HOFCULTUUR-MUZIEK L’Orfeo van Claudio Monteverdi Wat hoor ik? We kijken naar een fragment uit de opera L’Orfeo, uitgevoerd door De Nederlandse Opera in 1997. Deze opera is aan het begin van de 17de eeuw gemaakt door de Italiaanse componist Claudio Monteverdi. In het fragment zien we de hoofdpersoon Orfeus die op zoek is naar zijn geliefde Euridice. Zijn geliefde is in de onderwereld, gestorven aan een slangenbeet. Om daar te kunnen komen moet Orfeus de rivier Styx oversteken. Deze oversteek kan worden gemaakt door hulp van de veerman. Maar de veerman wil Orfeus niet meenemen naar de overkant. Orfeus gebruikt zijn muzikalen talent. Met al zijn krachten zingt hij een lied voor de veerman. De veerman wordt door het lied in slaap gezongen. Orfeus kan nu met de boot van de veerman naar de overkant van de riever Styx varen. Aan de overkant van de rivier bevindt zich de onderwereld waar de god Pluto heerst. We zien in dit fragment een uitvoering. We horen in de muziek variaties in de toonhoogte. De tonen van de muziek ondersteunen het drama van de hoofdpersoon, ze vullen het spel aan. Er worden woorden gezongen die uit verschillende hoogten bestaan. De gezongen tekst en de muziek van het orkest verschillen ook van toon. Wanneer de zanger over hoop zingt, zijn de tonen van de muziek hoger dan wanneer hij zichzelf bevraagt. De verschillende tonen duren niet allemaal even lang. Sommige tonen zijn langer dan anderen. In de meeste gevallen zitten de langere tonen aan het einde van een zin. Ze lijken een afsluiting te vormen van de zin. In het fragment hoor je ook veel haperingen: Korte tonen volgen elkaar snel op. Over het algemeen is het stuk in deze uitvoering vrij rustig te noemen. De zangstem en het orkest mogen dan af en toe versnellen, de ondertoon in dit stuk bewaakt de kalmte. Dat wil niet zeggen dat er niet in tempo gewisseld wordt. Het stuk is heel dynamisch. Dat kunnen we horen aan de verschillende klanksterkten. Ook in de dramatiek van de hoofdpersoon wordt er gewisseld in de sterkte van de bewegingen. Deze twee hangen dan ook sterk samen. De klankkleur in dit fragment is overwegend zwaar en donker van aard. De tonen zijn vrij laag en ze zijn ook rustig. Het geeft een meeslepende en verdrietige of trieste indruk. Af en toe hoor je in de muziek van het orkest een kleine afwisseling van klankkeur. Het orkest klinkt dan heel licht, luchtig en frivool. Deze klankkleur wordt door violen en fluiten voortgebracht. De stijl waarin deze muziek geschreven is, is de monodie. Hierbij is het verstaan van de woorden heel belangrijk. We kunnen de zanger dan ook heel goed naast het orkest horen. Het orkest verzorgt bij de zang een baslijn, bestaande uit bas akkoorden. Ook deze baslijn kun je goed horen. Deze opera is geschreven voor het hof van Mantua, in opdracht van vorst Vincenzo Gonzaga. Het stuk is gemaakt ter gelegenheid van Carnaval en heeft een vermaaksfunctie. De zang was een middel om een verhaal te kunnen vertellen. Je kan het zien als een humanistisch manifest. Een aspect nader bekeken Het verbinden van de christelijke heilsgeschiedenis en de klassieke oudheid. De inhoud van L’ Orfeo is gebaseerd op een mythologisch verhaal uit de klassieke oudheid (waarnaar de Renaissance zich richtte). Namelijk het verhaal van Orfeus en Eurydice. Op twee manieren zijn in L’ Orfeo het klassieke en christelijke denken verenigd. Ten eerste door de belangstelling voor de schoonheid van het menselijk lichaam ontleend aan de klassieke kunst. Deze wordt verbonden met de christelijke (bijbelse) zienswijze waarin de mens naar God’s evenbeeld is geschapen. Het weergeven van een ideaal menselijk lichaam werd daardoor gezien als een afspiegeling van goddelijke schoonheid. Denk hierbij in het stuk L’ Orfeo aan de schoonheid van Eurydice. Ten tweede door het gebruik van allegorische voorstellingen. Een allegorie is de verbeelding van een abstract begrip d.m.v. personificatie. De voorstelling (het verhaal) komt meestal uit de mythologie. De mythologie wordt gebruikt omwille van de diepzinnige betekenis die eraan werd toegekend. Er zijn hierin drie varianten. Bij de eerste wordt de allegorie ingezet om een (abstract) begrip weer te geven. Om deze reden zette ook Monteverdi de allegorie in. Hij wilde in het stuk L’Orfeo laten zien welke kracht muziek heeft. Dit doet hij d.m.v. een personificatie in de vorm van Orfeus. Orfeus kon namelijk met zijn gezang en