Samenvatting Slides Ethiek en Recht College 1 – Ethiek Relatie ethiek en recht: - Recht is niet op alle handelingen van toepassing - Recht is op sterk geformaliseerde manier tot stand gekomen - Recht is overwegend nationaal geldend - Recht kan afgedwongen worden door middel van sancties Reflectie op techniek: - Kennis en inzicht in de wederzijdse interactie van het betreffende van met de samenleving - Kennis en inzicht in de geschiedenis van het vak - Inzicht in de bijzondere aard van het eigen vak - Inzicht in de ethische vragen die met het vak verbonden zijn. Ethiek: De wetenschappelijke en filosofische reflectie op de moraal. Moraal: Het geheel van heersende opvattingen, regels, gewoonten en gebruiken op grond waarvan menselijk gedrag en handelingen worden aangemerkt als goed of slecht, juist of onjuist, gehoorloofd of ongehoorloofd, verantwoord of onverantwoord, etc. Moraal is het geheel van normen en waarden. Waarden: Duurzame overtuigingen over wat in ons handelen nastrevenswaardig is, wat een bepaalde levenswijze waardevolg maakt, en welke ideale eigenschappen van mensen waardevol en nastrevenswaardig zijn. - Eindwaarden: Grote doelen in het leven - Modale waarden: Aardig, eerlijk, beleefd, etc. Normen: Regels die uitmaken welke concrete soorten handelingen zijn geboden, toegestaan of verboden. Reflectie normen met waarden: Morele normen zijn de regels en aanwijzingen die ons helpen om waarden om te zetten in de concrete morele keuzes van alle dag. Waarden Doel Globaal Identiteit Sturloos zonder morele normen Normen Middel Specifiek Sociale coördinatie Betekenisloos zonder achterliggende waarden. Argumentatie: een verbale, sociale en rationele activiteit, die erop gericht is een redelijke beoordelaar te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt door een of meer proposities naar voren te brengen, die ter rechtvaardiging van dat standpunt dienen. Descriptieve uitspraken: - Beschrijvende uitspraken - Uitspraken over gebeurtenissen, standen van zaken uit heden, verleden of toekomst, oorzakelijke verbandne, wetmatigheden etc. - Check: - Formulering: Het is een feit dat … - De uitspraak is waar of niet waar. Normatieve uitspraken: - Hebben betrekking op de morele juistheid en aanvaardbaarheid van handelingen, situaties of omstandigheden. - Drukken uit wat wenselijk of waardevol is / gevonden wordt, en wat mag, moet of hoort etc. - Check: - Het is wenselijk dat… - Het behoordt dat… Redenering: een verzameling oordelen, waarvan één een conclusie is en de andere gebruikt worden om die ene conclusie te rechtvaardigen. Argumentatiestructuur: - Enkelvoudige argumentatie - Meervoudige argumentatie - Nevenschikkende argumentatie - Onderschikkende argumentatie Meevoudige argumentatie: meerdere alternatieve verdedigingen van hetzelfde standpunt. Indicaties: overigens / trouwens / ten overvloede / nog afgezien van / etc. Nevenschikkende argumentatie: samenhangende uitspraken die gezamenlijk als een voldoende verdediging van het standpunt gelden. - Onafhankelijk - Afhankelijk - Indicaties: daarbij komt / temeer daar / vooral ook omdat / alsmede / zelfs etc. Onderschikkende argumentatie: Een argumentatie voor argumentatie (subargumenten) Indicaties: immers / omdat / want / daarom / aangezien / dan ok Logica: - Modus Ponens o Als A, dan B o A o => B - Modus Tollens o Als A dan B o niet-B o => Niet-A Argumentatieschema’s - Analogieredenering - Generalisering - Causaliteitsredenering - Autoriteitsredenering - Eigenschaps-oordeelredenering - Doel-middelredenering Analogieredenering: Als iets in een soortgelijke situatie is / was, is het in deze overeenkomstige situatie ook vast zo. - Zijn er belangrijke overeenkomsten? - Zijn de overeenkomsten relevant voor standpunt / conclusie - Zijn de verschillen niet belangrijker dan overeenkomsten? Generalisering: Als er iets in geval X opgaat, dan gaat dat in alle gevallen op. - Zijn de genoemde voorbeelden representatief? - Zijn de voorbeelden relevant voor de conclusie? - Worden er voldoende voorbeelden genoemd om de conclusie te ondersteunen? - Zijn er tegenvoorbeelden? Causaliteitsredenering: Uit een bepaalde situatie (de oorzaak) leid je af dat er een bepaald gevolg te verwachten is (de conclusie). Uit een bepaalde situatie (het gevolg), leid