Meerbegaafdenbeleid Basisschool De Regenboog Schooljaar 2015-2016 Versie augustus 2016 Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1 Doel van meerbegaafden onderwijs Hoofdstuk 2 Signalering 2.1 Signalering bij kleuters 2.1.1 2.2 Signalering bij overige leerlingen 2.3 Stappenplan ‘Signalering Talentvolle Leerlingen’ Hoofdstuk 3 Kerndoelen Hoofdstuk 4 Verrijking 4.1 Hoofdstuk 5 Kindgesprek met een nieuwe kleuter Verrijking in de leeftijdsgroep De Plusklas 5.1 Een les uit de Plusklas… Hoofdstuk 6 Eigenaarschap Hoofdstuk 7 Communicatie 6.1 Richting ouders en leerlingen 6.2 Richting leerkrachten Hoofdstuk 8 Bijsturen Bijlage 1 Achtergrondinformatie Bijlage 2 De menstekening Bijlage 3 Kindgesprek met een nieuwe kleuter Bijlage 4 Kindgesprek met een leerling uit groep 3 t/m 8 Bijlage 5 Rapport voor de plusgroep Bijlage 6 Materiaallijst verrijking/ lijst met websites/ boekentips Bijlage 7 Vragenlijst voor ouders Bijlage 8 Doelen meerbegaafden onderwijs Inleiding *Wat is een meerbegaafde leerling? (herkenning, kenmerken..) De laatste jaren is er veel veranderd ten aanzien van meerbegaafde leerlingen in het basisonderwijs. Meerbegaafde kinderen zijn er altijd al geweest maar sinds enkele tientallen jaren is er sprake van erkenning en aandacht. Dat maakt dat het voor basisschool De Regenboog van belang is ook voor meerbegaafde kinderen een plek te creëren. In dit Beleidsplan wordt beschreven hoe basisschool De Regenboog onderwijs aan meerbegaafde leerlingen gestalte geeft. We weten inmiddels dat meerbegaafde kinderen een eigen benadering nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen. De Regenboog streeft naar het welzijn van onze leerlingen waarbij alle leerlingen (inclusief de meerbegaafde leerlingen) een plek hebben waar zij zich thuis voelen, lekker in hun vel zitten, goed presteren op de reguliere toetsen en een aanbod krijgen waardoor ze uitgedaagd worden. Dit doen we door het aanbieden van de kerndoelen. De kerndoelen worden waar nodig aangevuld met verrijkingsmateriaal wat de leerlingen helpt zelfstandig te werken, door te zetten en te lerenleren. Hoofdstuk 1 Doel van onderwijs aan meerbegaafden Basisschool De Regenboog streeft verschillende doelen na ten aanzien van meerbegaafde leerlingen. 1. De leerlingen zitten goed in hun vel Dat betekent dat leerlingen blij zijn en met plezier naar school toe gaan. Leerlingen hebben een positief beeld van zichzelf, van de school en de plek die ze daarin innemen. Dit hoeft niet te betekenen dat de leerlingen alles leuk vinden. 2. Leerlingen zijn productief Leerlingen presteren op een niveau dat bij hun cognitieve en sociaal- emotionele capaciteiten hoort. Ze zijn zich bewust van hun talenten en hoe die in te zetten. De leerlingen zijn in staat om met frustraties en uitdagende stof om te gaan. En ze zijn voorbereid op de eisen die op het middelbaar onderwijs aan ze stelt. 3. Leerlingen halen de kerndoelen Leerlingen hebben een goede beheersing van de stof die in de kerndoelen omschreven staat. Hetgeen we in de gebruikelijke 8 jaar proberen te bereiken. De leerlingen hebben op ‘inhoud’ een goede aansluiting naar het voortgezet onderwijs. 4. Plusdoelen De plusdoelen zijn gericht op het aanleren van vaardigheden om tot leren te komen. De belangrijkste vaardigheden zijn: jezelf motiveren, omgaan met je overtuigingen, gebruik maken van je geheugen, zelfstandig werken, samenwerken en om kunnen gaan met frustraties. Deze plusdoelen halen we met behulp van plusmateriaal. Het plusmateriaal is een middel om de vaardigheidsdoelen te realiseren. Hoofdstuk 2 Signalering Het doel van de signalering is het opsporen van leerlingen die mogelijk (hoog)begaafd zijn en wellicht gebaat zijn bij verrijkingsmateriaal en/of vaardigheidsbegeleiding. Signalering van meerbegaafde leerlingen wordt op basisschool De Regenboog op twee verschillende manieren ten uitvoering gebracht. Bij aanmelding en aanvang van een vierjarige leerling en bij overige leerlingen. 2.1 Signalering bij kleuters De eerste signalering van een kleuter vindt plaats bij aanmelding op school. Tijdens het intakegesprek wordt het intakeformulier ingevuld en wordt gevraagd naar de ontwikkelingsloop en de verwachting van de ouders t.a.v. de toekomstige leerling. Een kopie van het intakeformulier wordt door de directie in Parnassys ‘gehangen’. Op de eerste wendag van de kleuter wordt de signaleringslijst aan de ouders meegegeven, met het verzoek deze zo spoedig mogelijk ingevuld terug te geven. De leerkrachten streven ernaar op de eerste wendag de kleuter een menstekening te laten maken (zie bijlage 1). Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong weten zich heel snel aan te passen aan het niveau van de groep. Als kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong zien dat de andere kinderen nog een koppoter tekenen of krassen, zullen ze ook heel gauw geneigd zijn eenzelfde tekening te maken (zo doen ze dat hier, dus ik doe het ook maar zo). Op tweede wendag vraagt de leerkracht de ingevulde signaleringslijst terug aan de ouders. De leerkracht bekijkt de lijst en geeft de vragenlijst en de menstekening (ter beoordeling) aan de talentcoach. Na beoordeling gaat de vragenlijst terug naar de leerkracht. Eventuele bijzonderheden worden met de leerkracht en de Ber besproken. De vragenlijst en menstekening wordt gescand en in Parnassys ‘gehangen’. Vragenlijsten waaruit een eventuele ontwikkelingsvoorsprong opgemaakt kan worden, gaan als kopie in de map van de talentcoach. Als zowel uit de vragenlijst als uit de menstekening blijkt dat er mogelijk sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong, wordt plusstof aangeboden aan de leerling. Vroegtijdige herkenning van kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong heeft een preventieve werking. Sociaal-emotionele problemen en onderpresteren kunnen daardoor zoveel mogelijk worden voorkomen. De bevindingen van de groepsleerkracht worden besproken met de talentcoach. Na 6 weken onderwijs wordt het ‘6 weken praatpapier’ met de ouder(s) ingevuld en besproken. In deze 6 weken heeft de leerkracht zelf het kind kunnen observeren. In het gesprek worden eventuele bevindingen van de leerkracht over de ontwikkeling van de leerling met ouders gedeeld. Een verslag van het gesprek wordt opgenomen in Parnassys. Opvallende zaken worden met IB'ers besproken. Als een ontwikkelingsvoorsprong wordt vermoed bespreken leerkracht en IB-er dit met de talentcoach en worden de signaleringslijsten van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafden ingevuld door de ouders en de groepsleerkracht. De leerling met een ontwikkelingsvoorsprong wordt gedurende de gehele schoolcarrière gevolgd. Als het zo is dat de leerling na verloop van tijd een gemiddelde leerling wordt, is het volgen van de leerling niet meer noodzakelijk. Wel moet worden aangetoond dat er geen sprake is van onderpresteren. Dit gebeurt door middel van observaties en gesprekken met ouders, leerkrachten, IB’ers en talentcoaches. 2.1.1 Kindgesprek met een nieuwe kleuter Het voeren van een kindgesprek met een nieuwe kleuter over zijn/haar verwachtingen op school kan veel informatie geven (zie bijlage 3). Het doel van het kindgesprek is in ieder geval om er achter te komen óf, en zo ja, wát de kleuter voor verwachtingen heeft van het leren en werken in de kleutergroep. Kleuters denken vaak dat als ze naar de basisschool gaan ze gaan leren lezen en schrijven (wat maar al te vaak is ingegeven door de omgeving). Voor een kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong kan het dan ook heel frustrerend zijn om te merken, dat hij/ zij na een paar dagen op school nog steeds niet gaat lezen en schrijven. Maak de kleuter duidelijk dat je in groep 1 en 2 gaat oefenen met knippen/plakken/tekenen/verven/enz. om daarna goed te kunnen leren lezen en schrijven. 2.2 Signalering bij overige leerlingen Een ontwikkelingsvoorsprong of meerbegaafdheid kan in de loop van de basisschool aan het licht komen. Het kan ook zijn dat een leerling instroomt vanuit een andere school. In beide gevallen wordt er gekeken naar de resultaten van de leerling, de indruk die de groepsleerkracht heeft van de leerling en wordt er geluisterd naar de input van ouders. Voor de opvallende leerlingen1 van groep 3 t/m 8 wordt daarom de groepsobservatielijst ingevuld. Dit gebeurt jaarlijks voor de tweede groepsbespreking en dient als leidraad tijdens het gesprek om mogelijk (hoog)begaafde leerlingen te filteren en te bespreken. Mocht extra informatie over leerlingen wenselijk zijn, kan de observatie na zes weken onderwijs in de nieuwe groep (of zo nodig op ieder ander gewenst moment) voor een aantal leerlingen ingevuld worden. De observatielijst wordt dan gebruikt om opgedane informatie te ordenen en kan vervolgens dienen als ‘praatpapier’. Als het vermoeden is van meerbegaafdheid worden tevens (in overleg met ouders) de signaleringslijsten van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafden in gevuld door de leerling zelf (vanaf groep 6), de ouders en de groepsleerkracht. De observatielijst wordt ook ingevuld door de talentcoaches voor de kinderen uit de Plusklas. Leerlingen bij wie na een aantal jaren meerbegaafdheid wordt geconstateerd, worden besproken met de groepsleerkracht, IB-er en de talentcoach. Meerbegaafdheid is een complexe zaak en het is niet altijd makkelijk begaafdheid te signaleren. Door achteraf leerlingen te bespreken, kan er geleerd worden voor de toekomst. 