108-109
We gaan stelsel per stelsel bespreken. Jullie gaan in
jullie cursus p 108-109 elk vakje bij de stelsels
nummeren. Vervolgens wanneer jullie de correcte
organen hebben gevonden gaan jullie de juiste
nummers aan de achterkant van het juiste orgaan
schrijven. (bv. Maag = 1)
Spijsverteringsstelsel:
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 WAT is de functie van dit stelsel?
 WELKE organen herkennen jullie? (zoek tussen
organen in enveloppe)
 Waar bevinden deze organen zich?
(borst/buikholte?)
Ademhalingsstelsel:
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 WAT is de functie van dit stelsel?
 WELKE organen herkennen jullie? (zoek tussen
organen in enveloppe)
 Waar bevinden deze organen zich?
(borst/buikholte?)
Bloedvatenstelsel:
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 WAT is de functie van dit stelsel?
 WELKE organen herkennen jullie? (zoek tussen
organen in enveloppe)
 Waar bevinden deze organen zich?
(borst/buikholte?)
Uitscheidingsstelsel:
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 WAT is de functie van dit stelsel?
 WELKE organen herkennen jullie? (zoek tussen
organen in enveloppe)
 Waar bevinden deze organen zich?
Let op! De slokdarm bevindt zich zowel in
buik als borstholte en de mondopening
bevindt zich noch in borst- noch in
buikholte.
(borst/buikholte?)
Voortplantingsstelsel van de man:
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 WAT is de functie van dit stelsel?
 WELKE organen herkennen jullie? (zoek tussen
organen in enveloppe)
 Waar bevinden deze organen zich?
(borst/buikholte?)
Voortplantingsstelsel van de vrouw:
 WELK stelsel zou dit dan zijn?
 WAT is de functie van dit stelsel?
 WELKE organen herkennen jullie? (zoek tussen
organen in enveloppe)
 Waar bevinden deze organen zich?
(borst/buikholte?)
Besluit: De stelsels zijn opgebouwd uit organen. In
de borstholte liggen het hart en de longen. In de
buikholte liggen de maag, de darmen, de nieren, de
urineblaas en de urinebuis, lever,…. De slokdarm ligt
in de borst en de buikholte.




Lesfase 5:
Doe en
onthoud!
20’
Ppt Dia 34
Zie Cursus Puur natuur 1B p110
Ppt Dia 35
Zie Cursus Puur natuur 1B p110
WAARUIT zijn stelsels opgebouwd?
WELKE organen liggen in de borstholte?
WELKE organen liggen in de buikholte?
WELKE organen liggen in zowel borst/als
buikholte?
We hebben vorige les en vandaag de stelsels en
organen besproken, we gaan nu nog enkele
oefeningen maken om te kijken wat jullie ervan
hebben onthouden.
INDIVIDUEEL WERK + klassikale verbetering –
doe en onthoud p 110-111.
Jullie gaan ieder voor zich de volgende vier
oefeningen voorbereiden, doe dit zeker in potlood
zodat je straks de correcte antwoorden in pen kan
schrijven.
Opdracht 1: ik kan…
 WAAR hebben jullie borstholte geschreven?


