Relatie ethiek en recht:

advertisement
Samenvatting Slides
Ethiek en Recht
College 1 – Ethiek
Relatie ethiek en recht:
- Recht is niet op alle handelingen van toepassing
- Recht is op sterk geformaliseerde manier tot stand gekomen
- Recht is overwegend nationaal geldend
- Recht kan afgedwongen worden door middel van sancties
Reflectie op techniek:
- Kennis en inzicht in de wederzijdse interactie van het betreffende van met de
samenleving
- Kennis en inzicht in de geschiedenis van het vak
- Inzicht in de bijzondere aard van het eigen vak
- Inzicht in de ethische vragen die met het vak verbonden zijn.
Ethiek: De wetenschappelijke en filosofische reflectie op de moraal.
Moraal: Het geheel van heersende opvattingen, regels, gewoonten en gebruiken op
grond waarvan menselijk gedrag en handelingen worden aangemerkt als goed of slecht,
juist of onjuist, gehoorloofd of ongehoorloofd, verantwoord of onverantwoord, etc.
Moraal is het geheel van normen en waarden.
Waarden: Duurzame overtuigingen over wat in ons handelen nastrevenswaardig is, wat
een bepaalde levenswijze waardevolg maakt, en welke ideale eigenschappen van mensen
waardevol en nastrevenswaardig zijn.
- Eindwaarden: Grote doelen in het leven
- Modale waarden: Aardig, eerlijk, beleefd, etc.
Normen: Regels die uitmaken welke concrete soorten handelingen zijn geboden,
toegestaan of verboden.
Reflectie normen met waarden: Morele normen zijn de regels en aanwijzingen die ons
helpen om waarden om te zetten in de concrete morele keuzes van alle dag.
Waarden
Doel
Globaal
Identiteit
Sturloos zonder morele normen
Normen
Middel
Specifiek
Sociale coördinatie
Betekenisloos zonder achterliggende
waarden.
Argumentatie: een verbale, sociale en rationele activiteit, die erop gericht is een
redelijke beoordelaar te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt door een
of meer proposities naar voren te brengen, die ter rechtvaardiging van dat standpunt
dienen.
Descriptieve uitspraken:
- Beschrijvende uitspraken
- Uitspraken over gebeurtenissen, standen van zaken uit heden, verleden of
toekomst, oorzakelijke verbandne, wetmatigheden etc.
- Check: - Formulering: Het is een feit dat …
- De uitspraak is waar of niet waar.
Normatieve uitspraken:
- Hebben betrekking op de morele juistheid en aanvaardbaarheid van handelingen,
situaties of omstandigheden.
- Drukken uit wat wenselijk of waardevol is / gevonden wordt, en wat mag, moet of
hoort etc.
- Check: - Het is wenselijk dat…
- Het behoordt dat…
Redenering: een verzameling oordelen, waarvan één een conclusie is en de andere
gebruikt worden om die ene conclusie te rechtvaardigen.
Argumentatiestructuur:
- Enkelvoudige argumentatie
- Meervoudige argumentatie
- Nevenschikkende argumentatie
- Onderschikkende argumentatie
Meevoudige argumentatie: meerdere alternatieve verdedigingen van hetzelfde
standpunt.
Indicaties: overigens / trouwens / ten overvloede / nog afgezien van / etc.
Nevenschikkende argumentatie: samenhangende uitspraken die gezamenlijk als een
voldoende verdediging van het standpunt gelden.
- Onafhankelijk
- Afhankelijk
- Indicaties: daarbij komt / temeer daar / vooral ook omdat / alsmede / zelfs etc.
Onderschikkende argumentatie: Een argumentatie voor argumentatie (subargumenten)
Indicaties: immers / omdat / want / daarom / aangezien / dan ok
Logica:
- Modus Ponens
o Als A, dan B
o A
o => B
- Modus Tollens
o Als A dan B
o niet-B
o => Niet-A
Argumentatieschema’s
- Analogieredenering
- Generalisering
- Causaliteitsredenering
- Autoriteitsredenering
- Eigenschaps-oordeelredenering
- Doel-middelredenering
Analogieredenering: Als iets in een soortgelijke situatie is / was, is het in deze
overeenkomstige situatie ook vast zo.
- Zijn er belangrijke overeenkomsten?
- Zijn de overeenkomsten relevant voor standpunt / conclusie
- Zijn de verschillen niet belangrijker dan overeenkomsten?
Generalisering: Als er iets in geval X opgaat, dan gaat dat in alle gevallen op.
- Zijn de genoemde voorbeelden representatief?
- Zijn de voorbeelden relevant voor de conclusie?
- Worden er voldoende voorbeelden genoemd om de conclusie te ondersteunen?
- Zijn er tegenvoorbeelden?
Causaliteitsredenering: Uit een bepaalde situatie (de oorzaak) leid je af dat er een
bepaald gevolg te verwachten is (de conclusie). Uit een bepaalde situatie (het gevolg),
leid je af dat iets de oorzaak is (de conclusie).