poëzie de bovennatuurlijke machten naar zijn hand zetten. We zien dit in het fragment terug wanneer Orfeus zijn gezang gebruikt om de Veerman te beïnvloeden. Een andere beweegreden om een allegorie in te zetten kan zijn om de boodschap of (christelijke) moraal weer te geven. En als laatste om politieke reputatie of macht uit te drukken. O.a. door deugden van vorsten via personificaties, vorsten voorgesteld als Olympische goden of als Griekse, Romeinse of Christelijke keizers. Monteverdi koos het verhaal van Orfeus niet alleen omwille van de muzikale krachten. Ook koos hij dit verhaal om duidelijk te maken aan het publiek hoe de mensen moeten leven. In Orfeus zit namelijk het hoge ( zijn goddelijk talent) en tegelijkertijd het zwakke ( menselijke tekortkomingen, verleidingen niet kunnen verstaan) verborgen. De mens leert van dit verhaal dat zelfbeheersing heel belangrijk is. Daarnaast dat men niet op het geluk moet vertrouwen, want dat gaat voorbij. Een andere belangrijke inhoud is, volgens het Renaissance-ideaal, dat de mens weliswaar onderworpen is aan het lot, maar dat hij zelf mee kan bepalen of het goede of kwade zal overwinnen. De macht van de liefde werd superieur geacht over het kwaad. In L’ Orfeo zien we dat Orfeus met zijn liefde Eurydice uit de onderwereld (het kwade) kan halen. Deze gedachte komt overeen met de christelijke heilsgeschiedenis, waar ook de liefde van het kwade overwint. Hoe is het werk tot stand gekomen? Claudio Monteverdi componeerde de opera L’Orfeo, wat de eerste echte succesvolle opera zou worden. Hij werd voor het eerst in 1607 opgevoerd aan het hof van Mantua. Deze eerste opera, die de overgang van de Renaissance in de Barok markeert, was er natuurlijk niet zomaar. Het idee voor het maken van een opera kwam van de hertog van Mantua: Vincenco Gonzaga, naar aanleiding van een toneeluitvoering met intermezzo’s van gezang. Deze manier van theater maken kwam voort uit onderzoek naar de tragedies uit de Griekse klassieke oudheid. Een groep van wetenschappers in Florence, de Camerata, kwam tot de slotsom dat er in de klassieke tragedies door de Grieken werd gezongen in plaats van gesproken. Deze gezangen, zo dacht men, werden niet muziekaal ondersteund. Deze ontdekking leidde ertoe dat er in de muziek monodieën werden gecomponeerd. Een monodie bestaat uit een vocale bovenstem met een baslijn, de basso continuo, als onderstem. Voor die tijd waren er andere ideeën die ten grondslag lagen aan de muziek. De muziektheorie uit de Renaissance, van voor de monodie, bestond uit strenge regels over de harmonie naar de klassieke opvattingen. De harmonie van de godenwereld werd door de muziek in de echte wereld weerspiegeld. Het ging vooral om de klankschoonheid. De muziekstukken, uit de tijd van Monteverdi, die volgens deze regels werden gecomponeerd, noemen we polyfoon. Binnen het stuk mocht er niet gewisseld worden in toonsoort. Deze stukken hebben meerdere stemmen die samen gaan. De tekst is daardoor bijna niet te verstaan. Uit de behoefte aan verstaanbare zangpartijen ontstond de monodie. De keuze voor het verhaal wordt als een logische keuze beschouwd. Je kunt je natuurlijk afvragen waarom dat zo is. Orfeus is een man die met zijn personage de muziek vertegenwoordigd. Hij is in staat om met zijn gezang een god in slaap te wiegen. Hiermee vormt hij een verbinding tussen de werkelijke en de bovennatuurlijke wereld. De teksten van de opera, het libretto, zijn overigens niet geschreven door Monteverdi zelf. Allesandro Striggio is de schrijver van deze teksten die hij baseerde op een al eerder geschreven toneelstuk. In de polyfonische muziek is het zo dat de harmonie in de muziek belangrijker was dan de gezongen teksten. Omdat Plato stelde dat muziek niets anders is dan taal, werd taal door de Camerata bestempeld als leidend voor de muziek. De L’Orfeo is naar dit principe gecomponeerd en hier heeft de harmonie een dienende rol. Volgens de Grieken kon muziek het gemoed van het publiek beïnvloeden. De beginnende Barokmuziek, waartoe we De L’Orfeo kunnen rekenen, heeft als kenmerk het publiek emotioneel aan te spreken. Monteverdi was uitstekend in staat om zijn muziek dramatische kwaliteiten te geven. Hij maakte hiervoor gebruik van dissonanten, wat voor die tijd zeer vernieuwend was. Door te experimenteren met dissonanten, probeerde Monteverdi spanning in zijn muziek te brengen. De eerste uitvoering van de opera