je af dat iets de oorzaak is (de conclusie). - Kunnen de genoemde oorzaken inderdaad tot het voorspelde gevolg leiden? - Zijn er omstandigheden denkbaar of waarschijnlijk, die verhinderen dat de genoemde oorzaak tot het voorspelde gevolg zal leiden? Autoriteitsredenering: Als de autoriteit X ‘A’ zegt, dan is ‘A’ juist. - Is de genoemde autoriteit inderdaad betrouwbaar en deskundig op dit gebied? - Heeft hij / zij geen belangen bij de zaak? - Is de naar voren gebrachte uitspraak niet in strijd met andere gezaghebbende bronnen of andere informatie? Eigenschap-oordeelredenering: Als iets of iemand een eigenschap / kenmerk X vertoont, dan is over die of datgene oordeel Y gerechtvaardigd. - Rechtvaardigen de genoemde eigenschappen / kenmerken het oordeel? - Zijn er eigenschappen of omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen? Doel-middel redenering: Als je wil dat doel X bereikt wordt, dan moet je overgaan tot maatregel / middel Y. - Is het doel wel gewenst? - Leidt het middel wel tot het gewenste doel? - Zijn er nadelige gevolgen? Drogredenen - De persoonlijke aanval - Verwarring ethiek en recht - Stroman - Naturalistische drogreden - Ambiguïteit College 2 en 3 – Ethiek Definitie ethiek: - Ethiek: De systematische reflectie op de moraal - Moraal: Het geheel van opvattingen, beslissingen en handelingen waarmee mensen uitdrukken wat zij goed of behoorlijk vinden. - Moraal: Het geheel van normen en waarden die feitelijk bestaan in een samenleving. Normatieve en descriptieve ethiek: - Descriptieve ethiek: De beschrijving, analyse, en eventuele verklaring van de heersende moraal van een groep of gemeenschap. - Normatieve ethiek: De kritische reflectie op of beoordeling van de feitelijke moraal, al dan niet resulterend in voorstellen voor verandering. o Geen waardevrije wetenschap. o Het formuleren van ethische grondbeginselen. Normatieve ethiek: - Relativisme - Absolutisme - Gevolgenethiek - Beginselethiek - Deugdenethiek Relativisme: - “In de ethiek is alles relatief. Wat voor de een goed of verantwoord is, is dat niet voor de ander” - Ontkenning van het universalisme: er bestaan geen universeel geldig normenstelsel. - De per cultuur verschillende normenstelsels zijn gelijkwaardig. - Redenen voor populariteit: o Motiveert een grote verdraagzaamheid t.o.v. andere culturen. o Geeft een verklaring dat sommige morele meningsverschillen zo hardnekkig zijn. Problemen van het relativisme: - Contradictie: ze zegt dat er geen universele normen zijn, maar ze stelt er zelf een: iedereen moet respect hebben voor morele opvattingen van anderen. Zinvolle morele discussie onmogelijk. Kan leiden tot onwerkbare of niet te tolereren situaties. Absolutisme: Er bestaat een stelsel van normen en waarden dat universeel, voor iedereen, onafhankelijk van tijd, plaats en cultuur geldig is, en gerespecteerd zou moeten worden. - Problemen: o Schrijft een universele norm in elke situatie het goede voor? o Wie meot universele norm bepalen? o Geeft geen uitsluitsel bij conflicterende normen. o Hoe moet je handelen als er geen universele norm voorhanden is? o Er is geen ruimte voor zelfstandige morele oordeelsvorming. Gevolgenetheik: utilisme - Het gaat niet om een handeling zelf, maar om de gevolgen van de handeling. Zijn die gevolgen goed, dan is de handeling ook goed. Utilisme volgens Bentham: - Vermindering van lijden en maximaliseren van genot. - Als datgene wat menselijk geluk bewerkstelligt is goed; wat daaraan afbreuk doet is slecht. - ‘Goed’ en ‘Slecht’ = ‘Nuttig’ en ‘Onnuttig’ - Het gaat om de som van individuele belangen. - Utiliteitsprincipe: Het grootste geluk voor het grootste aantal o Intensiteit, duur, mate van zekerheid, hoeveelheid mensen, soortgelijke ervaringen, zuiverheidgraad. Criterium: Alle en slechts die handelingen zijn juist, en dus toegestaan, welke de som U1 + … + Un van de individuele nutsfunctie Ui vergroten. - Het grootste geluk voor het grootste aantal: o Individuele nutsfunctie o Maatschappelijke nutsfunctie - Nutsverbetering versus nutsmaximalisatie? Utilisme volgens Mill: - Naast kwantitatieve maatstaven, ook kwalitatieve maatstaven. - Het utilisme van Bentham staat uitbuiting van anderen toe: o Verlant utilisme irreëel altruïsme? o Vrijheidsbeginsel van Mill: Ieder is vrij