- Kunnen de genoemde oorzaken inderdaad tot het voorspelde gevolg leiden?
- Zijn er omstandigheden denkbaar of waarschijnlijk, die verhinderen dat de
genoemde oorzaak tot het voorspelde gevolg zal leiden?
Autoriteitsredenering: Als de autoriteit X ‘A’ zegt, dan is ‘A’ juist.
- Is de genoemde autoriteit inderdaad betrouwbaar en deskundig op dit gebied?
- Heeft hij / zij geen belangen bij de zaak?
- Is de naar voren gebrachte uitspraak niet in strijd met andere gezaghebbende
bronnen of andere informatie?
Eigenschap-oordeelredenering: Als iets of iemand een eigenschap / kenmerk X
vertoont, dan is over die of datgene oordeel Y gerechtvaardigd.
- Rechtvaardigen de genoemde eigenschappen / kenmerken het oordeel?
- Zijn er eigenschappen of omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen?
Doel-middel redenering: Als je wil dat doel X bereikt wordt, dan moet je overgaan tot
maatregel / middel Y.
- Is het doel wel gewenst?
- Leidt het middel wel tot het gewenste doel?
- Zijn er nadelige gevolgen?
Drogredenen
- De persoonlijke aanval
- Verwarring ethiek en recht
- Stroman
- Naturalistische drogreden
- Ambiguïteit
College 2 en 3 – Ethiek
Definitie ethiek:
- Ethiek: De systematische reflectie op de moraal
- Moraal: Het geheel van opvattingen, beslissingen en handelingen waarmee
mensen uitdrukken wat zij goed of behoorlijk vinden.
- Moraal: Het geheel van normen en waarden die feitelijk bestaan in een
samenleving.
Normatieve en descriptieve ethiek:
- Descriptieve ethiek: De beschrijving, analyse, en eventuele verklaring van de
heersende moraal van een groep of gemeenschap.
- Normatieve ethiek: De kritische reflectie op of beoordeling van de feitelijke
moraal, al dan niet resulterend in voorstellen voor verandering.
o Geen waardevrije wetenschap.
o Het formuleren van ethische grondbeginselen.
Normatieve ethiek:
- Relativisme
- Absolutisme
- Gevolgenethiek
- Beginselethiek
- Deugdenethiek
Relativisme:
- “In de ethiek is alles relatief. Wat voor de een goed of verantwoord is, is dat niet
voor de ander”
- Ontkenning van het universalisme: er bestaan geen universeel geldig
normenstelsel.
- De per cultuur verschillende normenstelsels zijn gelijkwaardig.
- Redenen voor populariteit:
o Motiveert een grote verdraagzaamheid t.o.v. andere culturen.
o Geeft een verklaring dat sommige morele meningsverschillen zo
hardnekkig zijn.
Problemen van het relativisme:
-
Contradictie: ze zegt dat er geen universele normen zijn, maar ze stelt er zelf een:
iedereen moet respect hebben voor morele opvattingen van anderen.
Zinvolle morele discussie onmogelijk.
Kan leiden tot onwerkbare of niet te tolereren situaties.
Absolutisme: Er bestaat een stelsel van normen en waarden dat universeel, voor
iedereen, onafhankelijk van tijd, plaats en cultuur geldig is, en gerespecteerd zou moeten
worden.
- Problemen:
o Schrijft een universele norm in elke situatie het goede voor?
o Wie meot universele norm bepalen?
o Geeft geen uitsluitsel bij conflicterende normen.
o Hoe moet je handelen als er geen universele norm voorhanden is?
o Er is geen ruimte voor zelfstandige morele oordeelsvorming.
Gevolgenetheik: utilisme
- Het gaat niet om een handeling zelf, maar om de gevolgen van de handeling. Zijn
die gevolgen goed, dan is de handeling ook goed.
Utilisme volgens Bentham:
- Vermindering van lijden en maximaliseren van genot.
- Als datgene wat menselijk geluk bewerkstelligt is goed; wat daaraan afbreuk doet
is slecht.
- ‘Goed’ en ‘Slecht’ = ‘Nuttig’ en ‘Onnuttig’
- Het gaat om de som van individuele belangen.
- Utiliteitsprincipe: Het grootste geluk voor het grootste aantal
o Intensiteit, duur, mate van zekerheid, hoeveelheid mensen, soortgelijke
ervaringen, zuiverheidgraad.
Criterium: Alle en slechts die handelingen zijn juist, en dus toegestaan, welke de som
U1 + … + Un van de individuele nutsfunctie Ui vergroten.
- Het grootste geluk voor het grootste aantal:
o Individuele nutsfunctie
o Maatschappelijke nutsfunctie
- Nutsverbetering versus nutsmaximalisatie?
Utilisme volgens Mill:
- Naast kwantitatieve maatstaven, ook kwalitatieve maatstaven.