1 Een leerling is opvallend als een leerling deelneemt aan de Plusklas, buitengewoon goede prestaties levert of als er mogelijk sprake is van onderpresteren. 2.3 Stappenplan ‘Signalering en begeleiding Talentvolle Leerlingen’ In onderstaand stappenplan kan gelezen worden welke stappen ondernomen moeten worden als een talentvolle leerling opgemerkt wordt en welke begeleiding geboden wordt. Het opmerken van leerlingen kan gebeuren door de eerder beschreven signaleringsmethodieken. Zo krijgen ouders van een startende kleuter een signaleringslijst en maakt de startende kleuter een ‘menstekening’. Voor overige leerlingen zijn er signaleringslijsten die jaarlijks worden ingevuld. Mochten er leerlingen opvallen, wordt onderstaand begeleidingschema doorlopen. A Een leerling valt op als zijnde ‘talentvol’ Stap 1 De leerkracht bespreekt de bevindingen met de IB-er tijdens een groepsbespreking en stelt de OWB opnieuw vast. Stap 2 De leerkracht zet het aanbod voor de leerling per vakgebied in het groepsplan en beschrijft zo nodig ook bijzonderheden m.b.t. het gedrag in de plusgroep. Daarnaast wordt het verrijkende en afwijkende aanbod (binnen de methode) individueel benoemd. B Een leerling heeft niet genoeg aan verrijkingsstof binnen de methode Stap 1 De leerkracht voert een kindgesprek (zie bijlage 4) waarin aandacht wordt besteed aan de cognitieve krachten, werkhouding en het welbevinden van de leerling en past zo nodig de OWB aan. Deze stap wordt met de IB-er besproken. Stap 2 Er wordt een compactprogramma opgesteld voor één of meerdere vakgebieden volgens de afgesproken richtlijnen binnen de school. Daarnaast wordt verrijkingsstof buiten de methode aangeboden waarbij de leerkracht feedback geeft aan de leerling. De leerkracht zet het aanbod voor de leerling per vakgebied in het groepsplan en beschrijft zo nodig ook bijzonderheden m.b.t. het gedrag in de plusgroep. Daarnaast wordt het verrijkende en afwijkende aanbod (binnen de methode) individueel benoemd. Desgewenst worden de talentcoaches om advies gevraagd. C Een leerling heeft niet genoeg aan compacten en verrijken Stap 1 De leerkracht voert een kindgesprek waarin aandacht wordt besteed aan de cognitieve krachten, werkhouding en het welbevinden van de leerling en past zo nodig de OWB aan. Deze stap wordt met de IB-er en talentcoaches besproken. Stap 2 De signaleringslijst DHH wordt ingevuld door de leerkracht, ouders en leerlingen (vanaf groep 5) en de bevindingen worden besproken met ouders, leerkracht(en), talentcoach en IB-er. Afhankelijk van de uitkomsten wordt de DHH deels of volledig ingevuld. Stap 3 De leerkracht zet, in overleg met talentcoach, het aanbod voor de leerling per vakgebied in het groepsplan en beschrijft zo nodig ook bijzonderheden m.b.t. het gedrag in de plusgroep. Daarnaast wordt het verrijkende en afwijkende aanbod (binnen de methode) individueel benoemd. D Plaatsing in de Plusklas Stap 1 In overleg tussen de leerkracht(en), talentcoaches en IB’er wordt besproken of de leerling geplaatst wordt in de Plusklas. Allereerst wordt de directie over het besluit geïnformeerd waarna het team, de ouders en het kind geïnformeerd worden. LET OP! Bij D wordt pas de beslissing genomen of een leerling geplaatst wordt in de Plusklas. Het invullen van de DHH is dus geen vrijbrief en dat wordt ook zodanig aan ouders gecommuniceerd. Hoofdstuk 3 Kerndoelen Voor alle leerlingen (zeker ook voor meerbegaafde leerlingen) geldt dat de kerndoelen behaald moeten worden. Een school is dit zelfs wettelijk verplicht! Maar binnen dit onderwijsbestel zijn er mogelijkheden met betrekking tot niveau en snelheid. Hoe meerbegaafde leerlingen op De Regenboog de kerndoelen halen, staat in dit hoofdstuk beschreven. Niveau en Snelheid Het reguliere programma wordt door meerbegaafde leerlingen doorlopen en wordt minimaal met een ruim voldoende afgesloten. Om dat doel te bereiken gelooft De Regenboog dat meerbegaafde leerlingen baat hebben bij het doorlopen van alle groepen op de basisschool en slechts met zeer hoge uitzondering mogen versnellen. Alleen in gevallen van extreme voorsprong op alle gebieden (sociaal-emotioneel, cognitief en motorisch) en als er geen alternatieven zijn, kan overwogen worden om de leerling een groep over te laten slaan. Gezien de sociaal-emotionele druk die er op latere leeftijd kan ontstaan, wordt er alleen versneld van groep 1 naar groep 3 en van groep 3 naar groep 5. Verrijken Voor alle kinderen geldt dat het verrijkingsmateriaal uitdaging moet bieden en het heeft de voorkeur dat het gepaard gaat met intermenselijk contact. Dat kan doordat de opdracht hierom vraagt, maar ook door in (klein) groepsverband de opdrachten te laten maken. Leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong uit groep 1 en 2 worden door het ontwikkelingsvolgmodel Kijk! gevolgd. Hierbij wordt op systematische wijze informatie gegeven over de totale ontwikkeling van de kinderen. Er kan ingespeeld worden op de ontwikkelingsbehoefte van het kind. De leerkrachten zoeken (eventueel met hulp van de IB’er en de talentcoach) naar passend verrijkingsmateriaal. Ook leerlingen uit de groepen 3 t/m 8 krijgen verrijkingsmateriaal aangeboden. Dit gebeurt als leerlingen sneller dan gebruikelijk de reguliere lesstof maken en/of de kinderen uitgedaagd dienen te worden, omdat er bijvoorbeeld sprake is van onderpresteren. Het verrijkingsmateriaal wordt voor iedere individuele leerling apart afgesproken, omdat talenten per vakgebied kunnen verschillen. Samen met de leerling wordt gekeken welk verrijkingsmateriaal passend is zodat interesses gewekt blijven en verveling uitblijft. Verrijkingsmateriaal wordt onderscheiden in verdiepingsmateriaal2 en/ of verbredingmateriaal3. Compacten Binnen de leeftijdsgroep worden bepaalde vakken in een gereduceerd programma aangeboden. Het zogeheten compacten houdt in dat al reeds beheerste lesstof niet of slechts gedeeltelijk gemaakt 2 Onder verdiepen verstaat De Regenboog dat de leerling binnen het vakgebied waar hij mee bezig is, wordt uitgedaagd. 3 Onder verbreden verstaat De Regenboog dat de leerling buiten het vakgebied waar hij mee bezig is, wordt uitgedaagd. hoeft te worden. De te maken lesstof wordt wekelijks per vakgebied met de kinderen besproken. Zodoende hoeven leerlingen minder lesstof te maken dat verveling kan oproepen en komt er meer tijd beschikbaar voor verrijkingsmateriaal. Om hiaten te voorkomen moeten leerlingen met een compact programma wel instructie krijgen van nieuwe lesstof! Meerbegaafde leerlingen moeten net als andere leerlingen nieuwe strategieën leren en eigen maken. Met de methodegebonden toetsen en de CITO toetsen worden de resultaten van de compact leerling in de gaten gehouden. Als de resultaten naar beneden gaan, kan overwogen worden het compact programma te staken. Bij creatieve vakken en sociaal emotionele situaties wordt er geen compact programma ingezet. Deze groepsgebonden vakken zijn vakken waar elementen van samenwerken hoog staan en waarbij gewerkt wordt aan het ‘groepsgevoel’ en zijn daarom niet geschikt om te compacten. Voor rekenen zijn er de volgende afspraken gemaakt. Vanaf midden groep 3 komen leerlingen in aanmerking voor een compactprogramma rekenen. Kinderen mogen starten met het compactprogramma als op drie voorafgaande toetsmomenten een niveauwaarde van een 4.6 of hoger is behaald en waarbij sprake is van onderwijsbehoeftes die nodig zijn voor een zelfstandig compactprogramma. Voor kinderen uit groep 3 geldt dat zij op de M3 en E2 (ruimtelijke ordening) een 4.6 of hoger hebben behaald. Hoe werkt het compactprogramma in de praktijk? Op de website ‘onderwijs maak je samen’ worden de Routeboekjes (het compactprogramma) per hoofdstuk uitgedraaid en aan de leerlingen gegeven. Met behulp van het Routeboekje kunnen de leerlingen zelfstandig en dagoverstijgend werken aan de sommen uit het hoofdstuk waarin gewerkt wordt. Per les staat aangegeven wat de leerlingen voor welke som moeten doen (meedoen met instructie, maken of niets). Het routeboekje kan desgewenst aangepast worden door in het Excel bestand wijzigingen door te voeren. Doordat niet alle sommen uit het reguliere programma gemaakt hoeven te worden, hebben de kinderen dagelijks tijd om aan de taken te werken. (Zo staat ook vermeld op het Routeboekje.) Hierdoor ontstaat tijd. Deze ruimte wordt door de compactleerlingen gebruikt om minimaal 1 dag per week te besteden aan verrijkingsmateriaal. Het compactprogramma en de te volgen instructiemomenten met de te maken sommen en het verrijkingsmateriaal worden wekelijks op een vast moment met de leerlingen besproken. De compact leerlingen maken gelijktijdig met de andere kinderen uit de groep de toetsen zoals de methode dat aangeeft. Voor spelling zijn er de volgende afspraken gemaakt. Vanaf groep 6 komen leerlingen in aanmerking voor een compactprogramma spelling. Eind groep 5 wordt gekeken naar de resultaten van de laatste 3 toetsmomenten (E4, M5, E5). Kinderen starten met het compactprogramma als op alle drie de toetsen een niveauwaarde van een 4.6 of hoger is behaald en waarbij sprake is van onderwijsbehoeftes die nodig zijn voor een zelfstandig compactprogramma. Hoe werkt het