had een einde waarin Orfeus wordt verscheurd door bacchanten: nymfen van de god Dionysos. Dit einde is vrij somber en het is aannemelijk dat dit einde ongeschikt bleek voor een grote uitvoering aan het hof. Met de opera-uitvoering probeert de hertog van Mantua zichzelf te profileren ten opzichte van de andere hoven. De context Rond 1600 ontstond er in Europa de hofcultuur. Alle steden hadden hoven die met elkaar concurreerde op het gebied van kennis en met de schoonheid van de kunsten. Waar in tijden van oorlog van de hertogen en vorsten werd verwacht dat ze hun onderdanen beschermde en voedde, werd er in tijden van vrede gevraagd om kennis en de schoonheid van de kunsten. De teneur was dat kunst en kennis een positieve, beschavende werking konden hebben op het volk. De opera vindt zijn oorsprong in Noord – Italië, in Florence, rond 1600. (Hier werd de eerste opera geschreven.) In deze stad kwam een humanistische groep van dichters, geleerde, filosofen en componisten die zich zelf de Camerata noemde, bij een. Zij spraken met elkaar over de kunsten en waren opzoek naar een nieuwe unieke muziekvorm. In de beeldende kunsten en architectuur werd er door kunstenaars terug gekeken naar de klassieke oudheid. Harmonie, evenwicht, perfecte verhoudingen en de mens stonden in de renaissance centraal. We zien bijv. bij het gebouw Palazzo Rucellai, hoe de architectuur zich hier toe verhoudt. De architect Leon Battista Alberti heeft onder andere door middel van de doorlopende pilaster gezorgd voor de perfecte verhoudingen, evenwicht en harmonie van deze voorgevel. De Camerata volgde hun voorbeeld, en keken terug naar de tragedie van de Griekse Oudheid. Zij dachten dat deze in zijn geheel gezongen werd. Met dit gegeven zochten ze naar een muziekvorm waar dit in paste. Het streven was om een muzikaal drama te maken waarin muziek, poëzie, dans en drama samengaan. Zo ontstond in 1598 de eerste opera: Dafne, gecomponeerd door Jacopo Peri. Vincenzo Gonzaga Aan het hof van Florence werd de opera niet goed ontvangen. In 1600 werd de tweede opera voorgedragen tijdens de huwelijksdag van Maria de Medici en de Franse koning Hendrik IV. Twee gasten van het huwelijk zagen wel degelijk iets in deze muziekvorm. Vincenzo Gonzaga, hertog van Mantua heeft de opera meegenomen naar het hof van de Gonzaga`s. Hier had hij een befaamde muzikant in dienst; Claudio Monteverdi. Monteverdi werd omstreeks 1590 in dienst genomen als zanger en violist. In 1601 werd hij benoemd tot maestro di capella. Doordat hij in opdracht werkte van de Gonzaga’s werd hij gestuurd in het geen hij maakte/musiceerde. Door de wens van het hof en de beïnvloeding van de Camerata kwam zijn eerste opera tot stand. L’ Orfeo (voluit: La favola d’ Orfeo) in 1607. Het verhaal van Orfeus werd gedragen door de zang waarmee hij de drama verwekte. In het fragment van de Nederlands opera uit 1997, waar Orfeus naar het hiernamaals reist om zijn vrouw terug te brengen, zien we hoe een enkele man het poëtische verhaal zingt en tegelijkertijd toneel speelt. In de tijd dat Monteverdi repeteerde waren er geen solozangers in dienst. Hij had de beschikking over kerkkoren en begeleiden deze met ‘bij elkaar geraapte’ instrumenten. Om de opera bij het publiek aan te laten slaan leende Monteverdi de pracht en praal van de gewijde muziek. In het paleis van Mantua was een speciale zolderzaal waar Monteverdi zijn instrumentale muziek en kamermuziek voorspeelde aan zijn vorst en buitenlandse gasten. Het hof verwierf een goede status door componisten als Monteverdi in dienst te hebben. Ook voor de kunstenaar was het van belang om in dienst te zijn bij een groot en machtig vorst. Zijn status en bekendheid werd hierdoor ook groter. Bronnen: Ruud van Capelleveen, 2002, Claudio Monteverdi (1567-1643) Biografie. Verkregen op 1 maart 2013, http://www.cultuurarchief.nl/klassieke-muziek/data/monteverdiclaudio.htm Omroep NPS, Documentaire over de geschiedenis van de Opera door de eeuwen heen. Gepresenteerd door Howard Goodall. 28 September 2003. Arnoud Herings, Hand-out Barok en Verlichting, 2011 Wikipedia, L’Orfeo (versie 16 juni 2012), http://nl.wikipedia.org/wiki/L%27Orfeo (28 februari 2013) Wikipedia, Meanaden (versie 25 december 2012), http://nl.wikipedia.org/wiki/Bacchanten (1 maart 2013) Evert van Reijswoud e.a., Hofcultuur van de 16de en 17de eeuw (Utrecht 2002) DVD: De Nederlandse Opera, Claudio Monteverdi L’Orfeo