- Het utilisme van Bentham staat uitbuiting van anderen toe:
o Verlant utilisme irreëel altruïsme?
o Vrijheidsbeginsel van Mill: Ieder is vrij om zijn eigen genot op zijn eigen
manier na te streven, zolang hij niet tracht anderen hun genot te ontnemen,
of hun pogingen om dat te bereiken in de weg te staan.
Kritiek utilisme:
- Gevolgen zijn niet objectief te beoordelen.
-
Faalt om uitbuiting van anderen uit te sluiten.
Gevolgen zijn niet objectief te beoordelen, daarnaast zijn ze onvoorspelbaar,
onbekend of onzeker.
Het probleem van verdeling van welzijn.
Negeert de persoonlijke relaties tussen personen.
Legt geen restricties op aan handelen: lege morele theorie.
Kritiek op geluk en welzijn:
- Subjectief, persoonsgebonden begrip
- Diffuus en onbepaald karakter
- Als je weet wat geluk inhoudt, dan nog geen uitkomst vanwege gebrekkige
menselijke vermogens om zaken die ze beogen daadwerkelijk te realiseren
Beginselenethiek: theorie van Kant
- Morele principes analoog aan natuurwetten
- Kernbegrip: autonomie / zelfwetgeving
o De mens kan door de rede zelf bepalen wat moreel goed is
- Categorisch imperatief: moreel principe voor iedereen onder alle omstandigheden
o Imperatief = handelingsvoorschrift
 Hypothetisch (voorwaardelijk)
 Categorisch (absoluut, onvoorwaardelijk)
- Doelen:
o Achterhalen hoogste morele principe
o Gehele moraal uit dit principe af te leiden
o Niemand kan aan juistheid principe twijfelen
Universaliseerbaarheidsbeginsel: Handel alleen volgens die maxime waarvan je
tegelijkertijd kunt willen dat ze een algemene wet wordt.
- Maxime = stelregel
- Vergelijk gouden regel: wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander
niet.
- Uitdrukken gelijkheidsbeginsel tussen mensen.
- Er ligt consensus aan morele regels ten grondslag.
Wederkerigheidsbeginsel: Handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als
in de persoon van ieder ander tegelijkertijd altijd ook als doel en nooit enkel als middel
gebruikt.
- Doel-middelredenering
o Doel: geld verkrijgen
o Middel: een valse belofte doen
- We moeten altijd de vrijheid van onszelf en anderen respecteren om zelf
weloverwogen keuzes te maken.
o Kan de ander instemmen met het middel en het bereikte doel hierven?
Goede wil & plicht:
- Morele juistheid van handelen: heeft de persoon uit goede wil gehandeld?
-
Handelen uit goede wil = handelen uit plichtsbesef
Plichtsbesef / neiging
Kritiek Kant:
- Vormen alle wetten die uit het categorisch imperatief af te leiden zijn een
eenduidig en consistent stelsel van normen?
- Zijn de gevolgen irrelevant?
- Duistere formuleringen waardoor niet altijd duidelijk is wat hij bedoelt.
Deugdenethiek:
- Handelende persoon staat centraal
- Thema: vormen van mensen tot moreel goede, verantwoordelijke wezens voor het
lieden van een ‘goed leven’.
- Karakter ontwikkelen door opvoeding, onderwijs en goede voorbeelden.
- Mengeling van ethiek en psychologie, nadruk op ontwikkeling
karaktereigenschappen.
Deugden voor moreel verantwoorde ingenieurs:
- Deskundigheid / professionaliteit
- Helder en informatief communiceren
- Coöperativiteit
- bereidheid om compromissen te sluiten.
- Objectiviteit
- Openstaan voor kritiek
- Doorzettingsvermogen
- Creativiteit
- Bevorderen kwaliteit
- Oog hebben voor detail
- De gewoonte hebben het werk zorgvuldig te rapporteren
Aristoteles:
- Steven naar goede leven (eudaimonia)
- Morele deugd (karakterdeugd) is gulden middenweg tussen twee extremen of
kwaden
o Overmoed – Moed – Lafheid
o Gierigheid – Vrijgevigheid – Verkwisting
- Verstandigheid (intellectuele deugd) bepaald de gulden middenweg.
Kritiek op de deugdenethiek:
- Niets anders dan beginselethiek
- Geeft geen concrete aanwijzingen hoe te handelen in een casus.
- Kunnen we een morele deugd zonder voorbehoud zomaar voor goed verklaren?
Agent
Deugdenethiek
Deugden
Handeling
Beginselenethiek
Normen
Resultaat
Gevolgenethiek
Waarden
Redeneren in een utilistisch betoog
- Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling het
grootste geluk voor het grootste aantal mensen teweegbrengt.
- Doel-middelredenering: uit een gegeven doel wordt het middel afgeleid dat het
doel realiseert.
o Doel utilisme: grootste geluk voor het grootste aantal mensen
o Middel utilisme: de handeling
Doel-middelredenering:
- Als je wilt dat doel X bereikt wordt, dan meot je handeling Y uitvoeren.