WAAR hebben jullie buikholte geschreven?
WAT was het middenrif?
Opdracht 2: Ik kan de lichaamsfuncties met het
juiste stelsel verbinden.
 WELK stelsel hebben jullie bij de functie bewegen
geschreven?
 WELK stelsel hoort bij de functie voortplanten?
 WELK stelsel hebben jullie bij de functie voelen
geschreven?
 WELK stelsel hoort bij de functie ademen?
 WELK stelsel staat in voor de vertering van
voedsel?
 WELK stelsel is verantwoordelijk voor het
vervoeren van stoffen?
 WELK stelsel is verantwoordelijk voor het
verwijderen van schadelijke stoffen?
Ppt Dia 36
Zie Cursus Puur natuur 1B p110
C3 ik kan de
organen in het
lichaam
benoemen.
Opdracht 3: Ik kan de organen in het lichaam
benoemen.
 WELKE tekening stelt de nieren voor?
 WELKE tekening stelt de luchtpijp voor?
 WELKE tekening stelt de darmen voor?
 WELKE tekening stelt het hart voor?
 WELKE tekening stelt het mannelijk
voortplantingsstelsel voor?
 WELKE tekening stelt de longen voor?
 WELKE tekening stelt de urineblaas voor?
 WELKE tekening stelt de maag voor?
 WELKE tekening stelt de slokdarm voor?
 WELKE tekening stelt het vrouwelijk
voortplantingsstelsel voor?
Ppt Dia 37
Zie Cursus Puur natuur 1B p111
C3 Ik kan
aanduiden waar
de organen zich
bevinden in de
romp.
Opdracht 4: Ik kan aanduiden waar de organen zich
in de romp bevinden.
 WAAR in de romp bevinden zich de nieren?
 WAAR in de romp vinden we de luchtpijp terug?
 WAAR in de romp kunnen we de darmen vinden?
 WAAR in de romp bevindt zich het hart?
 WAAR in de romp vinden we de lever terug?
 WAAR in de romp vinden we de longen terug?
 WAAR in de romp kunnen we de urineblaas
terugvinden?
 WAAR in de romp bevindt zich de maag?
Ppt Dia 38
Zie Cursus Puur natuur 1B p111
C2 de juiste
lichaamsfunctie
met het correcte
stelsel verbinden.

WAAR in de romp vinden we de slokdarm terug?
VOORZIEN EINDE LES 2
Toets: Hoe zijn stelsel opgebouwd p 107-111
(besluit)
Lesfase 6:
Agenda
We hebben afgelopen lessen gezien da we een
aantal stelsel hebben vandaag gaan we eens
inzoomen op één van deze stelsels.
Welke weg
volgt de lucht 2. Ademhalingsstelsel
die je
C2 Op een
inademt?
OLG – Leerlingenproef – Welke weg volgt de
gekregen tekening
lucht die je inademt?
(figuur 9) de
Wanneer we over ademhaling spreken, spreken we
verschillende
eigenlijk over lucht die ons lichaam binnenkomt en
organen van het
buitenkomt. We gaan eens kijken welke weg de lucht
ademhalingsstelsel
volgt die we inademen.
aanduiden.
 WAT gebeurt er wanneer je inademt?
 WAT gebeurt er wanneer je uitademt?
 HOE komt dit?
2. Ademhalingsstelsel
Ppt Dia 3-4
Zie Cursus Puur natuur 1B p112
Leerlingenproef:
Benodigdheden:
 Ballonnen
Werkwijze:
 Houd je mond dicht
 Sluit één neusgat met je vinger
 Druk de opening van de ballon stevig
tegen het andere neusgat.
 Adem een paar keer in en uit.
Nu we dit weten gaan we eens kijken welke weg de
lucht volgt die we inademen.
Waarneming + besluit:
 De ballon wordt kleiner als ik inadem
 De ballon wordt groter als ik uitadem
INDIVIDUEEL WERK + klassikale verbetering –
Opdracht Figuur 9 p 112
Onderaan p112 zien jullie een foto van het
ademhalingsstelsel. Jullie gaan nu ieder voor zich in
potlood de organen op de juiste plaats zetten.
Achteraf gaan we dit verbeteren.






WAT is de rechterkant van het lichaam?
WAT is de linkerkant van het lichaam?
WAAR hebben jullie de neusholte geschreven?
WAT hebben jullie in het kadertje onder
neusholte geschreven?
WAT hebben jullie onder mondholte geschreven?
WAAR hebben jullie rechterlong geschreven?
Ppt Dia 5-6
Zie Cursus Puur natuur 1B p112

WAAR hebben jullie linkerlong geschreven.
Besluit: De weg van de ingeademde lucht is:
neusholte, mondholte, keelholte, luchtpijp,
luchtpijptak, longblaasjes.