om zijn eigen genot op zijn eigen manier na te streven, zolang hij niet tracht anderen hun genot te ontnemen, of hun pogingen om dat te bereiken in de weg te staan. Kritiek utilisme: - Gevolgen zijn niet objectief te beoordelen. - Faalt om uitbuiting van anderen uit te sluiten. Gevolgen zijn niet objectief te beoordelen, daarnaast zijn ze onvoorspelbaar, onbekend of onzeker. Het probleem van verdeling van welzijn. Negeert de persoonlijke relaties tussen personen. Legt geen restricties op aan handelen: lege morele theorie. Kritiek op geluk en welzijn: - Subjectief, persoonsgebonden begrip - Diffuus en onbepaald karakter - Als je weet wat geluk inhoudt, dan nog geen uitkomst vanwege gebrekkige menselijke vermogens om zaken die ze beogen daadwerkelijk te realiseren Beginselenethiek: theorie van Kant - Morele principes analoog aan natuurwetten - Kernbegrip: autonomie / zelfwetgeving o De mens kan door de rede zelf bepalen wat moreel goed is - Categorisch imperatief: moreel principe voor iedereen onder alle omstandigheden o Imperatief = handelingsvoorschrift Hypothetisch (voorwaardelijk) Categorisch (absoluut, onvoorwaardelijk) - Doelen: o Achterhalen hoogste morele principe o Gehele moraal uit dit principe af te leiden o Niemand kan aan juistheid principe twijfelen Universaliseerbaarheidsbeginsel: Handel alleen volgens die maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat ze een algemene wet wordt. - Maxime = stelregel - Vergelijk gouden regel: wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. - Uitdrukken gelijkheidsbeginsel tussen mensen. - Er ligt consensus aan morele regels ten grondslag. Wederkerigheidsbeginsel: Handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in de persoon van ieder ander tegelijkertijd altijd ook als doel en nooit enkel als middel gebruikt. - Doel-middelredenering o Doel: geld verkrijgen o Middel: een valse belofte doen - We moeten altijd de vrijheid van onszelf en anderen respecteren om zelf weloverwogen keuzes te maken. o Kan de ander instemmen met het middel en het bereikte doel hierven? Goede wil & plicht: - Morele juistheid van handelen: heeft de persoon uit goede wil gehandeld? - Handelen uit goede wil = handelen uit plichtsbesef Plichtsbesef / neiging Kritiek Kant: - Vormen alle wetten die uit het categorisch imperatief af te leiden zijn een eenduidig en consistent stelsel van normen? - Zijn de gevolgen irrelevant? - Duistere formuleringen waardoor niet altijd duidelijk is wat hij bedoelt. Deugdenethiek: - Handelende persoon staat centraal - Thema: vormen van mensen tot moreel goede, verantwoordelijke wezens voor het lieden van een ‘goed leven’. - Karakter ontwikkelen door opvoeding, onderwijs en goede voorbeelden. - Mengeling van ethiek en psychologie, nadruk op ontwikkeling karaktereigenschappen. Deugden voor moreel verantwoorde ingenieurs: - Deskundigheid / professionaliteit - Helder en informatief communiceren - Coöperativiteit - bereidheid om compromissen te sluiten. - Objectiviteit - Openstaan voor kritiek - Doorzettingsvermogen - Creativiteit - Bevorderen kwaliteit - Oog hebben voor detail - De gewoonte hebben het werk zorgvuldig te rapporteren Aristoteles: - Steven naar goede leven (eudaimonia) - Morele deugd (karakterdeugd) is gulden middenweg tussen twee extremen of kwaden o Overmoed – Moed – Lafheid o Gierigheid – Vrijgevigheid – Verkwisting - Verstandigheid (intellectuele deugd) bepaald de gulden middenweg. Kritiek op de deugdenethiek: - Niets anders dan beginselethiek - Geeft geen concrete aanwijzingen hoe te handelen in een casus. - Kunnen we een morele deugd zonder voorbehoud zomaar voor goed verklaren? Agent Deugdenethiek Deugden Handeling Beginselenethiek Normen Resultaat Gevolgenethiek Waarden Redeneren in een utilistisch betoog - Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling het grootste geluk voor het grootste aantal mensen teweegbrengt. - Doel-middelredenering: uit een gegeven doel wordt het middel afgeleid dat het doel realiseert. o Doel utilisme: grootste geluk voor het grootste aantal mensen o Middel utilisme: de handeling Doel-middelredenering: - Als je wilt dat doel X bereikt wordt, dan meot je handeling Y uitvoeren. - Formeel: o X (het doel) o Het uitvoeren van handeling Y (het middel) realiseert het