- Formeel:
o X (het doel)
o Het uitvoeren van handeling Y (het middel) realiseert het doel X (Doelmiddel premisse)
o Dus: doe Y
- Evaluatievragen:
o Realiseert handeling Y wel het doel X?
o Is handeling Y wel uitvoerbaar?
o Leidt uitvoering van handeling Y niet tot onaanvaardbare neveneffecten?
o Zijn er geen andere (betere) handelingen om X te bereiken?
o Is het doel wel gewenst?
- Realiseert handeling Y wel doel X?
o Causaliteitsredenering
o Aantonen dat het gevolg ook het beste gevolg is (comperatief oordeel)
Causaliteitsredernering:
- Bij deze redenering wordt gebruikt gemaakt van het feit dat uit een bepaalde
situatie of handeling die wordt uitgevoerd, een bepaald te verwachten gevolg is af
te leiden.
- Formeel:
o P (handeling of situatie)
o Dus: Q (het verwachte gevolg)
Ofwel
o P
o P veroorzaakt Q oftewel P heeft Q tot gevolg (causliteitspremisse)
o Dus: Q
- Evaluatievragen
o Zal de gegeven situatie of handeling inderdaad tot het verwachte gevolg
leiden?
 Zijn er bijvoorbeeld geen zaken vergeten met betrekking tot het
verwachte gevolg?
o Hoe bepaal je het verwachte gevolg? Is dat verdedigbaar?
- Drogreden:
o Post hoc ergo popter hoc (daarna, dus daardoor)
o Hellend vlak
Bewijs uit het ongerijmde:
- De stelling wordt bewezen door te laten zien dat de negatie van die stelling leidt
tot een tegenspraak
- Formeel:
o Het aannemen van A leidt (logisch) tot P
o Het aannemen van A leidt (logisch) tot niet-P
o Dus: niet-A
- Evaluatievragen:
o Leidt het aannemen van A werkelijk tot P?
o Leidt het aannemen van A werkelijk tot niet-P?
o Is niet-A (of niet-P) inderdaad de negatie van A (of P)? Mag uit niet-nietA, A geconcludeerd worden?
Redeneren in een deugdenethisch betoog:
- Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling zou
worden uitgevoerd door een deugdzaam persoon.
Eigenschap-oordeelredenering:
- Als iemand of iets X bepaalde eigenschappen vertoont, dan is over diegene of
datgene oordeel A gerechtvaardigd.
- Formeel:
o X heeft bepaalde eigenschappen
o Deze eigenschappen zijn kenmerkend voor A (eigenschapoordeelpremisse)
o Dus: voor X geldt A
- Evaluatievragen:
o Rechtvaardigen de genoemde eigenschappen het oordeel A?
o Zijn de genoemde eigenschappen wel allemaal kenmerkend voor A?
o Zijn er niet ook andere eigenschappen die noodzakelijk zijn voor A?
o Bezit X geen eigenschappen die het oordeel niet-A rechtvaardigen?
o Bezit X wel de genoemde eigenschappen?
Drogredenen:
- Drogredenen:
o Fout of gebrek in een redenering
o Elke redenering die gebruikt wordt met de bedoeling te misleiden
- Drogredenen in een ethische discussie
- Risico-drogredenen
Drogredenen in een ethische discussie:
- De persoonlijke aanval
- Verwarring van ethiek en recht
- Stroman
- Ad consequentiam
- Naturalistische drogreden
-
Ambiguïteit
Risico-drogredenen
- Drogredenen van het kleine risico
- Drogredenen van natuurlijkheid
- Drogredenen van onwetendheid
- Drogredenen van afwachtendheid
- Drogredenen van technocratie
- Drogredenen van overeenstemming
- Drogredenen van het uitdrukken in geld
De ethische cyclus en morele competentie:
Reflectie: Je wordt gevraagd om een reflectie op het type test dat je uitvoert. Relevante
vragen zijn dan:
- Wat voor soort argument levert zo’n test voor of tegen een handeling?
- Op grond waarvan beoordeelt deze test of een handeling moreel is of niet?
- Is dit volgens jou voldoende om de morele waarde van een handeling te bepalen?
Wat ontbreekt er in de ene test, maar niet in de ander? Waarom is dat een
probleem? Wat ontbreekt er in alle testen?
Utilisme:
- Utilisten vragen om te berekenen welke handeling het grootste geluk produceert
voor het grootste aantal.
- Wat betekent dat? Het vertelt je dat de handeling die de meeste positieve
gevolgen heeft voor de belangen van de meeste mensen ,de beste handeling is.
Reflectie: Utilisme
- Wat zijn jouw normen en waarden, waarmee het utilisme conflicteert? En waarm
zouden we daaraan meer aandacht moeten besteden dan aan het utilisme?
- Wat is jouw opvatting van moraal, waarmee het utilisme contrasteert (of juist
overeenstemt)? En waarom hecht je daaraan eer dan aan de uitkomst van het
utilisme?
- Wat is er mis met een utilistische berekening? Wat voor moreel relevante
aspecten van de keuze verliest deze berekening uit het oog?