Lesfase 7:
C3 in eigen
woorden vertellen
wat het
ademhalingsritme
is.
Adem diep in
WAAR komt de lucht ons lichaam binnen?
WAAR passeert de lucht vervolgens?
WAT is de volgende stap voor de weg die de
ingeademde lucht volgt?
WAT is volgens de tekening het volgende orgaan
waardoor de lucht stroomt?
WAT is na de luchtpijp de volgende stap voor de
weg van de ingeademde lucht?
WAAR komt de ingeademde lucht als laatste?
We weten nu welke weg de ingeademde lucht aflegt,
we weten dat de lucht in onze longen komt, we gaan
nu eens kijken naar ons ademhalingsritme.
Wat is je
ademhalingsritme?
OLG – Leerlingenproef – Wat is je
ademhalingsritme?
We gaan eens onderzoeken wat ons
ademhalingsritme is.


HOEVEEL ademhalingen per minuut heb je
geteld?
WAT is het ademhalingsritme?
Ppt Dia 7-8
Zie Cursus Puur natuur 1B p113
Leerlingenproef:
Benodigdheden:
 /
Werkwijze:
 Leg je handen plat op je buik of borst
 Tel hoe dikwijls je inademt per
minuut.
 Noteer het aantal ademhalingen per
minuut.
Waarneming + besluit:
 Het ademhalingsritme is het aantal keren
dat je inademt per minuut
Lesfase 8:
Wanneer
verandert je
We weten nu wat ons ademhalingsritme is, we gaan
nu eens kijken of we dit ook kunnen laten
veranderen.
ademhalings- OLG – Leerlingenproef – Wanneer verandert je
ritme?
ademhalingsritme?
We gaan eens 10 keer diep door onze knieën gaan,
dan gaan we nog eens tellen hoeveel ademhalingen
per minuut we hadden.



Ppt Dia 9-10
Zie Cursus Puur natuur 1B p113
Leerlingenproef:
Benodigdheden:
 /
HOEVEEL ademhalingen per minuut heb je
geteld?
BIJ WIE ligt dit aantal hoger dan de eerste keer?
WAT kunnen we hieruit besluiten?
Werkwijze:
 Ga tien keer door de knieën.
 Leg je handen plat op je buik of borst
 Tel hoe dikwijls je inademt per
minuut.
 Noteer het aantal ademhalingen per
minuut.
Waarneming + besluit:
 Als je beweging hebt gedaan ligt je
ademhalingsritme hoger.
C3 in eigen
woorden vertellen
welke factoren
belangrijk zijn bij
de bepaling van
het
ademhalingsritme.
OLG – Tabel ademhalingsritmes
Kijk eens naar de tabel met de ademhalingsritmes.







Ppt Dia 11-12
Zie Cursus Puur natuur 1B p114
WAT valt er op als we de ademhalingsritmes
bekijken?
(WAT is het ademhalingsritme van een
pasgeborene?)
(WAT is het ademhalingsritme van een
volwassene/oudere?)
WAAR in de tabel bevinden jullie zich?
WIE had ongeveer het correcte aantal
ademhalingen per minuut?
WAT valt er op als je de resultaten van een
pasgeborene vergelijkt met deze van een
oudere?
WAARVAN is het ademhalingsritme dan ook
afhankelijk?
Besluit: Je ademhalingsritme verhoogt als je aan
beweging doet. Je ademhalingsritme is ook
afhankelijk van je leeftijd.
Zie Cursus Puur natuur 1B p114
Lesfase 9:
C2 definiëren wat
een spirometer
doet.
Wat is de
maximale
hoeveelheid
lucht die je
kunt
uitademen?
We hebben nu al enkele dingen onderzocht, we
weten welke weg de ingeademde lucht volgt, we
weten wat ons ademhalingsritme is, we gaan nu
eens onderzoeken hoeveel lucht je maximaal kan
uitademen.
OLG – Leerlingenproef – Wat is de maximale
hoeveelheid lucht die je kunt uitademen?
Met deze proef gaan we onderzoeken hoeveel lucht
we kunnen uitademen in één keer.
Ik heb twee vrijwilligers nodig.