compactprogramma in de praktijk? De leerlingen die het compactprogramma volgen, doen ten aller tijden mee met de klassikale instructiemomenten. Dit is belangrijk omdat de leerlingen moeten leren waarom woorden op bepaalde wijze gespeld dienen te worden. Voorafgaand aan het blok wordt het signaaldictee afgenomen waarna de leerlingen (bij een resultaat met maximaal 2 fouten) de verwerkingsopdrachten zelfstandig mogen maken. Als bepaalde categorieën niet voldoende gemaakt worden, moeten die opdrachten gelijk met de klas gemaakt worden. Het controledictee wordt ter afsluiting van het blok en gelijktijdig met de rest van de klas gemaakt en ingevoerd in Parnassys. De tijd die door de versnelling en het compacten ontstaat, wordt gebruikt voor verrijkend materiaal. Voor de vakken taal, lezen, begrijpend lezen en de zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis, topgrafie en Topondernemers) zijn nog geen afspraken gemaakt. Hoofdstuk 4 Verrijking Door enerzijds het compact programma, en de grotere mate van zelfstandigheid voor diverse vakken en anderzijds het vermogen het reguliere lesprogramma in een hoger tempo te maken ontstaat er voor de meerbegaafde leerlingen tijd. De tijd die over is nadat er gewerkt is aan de kerndoelen, wordt besteed aan verrijkingsmateriaal. Verrijkingsmateriaal kan worden gegeven in de leeftijdsgroep en in de plusgroep. De Regenboog vindt het belangrijk dat meerbegaafde leerlingen zich niet alleen verder ontwikkelen in de vaak al reeds bestaande interesses, maar dat zij zich ook op andere gebieden ontwikkelen. Verrijking wordt alleen aan leerlingen aangeboden die meer dan goed scoren! 4.1 Verrijking in de leeftijdsgroep De Regenboog beschikt over verschillende materialen waarmee meerbegaafde kinderen kunnen werken. Om ervoor te zorgen dat het verrijkingswerk geen vrijblijvend karakter krijgt, is er afgesproken welk materiaal in welke periode wordt aangeboden. Dit geeft niet alleen structuur maar het zorgt er ook voor dat het verrijkingsmateriaal overzichtelijk blijft. Het verrijkingsmateriaal dient als middel om de volgende vaardigheden te ontwikkelen: jezelf motiveren, omgaan met je overtuigingen, gebruik maken van je geheugen, zelfstandig werken, samenwerken en om kunnen gaan met frustraties. Een materialenlijst voor verrijkingsmateriaal met bijbehorende doelen is opgenomen in bijlage 5. Een overzicht van verrijkend materiaal volgt. Hoofdstuk 5 De Plusklas “Ieder kind heeft recht op een gezonde boterham. Een Plusklas is geen taart! In de Plusklas worden voedingsstoffen gegeven die noodzakelijk zijn.” Voor een aantal leerlingen is de reguliere lesstof en aanvullend verrijkingsmateriaal niet voldoende om plezier te beleven aan school. Voor hen is het belangrijk om met gelijken in contact te komen en onderwijs op maat te krijgen. Voor meerbegaafde leerlingen is het belangrijk te merken dat er ook andere leerlingen zijn die hetzelfde denken en lachen om dezelfde grappen. Maar het is ook belangrijk voor meerbegaafde leerlingen te ontdekken dat zij niet de beste zijn zoals vaak wel de ervaring is in de reguliere groep. Kinderen gaan naar de Plusklas als verrijkingswerk in de klas niet meer toereikend is. Of/ En als doelen niet gerealiseerd kunnen worden in de reguliere klas. Bovendien lenen bepaalde opdrachten zich meer voor een Plusklas dan voor de reguliere groep. De Plusklas wordt schoolbreed ingezet om vaardigheden aan te leren. De verrijkingslessen in de plusgroep worden begeleid door de talentcoach. De talentcoach zorgt voor een uitdagend programma waarbij het accent ligt op het trainen van het geheugen, de motivatie van de leerlingen, leren instructie te volgen, leren zelfstandig te werken en leren samenwerken. Hierbij geldt dat de materialen die gebruikt worden dienen als middel en niet als doel. De pluskas heeft een duidelijk doel. Bijvoorbeeld het technisch geheugen stimuleren door middel van het leren van een vreemde taal. En met een thematische opdracht kunnen leerlingen leren samenwerken. Meerbegaafde leerlingen kunnen in de Plusklas ervaren ‘iets niet te kunnen’. Dit kan gepaard gaan met gevoelens van frustratie. In de Plusklas wordt geen taart gegeten maar geleerd en dat blijkt vaak een nieuwe ervaring. Om te zorgen voor wederzijdse betrokkenheid kunnen de projecten die in de Plusklas gemaakt zijn, worden gepresenteerd in de reguliere groep. Van de leerlingen die deelnemen aan de Plusklas, wordt een enthousiaste werkhouding verwacht. De meerbegaafde leerlingen zijn welkom in de Plusklas voor minimaal 1 periode (1/3 schooljaar) en maximaal tot het einde van de basisschooltijd. Na een schooljaar wordt in samenspraak met de leerling, ouders, groepsleerkracht, talentcoach en IB’ers de beslissing genomen of de leerling blijft deelnemen aan de Plusklas. Als eerder of tussentijds gestopt wilt worden met de Plusklas kan dat alleen aan het einde van een periode. Middenin een periode kan onmogelijk gestopt worden met de Plusklas omdat samenwerkingsopdrachten en het samenhorigheidsgevoel in gevaar kan komen. Meerbegaafde kinderen die deelnemen aan de plusgroep krijgen van de talentcoaches een beoordeling op hun rapport (zie bijlage 4). In een aanvulling op het bestaande rapport wordt de resultaten uit de Plusklas beschreven. Daar de groepsleerkracht verantwoordelijk is voor de leerling, bespreekt de groepsleerkracht tezamen met het reguliere rapport het rapport van de Plusklas tijdens het tien minuten gesprek. Indien gewenst kan de talentcoach voorafgaand aan de rapportgesprekken de groepsleerkrachten aanvullende informatie geven. Het kan gebeuren dat het leerlingen die reeds deelnemen aan de Plusklas toch niet brengt wat men gehoopt had. De Plusklas kan onvoldoende aansluiten bij de leerlingen of de leerlingen sluiten onvoldoende aan bij de Plusklas. Mocht hier sprake van zijn en mochten de onderwijsbehoeften gedurende de deelname aan de Plusklas reden tot zorg geven, zullen er gespreken worden gevoerd met de betrokkenen. Betrokkenen zijn: de leerling, ouders, IB-er, leerkracht en de talentcoach. Als er vervolgens aanleiding toe is, kan in samenspraak worden overwogen om op termijn weer met de Plusklas te stoppen. 5.1 Een les uit de Plusklas… Op De Regenboog zijn er twee Plusklassen. Een Plusklas voor de talentvolle leerlingen uit de groepen (3), 4 en 5 en een Plusklas voor de groepen 6, 7 en 8. Beide Plusklassen krijgen ongeveer anderhalf uur onderwijs per week. Ieder jaar wordt een planning gemaakt waar de kinderen aan gaan werken. De 7 uitdagingen zijn ook hierin een rode draad. Drie keer per jaar krijgen de kinderen (naast het reguliere rapport) een rapport van de Plusklas. De lessen worden gestart met filosoferen, een startspel of een weetje. Vervolgens wordt er gewerkt met thematische projecten. In de bovenbouw Plusklas wordt er tevens gewerkt aan ‘leren leren’ d.m.v. van een Spaanse methode. De Plusklas middenbouw wordt afgesloten met het geven van begeleiding voor in de reguliere jaargroep. Het pluswerk dat uit de Plusklas komt, moet zoveel als mogelijk in de reguliere groep gemaakt worden. In de Plusklas wordt samen met de leerlingen besproken op welke tijdstippen er gewerkt kan worden aan het huiswerk. De leerkracht uit de reguliere groep zorgt voor tijd en ruimte door een compact programma aan te bieden en deze wekelijks met de leerling te bespreken. De momenten waarop de leerlingen kunnen werken aan het Pluswerk moet worden opgenomen in de weektaak. Hoofdstuk 6 Eigenaarschap Alle medewerkers van de Regenboog zijn verantwoordelijk voor het geven van een passend onderwijsaanbod aan talentvolle leerlingen. Om dit in goede banen te leiden is een beleidsplan opgesteld. Het is ieder zijn taak om bekend te zijn met de inhoud van dit plan. Door middel van samenwerking dragen wij de zorg voor talentvolle leerlingen. Dat houdt in dat in veel processen zowel de leerkracht, ouders, de IB’er, de talentcoach en de directie worden meegenomen in de besluitvoering. Daarnaast heeft ieder zijn eigen specifieke taken welke behoren bij de functie, zoals hieronder beschreven. Opgemerkt moet worden dat voor iedere leerling een passend traject gevolgd zal worden. Dat betekent dat niet iedere leerling hetzelfde traject kan doorlopen. Ieder traject wordt in samenspraak met IB, talentcoach, leerkracht en ouders afgestemd. Eigenaarschap: Directie De directie is eindverantwoordelijk voor alle vormen van het onderwijs. Directie is medeverantwoordelijk voor de mate van uitvoering welke gekoppeld is aan de werkzaamheden zoals beschreven in dit beleidsplan. In samenspraak met directie, IB’er, leerkracht, talentcoach en ouders worden beslissingen genomen over plaatsing in de Plusklas en uitstroom uit de Plusklas. Eigenaarschap: IB’ers De IB’ers zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van de zorgprocessen binnen de school. De IB’ers hebben kennis over de algehele zorgstructuur en zij hebben, in samenwerking met de leerkrachten, zicht op eventuele specifieke behoeften van alle leerlingen. De IB’ers zorgen ervoor dat het afnemen van signaleringslijsten (groep 1 t/m 8) wordt opgenomen in de jaarlijkse zorgkalender. En besteden hier tijdens de groepsbesprekingen aandacht aan. Daarnaast geven de IB’ers het advies aan de directie over leerlingen die (gaan) deelnemen aan de Plusklas of gaan uitstromen uit de Plusklas. De