- Waarom is het een nadeel (of juist een voordeel) om naar het aantal mensen te
kijken voor wie een handeling positieve of negatieve effecten heeft?
Universaliseringsbeginsel:
- Kants eerste formulering van de categorische imperatief luidt: ‘Handel alleen
volgens dat principe, waarvan je tegelijk kunt willen dat het een universele wet
wordt.’
- Wat betekent dit? Kant wil dat alle mensen als gelijken worden behandeld. Dat
probeert hij met deze regel te bereiken.
Reflectie: Kant
- Reflectievragen:
o Waarom is het accepteren van de resultaten moreel, en het verdoezelen
ervan niet?
o Waarom doet Kant er verkeerd aan omde gevolgen van de handeling
buiten beschouwing te laten? Waarom is een leugen soms moreel OK?
Wat voor waarden mis je in Kants analyse? Waarom besteedt hij te weinig
aandacht aan de omstandigheden?
- Of meer in het algemeen:
o Geeft Kant mij met zijn universaliseringstest een reden om mijn intuïties
over de moraliteit van deze handeling te onderschrijven? Of heb i eigenlijk
andere redenen die niets met universalisering te maken hebben om dit
goed te vinden? Zo ja, welke dan, en waarom zou Kant daaraan eigenlijk
aandacht moeten besteden?
o Slaagt het universaliseringsargument erin om de kenmerken van deze
handeling te selecteren die moreel relevant zijn? Of zijn er ook moreel
relevante kenmerken van deze handeling, die Kants argument niet
opmerkt? Welke dan, en waarom zijn die zo relevant?
Wederkerigheidsbeginsel:
- Kants tweede formulering van de categorische imperatief luidt: ‘Handel zo dat je
de menselijkheid zowel in je eigen persoon, als in de persoon van ieder ander,
nooit enkel als middel gebruikt, maar altijd tegelijk als doel.’
- Wat betekent dit? Dit betekent dat we altijd de vrijheid van onszelf en andere
mensen moeten respecteren om zélf weloverwogen keuzes te maken.
Reflectie: Kant
- Reflectievragen:
o Waarom is het belangrijk (of juist niet belangrijk) om de vrijheid van
mensen te respecteren om zelf keuzes te maken?
o Op wat voor manier drukt deze test beter of juist minder goed uit wat bij
deze vraag moreel in het geding is?
- Of meer in het algemeen:
o Geeft de respect-test mij een goede reden om deze handeling goed te
keuren? Zijn er nog andere redenen waaraan Kant onvoldoende aandacht
besteedt met deze test? Welke zijn dat, en waarom zijn die moreel van
belang?
o Slaagt de respect-test erin om de kenmerken van deze handeling te
selecteren die moreel relevant zijn? Of zijn er ook moreel relevante
kenmerken van deze handeling, die Kants argument niet opmerkt? Welke
dan, en waarom zijn die zo relevant?
College 4 – Recht
Specifiek kader:
- Juridische aspecten van technologieontwikkeling in wisselwerking met de
samenleving.
- Technologieontwikkeling vereist juridische kaders ter bescherming van
maatschappelijke en commerciële belangen.
Wat is recht?
- Hangt af van plaats, tijd, belangen en onderwerp
- Toegespitst op techniek
- Essentieel: wisselwerking van recht en techniek.
Wat is recht?
-
Toenemende afhankelijkheid mens, organisatie, en andere landen.
Daardoor voortdurend verlies van autonomiteit:
o Mensen hebben het gevoel ‘overgenomen’ te worden door ontwikkelingen
en slachtoffer van (commerciële) belangen.
o (Derde wereld-)landen verliezen door toename afhankelijkeheid
soevereiniteit.
Wat is recht?
- ‘Recht is het geheel van de voorwaarden onder welke de willekeur (dit is de
vrijheid als keuzevrijheid) van de ene met de willekeur van de anderen volgens
een algemene wet van de vrijheid kan overeenstemmen’
- ‘Het is de beperking van de vrijheid van elkeen om ze te doen overeenstemmen
met de vrijheid van allen’ (I. Kant)
Wat is recht?
- De poging om allen eenzelfde vrijheid te garanderen door te beletten dat de ene
(groep of individu) de vrijheid van anderen zou beletten of verhinderen.
- Vanuit een zorg voor rechtvaardigheid (is innerlijk) wordt het gedrag (is uiterlijk)
van de burger ingeperkt met als doel het mogelijk maken van een gelijke vrijheid
voor allen.