Ppt Dia 13
Zie Cursus Puur natuur 1B p115
Leerlingenproef:
Benodigdheden:
1. Spirometer
OF
2. Alternatieve proef
- Bidon (5l), onderaan open, bovenaan
buisje om in te blazen
- Bak met water.
WELK resultaat hebben jullie gevonden?
WAT kan er allemaal een invloed hebben op onze
maximale hoeveelheid uitgeademde lucht?
Doen jullie aan sport?
HOE groot zijn jullie?
HOE oud zijn jullie?
Werkwijze:
1. Adem zo diep mogelijk in en adem
dan maximaal uit, vergelijk je
resultaat met de tabel
OF
2. Alternatieve proef
- Zet de bidon in de bak met water.
- Lees op de bidon af hoeveel lucht er
in zit.
- Adem zo diep mogelijk in en adem
dan maximaal uit in de bidon.
- Lees opnieuw af.
- Trek het eerste resultaat van het
tweede resultaat af.
Waarneming + besluit:
 De spirometer meet de maximale
hoeveelheid lucht die je kunt uitademen.
Zie Cursus Puur natuur 1B p115
C3 in eigen
woorden uitleggen
waarvan de
hoeveelheid
uitgeademde lucht
afhankelijk is.
OLG – Tabel maximale hoeveelheid lucht die je
kunt uitademen.
 VERGELIJK je bekomen resultaat met de
resultaten in de tabel.
 WELKE invloed heeft sport op de hoeveelheid
uitgeademde lucht?
 WAT is het verband tussen je leeftijd en gestalte
Ppt Dia 14-15


(hoe groot je bent)?
WAT is het verband tussen je geslacht, je leeftijd
en je vitale capaciteit?
Waarvan is de maximale hoeveelheid lucht die je
kunt uitademen afhankelijk van?
Besluit: De spirometer meet de maximale
hoeveelheid lucht die je kunt uitademen. Die is
afhankelijk van je leeftijd, je geslacht en je
beweging.
VOORZIEN EINDE LES 3
Lesfase 10:
C3 vertellen wat
er in het
longblaasje
gebeurd?
Wat gebeurt
er in de
longblaasjes?
7’
We hebben vorige les het ademhalingsstelsel gezien,
vandaag gaan we nog een klein stukje theorie doen
en dan gaan we een aantal proefjes doen.
OLG – Wat gebeurt er in de longblaasjes?
Ppt Dia 16-18
Wanneer we de weg van de ingeademde lucht volgen
zien we dat het “eindstation” de longblaasjes zijn. Nu
wat gebeurt er dan met de lucht?
Bekijk de afbeelding op p117.


WAT stelt de rode kleur voor?
WAT stelt de blauwe kleur voor?
We zien dat de gele pijl de koolstofdioxide voorstelt,
de groene pijl stelt zuurstofgas voor.



WAT geeft het bloed af aan de longblaasjes?
WAT geeft het longblaasje af aan het bloed?
WAT gebeurt er dus in de longblaasjes?
Besluit: In een longblaasje gebeurt een gaswisseling.
Een longblaasje geeft zuurstofgas af aan het bloed.
Het bloed geeft koolstofdioxide af aan het
longblaasje.
Lesfase 11:
We gaan nu een aantal proeven doen.
Hoekenwerk
Proevenreeks
Afspraken:
- Het hoekenwerk wordt meteen stopgezet
wanneer er teveel geroepen wordt.
Ppt Dia 19
Zie Cursus Puur natuur 1B p117
30’
-
We blijven steeds aan onze hoek tot er
doorgeschoven wordt.
Bij vragen wordt de vinger opgestoken.
We vullen alles in potlood in in onze cursus.
Achteraf worden alle correcte antwoorden
klassikaal besproken.
Leerlingenproef: Hoek 1: Hoeveelheid
waterdamp