IB’ers en de talentcoaches samen zorgen voor expertise op het gebied van signalering, klassenorganisatie, begeleiding op sociaal emotioneel en didactisch vlak en passend verrijkings-/ verdiepingsmateriaal. Eigenaarschap: talentcoaches De talentcoaches zijn verantwoordelijk voor de begeleiding en de inhoud van de plusgroep. Dat betekent dat de talentcoaches zowel de groepsleerkrachten als de ouders op de hoogte brengen van de wekelijkse activiteiten in de Plusklas. Er zal ook een toelichting worden gegeven over het schoolwerk voor in de reguliere klas. De talentcoaches schrijven de rapporten van de Plusklas en geven deze aan de groepsleerkrachten. De talentcoaches zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het meerbegaafdenbeleid. Het beleidsplan wordt door de talentcoaches bewaakt en bijgeschaafd. De talentcoaches gaan in gesprek met directie en bouwcoördinatoren en zorgen voor input voor bouwvergaderingen om het beleid, de voortgang en de ontwikkeling te bespreken. Verder geven talentcoaches adviezen aan leerkrachten en IB’ers over klassenorganisatie, materialen en werkvormen. Eigenaarschap: leerkrachten De groepsleerkrachten zijn verantwoordelijk voor het dagelijks onderwijs en de extra zorg die aan de leerlingen geboden dient te worden. Dat maakt dat de groepsleerkracht zorg moet dragen voor een passend onderwijsprogramma voor de meerbegaafde leerling. Als er hulp nodig is met betrekking tot klassenorganisatie, materialen en werkvormen moeten de groepsleerkrachten hulp vragen bij IB’ers en talentcoaches. Ontwikkelingen omtrent talentvolle leerlingen worden door de leerkrachten waargenomen, gecommuniceerd met ouders, IB’ers en talentcoaches en gedocumenteerd in Parnassys. Leerkrachten groep 1-2 De leerkrachten van groep 1-2 zorgen voor de afname van het signaleringsformulier en de menstekening. Beide documenten worden door de leerkrachten ter inzage aan de talentcoaches gegeven en in Parnassys ‘gehangen’. Leerkrachten bieden verrijkend materiaal en passend onderwijs (basisondersteuning) aan leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong. Leerkrachten groep 3 t/m 8 De leerkrachten van groep 3 t/m 8 zorgen voor het invullen van de signaleringslijsten. Daarnaast wordt in samenspraak met IB’ers (en eventueel talentcoach) een compact programma en verrijkingsmateriaal verzorgd (passend onderwijs binnen basisondersteuning). De leerkrachten zijn ervoor verantwoordelijk per kind tijd en ruimte in te plannen waarin het schoolwerk uit de Plusklas alsmede het verrijkingsmateriaal gemaakt kan worden. Voor de middenbouw is dit ongeveer 30 min en voor de bovenbouw is dit ongeveer 1 uur per week. Hoofdstuk 7 Communicatie Op De Regenboog geloven wij dat open communicatie zorgt voor duidelijkheid. Daarom is gekozen een hoofdstuk te wijden aan communicatie omtrent de talentvolle leerling. De verantwoordelijkheid van De Regenboog is van overkoepelende aard en houdt in; zorg dragen voor transparant/ open, bereikbaar en beschikbaar zijn. Wij hopen hier met dit document een goede start mee te maken. Om goed onderwijs te kunnen bieden aan talentvolle leerlingen moet er veelvuldig en door veel verschillende mensen gecommuniceerd worden. Het is daarom van groot belang enerzijds te weten waar de verantwoordelijkheden van betrokkenen liggen en anderzijds dat communicatie ook echt plaats vindt. Dit willen wij bereiken door veelvuldig met en over de leerlingen te praten. Met de leerlingen door middel van kindgesprekken en over de leerlingen in leerlingbesprekingen tussen IB’ers en leerkrachten en IB’ers en talentcoaches. Verder worden ouders en leerkrachten wekelijks per mail op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en bezigheden uit de Plusklas. Vanaf schooljaar 2015-2016 wordt iedere rapportperiode een kindgesprek gevoerd met leerlingen uit de Plusklas. De Talentcoach zet de gespreksverslagen in Parnassys. Aan het begin van ieder schooljaar wordt er een jaarlijkse informatiemoment over de Plusklas georganiseerd voor alle ouders van De Regenboog. Tijdens de informatieavond wordt het beleid uiteengezet, wordt de jaarplanning besproken en wordt er een overzicht gegeven van de te gebruiken materialen. Tijdens dit informatiemoment wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het belang van de Plusklas voor zowel leerlingen als leerkrachten. Zowel sociaal-emotionele aspecten als vakinhoudelijke zaken komen aan bod. Gedurende het schooljaar (met ingang van schooljaar 20152016) wordt twee keer met de reguliere leerkracht over Plusklasleerlingen en andere opvallende leerlingen gesproken. Deze gesprekken worden gepland in september en in januari/februari. Per locatie worden de leerlingen naderhand met de IB’ers besproken. Daarnaast hebben de talentcoaches onderling regelmatig overleg. Mochten er hulpvragen van collega’s zijn, kunnen de talentcoaches advies geven. Zo kunnen de talentcoaches ook gevraagd worden bij oudergesprekken aanwezig te zijn om tijdens het gesprek uitleg en/of advies te geven. In de schoolgids staat een samenvatting van het meerbegaafdenbeleid en het volledige beleid staat op de website. Eventuele wijzigingen die van invloed zijn op het beleid en de Plusklas worden via het Regenboognieuws doorgegeven. Opmerkingen, vragen en suggesties kunnen doorgegeven worden aan de talentcoaches. Zij zullen feedback behandelen en u daarvan op de hoogte stellen. Desiree Blankenspoor: [email protected] Hoofdstuk 8 Bijsturen Met grote regelmaat wordt er door de meerbegaafdencommissie gewerkt aan het meerbegaafdenbeleid. De doelen zijn uitgewerkt in een meerjarenplan en is inzichtelijk voor iedereen die er mee te maken heeft. Middels feedback van ouders, leerlingen en leerkrachten wordt het meerbegaafde beleid aangescherpt en verbeterd. De meerbegaafdencommissie zorgt voor trainingen en materialen om het meerbegaafde onderwijs naar een hoger plan te tillen. Bijlage 1 Achtergrondinformatie Geheugen Om te kunnen leren is het essentieel gebruik te maken van het geheugen. Hoogbegaafden gebruiken hun geheugen niet of te weinig. Zij gebruiken het begripsvermogen. Met het begripsvermogen komen de kinderen ver maar niet ver genoeg. Wereldoriëntatie vakken, taal en begrijpend lezen zijn vakken die met begripsvermogen goed te doen zijn. Maar het aanleren van tafels en spellingregels zijn lastig omdat daar het geheugen voor nodig is. Kinderen moeten daarom leren hun geheugen te gebruiken. Dit kan middels technisch onthouden en natuurlijk onthouden. Het technisch leervermogen kan gestimuleerd worden door op jonge leeftijd eisen te stellen aan het geheugen. Al bij de kleuters kan geleerd worden het geheugen te gebruiken (woordspelletjes, rijmpjes en liedjes). In de midden- en bovenbouw kan het technisch geheugen gestimuleerd worden door het aanleren van een vreemde taal. Motivatie Om als kind zijnde gemotiveerd te zijn is het belangrijk te weten wat er van je verwacht wordt. Verwachtingen van kinderen spelen daarom een belangrijke rol inde mate van plezier beleving in school. Naast plezier is het behalen van resultaten een belangrijk item op basisscholen. Het uiteindelijk resultaat en het ‘je best doen’ zorgen samen voor een leersucces. Hoogbegaafden kinderen zijn alleen in mindere mate bezig met ‘je best doen’ en vinden het resultaat vele malen belangrijker. Dat maakt dan ook dat hoogbegaafden minder vaak succeservaringen beleven en dus vaker gedemotiveerd raken. Kinderen worden vaak gemotiveerd door het krijgen van stickers etc. Door deze excentrieke motivatie krijgen de kinderen kleine succeservaringen. Het is daarom belangrijk om verwachtingen met het kind te bespreken zodra het kind bij de kleuters binnenkomt (of later in het geval van zij-instromers). Dit is om twee redenen een belangrijke signaleringstool. Voor de leerkracht is het duidelijk wat het kind voor verwachting te aanzien van school heeft. En voor het kind is het fijn te weten wat er van hem/ haar verwacht wordt. Geef het kind een realistisch verwachtingspatroon en motiveer waarom bepaalde handelingen noodzakelijk zijn om te leren. Verwachtingen van kinderen zijn van essentieel belang voor de mate van succeservaring bij het kind omdat die verwachtingen de kinderen leert waarom zij hun best moeten doen. Deze intrinsieke motivatie zorgt voor een succesvol leerproces. Zelfstandig werken en samenwerken Hoogbegaafde kinderen kunnen niet per definitie zelfstandig werken. Hun intelligentie vraagt vaak dat zij vaker dan een ander kind zelfstandig moeten werken. Maar om zelfstandig te kunnen werken moeten de kinderen begeleid worden. Hoogbegaafde kinderen moeten leren zelfstandig te werken maar er moet ook geoefend worden om een leerhouding te ontwikkelen! Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden en de eisen moeten helder zijn. Ook bij zelfstandig werken moeten hoogbegaafde kinderen feedback krijgen op inzet. Samenwerken is voor een hoogbegaafde leerlingen vaak niet prettig. Voor een hoogbegaafde leerlingen betekent samenwerken een lager cijfer dan als het werk alleen wordt gedaan. En dat zouden jij en ik ook niet leuk vinden?! Maar toch moeten ook hoogbegaafde kinderen leren samen werken. Dat kan door van te voren het doel, de opdracht en de taken te bespreken. Maak samenwerk-afspraken voordat aan de opdracht begonnen wordt. Het doel hoeft namelijk niet altijd een hoog cijfer te zijn. Het doel kan ook zijn: samen hoofdstukken maken en verdelen of samen een opdracht uitwerken. Bijlage 2 De menstekening De menstekening kan in combinatie met andere instrumenten (intake en vragenlijst) gebruikt worden als indicering voor het cognitief functioneren van de leerling (ter Laak, van Rijswijk, van Leeuwen & Brugman, 2000). Vanwege mogelijk aanpassingsgedrag is het van belang om kleuters al op de eerste schooldag, aan een aparte tafel (!) de tekening te laten maken. Wanneer andere kleuters namelijk een koppoteling tekenen, is de kans groot dat de leerling zich aanpast en ook een koppoter gaat tekenen. Je vraagt de kleuter een tekening van een mens te maken en legt uit dat als het kind apart zit, er rustig aan kan werken. Wijs de kleuter er op dat hij er net zo lang over mag doen als hij wilt en dat hij goed zijn best moet doen. Vraag de kleuter alleen niet zichzelf te tekenen. Sommige kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong hebben namelijk een perfectionistische instelling en realiseren zich op voorhand dat het poppetje dat ze kunnen tekenen niet zal lijken op hun spiegelbeeld. Voor de menstekening heb je ongelinieerd papier nodig en een potlood. De menstekening wordt gescoord volgens de normen van ‘Goodenough’. Voor ieder beeldelement krijgt het kind een punt (max. 52). Met behulp van een puntenschaal wordt de verstandelijke leeftijd bepaald. Ieder element in de tekening wordt met 1 punt gewaardeerd. Halve punten worden niet gegeven. 1. Hoofd. 2. Beide benen of één ‘en profil’. 3. Beide armen. De vingers alleen zijn niet voldoende, behalve wanneer er tussen deze en het lichaam een ruimte is vrijgelaten. 4. Romp, hetzij als enkele lijn of in twee dimensies. 5. Lengte van de romp groter van afmeting dan de breedte. 6. Schouders duidelijk aangegeven. 7. Armen en benen aan een willekeurige punt van de romp of aan de hals bevestigd. 8. Armen en benen op de juiste hoogte van de romp bevestigd. 9. Hals. 10. De omtrek van de hals vormt een voortzetting van die van hoofd, romp of beide samen. 11. Een of beide ogen. 12. Neus. 13. Mond. 14. Neus en mond door twee lijntjes aangegeven. 15. Neusgaten. 16. Haren. 17. Haren beter weergeven dan door een verbreding van het hoofd of een golvende lijn. 18. Aanduiding van kleren (knopen of hoed). 19. Twee ondoorzichtige kledingstukken (hoed, broek of jas bijvoorbeeld). 20. Volledig ondoorzichtige kledingstukken (mouwen, broekrand). 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. Vier duidelijk te onderscheiden kledingstukken (hoed, broek, schoenen, vest, das). Vak- of uniformkleding zonder fouten. Vingers aan beide handen of aan de enig zichtbare hand. Het juiste aantal vingers aan beide handen of aan de zichtbare hand. De verhouding tussen de lengte en de breedte van de vingers is juist. Vingers wijken niet uiteen. De duim is van de overige vingers te onderscheiden door stand en lengte. Handen van vingers en armen te onderscheiden. Eén of meer gewrichten van de armen is aangegeven. Eén of meer gewrichten van de benen is aangegeven. Afmeting van het hoofd niet groter dan de helft en niet kleiner dan een tiende van de romp. Lengte van de armen niet tot de knieën reikend. Lengte van de benen niet kleiner dan die van de romp en niet groter dan tweemaal de lengte van de romp. De lengte van de voeten is groter dan de hoogte. Zij bedraagt minder dan één derde van het been en meer dan één tiende van de totale lengte van het been. Beide benen en armen hebben twee dimensies. Hiel. Uitdrukking van de motorische coördinatie in de lijnen van de omtrek (het harmonisch samenwerken van de verschillende lichaamsdelen bij het weergeven van een bepaalde beweging). Idem in die van de gewrichten. Idem in die van de omtrek van het hoofd. Idem in die van de omtrek van de romp. Idem in die van de omtrek van benen en armen. Idem in de symmetrie van het gelaat. Oren. Juiste stand en afmeting van de oren. Details van de ogen, wenkbrauwen, oogharen of beide. Pupillen aangegeven. Afmeting van de ogen. Lengte groter dan de hoogte. De blikrichting van het oog komt in de plaatsing van de pupil. In het ‘en profil’ weergeven gelaat of in de vorm van het oog (cirkel sector tot uitdrukking). Kin en voorhoofd duidelijk aangegeven. Kin duidelijk van de onderlip gescheiden. Hoofd romp en voeten ‘en profil’. Een fout wordt door de vingers gezien. Foutloos profiel. Punten 2 6 10 14 18 22 26 30 34 38 42 Leeftijd 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Bijlage 3 Kindgesprek met een nieuwe kleuter Gesprekje met een nieuwe kleuter over zijn/haar verwachtingen op school: Suggesties: ● ● ● ● ● ● ● Je bent nu al een paar dagen op school; ik wil wel eens horen hoe je het vindt op school … (laat het kind reageren) Heb je al wat aan je papa/mama over de school verteld? Zo ja, wat? ( Niet alle kleuters zullen hier een antwoord op kunnen geven.) Ik heb gezien dat je …., …., …. en …. (allerlei activiteiten noemen) al gedaan hebt. Wat vond je hiervan leuk om te doen? Doe je dat thuis ook wel eens? Waar speel je thuis graag mee? Welke hoeken/werkjes op school lijken je ook leuk om te doen? Wat zou je graag willen leren hier in de groep? (Hier zullen veel kleuters ook geen antwoord op hebben, maar als ze dit wel hebben, valt dit juist extra op.) Dit zijn een aantal suggesties om het gesprekje op gang te helpen, maar ga vanzelfsprekend in op de reacties van de kleuter zelf. Het doel is in ieder geval om er achter te komen óf, en zo ja, wát de kleuter voor verwachtingen heeft van het leren en werken in de kleutergroep. Kleuters denken vaak dat ze als ze naar de basisschool gaan , dat ze gaan leren lezen en schrijven (wat maar al te vaak is ingegeven door de omgeving). Voor een kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong kan het dan ook heel frustrerend zijn om te merken, dat hij na een paar dagen op school nog steeds niet kan lezen en schrijven. Maak de kleuter duidelijk dat je in groep 1 en 2 gaat oefenen met knippen/plakken/tekenen/verven/enz. om daarna goed te kunnen leren lezen en schrijven. Bijlage 4 Kindgesprek met een leerling uit groep 3 t/m 8 - Nu weet/kan ik al........ - Straks wil ik ..... - Om dat te bereiken ga ik...... - De leerkracht helpt mij door...... - Mijn ouders helpen mij door..... - Materialen of iemand anders die mij helpt: ..... + = wel aanwezig - = niet aanwezig Namen 18. Houdt zich aan regels 17. Neemt initiatief 16. Is een doorzetter Omgangsaspecten 15.Is taakgericht 15. Is betrokken 14. Komt op voor zichzelf 13. Kan samenwerken Zelfbeeldaspecten 12. Opgenomen in de groep 11. Heeft positief beeld eigen vermogen 10. Heeft zelfvertrouwen Leeraspecten 9. Uit zich goed 8. Begrijpt de leerstof snel 7. Heeft scherp opmerkingsvermogen 6. Is geestelijk vroegrijp 5. Grote parate kennis 4. Ongewoon grote woordenschat 3. Is in denken creatief en inventief 2. Heeft grote of diepgaande interesse 1. Is snel van begrip Bijlage 5 Observatielijst leerlingen groep 3 t/m 8 Werkhoudingsaspecten Bijlage 6 Rapport Plusklas RAPPORT PLUSKLAS Schooljaar: Periode: Leerkracht: Naam: Aandachtsgebieden Motivatie en doorzetten z. goed goed r. vold. vold. matig onv. Zelfstandig werken en plannen z. goed goed r. vold. vold. matig onv. Samenwerken z. goed goed r. vold. vold. matig onv. Geheugen en automatiseren z. goed goed r. vold. vold. matig onv. Dit vindt de leerling zelf: Algemene opmerking: Ondertekening leerkracht(en): Ondertekening plusleerkracht: _______________________________ ______________________________ Ondertekening directeur: Ondertekening ouder(s): _______________________________ ______________________________ Bijlage 7 Materiaallijst verrijking/ verdieping van de GroeiAcademie Inleiding In 10 scholen van het samenwerkingsverband ‘De GroeiAcademie’ is onderzoek gedaan naar het gebruik van materialen voor begaafden en hoogbegaafden leerlingen. In dit document is te vinden wat we aan materialen hebben, wat we gebruiken en wat onze ervaringen ermee zijn. Met elkaar hebben we bedacht waar de verschillende materialen aan moeten voldoen. Wat willen we ermee bereiken. Verder zijn er bestaande materialen in de groepen die met enige aanpassing heel goed ingezet kunnen worden. Doel Alle scholen binnen het SWV De Groeiacademie beschikken over een lijst met materialen voor (meer)begaafde leerlingen. Met behulp van deze lijst kan iedere leerkracht snel zien welk materiaal zij kan inzetten voor welke leeftijd en op welke manier (veel of weinig begeleiding nodig, samen of alleen, in de klas of in een Plusklas inzetbaar). Waar moet materiaal voor (hoog) begaafden aan voldoen? We zoeken materialen die zoveel mogelijk aan de onderstaande criteria voldoen (zie materialenlijst): ● Aansluiten bij specifieke interessegebieden (b.v. ruimte, het menselijk lichaam, insecten, techniek) ● Soms zelfgekozen (op basis van b.v. interesse, faalangst) ● Uitdagend (in b.v. gebruik, in vorm, in afkomst, originaliteit) ● Gelegenheid tot reflectie (zelf na te kijken en te corrigeren) ● Wisselende moeilijkheidsgraad ( niveauverschillen) ● Verschillende ontwikkelingsgebieden aansprekend (geheugen, concentratie, sociale omgang, enz.) ● Doel is dat leerlingen leren doorzetten, uitgedaagd worden creatief te denken, gemotiveerd blijven voor school doordat ze nieuwe dingen leren, leren