- Dus, recht ziet op uiterlijkheden, maar heeft een ethisch fundament
Oorsprong / gezag van het recht:
- Positivisme
- Interactionisme
- Natuurrecht
Het begrip recht:
- Rechtswetenschap
- Positief recht
- Rechtsbronnen
- Systeem in ons recht
- Doel en functie van het recht
Rechtswetenschap:
- Natuurwetenschappen: feiten, verschijnselen => ‘zijn’
- Rechtswetenschappen: normen, waarden => ‘behoren’
- Overeenkomsten met natuurwetenschappen
Positief recht:
- Recht zoals dit zich aan ons openbaart
- Rechtsfilosofie:
o Fundering
o Achtergronden van het recht
Rechtsbronnen:
-
Wetten en verdragen
Jurisprudentie
Gewoonte
Ongeschreven recht
Systeem in ons recht:
- Privaatrecht / Publiekrecht
- Materieel / Formeel recht
- Dwingend / Regelend Recht
- Doel: ordening brengen
- Codificatie (continentaal model)
- Jurisprudentieel (anglo / amerikaans model)
- Mix-vorm
Doel en functie van het positieve recht:
- Doel:
o Rechtvaardigheid
o Ordening (rechtszekerheid)
- Functie: mogelijkheid voor ‘conflict’oplossing.
College 5 – Recht
Artikel 10 Grondwet:
- Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, rect op
eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer
- Privacy:
o Van recht om met rust gelaten te worden, tot recht op zelfbeschikking (op
eigen ruimte, eigen persoon, eigen gegevens)
Informatiemaatschappij:
- Opslag en bewerking (computer, chipkaart)
- Verspreiding (netwerk, internet)
- Gebruik (elektronische snelweg)
- Rol van informatie (geld, macht)
- Burger (maatschappelijke gevolgen)
o Kwetsbaarheid
o Sjablonisering
o Privacy
Wet bescherming persoonsgegevens:
- Richtlijn 95/46/EG
- Geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking persoonsgegevens
- Niet-geautomatiseerde gegevens in een bestand
- Uitzonderingen, bv Vrijstellingenbesluit
Persoonsgegeven: Elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare
natuurlijke persoon:
- dat informatie verschaft
- over die persoon
- herleidbaarheid
Bijzondere gegevens: verwerking niet toegestaan dan voor zover zwaarwegend algemeen
belang en bij wet bepaald.
Verwerking:
- verwerking, verantwoordelijke (doel en middelen verwerking) versus bewerker
- Melding verwerking bij CBP tenzij privacyfunctionaris
- Rechtmatige verwerking:
o Toestemmin betrokkene
o Uitvoering / sluiten overeenkomst
o Wettelijke verplichting
o Gevaar verplichting
o Gevaar gezondheid
o Publiekrechtelijke taak
o Gerechtvaardigd belang
Materiéle normen:
- Behoorlijk, zorgvuldig
- Voor welbepaald doel
- Bewaartermijnen
- Verwerking niet onverenigbaar met doel tenzij zwaarwegend belang
- Geheimhoudingsplicht
- Beveiliging.
Beveiliging:
- Exclusiviteit, Integriteit, Continuïteit
- Art 13 en 14 WBP: Technische (PET) en organisatorische maatregelen voor een
passend beveiligingsniveau.
- Risicoklassen persoonsgegevens: publiek niveau (0), basis niveau (I), verhoogd
risico (II), hoog risico (III)
- Aansprakelijkheid; onrechtmatige daad art 6:162 BW en wanprestatie 6:74
Verenigbaar gebruik (i.p.v. intern gebruik en verstrekking aan derden)
- verwantschap doelen
- aard van de gegevens
- gevolgen voor de betrokkene
- wijze van verkrijging
- passende waarborgen
Rechten en Plichten:
- Rechten betrokken: kennisneming, correctie en verzet
-
-
Plicht verwerker: actieve informatieplicht indien gegevens verzameld bij
betrokkene of verkregen op een andere wijze.
Tenzij:
Betrokken op de hoogte
Onmogelijk / onevenredige inspanning
Verstrekking op basis van de wet
Zwaarwegend belang
Toezichthouders:
- CPB: Ontvangt melding verwerkingen en oefent sanctie, advies en controle uit.
- Privacyfunctionaris: aangemeld bij CBP en ziet toe op de verwerkingen van de
verantwoordelijke door wie hij is aangesteld.
o Indien PF, dan geen aanmeldingsplicht voor verwerkingen door de
verantwoordelijke.
o Eisen PF: Kennis, betrouwbaarheid, geheel onafhankelijk, geheimhouding,
geen rapportageplicht aan CBP
Wijzigingen nav 2002/58/EC (privacy and electronic communications)
- Telecommunicatiewet, Cookies
- WBP
Certificatiedienstverleners en privacy
- Richtlijn elektronische handtekening (1999/93/EG)
- Verwerking alleen rechtmatig bij uitdrukkelijke toestemming betrokkene
Doorvoer naar landen buiten EU:
- Hoofdregel: passend beschermingsniveau
- Uitzondering:
o Toestemming betrokkene,
o Overeenkomst
o Algemeen belang
o Vitaal belang betrokkene
o Vergunning Minister van Justitie
EU – VS Safe Harbor Principles
- Kennisgeving
- Keuze
- Verdere doorgifte
- Beveiliging
- Integriteit van gegevens
- Toegang Rechtshandhaving
College 6 – Recht
Onderscheid:
- Goederen
o Product van fysieke arbeid
o Uniek
o Specifiek materiële bescherming
- Gegevens
o Vrucht van geestelijke arbeid
o Meervoudig ter beschikking
o Bij kopie: verlies exclusieve beschikking
o Specifiek immateriële bescherming
Wet computercriminaliteit:
- Het vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van een geautomatiseerd werk
of werk voor telecommunicatie strafbaar wordt gesteld, evenals het veroorzaken
van stoornis in de werking of het verijdelen van een ten opzichte van zodanig
werk genomen veiligheidsmaatregel.