Ppt Dia 20
WAT was jullie waarneming?
Bevat uitgeademde lucht meer of minder
waterdamp dan ingeademde lucht?
Leerlingenproef 1: hoeveelheid waterdamp
Benodigdheden:
 Raam
Werkwijze:
 Adem in de omgeving van het raam in.
 Adem uit op het raam.
 Wat merk je op?
Waarneming:
 Het raam dampt aan.
Besluit:
 Uitgeademde lucht bevat meer
waterdamp dan ingeademde lucht.
Leerlingenproef: Hoek 2: Temperatuur


Ppt Dia 21
WAT was jullie waarneming?
Is uitgeademde lucht warmer/kouder dan
ingeademde lucht?
Leerlingenproef: Hoek 2: Temperatuur
Benodigdheden:
 Je hand
Werkwijze:
 Adem uit op je hand.
 Wat merk je op?
Waarneming:
 Het voelt warm aan
Besluit:
Uitgeademde lucht is warmer dan
ingeademde lucht.
Leerlingenproef: Hoek 3a: Hoeveelheid
zuurstofgas
Ppt Dia 22-23
Leerlingenproef: Hoek 3a: Hoeveelheid
zuurstofgas
Benodigdheden:

WAT was jullie waarneming?




Maatbeker
Theelichtje
Lucifers
Chronometer
Werkwijze:
 Steek het theelichtje aan.
 Plaats de maatbeker over de brandende
kaars.
 Chronometreer hoelang de kaars
brandt. (minuten en seconden)
 Haal de maatbeker weg.
Waarneming:
 De kaars brandt gemiddeld vrij lang.
Leerlingenproef: Hoek 3b: Hoeveelheid
zuurstofgas



Leerlingenproef: Hoek 3b: hoeveelheid
zuurstofgas
Benodigdheden:
 Maatbeker
 Theelichtje
 Lucifers
 Chronometer
WAT is jullie waarneming?
WAT valt er op als je de brandtijden vergelijkt?
Bevat ingeademde lucht meer of minder
zuurstofgas dan uitgeademde lucht?
Werkwijze:
 Steek het theelichtje aan.
 Adem vijf keer diep uit in de maatbeker
 Hou je hand op de opening van de
maatbeker zodat zo weinig mogelijk
lucht kan ontsnappen.
 Plaats de maatbeker met de
uitgeademde lucht over de brandende
kaars.
 Chronometreer hoelang de kaars brandt.
(minuten en seconden)
Waarneming:
 De kaars brandt gemiddeld niet zo lang.
Besluit:
Ingeademde lucht bevat meer zuurstofgas
dan uitgeademde lucht.
Leerlingenproef: Hoek 4a: Hoeveelheid
Ppt Dia 24
Leerlingenproef: Hoek 4a: hoeveelheid
koolstofdioxide


koolstofdioxide
Benodigdheden:
 2 proefbuizen
 Bruisend water
 Vers bereid kalkwater
 Rietje
WAT is jullie waarneming?
WAT kunnen we aantonen met vers bereid
kalkwater?
Werkwijze:
 Vul de proefbuis voor een derde met
vers bereid kalkwater.
 Giet evenveel bruisend water bij het
kalkwater
 Wat merk je op?
Waarneming:
 De kleur verandert van doorschijnend
naar wit.
Besluit:
 Met vers bereid kalkwater kun je de
aanwezigheid van koolstofdioxide
aantonen.
Leerlingenproef: Hoek 4b: hoeveelheid
koolstofdioxide