omgaan met faalangst en perfectionisme. Verrijkingsstof moet: - Een beroep doen op creativiteit Open opdrachten bevatten Een hoog abstractieniveau hebben Een hoge mate van complexiteit hebben Meerwaarde bieden t.o.v. reguliere lesstof Stimuleren tot een onderzoekende houding Een beroep doen op de zelfstandigheid van de leerling Een reflectieve houding uitlokken Een beroep doen op metacognitieve vaardigheden - Uitlokken tot interactie Eén manier om tijdens het ontwikkelen van lessen/projecten aan deze criteria te voldoen is door vragen en opdrachten op te nemen die een beroep doen op het hogere orde denken. Hogere orde vragen en opdrachten zijn de vragen en opdrachten waarbij voor het antwoord of de uitvoering de vaardigheden voor analyseren, evalueren of creëren nodig zijn. Het zijn vragen en opdrachten die zich richten op: Het stimuleren van leerlingen om verdere n meer kritisch na te denken Het stimuleren van het probleem-oplossend-denkvermogen Het ontlokken van discussie Het stimuleren van leerlingen om zelfstandig op zoek te gaan naar informatie. Specifieke materialen voor (hoog)begaafde leerlingen In iedere groep zijn meerdere materialen voor (hoog) begaafde leerlingen. De materialen zijn verdeeld in dagelijks aanbod, projecten en even tussendoor (denk aan smartgames). De materialen die dagelijks aan bod komen sluiten aan bij de reguliere vakken. De leerlingen hebben een routeboekje voor rekenen en taal en maken in plaats van de taken uit de reguliere methode ‘pluswerk’. Zijn de leerlingen klaar met de reguliere taken en het daarbij behorende pluswerk, dan kunnen ze werken aan projecten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bijv. Acadin, ontdekkaarten, Somplextra, Bolleboos. In de bijlage is een lijst opgenomen met de meest voorkomende materialen. Hierin is te vinden hoeveel tijd de voorbereiding vergt, wat je ervoor nodig hebt en hoeveel tijd de opdrachten in beslag nemen. In de laatste kolom staat de naam van de school waar dit materiaal aanwezig is. Handige sites en computerprogramma’s ● Acadin.nl ● Webkwest ● Yurls, zie ook yurlsvuurvogelgouda.nl. ● Webjes en webpaden van Jack Nowee ● Proefjes.nl ● Krantenmaken.nl ● Postcrossing (ansichtkaarten netwerk t.b.v. Engels) ● http://talentstimuleren.nl/?file=98&m=1354031339&action=file.download van de SLO Meer met materialen die meestal in een groep aanwezig zijn Hiermee wordt bedoeld: geef het kind een moeilijke opdracht waar het aan moet voldoen (bouw een toren die precies 1.25 hoog is, 20 cm breed en 60 cm lang). In de bovenbouw werkt het uitdagend om de competitie aan te gaan (bouw een zo lang mogelijk overbrugging van punt A naar punt B / op een lijst wordt bijgehouden hoe lang). ● Meer met logiblokken ● Meer met zand ● Meer met bouwen (Kapla, lego, K’nex) Activiteiten voor (hoog)begaafden buiten school ● Verschillende wedstrijden: Kangoeroewedstrijd: jaarlijkse wedstrijd in maart. Opgeven van nov. tot eind jan. ● Gastlessen ● Coornhert verbredingslessen: info wordt ieder jaar aan het begin van het schooljaar toegestuurd, anders op de site kijken ● Projecten / excursies (denk ook aan de Brede School) Rekenen Kien: Ze hebben uitdaging nodig op hun eigen hoge niveau. Met Kien rekenen geeft u ze die uitdaging! De methode bevat extra rekenopgaven die te gebruiken zijn als aanvullende lesstof op elke reguliere rekenmethode. Kien rekenen biedt verdieping en loopt daardoor niet vooruit op de lesstof. De opdrachten in Kien rekenen zijn gevarieerd en pittiger dan die van reguliere rekenmethodes. Ze doen een groot beroep op de rekenvaardigheid van de kinderen. Bovendien kunnen de kinderen er helemaal zelfstandig mee aan de slag. Kien rekenen motiveert en is ook nog eens heel makkelijk in het gebruik! Plustaak rekenen: Plustaak is bestemd voor de 10 tot 25 % beste leerlingen van elke groep. De werkboekjes bevatten leuke gevarieerde opdrachten, die juist voor deze kinderen een uitdaging zijn. Plustaak kan naast iedere methode gebruikt worden. De werkboekjes bieden een verbreding en verrijking van het aanbod in de methode. Bolleboos: Met Bolleboos rekenen/wiskunde worden begaafde kinderen uitgedaagd hun talenten optimaal te ontplooien. Het materiaal is afgestemd op de typische manier van denken van begaafde kinderen: grote denksprongen kunnen maken, snel op een bepaald abstractieniveau kunnen werken en goed kunnen redeneren. Daarbij staat voorop dat de leerstof niet alleen maar ‘moeilijk’ is maar ook appelleert aan het experimenteergedrag, op het willen weten. Het is een geïntegreerde methode op het gebied van rekenen ten behoeve van (hoog)begaafde kinderen in het basisonderwijs. Rekenweb: Het RekenWeb is een website voor rekenen-wiskunde op het basisonderwijs. Informatie voor leerkrachten, spelletjes en werkbladen voor gebruik in de klas. Van groep 3 t/m groep 8 Topklassers: Is bedoeld voor de betere leerlingen van de bovenbouw van het basisonderwijs. Onder betere leerlingen verstaan we hoogbegaafde of begaafde, gemakkelijk lerende kinderen; kinderen die uitblinken in een bepaald vak en die de betreffende jaarstof van dat vak in het leerjaar waarin ze zitten al doorgewerkt hebben; goede leerlingen die nieuwsgierig zijn naar extra uitdagingen op verschillende terreinen. Voor al deze leerlingen geldt dat zij een behoorlijke mate van zelfstandigheid moeten bezitten. Met Topklassers kan zowel individueel als met een groep(je) gewerkt worden. Hierbij wordt een beroep gedaan op het analytisch, creatief en praktisch denkvermogen van de leerlingen. Topklassers biedt verbreding en verdieping aan in voor kinderen aantrekkelijke en uitdagende vakgebieden. Rekenen/Wiskunde: vijf deeltjes met o.a. aandacht voor negatieve getallen, assenstelsels, omtrek, oppervlakte, kwadraten, grafieken, formules, parallellogram, worteltrekken, kans berekenen, machten, reeksen, stelling van Pythagoras, ruimtelijk tekenen, kaarttruc, cirkels en het getal π, sudoku. Vierkant voor rekenen (wisschriften): Wisschriften zijn werkboeken over een wiskundig of daaraan gerelateerd onderwerp. Leerlingen kunnen op school, maar ook thuis, zelfstandig met de wisschriften werken en leren al doende van alles over het betreffende onderwerp. De opdrachten zijn gevarieerd en uitdagend. Er zijn eenvoudige en lastige opgaven en verschillende typen opdrachten. Naast de opdrachten die de kinderen in het werkboek maken, zijn er bijvoorbeeld bouwplaten, goocheltrucs en puzzels. Rekenmeesters: Voor leerlingen die meer aankunnen. De taken liggen op het A- en B-niveau van het Citoleerlingvolgsysteem. De bloks stimuleren, honoreren en dragen bij aan een grotere rekenvaardigheid. Elk blok bevat 30 uitdagende taken voor leerlingen die op rekengebied meer aankunnen en plezier hebben in rekenen. Het accent ligt op spelen met rekenen. Nieuwsrekenen (van nieuwsbegrip): - wekelijks levensechte rekenopgaven op zes niveaus aan de hand van het onderwerp van Nieuwsbegrip - leerlingen voorbereiden op de CITO - meer plezier in rekenen! Nieuwsrekenen is een aanvulling op uw reguliere rekenmethode. U besteedt wekelijks een half uur of meer extra lestijd aan toepassingsopgaven. Hiermee bereidt u uw leerlingen goed voor op de CITO-toetsen. Want in feite zijn ook de meeste CITO-opgaven eigenlijk toepassingstaken! Somplextra: Somplextra is speciaal ontwikkeld voor intelligente en begaafde leerlingen in groep 6, 7 en 8. In projecten als Symmetrie, Perspectief ontmoeten de kinderen wiskunde en kunst in onderlinge samenhang. De computer daagt hen uit er wiskunst mee te maken. De creativiteit van de leerlingen wordt gebruikt om de nieuwsgierigheid naar de achterliggende wiskundige wereld te prikkelen en de stap te maken naar abstracties. Somplextra bestaat uit 6 mappen: starters 1A/1B, gevorderden 2A/2B en geleerden 3A/3B. Meten is weten: Werkboekjes Elke les begint met (praktisch) ‘Meetwerk’, een meetopdracht die individueel of in kleine groepjes wordt uitgevoerd. Na de praktijk volgt de theorie: in ‘Maatwerk’ komen oefeningen met maten, tijd en herleidingen aan bod. De les wordt elke keer afgesloten met ‘Denkwerk’, waarin het geleerde wordt toegepast op situaties uit het leven van alledag. Realistisch rekenen dus! Rekentijgers: Werkboekjes Rekentijger is een serie met vrolijke werkboekjes voor de betere en snellere rekenaars. Rekentijger daagt hen uit met creatieve rekenuitdagingen en echte breinkrakers. De kleurrijke boekjes biedt stof die niet vooruit loopt op het leerstofaanbod in de methoden, maar oefent andere denkmethoden. Pittige, creatieve en innovatieve reken- en wiskundeproblemen en puzzels waar uw rekentijgers hun tanden in kunnen zetten. Taal/begrijpend lezen Taalmeesters Werkboekjes. In Taalmeesters spelen vrijwel alle taalaspecten een rol. Het accent ligt echter op ‘spelen met taal’ en dus op taalbeschouwing. Dat krijgt zijn uitwerking bijvoorbeeld in: letterlijk en figuurlijk taalgebruik, synoniemen, homoniemen, alliteratie, rijm, tegenstellingen, samenstellingen en afleidingen. En dat allemaal op een manier waaraan (taal)plezier wordt beleefd. Super denkwerk: Alle werkboeken bevatten een reeks opdrachten, waarmee leerlingen op een speelse manier leren om informatie te ordenen. Zo zijn er puzzelopdrachten en oefeningen waarbij ze een situatie reconstrueren. Ze maken tekeningen, vullen een tabel in, vergelijken teksten en illustraties