doel X (Doelmiddel premisse) o Dus: doe Y - Evaluatievragen: o Realiseert handeling Y wel het doel X? o Is handeling Y wel uitvoerbaar? o Leidt uitvoering van handeling Y niet tot onaanvaardbare neveneffecten? o Zijn er geen andere (betere) handelingen om X te bereiken? o Is het doel wel gewenst? - Realiseert handeling Y wel doel X? o Causaliteitsredenering o Aantonen dat het gevolg ook het beste gevolg is (comperatief oordeel) Causaliteitsredernering: - Bij deze redenering wordt gebruikt gemaakt van het feit dat uit een bepaalde situatie of handeling die wordt uitgevoerd, een bepaald te verwachten gevolg is af te leiden. - Formeel: o P (handeling of situatie) o Dus: Q (het verwachte gevolg) Ofwel o P o P veroorzaakt Q oftewel P heeft Q tot gevolg (causliteitspremisse) o Dus: Q - Evaluatievragen o Zal de gegeven situatie of handeling inderdaad tot het verwachte gevolg leiden? Zijn er bijvoorbeeld geen zaken vergeten met betrekking tot het verwachte gevolg? o Hoe bepaal je het verwachte gevolg? Is dat verdedigbaar? - Drogreden: o Post hoc ergo popter hoc (daarna, dus daardoor) o Hellend vlak Bewijs uit het ongerijmde: - De stelling wordt bewezen door te laten zien dat de negatie van die stelling leidt tot een tegenspraak - Formeel: o Het aannemen van A leidt (logisch) tot P o Het aannemen van A leidt (logisch) tot niet-P o Dus: niet-A - Evaluatievragen: o Leidt het aannemen van A werkelijk tot P? o Leidt het aannemen van A werkelijk tot niet-P? o Is niet-A (of niet-P) inderdaad de negatie van A (of P)? Mag uit niet-nietA, A geconcludeerd worden? Redeneren in een deugdenethisch betoog: - Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling zou worden uitgevoerd door een deugdzaam persoon. Eigenschap-oordeelredenering: - Als iemand of iets X bepaalde eigenschappen vertoont, dan is over diegene of datgene oordeel A gerechtvaardigd. - Formeel: o X heeft bepaalde eigenschappen o Deze eigenschappen zijn kenmerkend voor A (eigenschapoordeelpremisse) o Dus: voor X geldt A - Evaluatievragen: o Rechtvaardigen de genoemde eigenschappen het oordeel A? o Zijn de genoemde eigenschappen wel allemaal kenmerkend voor A? o Zijn er niet ook andere eigenschappen die noodzakelijk zijn voor A? o Bezit X geen eigenschappen die het oordeel niet-A rechtvaardigen? o Bezit X wel de genoemde eigenschappen? Drogredenen: - Drogredenen: o Fout of gebrek in een redenering o Elke redenering die gebruikt wordt met de bedoeling te misleiden - Drogredenen in een ethische discussie - Risico-drogredenen Drogredenen in een ethische discussie: - De persoonlijke aanval - Verwarring van ethiek en recht - Stroman - Ad consequentiam - Naturalistische drogreden - Ambiguïteit Risico-drogredenen - Drogredenen van het kleine risico - Drogredenen van natuurlijkheid - Drogredenen van onwetendheid - Drogredenen van afwachtendheid - Drogredenen van technocratie - Drogredenen van overeenstemming - Drogredenen van het uitdrukken in geld De ethische cyclus en morele competentie: Reflectie: Je wordt gevraagd om een reflectie op het type test dat je uitvoert. Relevante vragen zijn dan: - Wat voor soort argument levert zo’n test voor of tegen een handeling? - Op grond waarvan beoordeelt deze test of een handeling moreel is of niet? - Is dit volgens jou voldoende om de morele waarde van een handeling te bepalen? Wat ontbreekt er in de ene test, maar niet in de ander? Waarom is dat een probleem? Wat ontbreekt er in alle testen? Utilisme: - Utilisten vragen om te berekenen welke handeling het grootste geluk produceert voor het grootste aantal. - Wat betekent dat? Het vertelt je dat de handeling die de meeste positieve gevolgen heeft voor de belangen van de meeste mensen ,de beste handeling is. Reflectie: Utilisme - Wat zijn jouw normen en waarden, waarmee het utilisme conflicteert? En waarm zouden we daaraan meer aandacht moeten besteden dan aan het utilisme? - Wat is jouw opvatting van moraal, waarmee het utilisme contrasteert (of juist overeenstemt)? En waarom hecht je daaraan eer dan aan de uitkomst van het utilisme? - Wat is er mis met een utilistische berekening? Wat voor moreel relevante aspecten van de keuze verliest deze berekening uit het oog? - Waarom is het een nadeel (of juist een voordeel) om naar het aantal mensen te kijken voor wie een handeling positieve of negatieve effecten heeft? Universaliseringsbeginsel: - Kants eerste formulering van de categorische imperatief luidt: ‘Handel alleen volgens dat principe, waarvan je tegelijk kunt willen dat het een universele wet wordt.’ - Wat betekent dit? Kant wil dat alle mensen als gelijken worden behandeld. Dat probeert hij met deze regel te bereiken. Reflectie: Kant - Reflectievragen: o Waarom is het accepteren van de resultaten moreel, en het verdoezelen ervan niet? o Waarom doet Kant er verkeerd aan omde gevolgen van de handeling buiten beschouwing te laten? Waarom is een leugen soms moreel OK? Wat voor waarden mis je in Kants analyse? Waarom besteedt hij te weinig aandacht aan de omstandigheden? - Of meer in het algemeen: o Geeft Kant mij met zijn universaliseringstest een reden om mijn intuïties over de moraliteit van deze handeling te onderschrijven? Of heb i eigenlijk andere redenen die niets met universalisering te maken hebben om dit goed te vinden? Zo ja, welke dan, en waarom zou Kant daaraan eigenlijk aandacht moeten besteden? o Slaagt het universaliseringsargument erin om de kenmerken van deze handeling te selecteren die moreel relevant zijn? Of zijn er ook moreel relevante kenmerken van deze handeling, die Kants argument niet opmerkt? Welke dan, en waarom zijn die zo relevant? Wederkerigheidsbeginsel: - Kants tweede formulering van de categorische imperatief luidt: ‘Handel zo dat je de menselijkheid zowel in je eigen persoon, als in de persoon van ieder ander, nooit enkel als middel gebruikt, maar altijd tegelijk als doel.’ - Wat betekent dit? Dit betekent dat we altijd de vrijheid van onszelf en andere mensen moeten respecteren om zélf weloverwogen keuzes te maken. Reflectie: Kant - Reflectievragen: o Waarom is het belangrijk (of juist niet belangrijk) om de vrijheid van mensen te respecteren om zelf keuzes te maken? o Op wat voor manier drukt deze test beter of juist minder goed uit wat bij deze vraag moreel in het geding is? - Of meer in het algemeen: o Geeft de respect-test mij een goede reden om deze handeling goed te keuren? Zijn er nog andere redenen waaraan Kant onvoldoende aandacht besteedt met deze test? Welke zijn dat, en waarom zijn die moreel van belang? o Slaagt de respect-test erin om de kenmerken van deze handeling te selecteren die moreel relevant zijn? Of zijn er ook moreel relevante kenmerken van deze handeling, die Kants argument niet opmerkt? Welke dan, en waarom zijn die zo relevant? College 4 – Recht Specifiek kader: - Juridische aspecten van technologieontwikkeling in wisselwerking met de samenleving. - Technologieontwikkeling vereist juridische kaders ter bescherming van maatschappelijke en commerciële belangen. Wat is recht? - Hangt af van plaats, tijd, belangen en onderwerp - Toegespitst op techniek - Essentieel: wisselwerking van recht en techniek. Wat is recht? - Toenemende afhankelijkheid mens, organisatie, en andere landen. Daardoor voortdurend verlies van autonomiteit: o Mensen hebben het gevoel ‘overgenomen’ te worden door ontwikkelingen en slachtoffer van (commerciële) belangen. o (Derde wereld-)landen verliezen door toename afhankelijkeheid soevereiniteit. Wat is recht? - ‘Recht is het geheel van de voorwaarden onder welke de willekeur (dit is de vrijheid als keuzevrijheid) van de ene met de willekeur van de anderen volgens een algemene wet van de vrijheid kan overeenstemmen’ - ‘Het is de beperking van de vrijheid van elkeen om ze te doen overeenstemmen met de vrijheid van allen’ (I. Kant) Wat is recht? - De poging om allen eenzelfde vrijheid te garanderen door te beletten dat de ene (groep of individu) de vrijheid van anderen zou beletten of verhinderen. - Vanuit een zorg voor rechtvaardigheid (is innerlijk) wordt het gedrag (is uiterlijk) van de burger ingeperkt met als doel het mogelijk maken van een gelijke vrijheid voor allen. - Dus, recht ziet op uiterlijkheden, maar heeft een ethisch fundament Oorsprong / gezag van het recht: - Positivisme - Interactionisme - Natuurrecht Het begrip recht: - Rechtswetenschap - Positief recht - Rechtsbronnen - Systeem in ons recht - Doel en functie van het recht Rechtswetenschap: - Natuurwetenschappen: feiten, verschijnselen => ‘zijn’ - Rechtswetenschappen: normen, waarden => ‘behoren’ - Overeenkomsten met natuurwetenschappen Positief recht: - Recht zoals dit zich aan ons openbaart - Rechtsfilosofie: o Fundering o Achtergronden van het recht Rechtsbronnen: - Wetten en verdragen Jurisprudentie Gewoonte Ongeschreven recht Systeem in ons recht: - Privaatrecht / Publiekrecht - Materieel / Formeel recht - Dwingend / Regelend Recht - Doel: ordening brengen - Codificatie (continentaal model) - Jurisprudentieel (anglo / amerikaans model) - Mix-vorm Doel en functie van het positieve recht: - Doel: o Rechtvaardigheid o Ordening (rechtszekerheid) - Functie: mogelijkheid voor ‘conflict’oplossing. College 5 – Recht Artikel 10 Grondwet: - Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, rect op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer - Privacy: o Van recht om met rust gelaten te worden, tot recht op zelfbeschikking (op eigen ruimte, eigen persoon, eigen gegevens) Informatiemaatschappij: - Opslag en bewerking (computer, chipkaart) - Verspreiding (netwerk, internet) - Gebruik (elektronische snelweg) - Rol van informatie (geld, macht) - Burger (maatschappelijke gevolgen) o Kwetsbaarheid o Sjablonisering o Privacy Wet bescherming persoonsgegevens: - Richtlijn 95/46/EG - Geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking persoonsgegevens - Niet-geautomatiseerde gegevens in een bestand - Uitzonderingen, bv Vrijstellingenbesluit Persoonsgegeven: Elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon: - dat informatie verschaft - over die persoon - herleidbaarheid Bijzondere gegevens: verwerking niet toegestaan dan voor zover zwaarwegend algemeen belang en bij wet bepaald. Verwerking: - verwerking, verantwoordelijke (doel en middelen verwerking) versus bewerker - Melding verwerking bij CBP tenzij privacyfunctionaris - Rechtmatige verwerking: o Toestemmin betrokkene o Uitvoering / sluiten overeenkomst o Wettelijke verplichting o Gevaar verplichting o Gevaar gezondheid o Publiekrechtelijke taak o Gerechtvaardigd belang Materiéle normen: - Behoorlijk, zorgvuldig - Voor welbepaald doel - Bewaartermijnen - Verwerking niet onverenigbaar met doel tenzij zwaarwegend belang - Geheimhoudingsplicht - Beveiliging. Beveiliging: - Exclusiviteit, Integriteit, Continuïteit - Art 13 en 14 WBP: Technische (PET) en organisatorische maatregelen voor een passend beveiligingsniveau. - Risicoklassen persoonsgegevens: publiek niveau (0), basis niveau (I), verhoogd risico (II), hoog risico (III) - Aansprakelijkheid; onrechtmatige daad art 6:162 BW en wanprestatie 6:74 Verenigbaar gebruik (i.p.v. intern gebruik en verstrekking aan derden) - verwantschap doelen - aard van de gegevens - gevolgen voor de betrokkene - wijze van verkrijging - passende waarborgen Rechten en Plichten: - Rechten betrokken: kennisneming, correctie en verzet - - Plicht verwerker: actieve informatieplicht indien gegevens verzameld bij betrokkene of verkregen op een andere wijze. Tenzij: Betrokken op de hoogte Onmogelijk / onevenredige inspanning Verstrekking op basis van de wet Zwaarwegend belang Toezichthouders: - CPB: Ontvangt melding verwerkingen en oefent sanctie, advies en controle uit. - Privacyfunctionaris: aangemeld bij CBP en ziet toe op de verwerkingen van de verantwoordelijke door wie hij is aangesteld. o Indien PF, dan geen aanmeldingsplicht voor verwerkingen door de verantwoordelijke. o Eisen PF: Kennis, betrouwbaarheid, geheel onafhankelijk, geheimhouding, geen rapportageplicht aan CBP Wijzigingen nav 2002/58/EC (privacy and electronic communications) - Telecommunicatiewet, Cookies - WBP Certificatiedienstverleners en privacy - Richtlijn elektronische handtekening (1999/93/EG) - Verwerking alleen rechtmatig bij uitdrukkelijke toestemming betrokkene Doorvoer naar landen buiten EU: - Hoofdregel: passend beschermingsniveau - Uitzondering: o Toestemming betrokkene, o Overeenkomst o Algemeen belang o Vitaal belang betrokkene o Vergunning Minister van Justitie EU – VS Safe Harbor Principles - Kennisgeving - Keuze - Verdere doorgifte - Beveiliging - Integriteit van gegevens - Toegang Rechtshandhaving College 6 – Recht Onderscheid: - Goederen o Product van fysieke arbeid o Uniek o Specifiek materiële bescherming - Gegevens o Vrucht van geestelijke arbeid o Meervoudig ter beschikking o Bij kopie: verlies exclusieve beschikking o Specifiek immateriële bescherming Wet computercriminaliteit: - Het vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van een geautomatiseerd werk of werk voor telecommunicatie strafbaar wordt gesteld, evenals het veroorzaken van stoornis in de werking of het verijdelen van een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel. - Nieuw: ook ‘de verlening van diensten’ is opgenomen als een belang dat beschermd dient te worden - In het verlengde van de bepalingen betreffende de algemene veiligheid: vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van werken die dienen ten algemenenen nutte, strafbaar Wet computercriminaliteit: - Artikel 350a (belangrijk) o Het stelt strafbaar het opzettelijk en wederrechtelijk veranderen, wissen, onbruikbaar of ontoegankelijk maken van, dan wel andere gegevens toevoegen aan, gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zij nopgeslagen, worden verwerkt of overgedragen. - Computervredebreuk o ‘Hacken’: 138asr strafbaar: tenzij beveiligd. o Inzien van gegevens is niet strafbaar Wet computercriminaliteit (CCI) - Valsheid in geschrift (art. 225 sr) voldoende armslag - Betaalpassen en waardekaarten - Gegevens met geldwaarde in het handelsverkeer - Gegvesn: in economisch verkeer verhandelbaar (bepaalde geldswaarde) Computercriminaliteit: - Misbruik: gevaar voor beschikbaarheid, betrouwbaarheid en exclusiviteit van info en media. - Criminaliteit en internet: ten aanzien van- en met behulp van internet. - Computergegevensarrest - Wet computercriminaliteit: I: computervredebreuk (art 138a), virussen (350a en 350b) Computercriminaliteit: - Cryptografie - Voorstel CCII: aansprakelijkheid van tussenpersonen, vernietiging van computergegevens, ontsleuteling, opgeslagen en stromende gegevens, e-mail bescherming, opsporingsonderzoek op openbare computer netwerken. - Richtlijn E-commere (2000/31/EG) aansprakelijkheid van de provider, rollen elektronische tussenpersonen. - Cybercrime verdrag: meer intern. Samenwerking, harmonisatie m.b.t. begrip computercriminaliteit bij nationale staten onderling. Wetswijziging CCII - Reparatie: art80quinquies en septies Sr en aanpassing structuur van diverse bepalingen. - Reparaties: formuleringen van art. 138a Sr, 350a Sr, 350b, 371 - Opheffing ambtsdelicten. - Verruiming art. 232 Sr (waardekaart) College 7 – Recht Intellectuele eigendomsrechten: - Onderscheid octrooi en auteursrecht voor programmatuur - Richtlijn rechtsbescherming programmatuur, auteurswet, overdracht auteursrechten programma’s , programma licentie, shrink wrap licentie, escrow - Databanken, Europese databankrichtlijn, auteursrechtelijke bescherming databank, internet Software en ‘IPR’ - Specifieke bepalingen in bepaalde computercontracten o Software-gebruiksrechtcontracten (closed en open source software) o Software-ontwikkelingscontracten o Hardware-contracten o Systeem- contracten o Onderhoudscontracten - Hierbij speelt software-bescherming meestal een belangrijke rol. Software en ‘IPR’ - Wanneer wordt beschermd: o ‘Computerprogramma moet in die zin oorspronkelijk zijn dat het een eigen schepping is van de maker’ Lage onderdrempel: komt dit wel overeen met (algemene Nederlands) vereiste van ‘eigen, oorspronkelijk karakter en persoonlijke stempel van de maker’ ten aanzien van de wijze van uiting? - Wat wordt beschermd: - o De uitdrukkingswijze, de vorm Dus niet de ideeën / beginselen die ten grondslag liggen aan enig element van het programma of aan interfaces daarvan. Waar wordt tegen beschermd: o Openbaarmaking en verveelvoudiging, zonder toestemming van de rechthebbende. o Ten aanzien van software stelt de wet: ‘Verveelvoudigen omvat mede het laden, in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag, voor zover voor deze handelingen het verveelvoudigen van dat werk noodzakelijk is’ Dus allerlei handelingen die de gebruiker van software als ‘normaal’ gebruik beschouwt, leveren ‘verveelvoudiging’ op, waarvoor in principe uitdrukkelijke toestemming van de rechthebbende vereist is. Software en ‘IPR’: - Uitzonderingen: o ‘Normaal gebruik’ van het programma: verveelvoudiding die noodzakelijk is voor het met dat programma beoogde gebruik is toegestaan, tenzij ánders is overeengekomen, maar niet kan worden verboden (binnen het kader van ‘normaal gebruik’): Verveelvoudiging in kader van laden, in beeld brengen, uitvoering of vebetering van fouten Back-up kopie Observeren, bestuderen, uittesten teneinde ten grondslag liggende ideeën / beginselen te achterhalen Decompilatie / reverse engineering. College 8 – Ethiek Waarom beroepsethiek? - Een beroepbeoefenaar heeft speciale rechten en verantwoordelijkheden - Verantwoordelijk is de persoon of de instantie die als (mede-) oorsprong van een handelingseffect kan worden aangemerkt of die zich in een rol, positie of functie bevindt, die met aanspreekbaarheid gebaard gaat. Reikwijdte verantwoordelijkheid: Politici Beleidsmakers Opdrachtgevers Managers Ingenieurs Wetenschappers Gebruikers Actieve verantwoordelijkheid: - Vooruitkijkend - Handelen in het heden staat centraal - Voorkomen van ongewenste situaties in de toekomst - Creëren van gewenste situaties in toekomst - Verantwoordelijkheidsbesef Morele competentie: ‘Morele competentie is de bekwaamheid en de bereidheid om taken adequaat en zorgvuldig uit te oefenen, rekening houdend met alle in het geding zijnde belangen, gebaseerd op een redelijke beoordeling van de relevante feiten.’ Karakteristieke beroepsgroepen: - Een op de beroepsuitoefening gerichte opleiding - Collectieve en individuele autonomie - Professionele cultuur ondersteund door formele beroepsorganisaties - Een ethische code - Een sociale functie Informatica geen gevestigd beroep: - Gebrek aan eensgezindheid - Grote diversiteit aan werkzaamheden - Groot aantal functie- en beroepsaanduidingen - Grote verschillen in achtergronden van de informatica ingenieurs Belang van gevestigd beroep: Monopolie van controle en zelfregulering - Door middel van: o Het overtuigen van publiek van zeer specialistische kennis o Alleen de beroepsgroepbeoefenaren behoren zich bezig te houden met bepaalde werkzaamheden Code van RI: ‘Bij mijn handelen als informaticus zal ik steeds het belang van de samenleving in al haar facetten positief dienen. Ik heb mij daarom laten registreren in het register van Informatici. Ik geef daarmee te kennen dat ik als zodanig publiekelijk herkenbaar wil zijn, en aangesproken wil worden op de gedragscode. Beroepsrelaties: - Werkgever / werknemer - Klant / beroepsbeoefenaar o Vertegenwoordiger o Paternalisme o Vertrouwen - Maatschappij / beroepsbeoefenaar - Beroepsbeoefenaar / beroepsbeoefenaar Typen gedragscodes: - - - Aspirationele code: Code die aangeeft welke idealen een beroepsgroep of bedrijf zelf nastrevenswaardig acht. De functie van een dergelijke code is aan de buitenwereld duidelijk maken waar de beroepsgroep of het bedrijf voor staat. Adviserende code: Code die als doel heeft individuele beroepsuitoefenaren of individuele werknemers bij te staan bij het tot een moreel oordeel komen in concrete situaties. Disciplinerende code: Code die als doel heeft te bereiken dat het gedrag van alle beroepsuitoefenaren of werknemers aan bepaalde normen voldoet. Conflicterende verantwoordelijkheden: - 25e lancering van een space shuttle - Klokkenluider: Werknemer die misstanden in zijn onderneming aan de kaak stelt zonder toestemming en in strijd met zijn geheimhoudingsplicht. o Ernstige schade o Duidelijke aanwijzing o Proportionaliteit o Laatste toevlucht o Zuivere motieven Gedragscode: - Code waarin organisaties of verenigingen richtlijnen vastleggen, die aangeven wat zij als verantwoord of juist gedrag van haar leden beschouwen of welke normen en waarden richtinggevend in dat gedrag en bij het nemen van beslissingen dienen te zijn. - Belangrijk instrument om vertrouwen in de onderneming of beroepsvereniging te wekken bij consumenten, beleggers, medewerkers en het publiek. - Spiegel die men zichzelf en anderen kan voorhouden, maar waarop men ook kan worden aangesproken. Beroepscode: - Integere en competente beroepsuitoefening - Verplichtingen naar opdrachtgevers en werkgevers - Maatschappelijke verantwoordelijkheid en verplichtingen naar het publiek. Bedrijfscode - Code o De missie van de organisatie o Kernwaarde (integriteit, respect, professionaliteit) o Verantwoordelijkheid - Deelcode o Normen en regels Tekortkomingen van gedragsregels: - Onbekendheid en window-dressing - Vaag en potentieel tegenstrijdig - Handhaving is moeilijk