WAT is jullie waarneming?
Bevat uitgeademde lucht meer of minder
koolstofdioxide dan ingeademde lucht?
Ppt Dia 25
Leerlingenproef: Hoek 4b: hoeveelheid
koolstofdioxide
Benodigdheden:
 2 proefbuizen
 Bruisend water
 Vers bereid kalkwater
 Rietje
Werkwijze:
 Laat de eerste proefbuis staan.
 Vul de tweede proefbuis voor de helft
met vers bereid kalkwater.
 Adem met een rietje uit in het kalkwater.
 Wat merk je op?
Waarneming:
 De kleur verandert van doorschijnend
naar wit.
Besluit:
 Uitgeademde lucht bevat meer
koolstofdioxide dan ingeademde lucht.
Lesfase 12:
Doe en
onthoud
13’
C2 de organen van
het
ademhalingsstelsel
op een tekening
benoemen.
C3 in eigen
woorden zeggen
welke weg de
ingeademde lucht
aflegt.
C3 de
samenstelling van
OLG – Algemeen besluit
 Bevat ingeademde lucht meer of minder
waterdamp?
 Is ingeademde lucht warmer of kouder?
 Bevat ingeademde lucht meer of minder
zuurstofgas?
 Bevat ingeademde lucht meer of minder
koolstofdioxide?
We hebben nu een heel aantal proefjes gedaan, we
hebben veel theorie gezien en nu gaan we jullie
geheugen nog eens opfrissen.
Ppt Dia 26
Zie Cursus Puur natuur 1B p117
Opdracht 1: Ik kan de organen van het
ademhalingsstelsel op een tekening benoemen:
 WAT stelt nummer 1 voor?
 WELK orgaan stelt nummer 2 voor?
 WAT stelt nummer 3 voor?
 WELK orgaan hoort bij nummer 4?
 WAT stelt nummer 5 voor?
 WELK orgaan stelt nummer 6 voor?
 WELK orgaan hoort bij nummer 7?
Ppt Dia 27
Zie Cursus Puur natuur 1B p118
Opdracht 2: ik kan de weg die ingeademde lucht
aflegt noteren.
 WAAR gaat de lucht naartoe als ze de neusholte
is gepasseerd?
 WAT is de volgende stap in de cyclus?
 WAT volgt er op de keelholte?
 WAT is het volgende orgaan dat betrokken is bij
de weg die de ingeademde lucht aflegt?
 WAT volgt er op de luchtpijp?
 WAT komt er na de luchtpijptak?
Ppt Dia 28
Zie Cursus Puur natuur 1B p118
Opdracht 3: Ik kan de samenstelling van
ingeademde en uitgeademde lucht vergelijken.
Ppt Dia 29
Zie Cursus Puur natuur 1B p118
DUOWERK + klassikale verbetering – Doe en
onthoud p118
Jullie gaan per twee de oefeningen op p 118 maken.
Doe dit in potlood want we gaan deze nog samen
verbeteren.
de ingeademde
lucht en de
uitgeademde lucht
vergelijken.




Heeft uitgeademde lucht meer of minder
waterdamp dan ingeademde lucht?
Bevat uitgeademde lucht een hogere of lagere
temperatuur dan ingeademde lucht?
Zit er in uitgeademde lucht meer of minder
zuurstofgas dan in ingeademde lucht?
Bevat uitgeademde lucht meer of minder
koolstofdioxide dan ingeademde lucht?
Opdracht 4: Ik kan op een tekening markeren hoe
de gaswisseling in een longblaasje verloopt.
 WAT stelt de gele pijl voor?
 WELKE weg volgt de gele pijl?
 WAT stelt de groene pijl voor?
 WELKE weg volgt de groene pijl?
Ppt Dia 30
Zie Cursus Puur natuur 1B p118
VOORZIEN EINDE LES 4
Opmerkingen i.v.m. bijlagen:
 Steeds kopie toevoegen van ingevuld werkblad of -boek.
 Indien gebruik gemaakt wordt van transparanten of digitale presentatie: handouts toevoegen (verkleind, zwart/wit).
 Indien de klasopstelling gewijzigd wordt: plan en/of omschrijving toevoegen.
BORDSCHEMA
Les 1
Les 2
Download