en zoeken de verschillen. Aan het eind van een taak volgt de beloning: de leerlingen mogen een vakje openkrassen waardoor een plaatje verschijnt. Elk plaatje is een fragment uit een avontuur van de grappige neushoorn Detective Denkwerk en zijn slimme assistent Tip. Zo ontstaat een leuk stripverhaal. Kant en klaar plus: Kopieermappen voor (hoog)begaafde leerlingen: vol pittige, stimulerende en uitdagende opdrachten. Per thema komen minimaal twintig pagina's wereld oriënterende activiteiten aan bod, zoals: codetaal, puzzels, breinbrekers en opzoektaken. Dit alles met een variatie aan zelfstandig werk, partner- of groepswerk en samenwerkend leren. Daarnaast staan er per thema minimaal tien pagina’s reguliere verrijkingsleerstof. Voor elk leerjaar veel wiskunde- en taalopdrachten. Wereldoriëntatie en Frans (alleen groep 8) worden niet vergeten. Het is bedoeld voor differentiatie binnen de klas, waarbij de nadruk ligt op het zelfstandig werken. Het kan perfect geïntegreerd worden binnen een weektaak of hoekenwerk. Plustaak begrijpend lezen Een serie werkboekjes voor groep 5 t/m 8. Elk werkboekje bevat 16 taken met gevarieerde opdrachten voor begrijpend studerend lezen. De werkboekjes zijn als aanvulling en verrijking te gebruiken naast iedere leesmethode. De werkboekjes lopen op in moeilijkheidsgraad, maar zijn niet strikt gebonden aan een bepaalde groep. Dat komt ook tot uitdrukking in de groepsaanduiding op de omslag. Cryptologisch: Het boek Cryptologisch is bedoeld als leuke uitdaging voor leerlingen met enige begaafdheid op taalgebied. De leerling leert stap voor stap om de geheimen van een cryptische omschrijving te ontdekken. Door het vinden van synoniemen, homoniemen en door middel van associatief woordgebruik wordt de woordenschat van de leerling verdiept en uitgebreid. De oefeningen in dit boek zijn daarom een zeer geschikt middel om de taalvaardigheid van leerlingen in de bovenbouw te vergroten. • Geschikt voor zowel individueel gebruik als groepswerk. • De leerling kan er geheel zelfstandig mee werken. • Aan het einde van deze leergang is een stevige basis gelegd voor het kunnen oplossen van cryptogrammen met twee **. Slimme taal Het leerstofpakket Slimme Taal is bedoeld voor (hoog)begaafde leerlingen uit de groepen 3 t/m 8 van de basisschool voor wie de leerkracht uitdagende leerstof nodig heeft op het gebied van het onderwijs in de Nederlandse taal en lezen. Het pakket bestaat uit twee thema's: * Kranten en tijdschriften * Kinderliteratuur Bij elk van deze thema’s horen werkboekjes en handleidingen voor de groepen 3 t/m 8. Ook is er een algemene handleiding beschikbaar. Plustaak taal De werkboekjes bevatten leuke gevarieerde opdrachten, die juist voor deze kinderen een uitdaging zijn. Plustaak kan naast iedere methode gebruikt worden. De werkboekjes bieden een verbreding en verrijking van het aanbod in de methode. De opdrachten zijn zo samengesteld dat de kinderen ze zelfstandig kunnen maken. Taaltoppers: Voor kinderen met een meer dan gemiddelde taalontwikkeling bieden deze kaarten extra uitdagingen. Ze bevatten verrijkingsleerstof waarmee ze zelfstandig aan de slag kunnen. Voor het derde leerjaar tot en met het zesde leerjaar zijn er telkens zestig verschillende kaarten in vijfvoud. Het zijn sterke, thematische pakketten met per kaart vier à vijf stimulerende opdrachten. Niet alleen aan de nieuwe spelling wordt aandacht besteed, maar ook aan woordenschat, puzzels, uitdrukkingen en creatief schrijven. Nieuwsbegrip Met Nieuwsbegrip werkt u op een aantrekkelijke manier aan de kerndoelen voor begrijpend lezen van het basisonderwijs. Ook aanvullend te gebruiken. Overig Topklassers Met Topklassers kan zowel individueel als met een groep(je) gewerkt worden. Hierbij wordt een beroep gedaan op het analytisch, creatief en praktisch denkvermogen van de leerlingen. Topklassers biedt verbreding en verdieping aan in voor kinderen aantrekkelijke en uitdagende vakgebieden. ● ● Vreemde talen: vijf deeltjes met aandacht voor Spaans, Frans, Duits, Italiaans en Turks. Cultuur: als verzamelnaam voor kunst, geschiedenis, religie, maatschappelijke stromingen: vijf deeltjes met aandacht voor de tien tijdperken (Commissie De Rooij). ● Wetenschap: vijf deeltjes met aandacht voor sterrenkunde, natuurverschijnselen, natuurkunde, scheikunde en biologie Juan Y Rosa De methode Spaans is zeer gevarieerd opgezet met puzzels, open opdrachten, dramaoefeningen en conversatieoefeningen. Doordat ook een aantal opdrachten in het werkboek gebruik maakt van het Internet heeft de leermethode een heel open en onbeperkt karakter gekregen, dit spreekt leerlingen die makkelijk leren erg aan. Gebaseerd op het TASC-model van Belle Wallace, London, NACE (zie Nace) leert de leerling op eigen tempo en op eigen niveau het Spaans, de groepsleerkracht begeleidt de leerling enkel in zijn leerproces. Hij hoeft geen kennis te hebben van het Spaans. Kinheim werkgidsen Kinheim heeft uitgaven voor alle vakken in het basisonderwijs. We onderscheiden daarbij Blokboeken, Puzzelboeken, de Zelfstandig werken-serie en de zelfstandige lesmethodes voor aardrijkskunde, geschiedenis, natuur, tekenen en verkeer. Speciaal voor hoogbegaafde leerlingen zijn er Werkgidsen voor aanvulling en verdieping, XXL-delen bij de Leuk rekenen, Logische breinbrekers en de Puzzelboeken voor geschiedenis, aardrijkskunde en natuur en het project Kinderen in Oorlogstijd. ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● Kinderen in oorlogstijd Dierenrijk Journalistiek Fabels en sprookjes Evolutie Amsterdam, een reisgids maken Overal dieren Mijn wereld Bizzworld Klein maar dapper (filosofie) Kleuters Nikitin Nikitin 4 is een spel, met name ontworpen voor hoogbegaafde kinderen, dat uitdaging geeft. Het spel bestaat uit 8 houten blokken. De opdrachten zijn variërend van eenvoudig tot zeer moeilijk. Kinderen ervaren dit spel als erg leuk om te spelen en aan de andere kant ook moeilijk om de opdrachten goed te maken. Aan de hand van bouwtekeningen wordt het ruimtelijk inzicht aanzienlijk verbeterd. Dit spel is ideaal verrijkingsmateriaal voor meer begaafde kinderen. Het wordt ervaren als uitdagend materiaal. Zeer geschikt voor kinderen die 'meer' aankunnen. Logeo Logeo is speciaal ontwikkeld voor kinderen die willen leren om logisch na te denken. Ze leren om te focussen om tot de juiste oplossing te komen. De moeilijkheidsgraad wordt opgebouwd in 6 verschillende moeilijkheidsgraden. Van eenvoudig tot zeer ingewikkeld. Soms zal bijsturing van de leerkracht vereist zijn. Hierdoor leert het kind wel te leren. Kinderen beleven er uren spelplezier aan. Bij dit spel gaat het om waarnemen, concentratie, overzicht en logisch nadenken. Jan Kuipers heeft Logeo opgenomen in Levelspel, de kist met materialen voor hoogbegaafde kleuters (groep 1 en 2). Logeo is erg geschikt als verrijkingsmateriaal voor jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Logisch nadenken vormt de kern van Logeo. Jakolino Dit spel, met de kleuren groen en lila in combinatie met buken-houten geometrische vormen, vierkant, driehoek en kwartcirkel, geeft een veelvoud van nieuwe geometrische opdrachten. Het voor-beeldenboekje met 45 afbeeldingen in de originele grootte van de kubussen, geeft eenvoudige opdrachten met 4 kubussen tot moeilijker opdrachten met alle kubussen. In het boekje zijn 3 pagina’s opgenomen om zelf opdrachtkaarten te maken. Slim kan lezen Verrijkingsmateriaal voor taal- en leesontwikkeling, bedoeld voor slimme kleuters. Het pakket bestaat uit een map met vier onderdelen: - een set van 15 gelamineerde kopieerbare leesverwerkingskaarten; - een werkserie met 60 lessen voor slimme kleuters op gelamineerde kaarten; - acht kopieerkaarten bij de werkserie; - een handleiding. Leerlingen kunnen eenmaal per week aan de slag met een lees- en leesverwerkingkaart. Dit zijn vijftien korte verhaaltjes rondom het kuiken Piep, bedoeld voor leerlingen die het lezen beheersen op AVI-niveau 1 of 2. Daarnaast kunnen zij eveneens één of meerdere malen per week een opdrachtkaart uit de werkreeks maken. Dit zijn thematisch geordende opdrachtkaarten, aansluitend bij de thema's van de verhaaltjes. Per thema zijn er vier opdrachtkaarten van verschillende niveaus. Iedere opdracht is opgezet in vier stappen; per stap wordt een ondersteunende afbeelding en één of twee instructiezinnen gegeven. Aanvullend op de materialen is er een handleiding voor de groepsleerkracht beschikbaar, waarin uitleg wordt gegeven over het herkennen van kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong en de manier waarop het materiaal in de groep kan worden ingezet. Boekentips 1. Boek Hoogbegaafd, als je kind (g)een Einstein is (Tessa Kieboom) 2. Slim, maar ….. (Peg Dawson, Richard Guare) 3. 