- Nieuw: ook ‘de verlening van diensten’ is opgenomen als een belang dat
beschermd dient te worden
- In het verlengde van de bepalingen betreffende de algemene veiligheid: vernielen,
beschadigen of onbruikbaar maken van werken die dienen ten algemenenen nutte,
strafbaar
Wet computercriminaliteit:
- Artikel 350a (belangrijk)
o Het stelt strafbaar het opzettelijk en wederrechtelijk veranderen, wissen,
onbruikbaar of ontoegankelijk maken van, dan wel andere gegevens
toevoegen aan, gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk
zij nopgeslagen, worden verwerkt of overgedragen.
- Computervredebreuk
o ‘Hacken’: 138asr strafbaar: tenzij beveiligd.
o Inzien van gegevens is niet strafbaar
Wet computercriminaliteit (CCI)
- Valsheid in geschrift (art. 225 sr) voldoende armslag
- Betaalpassen en waardekaarten
- Gegevens met geldwaarde in het handelsverkeer
- Gegvesn: in economisch verkeer verhandelbaar (bepaalde geldswaarde)
Computercriminaliteit:
- Misbruik: gevaar voor beschikbaarheid, betrouwbaarheid en exclusiviteit van info
en media.
- Criminaliteit en internet: ten aanzien van- en met behulp van internet.
- Computergegevensarrest
- Wet computercriminaliteit: I: computervredebreuk (art 138a), virussen (350a en
350b)
Computercriminaliteit:
- Cryptografie
- Voorstel CCII: aansprakelijkheid van tussenpersonen, vernietiging van
computergegevens, ontsleuteling, opgeslagen en stromende gegevens, e-mail
bescherming, opsporingsonderzoek op openbare computer netwerken.
- Richtlijn E-commere (2000/31/EG) aansprakelijkheid van de provider, rollen
elektronische tussenpersonen.
- Cybercrime verdrag: meer intern. Samenwerking, harmonisatie m.b.t. begrip
computercriminaliteit bij nationale staten onderling.
Wetswijziging CCII
- Reparatie: art80quinquies en septies Sr en aanpassing structuur van diverse
bepalingen.
- Reparaties: formuleringen van art. 138a Sr, 350a Sr, 350b, 371
- Opheffing ambtsdelicten.
- Verruiming art. 232 Sr (waardekaart)
College 7 – Recht
Intellectuele eigendomsrechten:
- Onderscheid octrooi en auteursrecht voor programmatuur
- Richtlijn rechtsbescherming programmatuur, auteurswet, overdracht
auteursrechten programma’s , programma licentie, shrink wrap licentie, escrow
- Databanken, Europese databankrichtlijn, auteursrechtelijke bescherming
databank, internet
Software en ‘IPR’
- Specifieke bepalingen in bepaalde computercontracten
o Software-gebruiksrechtcontracten (closed en open source software)
o Software-ontwikkelingscontracten
o Hardware-contracten
o Systeem- contracten
o Onderhoudscontracten
- Hierbij speelt software-bescherming meestal een belangrijke rol.
Software en ‘IPR’
- Wanneer wordt beschermd:
o ‘Computerprogramma moet in die zin oorspronkelijk zijn dat het een eigen
schepping is van de maker’
 Lage onderdrempel: komt dit wel overeen met (algemene
Nederlands) vereiste van ‘eigen, oorspronkelijk karakter en
persoonlijke stempel van de maker’ ten aanzien van de wijze van
uiting?
- Wat wordt beschermd:
-
o De uitdrukkingswijze, de vorm
 Dus niet de ideeën / beginselen die ten grondslag liggen aan enig
element van het programma of aan interfaces daarvan.
Waar wordt tegen beschermd:
o Openbaarmaking en verveelvoudiging, zonder toestemming van de
rechthebbende.
o Ten aanzien van software stelt de wet: ‘Verveelvoudigen omvat mede het
laden, in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag, voor zover
voor deze handelingen het verveelvoudigen van dat werk noodzakelijk is’
 Dus allerlei handelingen die de gebruiker van software als
‘normaal’ gebruik beschouwt, leveren ‘verveelvoudiging’ op,
waarvoor in principe uitdrukkelijke toestemming van de
rechthebbende vereist is.