4. De begeleiding van hoogbegaafde kinderen (James T. Webb, Elizabeth A. Meckstroth) Brein link voor ouders (Gerjanne Dirksen) 5. Hoogbegaafd, nou en? 6. Hoogbegaafd servuivelgids 7. Kids skills Gaat over? De ontwikkeling van hoogbegaafden kinderen. Executieve functies. Je kind helpen bij leren (10-14 jaar) Bijlage 8 Vragenlijst voor ouders Basisschool “de Regenboog” Vragenlijst voor ouders Het is voor ons heel prettig en belangrijk om zoveel mogelijk informatie te krijgen, opdat we uw kind zo goed mogelijk kunnen begeleiden. Het is fijn als u dit formulier bij het volgende bezoek van uw kleuter aan school ingevuld inlevert bij de groepsleerkracht. Vult u de vragen a.u.b. in , zoals uw kind op zijn best is. Als het regelmatig een bepaald gedrag vertoont, maar niet altijd, zeg dan gerust: ja Wellicht vindt u het vervelend bepaalde vragen te beantwoorden, dan hebben wij er alle begrip voor dat u die vragen overslaat. Naam leerling: ______________________________________________________________ Geboortedatum: ____________________________________________________________ Vragenlijst ingevuld op: _______________________________________________________ Ingevuld door: vader / moeder / vader+moeder / verzorger / anders ___________________ Ontwikkeling: Is uw kind nieuwsgierig naar de wereld om zich heen? _________________________________________________________________________ Waaraan merkt u dat? ( Bijv. Stelt veel (waarom)vragen, ruime belangstelling, observeert veel, anders …) __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Met wie speelt uw kind graag? o o alleen leeftijdgenootjes o o jongere kinderen oudere kinderen Zijn er in het onderstaande lijstje eigenschappen die u van toepassing vindt op uw kind? Zo ja, welke? o o o o o o o o o o o o gevoelig zorgzaam kan zich verplaatsen in een ander onderzoekend opmerkzaam betrokken initiatiefrijk fantasierijk/ groot voorstellingsvermogen gevoel voor humor doorzettingsvermogen creatief perfectionistisch Kan uw kind goed dingen onthouden? __________________________________________________________________________ Wat vindt u van de woordenschat van uw kind ten opzichte van andere kinderen van dezelfde leeftijd? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Spreekt uw kind in goede verstaanbare zinnen? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Interesses: Heeft uw kind interesse in boekjes en lezen? Kent het al bepaalde letters? Zo ja, welke? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Is uw kind al bezig met tellen en cijfers? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Heeft uw kind interesse in: o Puzzelen Aantal stukjes:____________ o Bouwen met constructiemateriaal Welke? ________________________________ o o Gezelschapsspelletjes Denkspelletjes Welke? ________________________________ Welke? ________________________________ o Rollenspel Heeft uw kind nog andere specifieke interesses? Zo ja, welke? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Betrokkenheid: Hoe lang kan uw kind geconcentreerd met iets bezig zijn? ________________________________________________ Maakt uw kind van te voren wel eens plannen wat het gaat doen? Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven? __________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ Is uw kind snel ontmoedigd als iets niet lukt? Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Verveelt uw kind zich snel? _________________________________________________________________________ Wat vindt uw kind ervan om naar school te gaan? (Welke verwachtingen heeft het van school, wat denkt hij/zij er te gaan doen/leren) __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Welke verwachtingen heeft u van de school? __________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ Welbevinden: Omcirkel één van de drie antwoordmogelijkheden. Mijn kind : speelt graag met andere kinderen: Ja / Soms / Nee neemt initiatieven: Ja / Soms / Nee komt voor anderen op: Ja / Soms / Nee vraagt hulp als dat nodig is: Ja / Soms / Nee heeft vaak ruzie: Ja / Soms / Nee helpt andere kinderen: Ja / Soms / Nee komt voor zichzelf op: Ja / Soms / Nee vertelt spontaan over gebeurtenissen en activiteiten: Ja / Soms / Nee Gezondheid: Hoe is de algehele gezondheid van uw kind? __________________________________________________________________________ Zijn er bijzonderheden te melden t.a.v de ogen en/of de oren van uw kind? __________________________________________________________________________ Zijn er bijzonderheden te melden t.a.v de motoriek? __________________________________________________________________________ Is uw kind allergisch voor bepaalde stoffen? Ja/ Nee Zo ja, welke? _______________________________________________________________ Gebruikt uw kind medicijnen? Ja/ Nee Zo ja, welke? _______________________________________________________________ Komt er dyslexie voor in de directe familie? Ja/ Nee Zo ja, bij welk familielid van uw kind?____________________________________________ Komt er (hoog)begaafdheid voor in de familie Ja/ Nee Zo ja, bij welk familielid van uw kind? ____________________________________________ Zijn er nog andere bijzonderheden die u graag met ons wilt delen of vragen die u ons wilt stellen? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Hartelijk dank voor het invullen van de vragen. Bijlage 7 Doelen Meerbegaafde Onderwijs De doelen omtrent het Meerbegaafde Onderwijs op De Regenboog wordt weggezet in een tijdsbestek van drie jaar. De drie jaren worden verdeeld in periodes, maanden en de bouwen. Per periode kan er aandacht worden besteed aan een enkel doel of aan meerdere doelen. Doelen schooljaar 2012-2013 Doelen: 2. Signalering 3. Kerndoelen 4. Verrijking in de Plusklas Werkgroep Periode Periode januari september t/m maart t/m december Periode april t/m juli 2. Signaleringslijst opstellen 2. Signaleringslijst implementeren 1 t/m 7. Studiedag omtrent begaafden onderwijs plannen 2. Signaleringslijst implementeren 3. Kerndoelen met het team bespreken en vaststellen 4. Verrijking in de Plusklas ‘op papier zetten’ Groepen 1 en 2 x 2. Signaleringslijst uitproberen 2. Signaleringslijst gebruiken 3. Kerndoelen lezen en feedback geven 4. Nadenken over kinderen die in aanmerking komen voor de Plusklas Groepen 3, 4 en 5 x 2. Leerlingen signaleren 3. Kerndoelen lezen en feedback geven 4. Nadenken over kinderen die in aanmerking komen voor de Plusklas Groepen 6, 7 en 8 x 2. Leerlingen signaleren 3. Kerndoelen lezen en feedback geven 4. Nadenken over kinderen die in aanmerking komen voor de Plusklas Doelen schooljaar 2013-2014 Doelen: 4. Verrijking 5. Eigenaarschap 6. Communicatie Groepen 1 en 2 Groepen 3, 4 en 5 Groepen 6, 7 en 8 Periode september t/m december Periode januari t/m maart Periode april t/m juli 4. Verrijkingsmateriaal uitzoeken en aanbieden 4. Rapport voor de Plusklas bespreken en vaststellen * Aandacht besteden aan signalering 4. Verrijkingsmateriaal uitzoeken en aanbieden 4. Rapport voor de Plusklas bespreken en vaststellen * Aandacht besteden aan signalering 4. Verrijkingsmateriaal uitzoeken en aanbieden 4. Rapport voor de Plusklas bespreken en vaststellen * Aandacht besteden aan signalering 5. Een mening vormen en uitdragen over bij wie verantwoordelijkheden moeten liggen * Aandacht besteden aan signalering en verrijking 2. Hoofdstuk 2 ‘Signalering’ vaststellen. Vergadering: 3. Hoofdstuk 3 ‘Kerndoelen’ vaststellen. Vergadering: 5. Een mening vormen en uitdragen over bij wie verantwoordelijkheden moeten liggen * Aandacht besteden aan signalering en verrijking 2. Hoofdstuk 2 ‘Signalering’ vaststellen. Vergadering: 3. Hoofdstuk 3 ‘Kerndoelen’ vaststellen. Vergadering: 5. Een mening vormen en uitdragen over bij wie verantwoordelijkheden moeten liggen * Aandacht besteden aan signalering en verrijking 2. Hoofdstuk 2 ‘Signalering’ vaststellen. Vergadering: 3. Hoofdstuk 3 ‘Kerndoelen’ vaststellen. Vergadering: Doelen schooljaar 2014-2015 De doelen zijn overeenkomstig met de hoofdstukken uit het beleidsplan. Iedereen Periode september t/m december Periode januari t/m maart Periode april t/m juli Hoofdstuk 6 ‘Eigenaarschap’ bespreken en vaststellen. Bespreken op Studiedag: Vaststellen op Studiedag: Hoofdstuk 1 ‘Doelen’ bespreken en vaststellen. Bespreken op Studiedag: Vaststellen op Studiedag: Groepen 1 en 2 2. Signalering van leerlingen evalueren en zo nodig aanscherpen. Vergadering: 4. Kritisch kijken naar de verrijking in de klas en feedback geven. Wat gaat goed? Wat ontbreekt er? Vergadering: 4. Verrijkingsmateriaal uitzoeken en in kaart brengen. Hoofdstuk 7 ‘Communicatie’ bespreken en vaststellen. Bespreken op Studiedag: Vaststellen op Studiedag: 4. Verrijkingsmateriaal uitzoeken en in kaart brengen. Groepen 3, 4 en 5 4. Kritisch kijken naar het compacten/ verrijking in de klas en feedback geven. Wat gaat goed? Wat ontbreekt er? Vergadering: 3. Het compactprogramma ten aanzien van lezen groep 3 bespreken en afspraken maken. Vergadering: 2. Signalering van leerlingen evalueren en zo nodig aanscherpen. Vergadering: 3. Het huidige compact programma evalueren en een uitspraak doen over andere vakken. Vergadering: Groepen 6, 7 en 8 4. Kritisch kijken naar de compacten/ verrijking in de klas en feedback geven. Wat gaat goed? Wat ontbreekt er? Vergadering: 2. Signalering van leerlingen evalueren en zo nodig aanscherpen. Vergadering: 3. Het huidige compact programma evalueren en een uitspraak doen over andere vakken. Vergadering: 2. Ervaringen op het gebied van signalering met elkaar bespreken. Tips en adviezen delen. Vergadering: 2. Groep 2 leerlingen bespreken die extra zorg nodig hebben in groep 3. Vergadering: Doelen schooljaar 2015-2016 De doelen zijn overeenkomstig met de hoofdstukken uit het beleidsplan. Iedereen Groepen 1 en 2 Groepen 3, 4 en 5 Groepen 6, 7 en 8 Periode september t/m december Periode januari t/m maart Periode april t/m juli