Software en ‘IPR’:
- Uitzonderingen:
o ‘Normaal gebruik’ van het programma: verveelvoudiding die noodzakelijk
is voor het met dat programma beoogde gebruik is toegestaan, tenzij
ánders is overeengekomen, maar niet kan worden verboden (binnen het
kader van ‘normaal gebruik’):
 Verveelvoudiging in kader van laden, in beeld brengen, uitvoering
of vebetering van fouten
 Back-up kopie
 Observeren, bestuderen, uittesten teneinde ten grondslag liggende
ideeën / beginselen te achterhalen
 Decompilatie / reverse engineering.
College 8 – Ethiek
Waarom beroepsethiek?
- Een beroepbeoefenaar heeft speciale rechten en verantwoordelijkheden
- Verantwoordelijk is de persoon of de instantie die als (mede-) oorsprong van een
handelingseffect kan worden aangemerkt of die zich in een rol, positie of functie
bevindt, die met aanspreekbaarheid gebaard gaat.
Reikwijdte verantwoordelijkheid:
Politici
Beleidsmakers
Opdrachtgevers
Managers
Ingenieurs
Wetenschappers
Gebruikers
Actieve verantwoordelijkheid:
- Vooruitkijkend
- Handelen in het heden staat centraal
- Voorkomen van ongewenste situaties in de toekomst
- Creëren van gewenste situaties in toekomst
- Verantwoordelijkheidsbesef
Morele competentie: ‘Morele competentie is de bekwaamheid en de bereidheid om
taken adequaat en zorgvuldig uit te oefenen, rekening houdend met alle in het geding
zijnde belangen, gebaseerd op een redelijke beoordeling van de relevante feiten.’
Karakteristieke beroepsgroepen:
- Een op de beroepsuitoefening gerichte opleiding
- Collectieve en individuele autonomie
- Professionele cultuur ondersteund door formele beroepsorganisaties
- Een ethische code
- Een sociale functie
Informatica geen gevestigd beroep:
- Gebrek aan eensgezindheid
- Grote diversiteit aan werkzaamheden
- Groot aantal functie- en beroepsaanduidingen
- Grote verschillen in achtergronden van de informatica ingenieurs
Belang van gevestigd beroep: Monopolie van controle en zelfregulering
- Door middel van:
o Het overtuigen van publiek van zeer specialistische kennis
o Alleen de beroepsgroepbeoefenaren behoren zich bezig te houden met
bepaalde werkzaamheden
Code van RI: ‘Bij mijn handelen als informaticus zal ik steeds het belang van de
samenleving in al haar facetten positief dienen. Ik heb mij daarom laten registreren in het
register van Informatici. Ik geef daarmee te kennen dat ik als zodanig publiekelijk
herkenbaar wil zijn, en aangesproken wil worden op de gedragscode.
Beroepsrelaties:
- Werkgever / werknemer
- Klant / beroepsbeoefenaar
o Vertegenwoordiger
o Paternalisme
o Vertrouwen
- Maatschappij / beroepsbeoefenaar
- Beroepsbeoefenaar / beroepsbeoefenaar
Typen gedragscodes:
-
-
-
Aspirationele code: Code die aangeeft welke idealen een beroepsgroep of bedrijf
zelf nastrevenswaardig acht. De functie van een dergelijke code is aan de
buitenwereld duidelijk maken waar de beroepsgroep of het bedrijf voor staat.
Adviserende code: Code die als doel heeft individuele beroepsuitoefenaren of
individuele werknemers bij te staan bij het tot een moreel oordeel komen in
concrete situaties.
Disciplinerende code: Code die als doel heeft te bereiken dat het gedrag van alle
beroepsuitoefenaren of werknemers aan bepaalde normen voldoet.
Conflicterende verantwoordelijkheden:
- 25e lancering van een space shuttle
- Klokkenluider: Werknemer die misstanden in zijn onderneming aan de kaak stelt
zonder toestemming en in strijd met zijn geheimhoudingsplicht.
o Ernstige schade
o Duidelijke aanwijzing
o Proportionaliteit
o Laatste toevlucht
o Zuivere motieven
Gedragscode:
- Code waarin organisaties of verenigingen richtlijnen vastleggen, die aangeven wat
zij als verantwoord of juist gedrag van haar leden beschouwen of welke normen
en waarden richtinggevend in dat gedrag en bij het nemen van beslissingen dienen
te zijn.
- Belangrijk instrument om vertrouwen in de onderneming of beroepsvereniging te
wekken bij consumenten, beleggers, medewerkers en het publiek.
- Spiegel die men zichzelf en anderen kan voorhouden, maar waarop men ook kan
worden aangesproken.
Beroepscode:
- Integere en competente beroepsuitoefening
- Verplichtingen naar opdrachtgevers en werkgevers
- Maatschappelijke verantwoordelijkheid en verplichtingen naar het publiek.
Bedrijfscode
- Code
o De missie van de organisatie
o Kernwaarde (integriteit, respect, professionaliteit)
o Verantwoordelijkheid
- Deelcode
o Normen en regels
Tekortkomingen van gedragsregels:
- Onbekendheid en window-dressing
- Vaag en potentieel tegenstrijdig
- Handhaving is moeilijk
Download